SlideShare a Scribd company logo
1 of 42
1 SCM economie HOOFDSTUK 5NATIONAAL INKOMEN EN WERKGELEGENHEID
5.1	De hoogte van het nationaal inkomen Uitgangspunt: nationaal inkomen Hoofdstuk 4: (ex post)	hoofdstuk 5: dynamisch beeld Welke factoren beïnvloeden nu het nationaal inkomen?  Wat gebeurt er indien de consumptie- en/of investeringsneiging verandert? 1 SCM economie
5.1.1 de macro-economische consumptie- en spaarvergelijking Onderzoek: positieve correlatie tussen het nationaal inkomen en de consumptie. C = f(Y) 1 SCM economie
Besluit: Y = C + S cm + sm = 1 ofwel cm = 0 sm = 1 ofwel omgekeerd (extreme situaties) 0 ≤ cm ≤ 1 1 SCM economie
Realiteit: deel van de consumptie is onafhankelijk van inkomen (zie hoofdstuk 1 – levensnoodzakelijke goederen). Y = 0            toch C              via ontsparen autonome  consumptie 	= Caut. consumptiefunctie 	C = cm.Y + Caut. C = 2/3Y + 100 Caut. = 100 mld EUR spaarfunctie 	S = Y – C 	S = Y – (cmY + Caut.) 	S = (1 – cm)Y – Caut. 	S = sm.Y - Caut. 	S = 1/3Y – 100 1 SCM economie
5.1.2 De investeringsvergelijking Investeringsbeslissing van producent Kosten van de investeringen		Opbrengsten van de investering Winstverwachting 1 SCM economie
5.1.3 Het evenwichtsinkomen C = 2/3Y + 100 Iex ante = 20 EV (= effectieve vraag)    =    C + Iex ante 	                                          2/3Y + 100 +20 Tabel 5.1 Y↑   ->   EV↑ welk Y komt er tot stand? Y = NP 3 situaties: 1.	Y < EV 2.	Y > EV 3.	Y = EV      inkomensevenwicht (= YE) 1 SCM economie
3 situaties kolom 3 en 4: 1	S < Iex ante 2	S > Iex ante 3	S = Iex ante      bij evenwichtsinkomen, inkomensevenwicht   ( = YE) 1 SCM economie
5.1.4 Wijzigingen van de consumptie- en/of investeringsneiging Wijziging van effectieve vraag leidt tot wijziging van het evenwichtsinkomen: Wijziging van de consumptieneiging Wijziging van de investeringsneiging  1 SCM economie
Wijziging van de consumptieneiging Uitgangssituatie: zie supra      YE1 = 360 we veronderstellen een daling van de consumptievraag: C = 1/2Y + 100   (cm is gedaald) YE = 1/2Y + 100 + 20 YE – 1/2YE = 120 1/2YE = 120 YE2 = 240 1 SCM economie
Wijziging van de investeringsneiging Uitgangssituatie: zie supra YE1 = 360 we veronderstellen dat Iaut. stijgen van 20 naar 40 mldEUR Zelftoets pag. 145 1 SCM economie
5.1.5	De investeringsmultiplicator Keynesiaans ∆I ->∆Y  YE1 = 360 C   = 340 S   =   20 Iaut. =  20 Iex ante ↑ met 20   (∆I = 20) Dit wijzigt Iaut. en verstoort het evenwicht Onderzoek overgang   ->   nieuwe evenwichtstoestand Tabel 5.2 1 SCM economie
periodenanalyse periode 1 periode 2               spaarlek periode 3 ∑ periode      Iaut = S                       YE2 = 360 + 60 = 420 Het nationaal inkomen stijgt met een veelvoud van de investeringen 1 SCM economie
20 x 3 = 60 = inkomensvermenigvuldiger of MP MP def. 1       ∆Y/∆I                            1                             1 MPdef. 2                          of                  = k 1 - cmsm groter dan 1 omdat 0 < cm < 1 hoe groter cm hoe groter k. vb handboek p 148 overheid: belastinglek maakt MP-effect geringer open economie – buitenland: invoerlek  maakt MP-effect meestal geringer 1 SCM economie
5.1.6	De accelerator naast Iaut. … ook geïnduceerde inv. zie supra handboek p 149  ∆Y   ->   ∆C   ->…  voorwaarde: indien er geen ongebruikte kapitaalgoederen beschikbaar zijn   accelerator Ii versneller                            a =              ∆Y 1 SCM economie
∆C ∆Y  ∆C  ∆I accelerator 1 ∆I  ∆Y ∆I  ∆Y multiplicator Economie Vandaag 2008                                                    © Academia Press
5.2	De werkgelegenheid 5.2.1	De hoogte van het nationaal inkomen en de tewerkstelling Verschillende economen hebben in kader van de heersende maatschappelijke context theorieën ontwikkeld die een verklaring gaven aan de synergie tussen stijging van nationaal inkomen (Y) en de werkgelegenheid (ook belangrijk om de hoogte van C en I te bepalen). 1 SCM economie
Klassieke economie Stelling: nat Y wordt bepaald door de productiecapaciteit gebaseerd op de theorie van de onzichtbare regelaar (de “invisible hand”) = het automatisch werkend prijsmechanisme Adam SMITH (1723-1790) 1776: hoofdwerk: “Inquiry into the Nature and the Causes of the Wealth of Nations” 1 SCM economie
Stelling i.v.m. “werkloosheid” Tijdelijke aard A van arbeidskrachten > V naar arbeidskrachten 	oplossing: lonen (= prijs van de arbeid) ↓ bv. S > I 	oplossing: rente (= prijs van het geld) ↓   ‘Er wordt gevraagd omdat er aangeboden wordt’. 1 SCM economie
Keynesiaanse leer Crisis van de jaren ‘30! Kritiek op de klassieke economische leer : John Maynard Keynes (1883-1946) INKOMENSTHEORIE Stelling: ,[object Object]
EV is bepalend voor de hoogte van het nationaal inkomen (Y) en bepaalt in welke mate de productiecapaciteit benut wordt.Stelling i.v.m. werkloosheid: ,[object Object]
Loon is een inkomensaspect en niet alleen een kostenaspect
Winstverwachtingen van bedrijven zijn ! (niet alleen loonpeil)
Rente zorgt enkel voor evenwicht tussen vraag en aanbod van geld en niet tussen I en S1 SCM economie
Overheid moet een actieve rol spelen in crisisperiode Cfr. huidige economische situatie Politiek van deficit spending 	hogere bestedingsneiging 	lagere rentetarieven -> investeringen stimuleren 	toename koopkracht -> herstel consumptie -> hogere investeringsneiging -> multiplicatoreffect Besluit: politiek streven naar full employment! 1 SCM economie
Hoe hoog kan het nationaal inkomen (Y) stijgen als er gestreefd wordt naar FE? Y (= NNPf) = P.T Veronderstel bij een gegeven Y dat de EV stijgt: 1 SCM economie
Nota: economische situatie kan veel complexer zijn: ,[object Object]
Overheidsschuld
Hoge inflatie
Daling economische groei= structurele problemen en geen conjucturele -> nieuwe theorieën: aanbodeconomie (zie verder cursus) 1 SCM economie
Economische wetmatigheid: streven naar evenwicht Ideale situatie: EV zorgt voor FE  = bestedingsevenwicht (verdere reële groei van Y is niet meer mogelijk). Zie pag. 163: illustratie van overbesteding, onderbesteding en bestedingsevenwicht Zie handboek – nieuwe termen: Beroepsbevolking Arbeidsproductiviteit Maximale productiecapaciteit -> berekenen van totale productie die kan bereikt worden als alle arbeidskrachten aan het werk zijn (FE) Daaruit inkomensevenwicht berekenen (EV = Y) Afleiden van werkloosheid (conjuctureel) 1 SCM economie
5.2.2De oorzaken van werkloosheid Conjuncturele werkloosheid: oorzaak van deze werkloosheid is te situeren aan de vraagzijde van de economie: indien consumptie en investeringen dalen  -> minder goederen produceren betekent minder arbeid nodig. Structurele werkloosheid: oorzaak van deze werkloosheid is te situeren aan de aanbodzijde van de economie: structurele factoren bij de producenten zorgen ervoor dat minder arbeid nodig is. Frictiewerkloosheid: tijd nodig om ander werk te zoeken.   1 SCM economie
Seizoenwerkloosheid: gevolg van seizoenarbeid.  Verdoken werkloosheid: mensen die niet werkloos zijn, maar het zouden zijn indien ze werk op hun niveau zouden eisen. Technische werkloosheid: door overmacht kan in de onderneming niet gewerkt worden. Economische werkloosheid: cfr. Actuele situatie Opgaven handboek p.180 1 SCM economie
5.2.3 Evolutie van de werkloosheid werkloosheid: A van arbeidskrachten > V naar arbeidskrachten Het aanbod van arbeidskrachten = beroepsbevolking bevolking op arbeidsleeftijd voetn. 32 – p 167 Activiteitsgraad Tabel 5.3: bevolking op arbeidsleeftijd 7 miljoen Tabel 5.4: totale beroepsbevolking 4,9 miljoen Tabel 5.5:activiteitsgraad in % volgens geslacht 70,6% 1 SCM economie
de vraag naar arbeidskrachtenafhankelijk van: de vraag naar goederen arbeidsproductiviteit relatieve prijzen van de productiefactoren arbeid en kapitaal 1 SCM economie
Tabel 5.6: werkende bevolking (= werkgelegenheid)         4,4 miljoen	             rationalisatie-investeringen  opl. - loonontwikkeling beheersen    ↓ patronale RSZ Toename werkende bevolking: inschakeling werklozen werkgelegenheidsgraad of werkzaamheidsgraad 1 SCM economie
EU: Lissabon, …. 2010 werkgelegenheidsgraad 70%, … Generatiepact Lissabonindex Tabel 5.7: UVW’s Werkloosheidsgraad grote regionale verschillen Niet EU-onderdanen Langdurige werklozen   1 SCM economie
arbeidsmarktparadox Normaliter: hoge werkloosheidsgraad 	                                        =  relatief laag aantal openstaandearbeidsplaatsen 2006: aantal vacatures↑ ondanks relatief hoge werkloosheidsgraad redenen: zie verklaring NBB Gebrek aan kwalificatie Gebrek aan mobiliteit Gebrek aan motivering   1 SCM economie
knelpuntberoepen VDAB vervullingspercentage laag Oorzaken: langdurige werkloosheid: > twee jaar werkloos jeugdwerkloosheid: < 25 jaar problematiek van laaggeschoolden 1 SCM economie
werkloosheidsval (ruimer inactiviteitsvallen) financiële prikkel van een voltijdse baan < ‘vangnet’ -> ‘hangmat’ oplossingen: o.m. ↓ werkn. RSZ lage lonen                                 (= werkbonus) 1 SCM economie
5.2.4 Bestrijding van de werkloosheid conjuncturele werkloosheid: > EV dr. overheid = anticyclisch begrotingsbeleid bv. gezinsconsumptie ↑ via bv. Belastingsverlaging structurele werkloosheid: kwantitatievestructurele werkloosheid door gebrek aan arbeidsplaatsen investeringsklimaat aantrekkelijker maken loonstijgingen matigen: loonkostenstijgingen afremmen:   ↓ patronale RSZ 4. herverdeling van de beschikbare arbeid 1 SCM economie
kwalitatieve structurele werkloosheid A van en V naar arbeidskrachten niet voldoende op elkaar afgestemd omwille van: Opleiding (LLL) Permanente vorming 1 SCM economie

More Related Content

Similar to Hoofdstuk5

Macro samenvatting.docx
Macro samenvatting.docxMacro samenvatting.docx
Macro samenvatting.docxAnneBoskma1
 
De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014
De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014
De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014Jongsocialisten België
 
H5 met antwoorden.
H5 met antwoorden.H5 met antwoorden.
H5 met antwoorden.Mil Cruijs
 
ABN AMRO Blikt vooruit 2013
ABN AMRO Blikt vooruit 2013ABN AMRO Blikt vooruit 2013
ABN AMRO Blikt vooruit 2013ABN AMRO
 
Miljonairstaks01
Miljonairstaks01Miljonairstaks01
Miljonairstaks01Hasaers
 
Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...
Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...
Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...Vlerick Business School
 
Tradersclub workshop 2013
Tradersclub workshop 2013Tradersclub workshop 2013
Tradersclub workshop 2013Koen Hoefgeest
 
Monetair beleid
Monetair beleidMonetair beleid
Monetair beleiddocenteco
 

Similar to Hoofdstuk5 (9)

Macro samenvatting.docx
Macro samenvatting.docxMacro samenvatting.docx
Macro samenvatting.docx
 
De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014
De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014
De geheimen van Piketty - politieke vorming 30 januari 2014
 
H5 met antwoorden.
H5 met antwoorden.H5 met antwoorden.
H5 met antwoorden.
 
Waarom een loonstop?
Waarom een loonstop?Waarom een loonstop?
Waarom een loonstop?
 
ABN AMRO Blikt vooruit 2013
ABN AMRO Blikt vooruit 2013ABN AMRO Blikt vooruit 2013
ABN AMRO Blikt vooruit 2013
 
Miljonairstaks01
Miljonairstaks01Miljonairstaks01
Miljonairstaks01
 
Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...
Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...
Vlerick HRday 2013: De perfecte storm, hoe de economische crisis de wereld ov...
 
Tradersclub workshop 2013
Tradersclub workshop 2013Tradersclub workshop 2013
Tradersclub workshop 2013
 
Monetair beleid
Monetair beleidMonetair beleid
Monetair beleid
 

Hoofdstuk5

  • 1. 1 SCM economie HOOFDSTUK 5NATIONAAL INKOMEN EN WERKGELEGENHEID
  • 2. 5.1 De hoogte van het nationaal inkomen Uitgangspunt: nationaal inkomen Hoofdstuk 4: (ex post) hoofdstuk 5: dynamisch beeld Welke factoren beïnvloeden nu het nationaal inkomen? Wat gebeurt er indien de consumptie- en/of investeringsneiging verandert? 1 SCM economie
  • 3. 5.1.1 de macro-economische consumptie- en spaarvergelijking Onderzoek: positieve correlatie tussen het nationaal inkomen en de consumptie. C = f(Y) 1 SCM economie
  • 4. Besluit: Y = C + S cm + sm = 1 ofwel cm = 0 sm = 1 ofwel omgekeerd (extreme situaties) 0 ≤ cm ≤ 1 1 SCM economie
  • 5. Realiteit: deel van de consumptie is onafhankelijk van inkomen (zie hoofdstuk 1 – levensnoodzakelijke goederen). Y = 0 toch C via ontsparen autonome consumptie = Caut. consumptiefunctie C = cm.Y + Caut. C = 2/3Y + 100 Caut. = 100 mld EUR spaarfunctie S = Y – C S = Y – (cmY + Caut.) S = (1 – cm)Y – Caut. S = sm.Y - Caut. S = 1/3Y – 100 1 SCM economie
  • 6. 5.1.2 De investeringsvergelijking Investeringsbeslissing van producent Kosten van de investeringen Opbrengsten van de investering Winstverwachting 1 SCM economie
  • 7. 5.1.3 Het evenwichtsinkomen C = 2/3Y + 100 Iex ante = 20 EV (= effectieve vraag) = C + Iex ante 2/3Y + 100 +20 Tabel 5.1 Y↑ -> EV↑ welk Y komt er tot stand? Y = NP 3 situaties: 1. Y < EV 2. Y > EV 3. Y = EV inkomensevenwicht (= YE) 1 SCM economie
  • 8. 3 situaties kolom 3 en 4: 1 S < Iex ante 2 S > Iex ante 3 S = Iex ante bij evenwichtsinkomen, inkomensevenwicht ( = YE) 1 SCM economie
  • 9. 5.1.4 Wijzigingen van de consumptie- en/of investeringsneiging Wijziging van effectieve vraag leidt tot wijziging van het evenwichtsinkomen: Wijziging van de consumptieneiging Wijziging van de investeringsneiging 1 SCM economie
  • 10. Wijziging van de consumptieneiging Uitgangssituatie: zie supra YE1 = 360 we veronderstellen een daling van de consumptievraag: C = 1/2Y + 100 (cm is gedaald) YE = 1/2Y + 100 + 20 YE – 1/2YE = 120 1/2YE = 120 YE2 = 240 1 SCM economie
  • 11. Wijziging van de investeringsneiging Uitgangssituatie: zie supra YE1 = 360 we veronderstellen dat Iaut. stijgen van 20 naar 40 mldEUR Zelftoets pag. 145 1 SCM economie
  • 12. 5.1.5 De investeringsmultiplicator Keynesiaans ∆I ->∆Y YE1 = 360 C = 340 S = 20 Iaut. = 20 Iex ante ↑ met 20 (∆I = 20) Dit wijzigt Iaut. en verstoort het evenwicht Onderzoek overgang -> nieuwe evenwichtstoestand Tabel 5.2 1 SCM economie
  • 13. periodenanalyse periode 1 periode 2 spaarlek periode 3 ∑ periode Iaut = S YE2 = 360 + 60 = 420 Het nationaal inkomen stijgt met een veelvoud van de investeringen 1 SCM economie
  • 14. 20 x 3 = 60 = inkomensvermenigvuldiger of MP MP def. 1 ∆Y/∆I 1 1 MPdef. 2 of = k 1 - cmsm groter dan 1 omdat 0 < cm < 1 hoe groter cm hoe groter k. vb handboek p 148 overheid: belastinglek maakt MP-effect geringer open economie – buitenland: invoerlek maakt MP-effect meestal geringer 1 SCM economie
  • 15. 5.1.6 De accelerator naast Iaut. … ook geïnduceerde inv. zie supra handboek p 149 ∆Y -> ∆C ->…  voorwaarde: indien er geen ongebruikte kapitaalgoederen beschikbaar zijn   accelerator Ii versneller a = ∆Y 1 SCM economie
  • 16. ∆C ∆Y  ∆C  ∆I accelerator 1 ∆I ∆Y ∆I  ∆Y multiplicator Economie Vandaag 2008 © Academia Press
  • 17. 5.2 De werkgelegenheid 5.2.1 De hoogte van het nationaal inkomen en de tewerkstelling Verschillende economen hebben in kader van de heersende maatschappelijke context theorieën ontwikkeld die een verklaring gaven aan de synergie tussen stijging van nationaal inkomen (Y) en de werkgelegenheid (ook belangrijk om de hoogte van C en I te bepalen). 1 SCM economie
  • 18. Klassieke economie Stelling: nat Y wordt bepaald door de productiecapaciteit gebaseerd op de theorie van de onzichtbare regelaar (de “invisible hand”) = het automatisch werkend prijsmechanisme Adam SMITH (1723-1790) 1776: hoofdwerk: “Inquiry into the Nature and the Causes of the Wealth of Nations” 1 SCM economie
  • 19. Stelling i.v.m. “werkloosheid” Tijdelijke aard A van arbeidskrachten > V naar arbeidskrachten oplossing: lonen (= prijs van de arbeid) ↓ bv. S > I oplossing: rente (= prijs van het geld) ↓   ‘Er wordt gevraagd omdat er aangeboden wordt’. 1 SCM economie
  • 20.
  • 21.
  • 22. Loon is een inkomensaspect en niet alleen een kostenaspect
  • 23. Winstverwachtingen van bedrijven zijn ! (niet alleen loonpeil)
  • 24. Rente zorgt enkel voor evenwicht tussen vraag en aanbod van geld en niet tussen I en S1 SCM economie
  • 25. Overheid moet een actieve rol spelen in crisisperiode Cfr. huidige economische situatie Politiek van deficit spending hogere bestedingsneiging lagere rentetarieven -> investeringen stimuleren toename koopkracht -> herstel consumptie -> hogere investeringsneiging -> multiplicatoreffect Besluit: politiek streven naar full employment! 1 SCM economie
  • 26. Hoe hoog kan het nationaal inkomen (Y) stijgen als er gestreefd wordt naar FE? Y (= NNPf) = P.T Veronderstel bij een gegeven Y dat de EV stijgt: 1 SCM economie
  • 27.
  • 30. Daling economische groei= structurele problemen en geen conjucturele -> nieuwe theorieën: aanbodeconomie (zie verder cursus) 1 SCM economie
  • 31. Economische wetmatigheid: streven naar evenwicht Ideale situatie: EV zorgt voor FE = bestedingsevenwicht (verdere reële groei van Y is niet meer mogelijk). Zie pag. 163: illustratie van overbesteding, onderbesteding en bestedingsevenwicht Zie handboek – nieuwe termen: Beroepsbevolking Arbeidsproductiviteit Maximale productiecapaciteit -> berekenen van totale productie die kan bereikt worden als alle arbeidskrachten aan het werk zijn (FE) Daaruit inkomensevenwicht berekenen (EV = Y) Afleiden van werkloosheid (conjuctureel) 1 SCM economie
  • 32. 5.2.2De oorzaken van werkloosheid Conjuncturele werkloosheid: oorzaak van deze werkloosheid is te situeren aan de vraagzijde van de economie: indien consumptie en investeringen dalen -> minder goederen produceren betekent minder arbeid nodig. Structurele werkloosheid: oorzaak van deze werkloosheid is te situeren aan de aanbodzijde van de economie: structurele factoren bij de producenten zorgen ervoor dat minder arbeid nodig is. Frictiewerkloosheid: tijd nodig om ander werk te zoeken.   1 SCM economie
  • 33. Seizoenwerkloosheid: gevolg van seizoenarbeid.  Verdoken werkloosheid: mensen die niet werkloos zijn, maar het zouden zijn indien ze werk op hun niveau zouden eisen. Technische werkloosheid: door overmacht kan in de onderneming niet gewerkt worden. Economische werkloosheid: cfr. Actuele situatie Opgaven handboek p.180 1 SCM economie
  • 34. 5.2.3 Evolutie van de werkloosheid werkloosheid: A van arbeidskrachten > V naar arbeidskrachten Het aanbod van arbeidskrachten = beroepsbevolking bevolking op arbeidsleeftijd voetn. 32 – p 167 Activiteitsgraad Tabel 5.3: bevolking op arbeidsleeftijd 7 miljoen Tabel 5.4: totale beroepsbevolking 4,9 miljoen Tabel 5.5:activiteitsgraad in % volgens geslacht 70,6% 1 SCM economie
  • 35. de vraag naar arbeidskrachtenafhankelijk van: de vraag naar goederen arbeidsproductiviteit relatieve prijzen van de productiefactoren arbeid en kapitaal 1 SCM economie
  • 36. Tabel 5.6: werkende bevolking (= werkgelegenheid) 4,4 miljoen rationalisatie-investeringen opl. - loonontwikkeling beheersen ↓ patronale RSZ Toename werkende bevolking: inschakeling werklozen werkgelegenheidsgraad of werkzaamheidsgraad 1 SCM economie
  • 37. EU: Lissabon, …. 2010 werkgelegenheidsgraad 70%, … Generatiepact Lissabonindex Tabel 5.7: UVW’s Werkloosheidsgraad grote regionale verschillen Niet EU-onderdanen Langdurige werklozen   1 SCM economie
  • 38. arbeidsmarktparadox Normaliter: hoge werkloosheidsgraad = relatief laag aantal openstaandearbeidsplaatsen 2006: aantal vacatures↑ ondanks relatief hoge werkloosheidsgraad redenen: zie verklaring NBB Gebrek aan kwalificatie Gebrek aan mobiliteit Gebrek aan motivering   1 SCM economie
  • 39. knelpuntberoepen VDAB vervullingspercentage laag Oorzaken: langdurige werkloosheid: > twee jaar werkloos jeugdwerkloosheid: < 25 jaar problematiek van laaggeschoolden 1 SCM economie
  • 40. werkloosheidsval (ruimer inactiviteitsvallen) financiële prikkel van een voltijdse baan < ‘vangnet’ -> ‘hangmat’ oplossingen: o.m. ↓ werkn. RSZ lage lonen (= werkbonus) 1 SCM economie
  • 41. 5.2.4 Bestrijding van de werkloosheid conjuncturele werkloosheid: > EV dr. overheid = anticyclisch begrotingsbeleid bv. gezinsconsumptie ↑ via bv. Belastingsverlaging structurele werkloosheid: kwantitatievestructurele werkloosheid door gebrek aan arbeidsplaatsen investeringsklimaat aantrekkelijker maken loonstijgingen matigen: loonkostenstijgingen afremmen: ↓ patronale RSZ 4. herverdeling van de beschikbare arbeid 1 SCM economie
  • 42. kwalitatieve structurele werkloosheid A van en V naar arbeidskrachten niet voldoende op elkaar afgestemd omwille van: Opleiding (LLL) Permanente vorming 1 SCM economie
  • 43. 5.2.5Het Belgisch werkgelegenheidsbeleid Doel: ↑ werkgelegenheidsgraad Arbeidsaanbod verruimen door: verlenging van het beroepsleven ↑ werkgelegenheidsgraad van de vrouwen verbetering inschakeling van jongeren startbaanovereenkomst handboek vergemakkelijking inschakeling laaggeschoolde werknemers opleiding 1 SCM economie
  • 44. Arbeidsvraag stimuleren door: structurele ↓ patronale RSZ voor elke werknemer + specifieke patronale RSZ↓ voor bepaalde doelgroepen 1 SCM economie
  • 45. 5.2.6Concurrentievermogen, loonvorming en innovatie Concurrentievermogen Global competitiveness index SWOT Belgische economie Loonvorming 1 SCM economie
  • 46. 3 niveaus: nationaal: interprofessionele akkoorden – 2 jaar professioneel: bedrijfstak: sectoriële CAO’s – 2 jaar onderneming Principe van de Belgische loonindexering Inflatoire spiraal: prijzen↑ (inflatie) -> lonen↑ -> kosten van de ondernemingen↑ -> verkoopprijzen van geproduceerde goederen↑ -> inflatie leidt tot verzwaring van structurele onevenwichten 1 SCM economie
  • 47. prijsstijging 2 kostprijs- stijging stijging NICP en aanpassing lonen loonstijging 1 Economie Vandaag 2008 © Academia Press
  • 48. substitutie arbeid door kapitaal -> werkloosheid↑ concurrentiekracht↓ -> export↓ -> werkloosheid↑ en tekort↑ op handelsbalans (X – M) vaste inkomenstrekkers leiden verlies 10 jaar centrale akkoorden voor de bepaling van de loonnorm All-inloonakkoord 1 SCM economie
  • 49. Innovatie kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie ondernemerschap en innovatie ondersteuning ICT-beleid Intelligentie Energie-Europa 1 SCM economie