ABSTRACT
Background: Insomnia consists of a predominant complaint of dissatisfaction with either duration or quality of sleep. Difficulties with sleep are recurrent, occur despite adequate opportunities for sleep, and are associated with impairment of daytime functioning. An increased prevalence of insomnia is associated with older age but the exact prevalence in elderly is unknown. The most common comorbidities are psychiatric illness and sleep disordered breathing (SDB). SDB is a term used to describe a spectrum of respiratory disturbances that occur during sleep, such as obstructive sleep apnea and hypopnea syndrome (OSAHS). OSAHS is an important medical condition presumably underdiagnosed in the elderly population. The main two symptoms of this SDB are snoring and excessive daytime sleepiness, both in younger as in older patients. Currently, the diagnosis of OSAHS is still based on the combination of characteristic clinical features and the objective findings of polysomnography. The Insomnia Severity Index (ISI), the Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) and Epworth Sleepiness Scale (ESS), the Berlin Questionnaire (BQ) and the STOP-BANG (Snoring, Tired, Observed, blood Pressure, BMI, Age, Neck circumference, Gender) are questionnaires that have been developed to objectify insomnia, sleep quality and OSAHS respectively.
Objective: The goal of this study is to estimate the prevalence of OSAHS in the population older than 75. Moreover we want to canvass the validity of several questionnaires used to objectify the sleeping quality and assess the possibility of OSAHS.
Methods: In this convenience sample, patients older than 75 visiting four general practitioner (GP) offices were asked for their sleeping pattern by one screening question: ‘How would you describe your sleeping pattern?’. If they reported a dissatisfying sleep, they were offered to fill in the ISI. The patients who attained an ISI-score of eight points or more were considered positive for insomnia and were included in this pilot study. These patients were asked to undergo a sleep evaluation with the Brizzy® portable monitor. Furthermore they were asked to fill in the ESS, the PSQI, the BQ and the STOP-BANG questionnaire.
Results: In our pilot study a total of 73 patients completed the ISI, of which 31 patients tested positive for insomnia. 24 patients were subjected to the Brizzy® analysis. 21 out of these 24 cases got a new diagnosis of OSAHS. Two subjects were considered negative for OSAHS and one patient was diagnosed as a snorer. The ESS and the STOP-BANG questionnaire seemed to have the greatest sensitivity and specificity among the several questionnaires used, objectifying sleep quality and assessing the presence of OSAHS consecutively.
Conclusion: This pilot study confirmed the present underdiagnosis of OSAHS in elderly patients, described by earlier studies. The ESS and the STOP-Bang questionnaire seemed to be the most adequate questionnaires among those used in th
1. OSAHS IN ELDERLY
PATIENTS WITH
INSOMNIA
Pilot study
Céline Degrande
Justine Degrande
Justine Mestdagh
Astrid Verschaeve
Supervisor Prof. Dr. Degryse
2. Table of contents
Goal of the
pilot study
Background Methods Results Discussion Conclusion
2
3. Goal of the Pilot Study
• Prevalence of OSAHS in elderly patients with insomnia
• Validity and practical feasibility of questionnaires
3
4. A little quiz…
4
• How often do you think older patients complain of sleep
disturbances such as insomnia?
o 25%
o 50%
o 75%
o 90%
o I don’t know
5. Background: Insomnia
• Dissatisfaction with either duration or quality of
sleep.
• 3 fundamental criteria
• recurrent
• despite adequate opportunities for sleep.
• impairment of daytime functioning.
• Most common comorbidities:
• psychiatric illness
• sleep disordered breathing: OSAHS
• Associated with older age – underdiagnosis:
• ‘Ageism’
• mental illnesses – cognitive disorders
• threshold consulting GP
• burden of PSG
5
6. Background: OSAHS
• Prevalence:
o 30-60 years:
• ♂: 4%
• ♀: 2%
o ↑ prevalence with age:
• ♂: 28-62%
• ♀: 19,5-60%
• Symptoms:
o excessive daytime sleepiness
o snoring
• Risk factors:
o obesity, male gender, ageing, familial
history, sedating medication,…
• Comorbidities:
o cardiovascular
o metabolic
o neurobehavioral
• Diagnosis:
o PSG vs portable device (Brizzy®)
6
7. Background: Questionnaires
• Insomnia:
o ISI
• Sleep quality:
o PSQI
o ESS
• OSAHS:
o BQ
o STOP-BANG
• Snoring, Tired, Observed, blood Pressure, BMI, Age, Neck
circumference, Gender
7
11. Methods
• Exclusion criteria
o terminal patients (life expectancy < 3 months)
o diagnosis of dementia (MMSE < 24)
o acute precipitating factor for insomnia (physical or
psychological)
o Already diagnosed with OSAHS by PSG
• Patients already taking sleep medication NOT excluded!
11
34. Discussion
34
• Strenghts
o Uniform
o First step in an unexplored domain
• Limitations
o Sample size
o Brizzy as golden standard
o Interobserver variability
35. Discussion
• Underdiagnosis
• Case-finding protocol and ISI as screening tool highly
suitable
• Patient characteristics
• RDI – ODI – CT SpO2 < 90%
• Brizzy as a valid ambulant alternative
• ESS – BQ valid questionnaires with optimal cut-off
35
36. Conclusion
• OSAHS: severe underdiagnosis
• Brizzy as a practical and feasible alternative
• Questionnaires in screening
36
Gedurende een periode van 6 weken hebben wij in 4 huisartspraktijken aan 75plussers dezelfde screeningsvraag gesteld: ‘Hoe zou u uw slaappatroon beschrijven?’. Dit deden wij bij alle 75plussers op maandag, woensdag, vrijdag om zo tot een convenience sample van 73 patiënten te komen. Indien zij ontevreden waren over hun slaappatroon, werden zij gevraagd om de ISI (Insomnia severity index) in te vullen om deze toch wel subjectieve klacht ook te kunnen objectiveren.
Hier wordt een overzicht gegeven van de Insomnia severity index. Dit is zoals gezegd een vragenlijst om klachten van insomnia te objectiveren via vragen zoals: problemen met inslapen, doorslapen of te vroeg wakker worden het functioneren/dysfunctioneren overdag. De verschillende scores worden opgeteld, met een maximum van 28 punten. Wij besloten om patienten te includeren van als die een score van 8 of meer behaalden, wat overeenkomt met de drempel voor de diagnose van insomnia.
Zo verkregen wij 31 patiënten die een score van 8 of meer haalden. Deze patienten werden geïnformeerd over het verdere verloop van de studie, zoals het aanhangen van het Brizzy toestel, en werden gevraagd een informed consent in te vullen om een afspraak vast te leggen wanneer wij bij de patient mochten langskomen.
Wij namen volgende exclusiecriteria in acht: terminaal zieke patiënten (gedefineerd als een levensverwachting van minder dan 3 mndn), mensen die reeds een diagnose van dementie kregen (bepaald als een MMSE < 24), een acuut precipiterende factor die mogelijk een verklaring konden zijn voor de al dan niet tijdelijke slapeloosheid (overlijden van dierbare, acute ziekte,…) Wij hebben er bewust voor gekozen om geen ouderen te excluderen die reeds slaapmedicatie namen aangezien enerzijds wij wss ikv de studie deze medicatie tijdelijk moeten stoppen dit zou hun normale slaapgewoonten en onze analyse te veel beînvloeden gaat aan doel van Brizzy voorbij: gebruikvriendelijkheid en gemak van ambulante slapmonitoring. anders de slaapgewoonten van de ouderen mss te veel zouden beïnvloeden en anderzijds omdat slechts een klein percentage van de 75plussers geen slaapmedicatie of verwante vormen nemen waardoor onze studiepopulatie anders te klein zou uitvallen en niet representatief zou zijn.
Naast deze exclusiecriteria waren er 7 75plussers die het niet echt zagen zitten om een nacht met het brizzytoestel te slapen omwille van uiteenlopende redenen (acute ziekte zoals een verkoudheid, schrik om nog slechter te slapen, geplande vakantie, tijdsgebrek, etc). Zo verkregen wij een studiepopulatie van 24 patiënten waarbij wij thuis konden langsgaan.
Wij spraken één voor één met de geïncludeerde patiënten af om thuis vlak voor bedtijd langs te komen. Allereerst namen wij een uitgebreide anamnese af waaronder de VG van de patient, zijn/haar CV RF (roken, alcoholgebruik, familiale VG, gekende HT, hypercholesterolemie) ander medicatiegebruik. Verder werd de patient gewogen en gemeten en controleerden wij de buik- en nekomtrek, de bloeddruk en het hartritme.
Daarna namen wij telkens de 4 genoemde vragenlijsten af. De eerste 2 vragenlijsten dienen om de slaapkwaliteit de objectiveren. De laatste 2 vragenlijsten zijn bedoeld om de probabiliteit van OSAHS in te schatten.
De PSQI is een vragenlijst waarbij de patiënt zelf een score mag toekennen die overeenkomt met de slaapkwaliteit en slaapstoornissen over een tijdsinterval van 1 maand.
De ESS is een eenvoudig en praktisch middel waarbij de patient telkens aangeeft hoe waarschijnlijk het is dat hij/zij in slaap zou vallen in verschillende situaties of tijdens verscheidene activiteiten.
De BQ klasseert patienten als laag- of hoogrisico voor OSAHS gebaseerd op hun antwoord in 3 verschillende categorieën: snurken, slaperigheid overdag en VG van hypertensie of obesitas.
De STOP-BANG is een acroniem voor snurken, vermoeidheid, observatiedat je stopt met ademen tijdens de slaap, bloeddruk, BMI, leeftijd, nekomtrek, geslacht
Gedurende datzelfde huisbezoek, werd het brizzy toestel aangehangen zoals hier wordt weergegeven. De volgende morgen werd bij het ontwaken het toestel dan opnieuw afgenomen en werd aan de patiënt ook middels een vragenlijst gepolst hoe zij het brizzytoestel de voorbije nacht hadden ervaren en hoe hun slaap hierdoor werd beïnvloed. Daarna werd de analyse van het brizzy toestel opgeladen op de computer en middels een automatisch software programma van Nomics geanalyseerd en nagekeken door professionals. 24u later kregen wij dan een rapport van de desbetreffende patiënt. . Ik zal het nu ook even live kort demonstreren bij een chinese vrijwilliger van mijn iieftallige groepsgenoten.
Dat laatste is ook de belangrijkste meerwaarde van Brizzy over vroegere draagbare monitors en word ook (JAWAC of jaw activity) genoemd. Waarom is dit belangrijk? Dankzij de gebruikte technologie die de kaakpositie en –bewegingen detecteert, kunnen slaapgerelateerde ademstoornissen gedetecteerd worden en OSAHS gediagnosticeerd worden. Deze kaakbewegingen zullen een grotere amplitude en frequentie vertonen wat overeenkomt met de typische gasping reflex die optreedt na een episode van apnoe en desaturatie.
Een laatste doel van de studie was om de accuraatheid van de vragenlijsten na te gaan. De vragenlijsten die wij gebruikt hebben zijn de PSQI, de ESS, de Stop-Bang en de BQ.
Deze tabel zegt jullie waarschijnlijk niet zo veel. Dit zijn de gemiddelde scores op de vragenlijsten, opgesplitst voor de patiëntengroep die positief testte en de patiëntengroep die negatief testte. Zoals jullie zien geven enkel de ESS en de BQ significante verschillen aan.
Dan hebben we de sensitiviteit, specificiteit, PPV en NPV berekend. Om deze te berekenen zijn we uitgegaan van de cut-off waarden die in de literatuur beschreven staan.
Zo zie je dat de PSQI een zeer hoge sensitiviteit en hoge PPV maar lage sensitiviteit en lage NPV heeft. De specificiteit zijn – als we vertrekken van de personen die niet ziek-zijn, deze die negatief testen (true negatives dus)- maar iedereen was positief op onze test (ook deze 3 personen die negatief testten) wat deze hoge spec verklaart. De NPV van 0 wordt verklaard door het feit dat we slechts één negatieve vragenlijst hadden maar deze persoon had toch OSAHS.
De ESS en de BQ hebben een optimale spec en PPV; De optimale spec wordt verklaard door het feit dat onze drie negatieve testpersonen ook inderdaad geen last hadden van slaperigheid overdag- voor het geval van ESS, de symptomen van OSAHS voor het geval van de de BQ).
- Dan hebben we nagedacht of we de cut-offs niet konden optimaliseren in onze specifieke populatie (öudere patiënten met insomnia). Zo merkten we dat –als we de cutoff van de ESS- verlaagden van 10 naar 4, dat de AUC sterk kon geoptimaliseerd worden. Zo ook van de STOP-Bang (van 4 naar 3).
Het doel van onze studie was om de prevalentie van OSAHS bij ouderen met insomnia na te gaan.
Onze eerste hypothese was dat er vermoedelijk een onderdiagnose is. Obv deze studie kunnen we dit inderdaad bevestigen.
Een tweede hypothese was dat we wilden controleren of onze onderzoeksstrategie een goeie strategie is om deze onderdiagose aan te pakken. Gezien er 21 patiënten gediagnosticeerd werden, kunnen we ervan uitgaan dat dit een goeie strategie is. Om na te gaan of we geen patiënten gemist hebben, zouden we natuurlijk bij de patiënten die ook negatief scoorden op de ISI toch een Brizzy-analyse moeten doen.
We hebben ook gekeken of er specifieke karakteristieken frequenter voorkomen bij de patiënten die positief waren voor OSAHS. Er werden geen statistisch significante verschillen aangetoond maar het feit dat alle drie de patiënten die niet gediagnosticeerd werden met OSAHS alle drie geen cardiovasculaire comorbiditeiten hadden is toch frappant, doch niet statistisch significant.
Een andere hypothese die we wilden onderzoeken is het feit of we de diagnose van OSAHS alleen mogen stellen op basis van de RDI. We hebben vastgesteld dat zowel de RDI als de ODI als onafhankelijke parameters nodig zijn voor de diagnose. De CT SpO2 biedt geen meerwaarde. Bij het gebruiken van de RDI is het van groot belang de RDI supine ook te controleren om positionele OSAHS uit te sluiten of vast te stellen.