Geo-informatie gaat een cruciale rol spelen bij de transitie naar het digitale stelsel omgevingswet (DSO). Een aantal gemeenten lopen bij de implementatie het DSO voorop en vormen hun eigen aanpak. Tijd voor Geonovum om de regie te nemen en te komen tot een gestandaardiseerde aanpak die voor zowel grote als kleine gemeenten haalbaar is. In dit GIS magazine interview lees je meer over mijn ervaringen en wensen met betrekking tot dit onderwerp.
Standaarden in de praktijk. Ontzorgen met Geo-informatie
1. maart 2018
13
Geo-informatie is ‘key’ bij Geofoxx. Zozeer zelfs dat het recent benoemd is als een van de focusgebieden in
het dienstenaanbod van het adviesbureau.
Standaarden
G
eo-informatie is ‘key’ bij Geofoxx.
Zozeer zelfs dat het recent benoemd
is als een van de focusgebieden in
het dienstenaanbod van het adviesbureau.
Als milieu-experts zijn Egbert van Milgen en
zijn collega’s dan ook bij uitstek eindgebrui-
kers van geo-data en de bestaande geo-stan-
daarden. Toch heeft hij soms het gevoel dat
hij en zijn vakgenoten te ver afstaan van alle
ontwikkelingen die op komst zijn. Wat gaat
de Omgevingswet voor gevolgen hebben? En
de Basisregistratie Ondergrond (BRO)? Wat
zijn de tools die in dit verband in ontwikke-
ling zijn? Wordt er wel voldoende vanuit de
eindgebruikers gedacht? En wie bepaalt uit-
eindelijk hoe nieuwe geo-standaarden in de
praktijk gaan werken? Is dat Geonovum, of
zijn het toch de grote softwareleveranciers?
Steeds meer geo-data
“Bodem, water en ruimtelijke vraagstukken
zijn van oudsher de hoofdthema’s waar wij
ons op richten”, vertelt Van Milgen. “Maar
sinds kort is het thema ‘GIS-data’ als zelf-
standig focusgebied toegevoegd in ons dien-
stenaanbod. Dat komt omdat werkelijk alles
wat wij doen met ruimtelijke informatie heeft
te maken. Of het nu gaat om bodemonder-
zoek, saneringen, bestemmingsplannen of
historisch onderzoek, de geografische com-
ponent staat centraal en helpt om onze data
te structureren. Net zoals waarschijnlijk veel
andere milieubureaus zijn wij aan het kijken
hoe wij onze diensten op dit gebied steeds
beter kunnen aansluiten op de nieuwste ont-
wikkelingen.”
Bijna real time
Welke ontwikkelingen dat zijn? Een belang-
rijk verschil met nog niet zo heel lang geleden
is dat er steeds meer mogelijkheden zijn om
gedetailleerd en bijna real time geo-data op
te slaan. Van Milgen: “Als we vroeger een
bodemonderzoek hadden uitgevoerd, dan
werd er een rapport opgesteld, de onder-
zoekslocatie werd aangegeven, de resultaten
opgesomd, een tekening erbij, en dat docu-
ment ging naar de aanvrager om uiteindelijk
ergens te worden opgeborgen. Klaar. Maar
iets wat we vroeger veilig vonden, kan op ba-
sis van nieuwe inzichten nu onveilig zijn. Als
bodemadviseurs willen wij weten wat het ef-
fect is van wettelijke wijzigingen. Als een vei-
ligheidsnorm verandert, zoals bijvoorbeeld
het geval is geweest met toegestane loodcon-
centraties, dan kun je dat niet negeren. Om-
dat we tegenwoordig in ons interne systeem,
per punt op de kaart, alle bodeminformatie
en data opslaan die we hebben, kunnen we
meteen terugzien waar de nieuwe waarden
implicaties hebben. Zo kunnen we ook actief
terugkoppelen aan onze klanten wat voor
hen eventueel de gevolgen zijn van dit soort
wijzigingen.”
Open én closed source
Als het gaat om geo-data maakt Geofoxx ge-
bruik van diverse bronnen en systemen. “Zo
veel mogelijk open source”, benadrukt Egbert
Iedere dag werken overheid en uitvoeringsorganisaties aan het vastleggen, be-
heren en beschikbaar stellen van geo-informatie volgens standaarden. Wie zijn
de eindgebruikers van deze data? En wat doen zij er allemaal mee? Zijn stan-
daarden belangrijk voor hen, of staan ze ontwikkelingen in de weg? In een serie
vraaggesprekken gaan wij op zoek naar de gebruikers van geografische data en
proberen wij een beeld te krijgen van hun ervaringen en wensen. Deze keer is de
beurt aan Egbert van Milgen, GIS-adviseur bij milieu-expertisebureau Geofoxx.Door Rob Burkhard
Standaarden in de
praktijk
Ontzorgen met geo en GIS
2. 14
maart 2018
“Bodem, water en ruimtelijke vraagstukken zijn van oudsher de hoofdthema’s waar wij ons op richten”,
vertelt Egbert van Milgen van Geofoxx.
Milieu-adviesbureaus zoals Geofoxx worden vaak ingeschakeld om gemeenten te ontzorgen en moeten de standaar-
den en tools dus ook kunnen gebruiken.
Standaarden
te ontzorgen en moeten de standaarden en
tools dus ook kunnen gebruiken. “Soms zijn
wij nog meer gebruiker dan gemeenten zelf”,
merkt hij op. De vraag is dan ook of er wel
voldoende inspraak is vanuit de totale groep
van eindgebruikers. “Wij zijn nu al bezig
om onze klanten er concreet op voor te be-
reiden dat de Omgevingswet eraan komt”,
licht Van Milgen toe. “Als het zover is, dan
komt er namelijk heel veel op gemeenten af.
De nieuwe informatievoorzieningen die wor-
den geschetst, zijn prachtig. Maar de data
moeten wel ergens vandaan komen en in veel
gevallen zullen het de gemeenten zijn die dat
soort data moeten gaan leveren. Wij willen
ze ondersteunen door hun data op zo’n ma-
nier te organiseren dat ze er straks goed mee
uit de voeten kunnen. Maar dan moeten wij
natuurlijk wel weten hoe het allemaal zit!”
Goed gebruiken
Of het nu gaat om gemeenten, softwareleve-
ranciers of de makers van de BRO en de Om-
gevingswet, iedereen heeft er belang bij dat
de standaarden en tooling die worden ont-
wikkeld, ook goed gebruikt zullen worden.
Egbert van Milgen: “Vandaar dat wij ons nu
al moeten afvragen… Hoe zien die tools er-
uit? Wat zit erin? Hoe gaan gemeenten het
inzetten? Hoe is de vertaling gerealiseerd van
visie naar de echte tools? Is er voldoende na-
gedacht over het uiteindelijke gebruik? Of zit-
ten we aan het einde van de rit met een tool
waarvan we denken… hadden we het maar
zus en zo ingestoken.”
Mechanismen
Bij de BRO-ontwikkeling wordt door Geon-
ovum nadrukkelijk gezocht naar inbreng
door experts uit het veld. Experts worden uit-
genodigd om (tegen betaling) mee te denken
ik naar een leveranciersbijeenkomst ga, dan
ben ik een vreemde eend in de bijt. Maar
als ik bij een bijeenkomst over het Digitaal
Stelsel Omgevingswet (DSO) voor beleidsma-
kers aanschuif, dan hoor ik daar wéér een
andere taal. De ene groep is visionair bezig:
welke veranderingen moet het DSO mogelijk
maken? De andere groep is praktisch aan
het nadenken over technische oplossingen:
hoe moet ik mijn database inrichten? Dat is
de fase waarin we nu zitten. Maar er komt
onherroepelijk een volgende fase. De fase
waarin de database is gevuld en de tooling
klaar is. En dan? Wie moet de tooling ge-
bruiken?”
Wie zijn de eindgebruikers?
Egbert van Milgen verwijst hier indirect naar
zichzelf. Milieu-adviesbureaus zoals Geofoxx
worden vaak ingeschakeld om gemeenten
van Milgen. “Het werkt vaak goed en de ver-
dere ontwikkeling, daar dragen we graag
aan bij. OpenStreetMap is bijvoorbeeld een
voorziening die we graag gebruiken, net als
QGIS en GRASS GIS. Dat neemt overigens
niet weg dat we ook betaalde pakketten ge-
bruiken. Bij het inzetten van PDOK-data bij-
voorbeeld, maken we vaak gebruik van Esri-
pakketten, omdat het rechtstreeks ophalen uit
PDOK vaak wat omslachtig werkt. De hoe-
veelheid beschikbare data via PDOK is zó
groot, dat het rechtstreeks toepassen van die
data soms nog een flinke puzzel is voor, wat
ik noem, ‘gewone’ gebruikers. Maar als an-
dere partijen een praktische vertaling maken
op basis van die data, dan maken we daar
weer dankbaar gebruik van. Meervoudig ge-
bruik van data is top. De bekende kaartver-
talingen door Jan-Willem van Aalst zijn daar
ook een mooi voorbeeld van.”
Goed nieuws
Met het toenemende gebruik van geo-data
neemt ook het belang toe van geo-standaar-
den. “Dat is evident”, vindt Van Milgen.
“Dankzij de BGT (Basisregistratie Groot-
schalige Topografie), BRT (Basisregistratie
Topografie) en andere basisregistraties wordt
het breed uitwisselen van data efficiënter en
eenduidiger.” En dat is goed nieuws volgens
hem. Net zoals het goed nieuws is dat er een
Basisregistratie Ondergrond (BRO) komt en
een Omgevingswet. Toch zijn het juist die
twee grootscheepse initiatieven waarbij hij
onwillekeurig ook even zijn wenkbrauwen
fronst. “Wij proberen zo goed mogelijk op
de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen”,
legt hij uit. “Ik ga veel naar informatiebijeen-
komsten, maar eigenlijk is dat al de plek
waar ik soms problemen zie ontstaan. Als
3. 15
maart 2018
over de te nemen stappen. “Dat is de enige
juiste aanpak”, beaamt Van Milgen. Maar in
de praktijk ziet hij nog veel andere mecha-
nismen in werking. Als voorbeeld noemt hij
de 3D-ontwikkelingen bij Rotterdam. “In het
kader van de ontwikkelingen rond het DSO
ben ik bij een bijeenkomst geweest waar de
laatste ontwikkelingen in Rotterdam werden
getoond. Rotterdam is bijzonder ver op dat
gebied. Het inmeten van kabels en leidin-
gen, het gebruik van luchtfoto’s, auto’s met
camera’s die de zijkanten van gebouwen fo-
tograferen, boomwortels die onder de grond
geprojecteerd worden, zo onderhand lukt het
Rotterdam om de hele stad in een 3D-weer-
gave te reproduceren. En dat is fantastisch.
Zeker als je bedenkt hoe bij zoiets als de BRO
3D een grote rol moet gaan spelen. De enige
vraag die ik mij hierbij stel is in hoeverre Rot-
terdam nu zelf, vanuit haar eigen praktijk,
een de facto standaard aan het verzinnen is.
Want dat is in feite wat er gebeurt. Je ziet
dat ze heel specifiek velden invullen met infor-
matie die voor hen belangrijk is. Maar voor
andere gemeenten kunnen de behoeften heel
anders zijn.”
Laat de praktijk haar werk doen
Van Milgen begrijpt dat een deel van de
aanpak rond de Omgevingswet berust op
het principe van ‘learning by doing’. Laat
de praktijk haar werk doen, en de voorbeel-
den die succesvol zijn, komen dan vanzelf
bovendrijven om de transitie verder vorm te
geven. Het Groningse Knooppunt Gegevens
is misschien wel zo een voorbeeld. Het 3D-
model van Rotterdam misschien ook. Bij de
BGT ging het ook zo, herinnert Van Milgen
zich. En hoewel hij niet wil klagen over wat
er bereikt is, wijst hij ook in dat verband op
de volgens hem grote invloed die door soft-
ware-ontwikkelaars wordt uitgeoefend. Hij
is bereid zijn standpunt toe te lichten: “Als
grote adviespartijen en één van de grote vier
gemeenten om de tafel gaan zitten om hun
BGT-aanpak te bespreken, dan is volgens mij
de driehoek niet compleet. Dat wat zij beden-
ken is al gauw − bedoeld of onbedoeld −
bepalend voor andere, kleinere partijen die
dezelfde software (moeten) gaan gebruiken.
Maar wie zorgt ervoor dat de formats die de
betreffende adviseur en gemeenten ontwikke-
len ook bruikbaar zijn voor andere partijen?
Zou een partij als Geonovum niet standaard
óók een plek aan diezelfde tafel horen te heb-
ben?”
Standaarden voor iedereen
Egbert van Milgen beseft dat zijn woorden
de indruk kunnen wekken dat hij de grote
partijen hun succes niet gunt. “Maar dat is
absoluut niet het belang van waaruit ik rede-
neer”, verzekert hij. “Net als gemeenten, bur-
gers en alle andere milieu-expertisebureaus
zijn wij gebaat bij een zo bruikbaar moge-
lijke vertaling van de nieuwe registraties en
geo-standaarden. En het enige waarover ik
een signaal wil afgeven, is dat wij − vanuit
ons perspectief − ons soms een buitenstaan-
der voelen die in de nabije toekomst wél met
al die nieuwe zaken moet werken. Daarom
vinden wij dat een partij als Geonovum best
nog wat strakker de regie mag voeren op ont-
wikkelingen. Gewoon om ervoor te zorgen
dat de nieuwe standaarden en tools ook echt
voor iedereen zullen zijn.”
Rob Burkhard r.burkhard@geonovum.nl is communications &
content-specialist bij Geonovum.
www.geonovum.nl
Bij de BRO-ontwikkeling wordt door Geonovum nadrukkelijk gezocht naar inbreng door experts uit het veld.
Deze worden uitgenodigd om (tegen betaling) mee te denken over de te nemen stappen.
Uw partner in:
077 - 2086012
Ontzorging BGT en BAG
Detachering BGT/BAG/BOR
Mutatiesignalering
Stereokartering
Terrestrisch meten