Een interessant arrest van de Hoge Raad over het begrip dienstbetrekking en de daarvoor geldende voorwaarden. Fiscaal en sociaal-verzekeringstechnisch relevant!
Nieuwsbrief juni 2014 De Wert accountants & belastingadviseurs
"Met dank aan de prostituees" door De Wert accountants & belastingadviseurs
1. Met dank aan de prostituees
In een procedure over de arbeidsrechtelijke positie van prostituees,
een bijzondere categorie arbeidskrachten, geeft de Hoge Raad
enkele algemeen geldende richtlijnen voor het beoordelen van een
arbeidsrelatie. Daarmee is deze uitspraak toch voor een brede
groep werkgevers interessant.
Van een in 2008 opgerichte coöperatie kunnen alleen prostituees lid
worden. Met betrekking tot het lidmaatschap zijn tussen de coöperatie en
de prostituees overeenkomsten gesloten. Daarin is onder meer bepaald
dat de prostituees zich verplichten tot het realiseren van omzet ten
behoeve van de coöperatie en dat die omzet met name komt uit
seksuele dienstverlening. De overeenkomsten bevatten een bijzonder
gedeelte dat betrekking heeft op de arbeidsvoorwaarden en dat wordt
aangeduid als arbeidsovereenkomst. De rechtsverhouding tussen de
coöperatie en de prostituees wordt mede geregeld door een
huishoudelijk reglement. In dit reglement is geregeld dat de prostituees
zelf het tarief bepalen dat zij aan klanten in rekening brengen, geen
vaste werktijden kennen en hun (bruto) omzetten maandelijks aan de
coöperatie afdragen.
De coöperatie vermindert de ontvangen omzetten met verschuldigde
omzetbelasting en met een bedrag van € 70 ter dekking van door haar
gemaakte kosten, en draagt loonheffing af over de na deze
verminderingen overblijvende bedragen. Hetgeen na afdracht van
loonheffing resteert, betaalt de coöperatie aan de desbetreffende
prostituee. Ter zake van deze betalingen ontvangen de prostituees
iedere maand een loonstrook. De coöperatie maakt ten behoeve van de
prostituees gebruik van een arbodienst. Van de prostituees die om
gezondheidsredenen hun werkzaamheden onderbreken, verwacht de
coöperatie een ziekmelding, maar zij zorgt niet voor vervanging.
2. De coöperatie heeft de inspecteur verzocht een beschikking te geven,
inhoudende dat de prostituees verzekerd zijn op grond van de
werknemersverzekeringen. De inspecteur neemt het standpunt in dat de
prostituees niet in dienstbetrekking werkzaam zijn en is door het hof in
het gelijk gesteld.
De Hoge Raad geeft aan dat bij het beantwoorden van de vraag of
tussen de coöperatie en de prostituees arbeidsovereenkomsten tot stand
zijn gekomen, acht moet worden geslagen op alle omstandigheden van
het geval, in onderling verband bezien. Daartoe moeten niet alleen de
rechten en verplichtingen die partijen bij het sluiten van de overeenkomst
voor ogen stonden in aanmerking worden genomen, maar moet ook acht
worden geslagen op de wijze waarop partijen aan hun overeenkomst
uitvoering hebben gegeven en daaraan aldus inhoud hebben gegeven.
Het hof heeft zijn oordeel dat geen sprake is van
arbeidsovereenkomsten onder andere gebaseerd op de vrijblijvendheid
die de prostituees met betrekking tot de taakvervulling kunnen
betrachten en ook betrachten. Hiermee heeft het hof kennelijk willen
aangeven dat de aard van de als seksuele dienstverlening omschreven
werkzaamheden eraan in de weg staat dat de coöperatie het verrichten
van specifieke handelingen aan haar prostituees opdraagt. Een
dergelijke vrijheid bij de beroepsuitoefening hoeft echter niet in de weg te
staan aan de aanwezigheid van een gezagsverhouding. De bestreden
uitspraak kan derhalve niet in stand blijven.
De Hoge Raad verwijst de procedure voor een onderzoek of tussen de
coöperatie en de prostituees arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk
recht zijn gesloten. Met het oog op dat onderzoek merkt de Hoge Raad
nog op dat voor de kwalificatie van een overeenkomst als
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht niet vereist is dat min of meer
nauwkeurig is geregeld hoe de hoogte van het aan de werknemer
toekomende loon wordt afgeleid uit de door hem geleverde
arbeidsprestatie. Evenmin is daarvoor noodzakelijk dat in die
overeenkomst min of meer nauwkeurig is vastgelegd hoe lang of hoe
vaak de arbeid zal worden verricht. Kort samengevat geeft de Hoge
Raad voor het bestaan van een dienstbetrekking het volgende aan: niet
vereist is dat de arbeidskrachten een aan de hand van de gevraagde
werkzaamheden te herleiden of inzichtelijk loon zijn overeengekomen;
niet vereist is dat duidelijkheid bestaat, ook niet gemeten naar tijdsduur,
omtrent de hoeveelheid arbeid en de aard van de arbeid; een zekere
vrijheid bij de invulling van de beroepsuitoefening staat niet in de weg
aan de aanwezigheid van een gezagsverhouding. Bron: HR 12-09-2014