2. Situatie
Els Baart en Peter Maas komen terug van een vakantie in
Italië. Zij wonen in Leuven. Op het vliegtuig ontmoeten ze
Bert Sels, een ex-collega van Els.
Op het vliegtuig zit ook een Italiaan. Zijn naam is Paolo
Sanseverino. Hij komt naar Leuven om economie te
studeren. Hij spreekt een beetje Nederlands. Paolo vindt
Els lief en aardig.
3. Personages (I)
Bert Sels is een marketingmanager. Hij
woont alleen in Leuven, want zijn
vriendin, Alison, woont in Italië. Bert heeft
een Amerikaanse moeder. Hij vindt Els
leuk.
Paolo Sanseverino is een Italiaan. Omdat
hij in Leuven economie wil studeren, moet
hij snel Nederlands leren. Ook Paolo vindt
Els leuk.
4. Personages (II)
Els Baart is een filosofe en een ex-collega
van Bert Sels. Zij woont samen met haar
vriend in Leuven. Els studeert Italiaans en
Paolo helpt haar.
Peter Maas is de vriend van Els. Hij woont
samen met Els in Leuven. Els studeert
Italiaans samen met Paolo en dat maakt
Peter een beetje jaloers.
5. Personages (III)
Jennifer Armstrong is de Amerikaanse
moeder van Bert. Zij komt Bert bezoeken.
Jennifer praat veel en is altijd erg
enthousiast. Zij is typisch Amerikaans.
Elly was vroeger stewardess. Nu heeft Elly
een eigen winkel. Peter, Els, Bert en Paolo
zijn klant in de winkel van Elly.
6. In het kort
Deel 1: Els en Peter ontmoeten Paolo op het vliegtuig. Els vindt
Paolo wel leuk. Op het vliegtuig zit ook Bert Sels, een ex-collega van
Els. Ook hij vindt Els wel leuk.
Deel 2: Els, Peter, Paolo en Bert moeten voorbij de douane. Els
ontmoet er een oude vriendin, Lisa. Omdat Paolo alleen in Leuven
is, nodigt Els hem uit in haar huis in de Muntstraat. Peter vindt dat
niet fijn. Bert nodigt Paolo ook uit.
Deel 3: Paolo eet een Belgisch ontbijt en gaat dan op zoek naar een
eigen kamer. Hij vraagt twee vrouwen de weg en ontmoet Els op
straat. Els gaat samen met Paolo naar de huisvestingsdienst.
Deel 4: Jennifer komt op bezoek, dus moet Bert zijn moeder gaan
halen aan de luchthaven. Even later ontmoet Jennifer Paolo. Paolo
heeft een kamer, dus gaat hij samen met Jennifer en Bert naar Els
om haar het goede nieuws te vertellen.
Deel 5: Jennifer en Bert gaan naar Gent. Ze nodigen Paolo ook uit.
7. Globaal luisteren (I)
1. Waarom nodigt Bert zijn vrienden bij hem thuis uit?
Omdat het bijna Kerstmis is. En omdat het al zo
lang geleden is.
2. Waarom is een winkel altijd een droom van Elly
geweest?
Omdat je in een winkel met de klanten kan praten.
Als stewardess moet je altijd zwijgen en dat haat
ze. Je moet alleen vragen of de passagiers een
krant willen. Elly vindt dat niet fijn.
3. Heeft Bert problemen op zijn werk?
Ja. Hij is een paar keer te laat op kantoor
gekomen.
4. Hoelang is Elly stewardess geweest?
Ze is drie jaar stewardess geweest, tot in oktober.
8. Globaal luisteren (II)
5. Waarom heeft Elly een brief naar haar baas
geschreven?
Ze wil ontslag nemen.
6. Waarom maken Els en Peter ruzie in de winkel?
Omdat Peter twee kilo mandarijnen wil kopen.
Els zegt dat ze gisteren mandarijnen heeft
gekocht, maar Peter heeft de hele dag gewerkt
en hij heeft de mandarijnen dus nog niet gezien.
7. Wat is er speciaal aan de cadeaus die Els en Paolo
aan Bert geven?
Ze hebben allebei dezelfde fles in dezelfde
winkel gekocht.
8. Hoe vaak helpt Paolo Els met haar Italiaans?
Hij helpt haar drie keer per week. Ze spreken
elke keer een halfuur Nederlands en een halfuur
Italiaans.
9. 1. Wil Paolo een groot appartement huren?
Nee, Paolo …
2. Werkt Els vanmiddag?
Nee, Els …
3. Zal Bert naar New York verhuizen?
Nee, Bert …
4. Is die auto duur?
Nee, die auto …
5. Heeft Els vijf kinderen?
Nee, Els …
Ik ben niet boos!
10. Negatie
Geen
POSITIEF NEGATIEF
een + substantief Paolo is een Italiaan Paolo is geen Italiaan.
+ substantief
EV
Els drinkt koffie. Bert drinkt geen koffie.
+ substantief
MV
Hij heeft twee koffers. Hij heeft geen twee
koffers.Niet
POSITIEF NEGATIEF
werkwoord Paolo kan morgen
komen.
Paolo kan morgen niet
komen.
prepositie Peter woont in die
kamer.
Peter woont niet in die
kamer.
adjectief Dit huis is groot. Dit huis is niet grootOPGELET! Hij spreekt vijf talen. Hij spreekt geen vijf talen.
Zij spreekt Chinees. Zij spreekt geen Chinees.
Hij eet graag rijst. Hij eet niet graag rijst.
11. 1. een … man (groot)
2. … koffie (warm)
3. haar … handtas(duur)
4. deze … directeur (boos)
5. de … straat (smal)
6. die … sjaal (oranje)
7. geen … rozen (wit)
8. … weer (prachtig)
9. jullie … collega’s (lief)
10.het … raam (open)
Een blauwe trui
12. Adjectief
Type 1
Type 2
OPGELET!
1. Type 1: een, geen, + adjectief
Type 2: deze, die, mijn, jouw, twee, etc. + adjectief
2. Spelling een grote man het lieve kind
de smalle straat de grijze duif
Enkelvoud Meervoud
de-woord een mooie roos mooie rozen
het-woord een mooi huis mooie huizen
Enkelvoud Meervoud
de-woord de mooie roos de mooie rozen
het-woord het mooie huis de mooie
huizen
13. 1. een leuke buur …
2. haar gouden sleutel …
3. zijn nieuwe boek …
4. de grote stad …
5. het lieve kind …
6. mijn boze collega …
7. onze jonge broer …
8. dat dure ticket …
9. dit kleine huis …
10.een dure vaas …
Twee blauwe truien
14. Meervoud
Type Enkelvoud Meervoud
enkelvoud + en boek boeken
Spelling! buur buren
Spelling! fles flessen
Spelling! vaas vazen
Type Enkelvoud Meervoud
Uitzondering! stad steden
Uitzondering! kind kinderen
A
B
Type Enkelvoud Meervoud
enkelvoud + s sleutel sleutels
enkelvoud + ’s collega collega’s
C