1. en verder
Wildplukken met Edwin Florès
Torenvalk door Tommy Wieringa
‘Roep van de
wildernis’
Sublieme
natuurervaringen
Marjan Slob
Bushcraften
in Nederland
Jan Dobbe
Next nature
Koert van Mensvoort
magazine over het verbinden
van stad en land142013
2. Caroline van der Lee Hoofdredacteur
Colofon
GRNVLD is een uitgave van Sjaalman Media
in opdracht van Kasteel Groeneveld.
GRNVLD verschijnt vier keer per jaar. Het volgende
nummer verschijnt in september 2013.
GRNVLD
Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
Uitgever Sjaalman Media, Chris van Koppen
Redactie Caroline van der Lee Brigitte van
Mechelen (hoofdredactie), Christine Tinssen
(managing editor), Mariken Bokeloh (redacteur)
Vormgeving Volta_ontwerpers, Utrecht
Druk Wilco, Amersfoort
Medewerkers Marco Bakker, Jos Collignon,
Pieter Hogenbirk, Comic House, Marissa
Delbressine, Jan Dobbe, Marcel van Driel, Kester
Freriks, Jan Hartholt, Michiel de Jong, Frank Jonker,
Alice Kok, Marcel van Ool, Aloys Oosterwijk,
Hans van Oudenaarden, Frank van Pamelen,
Noor Reigersman, Matthijs Sienot, Marjan Slob,
Benno Tempel, Els Timmer, Willem Vleeschouwer,
Isabel van der Weijden, Tommy Wieringa
Foto cover Hollandse Hoogte, Koen Verheijden
Foto achterkant Hugo Schuitemaker
Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de
namen van de rechthebbenden. Degenen die
desondanks menen zekere rechten te kunnen doen
gelden, kunnen contact opnemen met de uitgever.
ISSN 1566-6190
Abonnementen Een abonnement kost € 25,– voor
vier nummers per jaar. Voor een abonnement zie
p. 50. Als abonnee bent u tevens vriend van de
Stichting Groeneveld. De Stichting Groeneveld
ondersteunt de activiteiten van Kasteel Groeneveld.
Als vriend heeft u gratis toegang tot het kasteel
voor uzelf en een introducé, wordt u uitgenodigd
voor openingen en evenementen en krijgt u korting
op speciale publicaties.
Aanmelden voor de maandelijkse nieuwsbrief
kan via www.kasteelgroeneveld.nl
Nieuws en persberichten kunt u sturen naar GRNVLD,
Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
grnvldmagazine Kasteel
Groeneveld
Eén van de meest fascinerende filmsvan de
afgelopen jaren vind ik de documentaire Grizzly man van Werner
Herzog. Deze film gaat over Timothy Treadwell, een geflipte acteur die,
gedreven door weerzin jegens de beschaafde wereld, besluit de zomers
door te brengen tussen de grizzly’s in Alaska. Dertien jaar gaat het goed.
Met een aantal beren bouwt Treadwell een soort vertrouwensrelatie op.
Aandoenlijk zijn de scènes waarin hij vriendschap met een vosje sluit.
Maar dan maakt hij een fatale inschattingsfout door in de herfst naar
Alaska te gaan. De hem bekende beren zijn zo laat in het seizoen
weggetrokken en vreemde beren hebben hun plek ingenomen op zoek
naar voedsel alvorens aan hun winterslaap te beginnen. Bovendien slaat
hij zijn tent op vlak naast de rivier, de verzamelplaats voor de hongerige
onbekende beren. Treadwell en zijn vriendin worden opgevreten door de
door hem zo aanbeden grizzlybeer.
Het verhaal van Treadwell vertoont overeenkomsten met dat van Chris
McCandless (Into the wild), dat verder in dit nummer aan de orde komt.
Ook McCandless heeft een afkeer van de hedendaagse samenleving en
trekt zich terug in de wildernis. Ook hij maakt een inschattingsfout die
hem fataal wordt.
Beide mannen zijn met hoon overladen en weggezet als onverantwoor-
delijke dwepers, hopeloze dromers of beide. Ik begrijp die kritiek. En
toch… Hebben deze mannen daadwerkelijk de kracht van de natuur
onderschat? Of was die beangstigende kracht voor hen juist onderdeel
van de aantrekkingskracht. Hebben zij diep in hun achterhoofd niet
geweten dat hun avontuur met de dood kon eindigen? En vooral: vonden
zij hun wilderniservaring, ondanks die fatale afloop, toch te prefereren
boven een leven zonder sublimiteit?
NB Vanwege de ontwikkelingen rondom Kasteel Groeneveld (zie blz. 27) heb ik het
kasteel per 1 maart verruild voor de Zuidwestelijke Delta. De GRNVLD zal dit jaar wel
gewoon vier keer verschijnen. Brigitte van Mechelen neemt de taken als hoofdredacteur
waar. Brigitte is vanaf het begin bij de GRNVLD betrokken. Het magazine is bij haar in
goede handen.
Vooraf
Beeld:HansvanOudenaarden
02
3. 03
Spoorzoeken
04
06
09
10
12
18
22
24
26
32
34
36
38
40
zaaigoed
Kort nieuws
interview
Bram van de Klundert
vers
Frank van Pamelen
ander beeld
Thiago Bender
essay
Marjan Slob – Angstaanjagend en groots
reportage
Terug naar de essentie
wende
Koert van Mensvoort
verhaal
Tommy Wieringa
kaf en koren
Reflecties, inzichten
mijn landschap
Peter van Straaten
oogst
Het romantische landschap
mmm
Edwin Florès
verstript
De Elfenkoning
de plek
Hunebed als kansel
32
inhoud
Peter van Straaten
Mijn
Landschap
03
Foto:ElsTimmer
4. 04
boek
tentoonstelling
nieuws – publicaties, tentoonstellingen, prijsvragen, campagnes,
symposia, innovaties. Nieuws en persberichten kunt u sturen
naar GRNVLD, Groeneveld 2, 3744 ML Baarn, grnvld@mineleni.nl
Arcen kent een lange bewoningsgeschie-
denis door de gunstige ligging langs de
Maas. Door de eeuwen heen ontwikkelden
zich talrijke tuinen op het landgoed met
als middelpunt het majestueuze Kasteel
Arcen. Elk seizoen heeft zijn eigen charme;
in de lente komen de tuinen tot leven, de
zomer overlaadt de bezoeker met kleuren
en geuren en tijdens de herfst ondergaat
het park een indrukwekkende metamorfose.
Wandel door het romantische Rosarium, met
duizenden rozen en meer dan driehonderd
soorten in tien tuinen, via het schaduwrijke
Lommerrijk met talloze beekjes, watervallen
en vijvers, naar de Wereldtuinen, waaronder
een Oosterse tuin en een Rotstuin. Goed voor
uren wandelplezier met veel variatie in geur
en kleur. www.kasteeltuinen.nl
Dieren in de kunst
Van oudsher komen dieren
voor op joodse ceremoniële
voorwerpen. Ook in de beel-
dende kunst vormen ze een
eindeloze inspiratiebron.
De ligging van Artis in het
hart van de toenmalige
Amsterdamse Jodenbuurt
heeft eraan bijgedragen dat
joodse kunstenaars, zoals
Joseph Mendes da Costa,
Samuel Jessurun de Mes-
quita en Jaap Kaas naam
maakten als kunstenaar in
het begin van de 20ste eeuw.
In hun werk speelde de die-
renwereld een centrale rol.
Zij brachten veel tijd in Artis
door voor het maken van
voorstudies. Jaap Kaas was
er zelfs dagelijks te vinden
en kreeg de officieuze titel
‘beeldhouwer van Artis’.
Een bonte verzameling apen,
kamelen en uilen is onderdeel
van de expositie, waarbij niet
alleen uit eigen collectie werd
geput. Bruiklenen uit Artis,
Teylers Museum en Beelden
aan zee geven een royaal
beeld van de belangrijke rol
die dieren in de kunst en
joodse tradities speelden.
De tentoonstelling
‘Beestenboel – Dieren in de
kunst’, is t/m 1 september 2013
te zien in het Joods Historisch
Museum | www.jhm.nl
Onbekende
waterwereld
Eilandhoppen in Nederland? Dat kan in het Ilperveld!
Het Ilperveld (vlak bij Amsterdam) is een uitgestrekt
brak veenweidegebied, met talloze sloten en vaarten,
rietkragen en het bijzondere trilveen. Bij het Bezoekers
centrum zijn verschillende soorten boten te huur.
Ontdek de geheimzinnige waterwereld bijvoorbeeld
met een fluisterboot, een elektrische motorboot voor
7 personen, en geniet van de stilte en alle bijzondere
vogels, zoogdieren en planten. Meer aan bij een
rietveld en stap verend op de veenbodem die ruikt
naar reukgras. Ontmoet kieviten, tureluurs, grutto’s,
kiekendieven of een roerdomp. Ontdek watermunt
en lepelblad en op de stukjes veenhei groeit zelfs
kraaiheide. Regel er een picknickmand bij en maak zo
deze bijzondere natuurervaring compleet!
Reserveren tijdens kantooruren bij Land-
schap Noord-Holland: 088 006 44 55. Op de
dag zelf en op zaterdag en zondag kunt u
rechtstreeks het Bezoekerscentrum bellen:
020 482 55 20 | www.ilperveld.nl
Kasteeltuinen Arcen
Na het grote succes van het boek Zelfgeoogst van foodstyliste
Marian Flint kon een vervolg niet uitblijven. Zelfgeboerd
gaat ‘verder’ – behalve adviezen voor het moestuinieren in
groentekistjes, zakken of flessen, worden er urban-farming-
tips gegeven voor het houden van bijen en kippen (ook in de
stad!) en bevat het rijk geïllustreerde werk heldere instructies
voor de aanleg van een dak- of geveltuin.
Ook fijn: behalve kweektips voor groenten geeft Zelfgeboerd
in de vorm van toepasselijke recepten antwoord op de vraag
‘Wat kan ik allemaal met de oogst?’
Zelfgeboerd | Marian Flint | Uitgeverij Snor | isbn 978 90 799 6144 3
lezersaanbieding
Zelfgeboerd aanbieding:
Op vertoon van
dit artikel krijgt u
75% korting op de
fluisterpunters
in
het Ilperveld.
Geldig: dinsdag t/m vrijdag,
t/m 31 oktober 2013
tuin
Foto: Mike Rouweler
zaaigoed
5. 05
Groenendaal
van buitenplaats tot wandelbos
Lange tijd was Groenendaal in
Heemstede een particuliere
buitenplaats die voor de
inwoners van het dorp
gesloten was. In 1913 kocht de
gemeente het terrein om het
open te stellen als openbaar
wandelbos, én om forensen
te trekken. Voor die tijd een
visionaire beslissing, die in
belangrijke mate heeft bijge-
dragen aan het groene karak-
ter van de gemeente. Over de
rijke geschiedenis van Groenen
daal is nu een heerlijk lees- en
bladerboek verschenen, volop
geïllustreerd met mooi oud
beeldmateriaal én prachtige
nieuwe kleurenfoto’s. Met
verhalen over het landschap in
de middeleeuwen, de buiten-
plaatsen, de begraafplaats en
de Floratentoonstellingen van
1925, 1935 en 1953.
Ook is er is er volop aandacht
voor al die dingen waar veel
Heemstedenaren zulke goede
herinneringen aan hebben: de
zwemvijvers, de Belvedère,
de merkwaardige walvisbank
en andere curiositeiten. En
alles waar we nu nog steeds
van kunnen genieten: de
kinderboerderij, de speeltuin,
restaurant Landgoed
Groenendaal en niet te ver
geten de natuur met haar rijk
gevarieerde flora en fauna.
Groenendaal – van buitenplaats
tot wandelbos
Redactie Michel Bakker, Marloes
van Buuren, Marc de Bruijn,
Jaap Verschoor | Uitgever
Historische Vereniging
Heemstede-Bennebroek
(www.hv-hb.nl) | Prijs € 24,95
isbn 978 90 707 1200 6
Boek
boek
Ja Natuurlijk
Ja Natuurlijk is het boek bij de gelijknamige
kunstmanifestatie in het Gemeentemuseum
Den Haag (GEM). De rijk geïllustreerde publicatie
presenteert inspirerende essays en werken van
meer dan 80 kunstenaars onder wie Francis Alÿs,
Jimmie Durham, Olafur Eliasson, Damien Hirst,
Zeger Reyers, Superflex en Ai Weiwei.
Wat is natuurlijk? En wie of wat bepaalt dat
eigenlijk? In een groots opgezette tentoon
stelling laten kunstenaars verrassende
partnerschappen zien tussen mens, natuur en
techniek. Met zowel bevrijdende als hilarische
gevolgen: je huisdier ontwerp je zelf, schimmels
blijken onze beste vrienden, de stad kun je
oogsten en meeuwen zijn best lekker op de
barbecue. Maar ook: je mobiel is je geheugen,
Facebook is je habitat, internet de nieuwe
biotoop en nanotechnologie is niet meer weg
te denken uit ons bestaan.
De publicatie is een verdieping op de tentoon
stelling. Filosofen, ecologen, kunstenaars en
antropologen verschaffen ons nieuwe inzichten
over de relatie tussen mens en omgeving.
Ja Natuurlijk inspireert tot handelen en zet
ingesleten patronen met humor op scherp.
‘Dit boek is te lezen als receptenboek voor
ecologische intelligentie!,’ aldus Ine Gevers,
curator en initiatiefnemer van ‘Ja Natuurlijk’.
Ja Natuurlijk. Een nieuwe visie op ecologische
intelligentie | nai010 Uitgevers
isbn 978 94 620 8062 1 | Prijs € 29,50
Ja Natuurlijk. Hoe kunst de wereld redt
Gemeentemuseum Den Haag (GEM),
van 15 maart t/m 16 augustus
tentoonstelling
Open City
In de zomertentoonstelling van het kunstfort
Vijfhuizen staat de openbare ruimte centraal:
de plaats waar mensen samenkomen en
democratie gestalte krijgt. De hedendaagse
openbare ruimte is aan grote veranderingen
onderhevig door een gefragmenteerd publiek
en voortschrijdende commercialisering en
privatisering. Open City wil een bijdrage leveren
aan het actuele debat over het publieke
domein. Kunstenaars en onderzoekers zijn
uitgenodigd om ideeën aan te dragen om op
nieuwe manieren met de publieke ruimte om
te gaan. Door de artistieke experimenten
kunnen nieuwe vormen van openbaarheid
ontstaan. Van 7 juli t/m 29 september.
www.kunstfort.nl
Video-still uit Your Home Is In Our Hands (2011) – Elke Uitentuis Wouter Osterholt
8. 08
Het resultaat van die subsidiestroom naar de landbouw is
dat vrijwel alle vogelsoorten die ooit algemeen waren in het
agrarisch cultuurlandschap letterlijk zijn gedecimeerd:
kemphaan, watersnip, veldleeuwerik, geelgors, noem maar
op. Het boerenland is dood. Als al die subsidies waren
bedoeld om de biodiversiteit te reduceren zou je zeggen:
missie geslaagd.’
geen telefoon
De idee van het robuuste netwerk was belangrijk omdat de
resterende natuurgebieden eilanden waren geworden in
een ecologische woestijn. Tijdens de Groeneveld-sessies
ontwikkelde het drietal ideeën om de samenhang te verster-
ken en de natuur weer zijn eigen beheerder te laten worden
in plaats van de mens te laten knippen, snoeien en plaggen.
Om de wildernis te ervaren op de manier zoals Van de
Klundert daarvan verslag deed in Expeditie wildernis ver
laten we de zeedijk en lopen rechtstreeks het buitendijkse
kweldergebied binnen. Van de Klundert uit zijn liefde voor
ongereptheid: ‘In Expeditie wildernis wilde ik onderzoeken
wat de natuur voor me zou betekenen als ik me er een week
volledig op concentreerde: geen mensen, geen boeken, geen
telefoon. Er zijn natuurlijk nog restanten van fraaie land-
schappen die we als ons gemeenschappelijke huis kunnen
zien, daar is de hand van de mens overal zichtbaar. Ik was
op zoek naar de natuur waar de hand van de mens minder
zichtbaar is, waar die nog zijn eigen gang gaat. Er zijn nog
plekken waar je dat kunt ervaren, ik heb er tien van bezocht:
van Biesbosch tot Bargerveen. Nergens was de hand van
de mens onzichtbaar, maar soms was de autonomie van de
natuur wel dominanter dan op veel andere plekken. Vooral
in het Waddengebied, op eilandjes als Rottumerplaat of
Griend is dat het geval. Het is er nog stil, donker, de zee,
eb en vloed zorgen voor dynamiek. De vogels komen er uit
verre plekken in het poolgebied naartoe en reizen ook weer
verder naar het verre Afrika zonder dat we er iets van weten.
Die autonomie ervaren is iets heel anders dan wandelen
of fietsen in een landbouwgebied waar de natuur een
marginale plek heeft.’
alles geregeld
‘Wildernis, de ervaring van een autonome natuur, leert ons
anders kijken naar onze omgeving waar alles van iemand is,
alles geregeld is. Stel je voor hoe ons leven en ons denken
eruit zouden zien zonder besef van wildernis, zonder een
idee van wat ongerepte natuur is. Echt ongerepte natuur
bestaat eigenlijk niet of nauwelijks meer op onze aarde.
Maar we kunnen nog wel allerlei vormen van autonomie
ervaren. Een zingende merel is mooi omdat je hem niet kunt
bestellen, een zonsondergang is altijd mooi totdat je hem
kunt bestellen.’
kraken
We komen steeds dieper en verder in het buitendijkse
gebied, waar watergeulen doorheen lopen. Aan de overzijde
van de Waddenzee ligt Ameland. Een groep rotganzen
foerageert en het is opvallend hoe dicht we de vogels
kunnen naderen. Van de Klundert is enthousiast: ‘De magie
van dit gebied is dat eb en vloed, die hele dynamiek van
getijdenstromen, volkomen onafhankelijk zijn van
menselijk ingrijpen. Natuurlijk, we hebben verderop dijken
aangelegd maar dat neemt niet weg dat de natuur hier haar
eigen ritme heeft. Ik vind het telkens weer buitengewoon
indrukwekkend dat vogels uit Groenland de oceaan durven
over te steken en overwinteringsplekken hier in Nederland
weten te vinden. Hoe meer je weet, hoe groter je
bewondering en verwondering. Die kanoeten daar: het is
magisch dat ze in één ruk de oceaan overvliegen zonder
enige training. Tijdens hun vliegtocht wordt hun maag drie
keer zo groot: in Groenland is hun maag ingesteld op het
eten van insecten en hier kraken ze er schelpen mee.’
nut
Achter deze visie schuilt een andere overtuiging van
Van de Klundert: het denken over de mens is de laatste jaren
sterk gebiologiseerd: eigenschappen als gezondheid en
intelligentie maar zelfs bewustzijn en geweten worden
steeds meer aan onze biologie gerelateerd. Ook onze kijk
op natuur wordt steeds meer een kwestie van economische
betekenis en nut. Dat is op zich niet verkeerd, maar als je
denkt dat menselijke waarden als vriendschap en geluk
voldoende betekenis hebben als je ze biologisch kunt
verklaren, mis je wat. Ook de magie en de schoonheid van
de natuur kunnen we niet uitsluitend op rationele gronden
baseren. Onze band met natuur onttrekt zich voor een deel
aan verstandelijke analyse.
contrapunt
Terwijl we steeds nietiger figuren worden in het immense
landschap om ons heen, betoogt hij met meeslepend
enthousiasme en kennis van zaken: ‘Literatuur en kunst
lerenonsbeterkijkennaardewereldomonsheen,denatuur
leert ons ook beter kijken naar onszelf. In de wildernis vind
ik iets wat ik het contrapunt van de samenleving zou willen
noemen. Juist nu we steeds stedelijker zijn geworden wordt
het besef van verbondenheid met de wilde natuur die geheel
autonoom haar gang gaat, belangrijk. Nu we weten dat we
alles kunnen uitroeien en voor ons dagelijks leven niet
meer direct afhankelijk zijn, zien we dat terughoudendheid,
respect en bewondering ons verrijken.’
Bram van de Klundert publiceerde onder meer de boeken:
Verlangen goed te leven, Expeditie wildernis en Op zoek naar
onze natuur. Hij werkte bij diverse organisaties aan ruimtelijke
plannen en was betrokken bij de grote strategische natuur
plannen van de Rijksoverheid. Thans is hij directeur van het
Waddenfonds, gevestigd te Leeuwarden.
interview
“Anders kijken naar onze omgeving
waar alles van iemand is”
10. 10 Ander beeld
Gebruikmakend van zwerfafval
maakt de Braziliaanse kunstenaar
Thiago Bender kunst in de openbare
ruimte. Als straatkunstenaar is
Bender geïnteresseerd in reacties
(en interventies!) van passanten op
zijn creaties maar ook in de invloed
van het weer en het verstrijken van
tijd. Werk van Bender is te zien tijdens
de tentoonstelling My waste is your
waste waarin de vraag ‘Is afval het
nieuwe goud?’ centraal staat.
My waste is your waste
18 mei – 1 september 2013
MOTI Museum of the Image, Breda
www.motimuseum.nl
In het wild
Boterhamzakjes, plastic zakjes
van de markt, blikjes,
frisdrankflesjes, bidons,
doppen, kroonkurken, wikkels,
aanstekers, drinkbekers,
sigarettenpakjes, patatbakjes,
Big Mac-bakjes en vogels…
12. Wat vermag wildernis in onze tijd? In het essay dat filosofe Marjan Slob
op verzoek van Kasteel Groeneveld schreef voert ze ons mee van
Into the wild tot stadslandbouw, op zoek naar een antwoord.
Still uit de film Into the wild (regie en productie: Sean Penn, 2007).
essay
12
13. Tekst: Marjan Slob | Beeld: Hollandse Hoogte
13
In de lente van 1992
laat Chris McCandless zich afzetten bij het
Stampede trail vlakbij Denali National Park
in het binnenland van Alaska. Hij trekt in
zijn eentje verder – met op zijn rug een
visnet, ongeveer vijf kilo rijst, een geweer en
een paar boeken. Chris steekt een riviertje
over en stuit na een tijdje op een ontmantelde
oude stadsbus waar hij zijn kamp opslaat.
Temidden van de besneeuwde bergtoppen,
de hoge hemel en de wilde dieren brengt hij
zijn dagen door, levend op een dieet van rijst,
planten, en klein wild. In zijn dagboek
verhaalt hij hoe verbonden hij zich voelt met
de natuur, hoe zuiver en groots het leven is.
Hij boekstaaft sublieme momenten.
Niet alles is sereen en vredig. Hij beschrijft
ook hoe hij op een dag een eland schiet. Chris
legt aan, het dier zakt door zijn poten, en het
is aan Chris om het te villen. Snikkend haalt
hij het hart uit het beest, zijn armen tot over
de ellebogen in het bloed. De hompen vlees
die hij uitsnijdt zijn te groot. Chris improvi-
seert een rookoven die niet goed wil trekken.
Hij weet de vliegen niet voor te blijven en het
vlees bederft; zijn onkunde maakt dat de
eland voor niets is gestorven en dat neemt hij
zichzelfkwalijk.Ditsjouwenmethetkadaver,
met de grote stille kop van de eland die kijkt
en niet meer kijkt, is net zo goed een subliem
moment als de meer voor de hand liggende
episodes waarin Chris uitzinnig en met uit-
gespreide armen op zijn bus staat, of in de
ruige natuur zijn haren schudt onder een
geïmproviseerde douche. Dit is wat leven in
de wildernis betekent. Het gaat jou te buiten.
Begin augustus besluit Chris terug te keren
naar de bewoonde wereld. Dan merkt hij dat
hij nóg een beginnersfout heeft gemaakt: het
stroompje dat hij overstak voordat de sneeuw
was gesmolten, is nu een woeste, bulderende
rivier. Ondoorwaadbaar. Er zit niets anders
op dan terug te keren naar de bus, en daar
begint voor Chris het serieuze hongerlijden.
De rijst is al lang op, de dieren hebben zich
teruggetrokken. Hij moet nu overleven op
planten, die hij probeert te determineren
met zijn veldgids. Waarschijnlijk eet hij een
verkeerde soort. Hoe dan ook: hij wordt ziek,
kan niet meer naar eten zoeken, en sterft
ergens half augustus, na ruim honderd dagen
in de wildernis. Twee weken later wordt hij
gevonden.
Journalist Jon Krakauer schreef op basis van
Chris’ dagboeken en gesprekken met mensen
die hem in zijn laatste jaren hadden gekend
een artikel voor het tijdschrift Outside. Dat
artikel vond zoveel weerklank dat Krakauer
het in 1996 uitwerkte tot een boek, Into the
Wild; in 2007 verfilmd door Sean Penn. Velen
bleken iets te herkennen in de pelgrimstocht
van een eenling die zich boven de middel-
maat wil verheffen, en zich daartoe afkeert
van comfort en voorspelbaarheid. De bus
waarin McCandless stierf is inmiddels een
pelgrimsoord, op internet woeden discussies
over het plantje waarmee Chris zichzelf
mogelijk vergiftigde, en debatteert men
over hoe gemakkelijk of dom het is om je
bij het determineren daarvan te vergissen.
Krakauer kreeg brieven van doorgewinterde
Alaskanen, die hoofdschuddend reppen van
McCandless onbenul om zo onvoorbereid de
wildernis in te trekken. Een oude rot met een
borreltje te veel op schrijft: ‘De afgelopen
vijftien jaar ben ik hier aardig wat types zoals
McCandless tegen het lijf gelopen. Steeds
hetzelfde liedje: idealistische, energieke
jongemannen die zichzelf overschatten, het
land onderschatten, en zich moeilijkheden
op de hals halen. (…) Zulke moedwillige
onwetendheid … komt neer op gebrek
aan respect voor het land … arrogantie …
het zoveelste voorbeeld van een slecht
voorbereide, overmoedige knul die hier
rondblundert en er een zooitje van maakt
omdat het hem aan de vereiste nederigheid
ontbreekt.’
Dit mag zo zijn. Maar het oordeel is ook te
hard, want eenzijdig. Het miskent het verlan-
gen naar het Andere wat deze jongens drijft.
Ik heb zo’n jongen in me. Ik voel dat hij de
Angstaanjagend
en groots
13
Een verkenning van sublieme
natuurervaringen
14. natuur in wil, alleen, om zich ermee te meten
of om er in op te gaan – waarschijnlijk allebei.
Om zijn vernuft te gebruiken en zijn uithou-
dingsvermogen te testen. Om ’s nachts te
luisteren naar de geluiden van wilde dieren
en de wijde hemel boven zich te weten. Om
af te wachten waar die grote stille ruimte
om hem heen, die steeds meer een innerlijke
ruimte wordt, zich mee gaat vullen. Om
deelgenoot te worden van het Sublieme. Zeg
maar eens dat dit geen oprecht verlangen is!
Sterker nog: wie dit verlangen niet af en toe
in zichzelf voelt, is pas echt verloren.
Nederland nodigt niet uit tot dergelijke erva-
ringen. Ons landschap is daarvoor te getemd,
te ontworpen. ‘Overal waar je kijkt / sta je
in iemands gedachten,’ dichtte Willem van
Toorn.
Wij hebben onze natuur goed in de houd-
greep. Toegewijde professionals houden ons
meest woeste natuurlijke element, de wilde
zee, altijd met een schuin oog voor ons in de
gaten. De golven klotsen tegen de dijken rond
de Randstad op een manier die buitenlanders
de adem beneemt, en toch kunnen we
behoorlijk gerust zijn, verzekeren zij ons. Dat
is een grote prestatie, waarvoor erkentelijk-
heid past. Ik ben blij dat mijn doordeweekse
gevoel er een van veiligheid is. Toch voel ik
af en toe het verlangen naar een sublieme
natuurervaring. Dat verlangen ketst af op ons
landschap. En ik kan het niet helpen, maar
dat geeft mij ook het idee dat er in mijn land
iets ontbreekt.
De ontmoeting met het
ontzagwekkende
Indeideeëngeschiedenisheeft‘hetsublieme’
vanaf het begin een dreigende bijklank. De
eerste vermelding van het begrip is te vinden
bij Pseudo-Longinus. ‘De mens dient zich het
overweldigende en oneindige voor te stellen,
en zich zo boven het alledaagse en puur
nuttige van zijn bestaan te verheffen,’
schrijft hij in de eerste eeuw na Christus in
De sublimitate.
In 1674 vertaalde Nicolas Boileau Desublimi
tate in het Frans, maar het duurde nog een
eeuw voordat de term echt wind onder de
vleugels kreeg. Het achttiende-eeuwse
Europa heeft dan ruim honderd jaar Verlich-
tingsdenken achter de rug. In die tijdspanne
is de rede eropuit geweest om al wat ons
omringt in te voegen in een orde. Deze
inspanning was een belofte: met je verstand
kun je de wetten van de schepping achter
halen – en als je ze kent, kun je die wetten
gebruiken om de schepping naar je hand te
zetten. Wat een roes moet dat zijn geweest!
Niet langer overgeleverd zijn aan de natuur,
maar haar doorgronden, en daarmee de
sleutel in handen krijgen om haar te voegen
naar jouw behoeften! Zo werd het onbekende
gestaag in het gelid gedrongen door de ratio.
De strak ontworpen en in toom gehouden
tuinen van Versailles zijn een helder zinne-
beeld voor deze omgang met de natuur.
Maar zodra de natuur getemd was tot een
geometrisch landschap begon het te kriebe-
len. Men begon een bepaalde sensatie te
missen – en anders te waarderen. Voor die
ervaring gebruikten de denkers van deze tijd
de term ‘het sublieme’. Vanaf dit moment
komt het sublieme te staan voor de dubbel-
hartige ervaring die je kunt hebben naar aan-
leiding van iets buiten jou, iets dat duidelijk
anders, groter is dan jijzelf. Wat je verrukt,
maar ook angst inboezemt. Denk donder,
bliksem, vulkanen. Stormen, neerstortende
watervallen, woeste zeeën. Het standaard-
voorbeeld van een sublieme ervaring is het
gevoel dat je krijgt als je in je eentje op een
hoge bergtop naar beneden kijkt. Daar sta je,
je gemoed zwelt: wat is het hier mooi en
groots! Maar je voelt ook de diepte trekken.
Je beseft hoe nietig en kwetsbaar je bent.
Als je valt, dan… Rillingen – van verrukking,
van angst? – trekken over je ruggengraat.
Juist die zoete dreiging maakt op een of
andere manier dat je je heel levend voelt. Je
ervaart het sublieme. Dat is een interessant
gevoel, waar je later naar terugverlangt,
waarnaar je bewust op zoek kunt gaan.
De term ‘het sublieme’ kwam dus op in de
tweede helft van de achttiende eeuw, aan
de vooravond van de Romantiek. Edmund
Burke en Immanuel Kant zijn de filosofen
die het vaakst rond dit begrip aangehaald
worden. Hoewel beide kinderen van hun tijd,
verschilt hun denkwijze op een cruciale
manier.
Kant beschrijft het sublieme in zijn Kritik
der Urteilskraft (1790) als die kenmerkende
mengeling van plezier en onbehagen. Ook
voor Kants analyse waren de ervaringen van
alpinisten het concrete vertrekpunt, maar al
snel krijgt het angstaanjagende bij hem een
esthetische dimensie. Kunstenaars, denkt
Kant, zijn meesters in de omgang met zaken
in ons bestaan die ons angst inboezemen.
Een kunstenaar heeft het vermogen om dat
aantrekkelijke, maar overweldigende Andere
wat ons dreigt te overspoelen in een vorm
gieten. Uiteindelijk gaat het de rationalist
Kant om dit (volgens hem verstandelijke)
vermogen. Doordat kunstenaars erin slagen
het Andere een beheerste vorm op te leggen,
kunnen wij het Andere ervaren. Door het
Andere in eenzelfde beweging op te roepen
en op afstand te stellen, maken kunstenaars
het Andere toegankelijk voor de burgerij.
Zo verwerven kunstenaars, als het ware
namens het mensdom, innerlijke vrijheid ten
opzichte van wat ons in de stoffelijke wereld
angst inboezemt. De (kunstzinnige) ratio kan
mensen vrijwaren van de doodsangst van het
stoffelijke lichaam. Dit is voor Kant uiteinde-
lijk de functie van de kunst. Deze link tussen
het sublieme en de esthetica is tot op heden
sterk gebleven. Het begrip duikt nog steeds
voornamelijk op in het vocabulaire van
mensen die kunst willen duiden.
Toch voel ik me minder aangetrokken tot
deze opvatting van het sublieme, omdat ik
de geruststelling van Kant niet meer kan
geloven. Ik ben van na Darwin; ik voel me een
mensendier. Lichaam en geest zijn voor mij
niet twee aparte entiteiten die toevallig in
dit ondermaanse leven zijn samengevoegd.
Ze zijn onlosmakelijk verbonden – samen
ontstaan en samen geëvolueerd. De rede is
belangrijk en definieert mij ook, maar over-
Essay
14
“Wie dit verlangen niet af en toe in
zichzelf voelt, is pas echt verloren”
15. stijgt niet wat ik ten diepste ben, namelijk:
een stoffelijk lichaam. Ik zie dan ook niet hoe
de rede mij kan behoeden voor doodsangst.
Integendeel: door mijn rede te gebruiken,
besef ik juist dat ik sterfelijk ben. Goede
kunst kan een expressie zijn van die angst,
en in die zin troosten. Maar ze kan die angst
niet overstijgen. Voor mij is het sublieme ook
niet vooral te ervaren in, of via, de kunsten.
Het sublieme doet zich ook – juist – in de
wildernis voor. Je bent door de scheur in het
weefsel van alledag gekropen, de wereld van
de pure materialiteit in. Opeens voel je hoe
groots de wereld is, en hoe kwetsbaar jij bent.
Je beseft ten volle dat je leeft. En al ga je nog
zo slim en omzichtig te werk, al laat je je rede
op toptoeren draaien, er is geen garantie dat
je deze situatie overleeft. Dom handelen ver-
kleint je kansen aanzienlijk, maar ook een
verstandig, doortastend, onderlegd persoon
kan pech hebben en bezwijken in de wilder-
nis. Uiteindelijk is het niet aan jou. Jij hebt
namelijk au fond de macht niet. En dat besef
is een subliem besef.
Ik voel me meer aangetrokken tot de duiding
van het sublieme van een andere achttiende-
eeuwse filosoof: Edmund Burke. Deze Ier
maakt in zijn A Philosophical Enquiry into
the Origin of Our Ideas of the Sublime and
Beautiful (1757) een interessant onderscheid
tussen ‘het sublieme’ en ‘het schone’. Het zijn
voor Burke twee totaal verschillende domei-
nen, waaraan ook verschillende gevoelens en
lichamelijke processen ten grondslag liggen.
En precies dat denken vanuit emoties en
fysieke reacties vind ik, als zelfverklaard
mensendier, interessant.
Het schone is voor Burke het welgevormde
dat het oog pleziert. ‘Schoonheid brengt je tot
rust en geeft je de indruk dat Gods wereld
ordelijk en goed is,’ zo stelt hij. Het sublieme
daarentegen is het overweldigende dat jou
zou kunnen vernietigen. Waar schoonheid
ontspant, doet het sublieme je spieren
samentrekken. Je voelt angst, en dat wijst
op een zucht naar zelfbehoud.
Burke postuleert twee domeinen die worden
beheerst door twee totaal verschillende
‘passies’. De vredige passie voor het schone
draait rond de omgang met wat jou omringt.
Hoe mooier iets of iemand is, hoe minder
onverschillig je ertegenover staat en hoe
meer harmonie je met dat andere ervaart.
Het ultieme ideaal is hier het ervaren van de
schoonheid en de orde van de hele schepping;
niet voor niets betekent het Griekse woord
‘kosmos’ zowel orde als schoonheid.
Hoe anders werkt het in het domein van het
sublieme! Daar is zelfbehoud de cruciale
passie. Pijn en verrukking liggen in elkaars
verlengde; dat is een radicale stellingname,
een ware breuk in de ideeëngeschiedenis.
Wil je het sublieme werkelijk ervaren, aldus
Burke, dan begeef je je op een terrein waar je
geestelijke of fysieke pijn riskeert – en wel in
die mate dat jouw drang tot zelfbehoud zal
worden aangesproken. Dit is ten diepste een
eenzaam avontuur. Het gaat om jouw voort-
bestaan. Waar schoonheid staat voor liefde,
communicatie en (kosmische) harmonie,
staat het sublieme voor een antisociale trek
in mensen: het besef dat je sommige belang-
rijke ervaringen niet kunt delen, omdat die
via jouw lichaam verlopen. Woorden kunnen
die ervaring eventueel aanduiden en daar-
mee in het sociale domein trekken, net zoals
kunst dat kan. Maar de ervaring zelf vindt
buitenhetsocialedomeinplaats.Dieervaring
gaat aan woorden vooraf en is daar nooit
helemaal in te vangen. Ziedaar de onmisken-
baar mystieke trek van het sublieme. Een
sublieme ervaring is een verrukkelijke, in
potentie transformerende ervaring die jou de
enormiteit doet voelen van het bestaan waar
jij deel van uitmaakt. Het is tegelijkertijd een
oncomfortabele ervaring, omdat zij alleen
toegankelijk is vanuit een persoonlijk door-
voeld besef van kwetsbaarheid en sterfelijk-
heid. Ondanks deze pijnlijke trek van het
sublieme zijn bepaalde groepen mensen naar
dergelijke ervaringen op zoek. Dit verlangen
naar het sublieme staat voor mij, anno nu,
voor het zoeken naar een grenservaring in
een (al te) gecontroleerde wereld. Voor het
besefdatweonsnietalleskunnentoe-eigenen.
De zucht naar het sublieme erkent dit,
en zoekt naar een reset van het veilige,
comfortabele, maar gedempte bestaan als
burger. Zo bezien ligt het voor de hand om te
denken dat juist de wildernis je die reset kan
bieden. Wildernis onttrekt zich immers per
definitie aan onze arrangementen.
De gedachte dat wildernis samenvalt met
het gevaarlijke Andere is toegankelijker
voor een Amerikaanse adolescent als
Chris McCandless dan voor ons Neder
landers. Waar wij in onze beleving van de
natuur vooral gevormd zijn door een vriende-
lijke sociaaldemocratische natuuronderrich-
ter als Jac. P. Thijsse, kunnen zij bogen op
een traditie van woeste wildernisdenkers
en -schrijvers, die begint met Henry David
Thoreau en via Jack London en John Muir
doorloopt naar hedendaagse ideologen van
de wildernis als Jack Turner en Gary Snyder.
Hun cultuur geeft hen bovendien de taal om
in hooggestemde termen over de wildernis
te praten. Voor Amerikanen is de wildernis
haast een morele categorie: die van het onbe-
dorvene, het van nature goede. McCandless
logde in op een gevestigde traditie; hij had de
boeken van Thoreau en London letterlijk in
zijn rugzak, naast die zak rijst. Hij las wat
hij kon verlangen van het Amerikaanse land-
schap, en dat vormde zijn verwachtingen.
De Nederlandse wildernis is daarmee
vergeleken een gedachte, een plan. In een
“Juist die zoete dreiging maakt
op een of andere manier dat je
je heel levend voelt”
15
“Ik ben van na Darwin;
ik voel me een mensendier”
16. hut kun je uitkijken over de Oostvaarders
plassen, een ‘wild’ gebied waar niets doen de
managementfilosofie is en grote grazers na
een strenge winter dus op natuurlijke wijze
wegkwijnen. Kijken naar ontworpen wilder-
nis op een stuk land dat we hebben veroverd
op de woeste zee: de ironie is niet te missen.
Zoals Kester Freriks opmerkt: ‘Een eeuw
geleden diende het ontginnen van wildernis
de beschaving. Nu staat het schéppen van
wildernis gelijk aan beschaving.’ Het getuigt
politiek-bestuurlijk gezien van een nogal
wiebelige omgang met het landschap.
Typisch Nederlands is óók dat het kan – en
dat we het doen.
In de traditionele, ‘Amerikaanse’ betekenis
staat ‘wildernis’ voor natuur die nog niet
door mensenhanden is beïnvloed of gevormd.
Zo bezien is wildernis iets wat je conserveert
– en dat doe je door ervan af te blijven. Die
opvatting kent net zo goed haar ironie, zoals
bijvoorbeeld blijkt uit het werk van de Ame-
rikaanse klimmer, filosoof en schrijver Jack
Turner. Turners essays zijn een hartstochte-
lijk pleidooi voor wildernis als onberoerde
plek, los van elke menselijke inmenging,
waar het leven zijn juiste loop neemt en
zijn natuurlijke harmonie vindt. Die plek
wordt een vluchtoord waar zoekende mensen
een bepaald soort ‘waarachtige’, sublieme
ervaringen kunnen opdoen. Je voelt Turners
passie, zijn oprechte bekommernis dat al die
getemde, in cultuur gebrachte gronden een
bepaald soort ervaring schaarser maken. Zijn
pleidooi is mij sympathiek, maar er zitten
rare kantjes aan. Om te beginnen heeft zijn
omschrijving iets vijandigs: ‘mijn wildernis
is een plekje zonder jullie’. En dan is er die
ironie, die Turner overigens zelf inziet: hoe
kun je nu wildernis ervaren als je er eigenlijk
niet kunt zijn? Want waar jij bent, is volgens
deze definitie direct geen echte wildernis
meer. Zulke wildernis is een droomplek,
een fantasie.
In feite koppelt Turner sublieme ervaringen
één op één vast aan de wildernis. Alsof
bepaalde ervaringen – die ik subliem noem –
zich uitsluitend in een bepaalde omgeving
kunnen voordoen. Alsof ze alleen daar wortel
kunnen schieten en voorgoed verloren gaan
zodra de laatste wildernis ontgonnen is. Dit
is de angst van Turner en vele Amerikaanse
wildernisdenkers met hem. Maar is die angst
terecht?
Ik denk dat de band tussen wildernis en het
sublieme minder het karakter van een wet-
matigheid heeft dan Turner doet voorkomen.
Dat blijkt bijvoorbeeld al uit het feit dat som-
mige mensen zelfs in de meest woeste natuur
geen sublieme ervaringen opdoen. Zet hen in
de toendra, een regenwoud of een polder bij
nacht, en ze willen vooral naar huis. Zij lijken
simpelweg het talent te ontberen om zich
open te stellen voor de natuur. Gevoeligheid
voor het sublieme in de natuur is kennelijk
iets waar je meer of minder aanleg voor kunt
hebben; een soort vermogen, vergelijkbaar
met muzikaliteit. Er is geen garantie dat een
bepaald wild landschap bij iedereen in elke
levensfase een sublieme ervaring oproept.
Deze filosofische kanttekening over de relatie
tussen omgeving en ervaring maakt de zaak
van natuurbeheerders niet gemakkelijker.
Stel dat het al lukt om beleidsmakers te over-
tuigen van het belang van die persoonlijke,
half mystieke, ‘sublieme’ ervaringen, waar
wél wat stukjes wilde natuur voor nodig zijn
(ofwel: grond waar anderen van af moeten
blijven, ondanks eventueel economisch
potentieel), dan nog is er geen garantie dat
deze vrijgestelde publieke grond die belang-
rijke ervaringen ook levert aan de belasting-
betaler. Sommige burgers zullen onbewogen
blijven. Waarmee ‘wildernis’ vergelijkbaar
wordt met de opera die dankzij overheids-
steun kan blijven bestaan, en de vogelkijkhut
bij de Oostvaardersplassen doet denken aan
de gesubsidieerde theaterstoelen waarop
de culturele elite neerstrijkt. Het pleidooi
is bekend: ‘Overheid, houd dit in stand, want
wij maken hier zulke mooie dingen mee!
Dit zijn de ervaringen die ons leven kleur
en diepte geven!’ Hoe overtuigend is het als
argument voor mensen die zo’n ervaring op
dezelfde plek niet hebben? Zij zullen jou
moeten geloven. En het jou vervolgens ook
nog moeten gunnen. Maatschappelijk gezien
geen eenvoudig verhaal.
Maar als de relatie tussen wildernis en
sublieme ervaringen losser is dan mensen als
Jack Turner het doen voorkomen, is dat ook
goed nieuws. Sublieme ervaringen hoeven
dan ook niet afhankelijk te zijn van die o zo
schaarse wildernis in onversneden vorm. Het
sublieme blijkt eerst en vooral een ervaring,
een ervaring waar je bovendien al dan niet
gevoelig voor kunt zijn. De getalenteerden
onder ons kunnen misschien al sublieme
ervaringen opdoen in een béétje wildernis.
BramvandeKlundert,directeurWaddenfonds
en fervent vogelaar, verhaalt in Expeditie
Wildernis over zijn ‘ervaringen met het
sublieme in de Nederlandse natuur’. Om
die over zich af te roepen, moet hij wel zijn
best doen. Ook hij weet dat het sublieme een
geheimzinnige maar cruciale relatie onder-
houdt met dreiging. ‘Het angstaanjagende
heeft in Nederland wel een heel kleine plek
gekregen,’ meent hij. Maar Van de Klundert
heeft een troef: een netwerk om jaloers op
te zijn. Hij zet zijn contacten met officiële
natuurbeheerders in en laat zich welbewust
afzetten bij de wildste natuurgebieden
van Nederland, waar hij zich inspant om
een week lang niemand tegen te komen.
Zo verblijft hij in wat hij ‘de achterkant van
Nederland’ noemt: Tiengemeten, de Millin-
gerwaard, Schiermonnikoog, de Weerribben,
en nog zes andere plukjes Nederlandse wil-
dernis. Hij lijdt kou, zijn gedachten dwalen
geregeld af, en hij betwijfelt of hij wel kan
zeggen dat hij zich in de wildernis begeeft als
hij zo goed de snelweg kan horen en ’s avonds
Essay
16
“Het besef dat je sommige
belangrijke ervaringen niet kunt
delen, omdat die via jouw lichaam
verlopen”
17. nog steeds de gloed ziet die van de kassen
afkomt. Toch rapporteert hij sublieme
momenten. Die lijken vooral te schuilen in
verstilling. In samenvallen met dat wat is,
opgaan in de omgeving. Dat is iets waar je
talent voor kunt hebben, maar wat je ook
kunt ontwikkelen. Bijvoorbeeld door te
mediteren, zoals Van de Klundert niet nalaat
te benadrukken.
Van de Klundert en Turner pleiten ieder op
hun eigen wijze voor het koesteren van een
bepaald soort ‘buiten’ dat naar binnen kan
vloeien. En beiden vinden zij die voeding
voor hun mystieke lichaam in de wildernis.
Zij delen de overtuiging dat wildernis cruci-
aal is om hun spirituele dorst te lessen – hoe
anders van aard de Nederlandse en Ameri-
kaanse wildernis feitelijk ook zijn.
Waarin de filosofische tussen
stand wordt opgemaakt
Wat is nu gezegd? Reële wildernis doet zich
voor tussen twee ironische verdwijnpunten:
dat van de ‘ontworpen wildernis’ en dat van
een ‘wildernis vrij van de smet van mensen-
dieren’. Die twee uitersten laten in de prak-
tijk een enorme zone open, die toestaat om
zowel een oerbos als een volkstuin waaruit
je het kweekgras maar niet weg kunt krijgen
te bestempelen als een vorm van wildernis.
Zelfs een ziekenhuis waar resistente bacte-
riën hun slag slaan is zo beschouwd wild
gebied! Voor beleidsmakers is zo’n ruim,
tolerant begrip van wildernis weinig bruik-
baar, realiseer ik me. Maar het faciliteren
van beleidsmakers is hier ook niet het doel.
Laat het nu genoeg zijn om te stellen dat de
wildernis een fysieke plek is waar natuurlijke
processen zich voltrekken volgens hun eigen
wetten en principes en waar zij hun eigen
ritme en loop volgen. Een plek waar je als
mens te gast bent.
En wat is nu het sublieme? Eerst en vooral
een ervaring, ben ik geneigd om te zeggen.
Een ervaring van iets dat groots is en mooi,
maarookdreigendenontembaar.Deervaring
zelf is notoir moeilijk te omschrijven. Dat
kan lastig zijn in het publieke debat, maar
diskwalificeert in mijn ogen de ervaring zelf
niet – integendeel. Om Friedrich Nietzsche
te citeren: ‘Onze echte belevenissen zijn
allerminst praatziek. Ze kunnen zich niet
eens uitspreken, ook al zouden ze dat willen.
Dat komt omdat het hun aan woorden ont-
breekt.’ En die echte belevenis die je kunt
opdoen in de wildernis is op zichzelf helder
in zijn betekenis: het is een ervaring die
jou op je plaats zet. Die duidelijk maakt dat
er een grens is aan wat jij, klein sterfelijk
stoffelijk mensje, vermag. En die juist daar-
door een ongekende ruimte biedt.
Als je een sublieme ervaring zoekt, vraagt dat
een eigenaardige inspanning om tot de juiste
gemoedsgesteldheidtekomen–eenstemming
waarin het sublieme zich aan je kan voor-
doen. Struinen door weerspannige natuur,
blootgesteld aan de elementen, is een krach-
tig en beproefd recept om die stemming over
jezelf af te roepen. Maar voor iemand met
aanleg kan zelfs de observatie van een spin-
nenweb aanleiding geven tot een sublieme
ervaring. Kijk, die spin heeft haar web gewe-
ven in de hoek van dat bushokje, bij de tl-bak
waar de vliegen op afkomen! En opeens klapt
het blikveld om. Je vloeit naar buiten. Jij bent
die spin; jij bent die vlieg. De spin in jou weeft
webben op instinct; de vlieg in jou zit er maar
mooi in vastgeplakt.
Het sublieme speelt zich voornamelijk af in
the eye of the beholder. Maar een sublieme
ervaring is onvermijdelijk gehecht aan een
concrete plek. Het gegeven dat veel integere
denkers en voelers hun sublieme ervaringen
eerst en vooral opdoen in een wilde omge-
ving, zie ik als een appel aan landbestuurders.
Wildernis blijkt een belangrijke poort naar
het sublieme. Daar, in die omgeving, komt
ons gevoel voor het sublieme gemakkelijk
tot bloei. Zorg dus voor wildernis. Opdat
sublieme ervaringen toegankelijk blijven.
17
“Ontworpen wildernis op een stuk
land dat we hebben veroverd op
de woeste zee”
Marjan Slob is filosoof
en essayist. Zij schrijft
over wetenschap, natuur,
democratie, fantasie,
technologie – steeds
met de vraag wat
kennis en ervaringen
nu voor ons betekenen.
Zij doet dat op eigen
titel of in opdracht van
organisaties.
www.marjanslob.nl
Foto: Adrienne Norman
18. Terug
reportage
18
De vraag of er in ons land ruimte is voor sublieme natuurervaringen, is
niet eenduidig te beantwoorden. De een beweert dat je zo’n ervaring in
je achtertuin kunt hebben, de ander meent dat dit alleen maar kan in een
echte wildernis met wilde dieren. Op zoek naar een antwoord ging Jan Dobbe
op bezoek bij mensen die (over)leven in de wildernis tot een tweede natuur
hebben gemaakt: bushcrafters. Hij vond ze op de Veluwe en trok een dagje
met hen op…
20. 20
reportage
paden af, wild kamperen, een vuurtje maken,
in het bos slapen. Maar hoe moet je anders
de natuur leren kennen?’ Gelukkig kent hij de
eigenaar van dit bosperceel, die hen persoon-
lijk toestemming heeft gegeven. René: ‘We
pratenmetorganisatiesalsNatuurmonumenten
en Staatsbosbeheer om de teugels op dit punt
te laten vieren. Langzamerhand zie je dat onze
argumenten serieuzer worden genomen.’ Als
voorbeeld noemt hij landen als Schotland en
Scandinavië. ‘Daar groeien kinderen op met
natuur. Ze gaan naar buiten, dat is een belang-
rijk deel van hun educatie. En zo raken ze
vertrouwd met de natuur. En wie vertrouwd
is met de natuur, gaat er ook beter mee om.’
oncontroleerbare natuur
De natuur is populair.Volgens René
Nauta volgden al duizenden mensen een
natuurcursus bij hem. ‘De leeftijd van de
cursisten ligt grofweg tussen de 20 en de 45.
Het zijn vooral mannen, zo’n 75 procent, maar
de vrouwen zijn in opkomst.’ In het team is
landbouwkundige Beke Olbers de enige vrouw.
Als levens- en zakelijk partner van René stapte
ze in 2009 in het bedrijf. Ze leeft nu samen met
René minstens twee derde van het jaar in de
vrije natuur. ‘Bushcraft is voor mij een levens-
wijze geworden, meer dan technieken en
cursussen. Wat mij echt naar buiten trekt is de
wens om te ervaren en te snappen wat er buiten
gebeurt, buiten te ZIJN. En dat ‘buiten zijn’
is ook het enige dat er is. Dat is heel concreet,
heel eenduidig. Je bent zeer bewust bezig met
dingen. Het is een illusie dat we de natuur
kunnen controleren. Dat wilde, oncontroleer-
bare ervan blijft me fascineren.’
De bushcrafters zijn qua achtergrond heel
divers. Alleen René en Beke zijn er professio-
neel mee bezig, de rest is vrijwilliger. Menno
is manager in de sociale werkvoorziening en
raakte ‘uit pure nieuwsgierigheid’ betrokken
bij de natuur. ‘Bij het uitlaten van de hond
dwaalde ik steeds verder van het geijkte pad af
en dat wakkerde een ongelooflijke nieuws
gierigheid aan naar wat er in de natuur te
beleven valt.’ Frits verzorgt de inkoop en de
logistiek bij een vaatwasmachineproducent, zit
zijn hele leven al bij de scouting en ziet buiten
leven als één grote uitdaging. Ted doet logistiek
werk bij de landmacht, en kreeg na een jeugd in
de natuur (zoon van een boswachter) na 20 jaar
weerernstigbehoefteomdenatuurintetrekken.
Arend is onderwijzer en kreeg de natuur met de
paplepel ingegoten door zijn vader die bioloog
was en doordat hij opgroeide in de polders.
Erwin is ICT’er, zit al van jongs af aan bij de
scouting. Bushcraft heeft hem anders leren
kijken: ‘Je ziet echt iets als je naar buiten kijkt!’
Bob is design engineer in Delft: ‘Het bos heeft
me te pakken.’
adrenaline
In de loop van de middag maken we
een wandeling door het bos– waar we
ook langs een wildspoor komen waar
high tech camera’s van Extra Survival
staan opgesteld om het wild te filmen.
Ik raak in gesprek met Bob. Hij is op solocursus
geweest in Schotland: ‘Als je solo gaat, heb je
twee kilo bepakking. Je krijgt geen aansteker of
lucifers mee en geen eten of drinken. Je moet
het vier dagen en nachten in je eentje redden.
Het heeft me gebracht wat ik zocht: de essentie
van hoe dingen werken. De directe koppeling
tussen de keuzes die je maakt en de gevolgen
daarvan: als je nu geen hout verzamelt voor
een vuurtje, is het straks te donker en zit je
vanavond in de kou en kun je niet koken. Actie
is pure noodzaak. Je leert ook wat dit leven doet
met je lijf. Denk aan de werking van hormonen
– adrenaline die gaat werken als je in actie moet
komen. En heb je na een paar dagen je schaap-
jes op het droge – eten, onderdak, vuur – dan is
die pure noodzaak weg. Je zakt weer in… Totdat
het begint te regenen, dan is de adrenaline er
weer vanwege de noodzaak om in actie te
komen.’
‘Kijk, de hoefafdruk van een wild
zwijn!’ We knielen erbij neer en
Bob wijst de contouren van de
afdruk aan.
robinson crusoe
‘Al met al leef je in de natuur als
opportunist, als een soort Robinson
Crusoe.Je moet rekening houden met het
weer, windrichting, waar haal ik spullen van-
daan? Ontdekkingsreisjes zijn dan belangrijk
om te weten wat je kunt verwachten in zo’n
terrein. Dus niet steeds dezelfde route lopen,
want dan leer je niet. In het dagelijks leven loop
21. je wel steeds dezelfde route.’ Het geeft Bob een
kick zulke inzichten op te doen. ‘Ik zei tegen
een vriend dat ik die levenswijsheid had
opgedaan: loop nooit dezelfde weg terug. Toen
zei hij: “Inderdaad, dan loop je altijd vooruit.”
Zo is dat!’
Hoe is het eigenlijk met de tijdbeleving? Gaat
die langzamer dan normaal? Bob: ‘Nee hoor, de
tijd gaat juist verrassend snel. Je hebt maar een
bepaald aantal uren licht om je dingen te doen.
Logistiek moet er heel veel gebeuren: hout
sprokkelen voor vuur, eten zoeken en bereiden.
Je bent continu bezig om te bedenken of iets
nog wel of niet kan. Je hebt het eigenlijk gewel-
dig druk!’
We zien de drol van een marter…
Bob: ‘De draaiing in die drol, daar
zie je het aan’.
Bushcrafters zijn dus eigenlijk drukke baasjes?
Bob:‘Erisconstantwerkaandewinkel.Jemoet
eenbasisbestaanorganiseren.Eenonderkomen
makeneninrichten.Houtsprokkelenvoorvuur,
zorgen voor water. Voor een beetje licht moet je
heel veel doen. Om zo’n basis te creëren heb je
zeker vier dagen nodig. Staat die basis eenmaal,
dan kun je het zeker nog wel een week uithou-
den.Mooiishetgevoelvan ‘thuiskomen’bijmijn
zelfgemaakte, provisorische onderkomen.’
Wat doet zo’n soloweek met je? Bob: ‘Ontroe-
ring. Ik heb wel wat traantjes gelaten op de
terugweg. Je hebt jezelf bewezen dat je jezelf in
je eentje kunt bedruipen in de natuur. Je doet
alles wat nodig is om te overleven. Dat is een
heel krachtige ervaring, een essentieel gevoel
dat je nergens anders kunt opdoen. Simpelweg
omdat in het dagelijks leven altijd alles al is
geregeld.’
We zien een plek waar een roof
vogel een kleinere vogel heeft zitten
verorberen: op een oude boomstam
liggen veren, kleine botjes.
spirituele ervaring
Levert bushcraften spirituele erva-
ringen op?Is het bos een spiegel van de ziel?
Bob: ‘Ik ben geïnteresseerd in de essentie van
dingen. Wat drijft mensen? In mijn werk gaat
het steeds om ‘meer voor minder’. Machines
maken die 1.500 vleeskippen per uur kunnen
verwerken. Vergelijk dat eens met het gevoel
dat je hebt in de natuur als je hongerig bent,
de overduidelijke sporen van een konijn ziet
en denkt: “Hoe krijg ik die op mijn bord?”
Vervolgens moet je dat zelf uitzoeken, dingen
proberen. Lukt het of lukt het niet en wat doet
dat met je? Dit contrast met mijn dagelijkse
werk is buitengewoon belangrijk voor me. Ik
heb een rol in de maatschappij, maar de weten-
schap dat ik onafhankelijk daarvan kan bestaan
geeft een geweldige kick.’
Volgens Bob beweegt de maatschappij steeds
verder af van de kern der dingen. ‘Neem iets
banaals als een stuk spek. Ontbijtspek bij de
supermarkt is iets heel anders dan het spek dat
de ambachtelijke slager van varkens afsnijdt.
De supermarkt is bezig met waardemaximali
satie: daarom bewerken ze het spek zodanig dat
het heel veel water kan vasthouden. Omdat
water goedkoop is en body geeft. Het draait niet
meer om het product, maar om de kostprijs.
Naarmate je meer bewust bent van je rol in een
wereld die niet draait om echte waarden, heb je
meer tegengewicht nodig in een wereld die je
met de kern van dingen confronteert.’
Op een haar na hebben we een
ontmoeting met een groep wilde
zwijnen. Ze hebben liggen slapen
in de bosjes, maar gaan er als de
bliksem vandoor als ze letterlijk
lucht van ons krijgen. De teleur
stelling is voelbaar…
Met dank aan de mensen van Extra Survival.
Kijk op www.extrasurvival.nl
21
23. Een computervirusis
natuurlijker dan een polderlandschap
Tekst: Matthijs Sienot* | Beeld: Marco Bakker**
De TEDx-lezing van Koert van Mensvoort is te vinden op Youtube
(www.youtube.com). Het boek NextNature kunt u bestellen op
www.nextnature.net/book/
23
*Matthijs Sienot is publicist en uitgever van hetkanWel, de website over groener, eerlijker en leuker leven.
**Marco Bakker is freelance portretfotograaf.
Als in een romantisch theater, zo voelt
kunstenaar en filosoof Koert van Mensvoort zich als hij met
vrienden in het bos is. Zijn vrienden daarentegen vinden het
heerlijk om ‘even in de natuur’ te zijn. Maar dat bos is toch
gewoon door mensen aangelegd en onderhouden? Zo houdt
Van Mensvoort zich al tien jaar bezig met de vraag ‘Wat is
natuur?’ De inzichten die hieruit volgden, legden de basis voor
zijn ‘NextNature-filosofie’. Hij schreef hierover niet alleen een
rijk geïllustreerd boek, maar hij gaf er ook een inspirerende
TEDx-lezing over.
‘In 2001 maakte ik een documentaire voor de VPRO,’ vertelt
Van Mensvoort. ‘Daarin kwam een stadsmeisje voor dat
dagelijks haar haren wast met dennenshampoo. Wanneer
ze op een dag met haar vader in het bos wandelt, zegt ze:
“Pappa, het bos ruikt naar shampoo.” Die generatie
vertegenwoordig ik. De vraag “Wat is natuur?” wordt te
weinig gesteld, vind ik.’
Maar tegelijkertijd willen allerlei organisaties de natuur
wél redden. Van Mensvoort: ‘Dat heeft eigenlijk iets
paternalistisch, want de natuur is toch veel groter dan
de mens?’ Een belangrijk kenmerk van natuur vindt
Van Mensvoort ‘wildernis, oncontroleerbaarheid’. In dat
perspectief is een computervirus natuurlijker dan een
aangeharkt polderlandschap.
Om het begrip natuur te kunnen verklaren, plaatst
Van Mensvoort het in een evolutionair perspectief. De aarde
ontwikkelde zich van een geosfeer zónder leven (4,5 miljard
jaar geleden) via een biosfeer mét leven (3 miljard jaar
geleden) naar een technosfeer met menselijk leven
(tienduizend jaar geleden). Zoals de komst van leven de
geosfeer fundamenteel veranderde, zo veranderde het
ontstaan van de mens de biosfeer fundamenteel. De natuur
veranderde met ons mee. Dat wat de biosfeer heeft
voortgebracht, noemt Van Mensvoort ‘old nature’ en dat wat
de mens tijdens de technosfeer in gang heeft gezet, noemt hij
‘next nature’.
Centraal in deze visie staat de gedachte dat onze
technologische omgeving zo complex, alomtegenwoordig
en oncontroleerbaar wordt dat we het als ‘natuur’ gaan
beschouwen. Denk aan de corporaties die ooit door mensen
werden opgericht en nu een eigen leven leiden. Of neem ons
financiële systeem: hoewel we dit zelf hebben opgezet, wordt
het inmiddels bestuurd door computers met een gigantische
rekencapaciteit. Van Mensvoort: ‘Deze evolutie is een
gegeven. Ik pleit ervoor dat we die accepteren, omarmen en
kijken hoe we er mee om kunnen gaan.’
Maar is de plastic soep die in de oceaan drijft dan ook
een voorbeeld van ‘next nature’ die we moeten omarmen?
‘Nee, wat mij betreft niet. Daar zie je een clash tussen oud
en nieuw. De old nature meeuwen verslikken zich letterlijk in
het next nature plastic.’
‘Evolutie ontstaat door de interactie tussen mensen,
natuur en techniek,’ licht Van Mensvoort verder toe. ‘We
moeten proberen die ontwikkeling in goede banen te leiden
door bij de technologieën die we maken rekening te houden
met de behoeftes van mensen en van de biosfeer. De grootste
bedreigingen voor de moderne mens zitten tenslotte niet
meer in de biosfeer, maar in de technosfeer. Wij denken dat de
mens de dominante soort is, maar blijft dat ook zo, of worden
het corporaties? De behoeftes van corporaties zijn anders dan
van mensen. Corporaties willen overleven en groeien, maar ze
hebben geen behoefte aan schone lucht.’
Hoewel hij in zijn lezingen graag grappen maakt over
biologische landbouw, ziet hij dit wel als een manier om
de technosfeer beter af te stemmen op de behoeften van
mensen en die van de biosfeer. ‘Maar ik word zelf geen boer,
mijn opa was een boer. Nu zijn er robots die we kunnen
inzetten in de biologische landbouw. Daar geloof ik meer in.
Dat vind ik een mooi voorbeeld van techniek die rekening
houdt met de behoeftes van mensen en van de biosfeer.’
Filosoof Koert van Mensvoort over ‘old’ versus ‘next nature’.
25. 25
I
k woon aan de oever van een meer. Het
meer is leeggelopen, lang groen land
kwam voor het water in de plaats. De
vissers zijn boeren geworden maar als
het waait trekken er golven door het gras.
In hetzelfde jaar waarin de eksters hun nest
bouwden, bouwde ik een houten huis in de tuin om
in te schrijven. De eksters nestelden op ooghoogte
van de plaats waar ik nu zat te werken, want de eik
wortelt op de bodem van het meer en ik woon op de
dijk, zo’n drie meter erboven. Vooral in het begin,
toen het blad nog niet zo dicht was, kon ik hun hui-
selijk leven goed bekijken. Ik was onder de indruk
van hun alertheid, hun dapperheid. Een deel van
de zomer ging heen met de strijd tegen mijn katten.
Een jaar later bouwden ze een volgend nest,
een oksel hoger. Mij leek dat een ingenieuze vondst
want de katten moesten nu eerst om het eerste nest
heen, dat leeg bleef en als onneembare hindernis
diende. (Of het dezelfde eksters waren weet ik niet,
maar het was zo’n slim verdedigingswerk dat ik
altijd ben uitgegaan van techniek en strategie – een
meerjarenplan.)
Het jaar daarop kwamen de eksters niet terug.
Het was april, door het waas van jong groen zag ik
nu een paartje torenvalken bij het bovenste nest.
Ze namen het zonder veel plichtplegingen in bezit
en vlogen af en aan voor mijn raam. Een verrekijker
was niet nodig, ze zaten maar een paar meter hoger.
Soms keken we naar elkaar, de roofvogel op zijn
tak en ik in mijn schrijfhuis, lange, borende blikken,
terwijl we dachten ‘wat gaat er in dat wezen om?’
Aanmijnreizendbestaanwaseeneindgekomen,
er waren kinderen geboren, ik ging nu voor het
derde achtereenvolgende jaar nergens heen. Ik was
een man met een werkkamer en een moestuin
geworden, iemand die zei: ‘Nee, ik kan niet komen,
ik moet straks de kinderen halen.’ Ik hield van bijna
alles wat het leven me gaf, maar soms beklemde me
het gebrek aan bewegingsvrijheid. Steeds inniger
werd dat voorjaar mijn band met de torenvalken;
ik beschouwde hun komst als troost voor mijn huis-
gebonden bestaan.
Het was juni toen ik voor het eerst een kuiken
over de rand zag turen. Uit die onnozele verenbal
zou een sierlijke kleine roofvogel groeien, een
effectieve rover die met zijn hele voorkomen en
handelen het woord scherpte belichaamde.
Het was druk op de aanvliegroute voor mijn
raam, het paartje riep elkaar schel toe in de vlucht.
Ze brachten donkere, levenloze pakketjes naar het
nest, soms stak er een muizenstaart uit.
In de zomer landden de takkelingen op het
kinderspeelgoed in de tuin, vanaf de dakgoot en het
stuur van een fietsje keken ze toe hoe wij aten en
dronken in de late zon.
De hele winter heb ik aan hun terugkeer
gedacht, hoe mijn hart zou opspringen als ik het
hoge ki-ki-ki weer zou horen. Het is al mei nu, het
nest heeft de winterstormen goed doorstaan, maar
is slechts bezocht door een ekster en een kauw die
er takken uit kwamen stelen voor nieuwe nesten.
De torenvalk heeft zich niet laten zien.
*Tommy Wieringa schreef onder andere de romans Alles over Tristan en Joe Speedboot, het boek waarmee hij doorbrak naar een groot lezerspubliek en dat werd bekroond
met de F. Bordewijkprijs. Zijn reisverhalen werden gebundeld in Ik was nooit in Isfahaan. Essays en beschouwingen van zijn hand verschenen in de Volkskrant en
NRC Handelsblad. In 2007 publiceerde hij De dynamica van begeerte, een onderzoek naar de oorsprong van begeerte en de grote rol van pornografie in de moderne wereld. In
mei 2009 kwam zijn roman Caesarion uit en in 2012 Dit zijn de namen, bekroond met de Libris Literatuurprijs 2013. Het werk van Tommy Wieringa wordt wereldwijd vertaald.
**Willem Vleeschouwer volgde zijn opleiding aan de Rietveld Academie en de Grafische School, Amsterdam. Hij publiceert onder andere in muziekblad Oor, Elsevier,
PSV-Voetbalblad, Autoweek, Het Parool en Cosmo.
Torenvalk
26. DEBAT
Een volle zaal trok het debat
‘Angstaanjagend en groots’ over het
natuurbeleid in Nederland, dat op 18 april op
Kasteel Groeneveld werd gehouden. Onder
leiding van socioloog/historicus Bert van
Meggelen boog het gezelschap zich over de
vraag of het Nederlandse natuurbeleid meer
tegemoet zou moeten komen aan het verlangen
van mensen naar sublieme natuurervaringen.
Filosofe Marjan Slob stelde dat het Nederlands
landschap onvoldoende wildernis te bieden
heeft en als zodanig weinig aanleiding geeft tot
sublieme natuurervaringen. Volgens omgevings
psycholoog Agnes van den Berg stimuleer je
sublieme natuurervaringen vooral met betere
kennis van en voeling met de natuur, duidelijke
communicatie over die natuur en door te
bepalen waar je ‘wilde natuur’ wilt hebben.
Volgens kunstcriticus Hans den Hartog Jager
is het sublieme (‘schoonheid die je niet kunt
beheersen’) een romantische reactie op de
strenge klassieke schoonheidsidealen. De
stedenbouw in onze tijd wordt nog steeds
beheerst door de klassieke idealen, zie onze
ordelijke nieuwbouwwijken. Bij velen roept dit
een hang op naar het onbeheersbare – het
sublieme. Zijn boodschap: laat de beheersing
los. Filmregisseur Babeth Vanloo vertelde
over het filmproject De Nieuwe Wildernis over
de Oostvaardersplassen en vertoonde een
prachtige trailer. In de film is er ook aandacht
voor filosofische discussie en ervaringen van
mensen, waarbij de focus ligt op de vraag hoe
de mens zich tot die natuur verhoudt.
Een panel bestaande uit Agnes van den Berg,
Marjan Slob, Rein Munniksma (Gedeputeerde
van de provincie Drenthe voor natuur en
platteland) en Clemens Driessen (filosoof-
ethicus van de RU Utrecht) discussieerden
onderling en met de zaal. Men leek in het
algemeen positief over invoering van wildernis,
maar ‘het moet wel gepaard gaan met duidelijk
gecommuniceerde beheers- en veiligheids
maatregelen: hekken, wildroosters, populatie
beheer, beheerjacht’ (Munniksma). Dat een
sublieme ervaring niet per se afhankelijk is van
de aanwezigheid van wildernis, werd door
iedereen gedeeld. Marjan Slob: ‘Ontvankelijkheid
voor natuur is belangrijk, je moet oefenen om
die ontvankelijkheid verder te ontwikkelen.
Oefenen is makkelijker als beheersing afwezig
is.’ Reactie uit de zaal: ‘Een ongecontroleerde
situatie willen we niet! Het zit in ons om te
beheersen. Je wilt toch niet dat recreanten door
stieren op de horens worden genomen?’ Agnes
van den Berg: ‘We willen te veel regisseren en
sturen. Sublieme ervaringen faciliteren kan ook.
Laat mensen meer vrij de natuur te consumeren,
laat eigen initiatieven toe, motiveer mensen
meer met de natuur aan de slag te gaan.’ •
Natuurbeleid:
minder
beheersing?
*Jos Collignon is tekenaar en cartoonist en maakt sinds 1992 politieke prenten voor de Volkskrant.
In januari 2010 won hij de Inktspotprijs voor de beste politieke tekening.
‘We willen te veel
regisseren en sturen.
Sublieme ervaringen
faciliteren kan ook.’
26
Tekst: Jan Dobbe | Beeld: Jos Collignon*Kaf en Koren
Verslagen, samenvattingen, reflecties, standpunten en inzichten
‘Nederlands landschap
heeft onvoldoende
wildernis te bieden’
27. Het beheer en de exploitatie van Kasteel
Groeneveld gaan op 1 januari 2014 terug
naar Staatsbosbeheer, en slechts een deel van
de medewerkers kan mee. Dit is de uitkomst van
een besluit van het ministerie van Economische
Zaken en onderhandelingen met Staatsbos
beheer. (Kasteel Groeneveld is onderdeel van het
landgoed Groeneveld. Het landgoed is in bezit
van Staatsbosbeheer.)
Als onderdeel van het voormalige ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had het
kasteel tot doel stad en platteland met elkaar te
verbinden. Daarom verzorgde KG in opdracht van
de minister een programma met beleidsdebatten,
educatieve programma’s, publieksevenementen
en tentoonstellingen. Jaarlijks namen zo’n
tachtigduizend bezoekers deel aan de
activiteiten in en om Groeneveld. Het Kasteel is
in de jaren zeventig van de ondergang gered door
restauratie en nog onlangs gerenoveerd voor
toekomstig gebruik.
Vorig jaar is uit een intern onderzoek gebleken
dat handhaving van Groeneveld als plek voor
debatten en evenementen niet behoort tot de
kerntaken van het nieuwe en gefuseerde
ministerie van EZ; het zelf blijven beheren en
exploiteren van het kasteel acht men niet meer
te rechtvaardigen.
Daarom beëindigt EZ per 1 januari 2014 de
gebruiksovereenkomst en komt de exploitatie
en het beheer van het kasteel weer in handen
van de eigenaar, Staatsbosbeheer. Alle
programma-activiteiten worden beëindigd.
Dit heeft tot gevolg dat het GRNVLD magazine
in 2014 niet meer zal verschijnen.
Staatsbosbeheer wil de exploitatie van het
kasteel op een sterk versoberde en aangepaste
manier voortzetten. Hoe precies, is nog niet
duidelijk. Het ministerie doet er alles aan om
de medewerkers die niet overgaan naar
Staatsbosbeheer, te begeleiden naar ander werk.
Tot zover de feiten. Het hoeft geen betoog dat ik
een en ander ten zeerste betreur. De behoefte
aan discussie over de thema’s die op Groeneveld
aan de orde zijn, is immers niet verdwenen. Ik
hoop dat duurzaamheid ook hier zijn intrede kan
doen: dat het einde weer het begin is van iets
nieuws. Zoals zo vaak in de lange geschiedenis
van de Buitenplaats Groeneveld. •
Jan Hartholt
Directeur Kasteel Groeneveld
‘Hoe precies, is nog
niet duidelijk’
27
TOEKOMST
Tekst: Jan Hartholt | Beeld: Brigitte Kroone
Kasteel Groeneveld
de toekomst
28. 28 Kaf en Koren Tekst: Noor Reigersman* | Beeld: Studio Marco Vermeulen, Rotterdam
28
BEHEER EN BEHOUD
*Noor Reigersman is journalist en tekstschrijver.
Het Biesbosch Museum, gelegen op een eiland. Dat spreekt tot de
verbeelding.
Door de ontpoldering van de Noordwaard verandert het landschap
rondom en in de Biesbosch drastisch. Het waterpeil van de Nieuwe
Merwede daalt en de polder wordt natter, waardoor de Biesbosch er,
net als vroeger, voor zorgt dat de Drechtsteden en Gorinchem droge
voeten houden. Dit is allemaal in het kader van het project Ruimte
voor de Rivier. Behalve meer waterveiligheid biedt dit project ook
kansen voor landschap, recreatie en economie. Daar past ook het
Biesbosch Museum in.
Een deel van de rivierdijk aan de noordzijde, langs
de Nieuwe Merwede, wordt met twee meter
verlaagd, zodat het water uit die rivier bij hoog
water over de dijk de polders in kan stromen.
Aan de zuidzijde kan het water weer zijn uitweg
vinden naar het Hollands Diep. Het Biesbosch
Museum ligt midden in een van de uitstroom
openingen. Om al dat water ter hoogte van het
museum ook in goede banen te leiden, worden de
kreken rondom het museum verdiept en worden
er nieuwe waterwegen gegraven, zodat er een
eiland ontstaat. Zo wordt het museumeiland een
integraal en fraai onderdeel van het landschap.
Het wordt verbonden met het vasteland door
middel van twee bruggen.
Het bestuur van het Biesbosch Museum stelde
voor om de huidige honingraatstructuur van het
museum – bestaande uit elf kleine paviljoens –
uit te breiden met vier paviljoens. In overleg met
de provincie Noord-Brabant is gekozen voor een
uitbreidingsplan met veel allure, waarbij ook het
buitenterrein achter het museum ingericht zal
worden.
In het nieuwe museum komen naast een
heringerichte expositieruimte – met daarin het
bijzondere verhaal van de Biesbosch over het
verleden, het heden en de toekomst – ook een
bezoekersinformatiecentrum, een documentatie
centrum, en meer horecaruimte en een terras. Op
de bovenverdieping komen kantoorruimtes voor
het museum, Staatsbosbeheer en het Parkschap
De Biesbosch.
Biesbosch Museum
op een eiland
Land Art in het
Zoetwatergetijdenpark
29. ‘Een uitbreidingsplan
met veel allure’
29
column marjan slob
Momenteel komen er op jaarbasis naast zo’n
35.000 betalende bezoekers ook vierduizend
mensen bij het museum met vragen over fiets-,
vaar- en wandelroutes en verblijfsaccommodatie.
Daarom komt er ook een VVV-servicepost in het
bezoekersinformatiecentrum. ‘We verwachten
dat de bezoekersaantallen verder gaan oplopen,
want een museum op een eiland in een unieke
zoetwatergetijdedelta spreekt erg tot de
verbeelding,’ aldus Peter van Beek, directeur van
het Biesbosch Museum. ‘Mensen hoeven in de
toekomst uiteraard niet te betalen voor het
horecagedeelte en het bezoekersinformatie
centrum.’
De expositieruimte wordt ook heringericht. ‘Alles
wordt kritisch tegen het licht gehouden, want de
collectie is sinds 1994 in grote lijnen onveranderd
gebleven, en is dus wel aan vernieuwing toe,’
verklaart Van Beek. ‘Bovendien verandert er
momenteel veel, wat in de expositieruimte
eveneens aan bod komt, zoals het verhaal van
de mensen die vanwege de ontpoldering van de
Noordwaard moeten verhuizen.’
Maar daar blijft het niet bij. Ook buiten op het
museumeiland is straks van alles te beleven, met
de inrichting van onder meer een waterspeeltuin.
‘Dan moet je niet denken aan een pretpark,’
licht Van Beek toe, ‘maar aan een speeltuin
met als basis de plattegrond van de Biesbosch,
waar kinderen kunnen leren en spelenderwijs
ontdekken.’ Vlak naast het eiland ligt buiten
museum de Pannekoek, een klein gebied dat op
traditionele wijze wordt onderhouden, met het
snijden van grienden (wilgentenen).
Het vernieuwde museum wordt zo duurzaam
mogelijk gebouwd met vegetatiedak, waarvan
een deel beloopbaar is met een fraai uitzicht op
de omgeving. Verder komt er een ommuurde wal,
die direct aansluit op het museum.
Deelnemende partijen zijn Staatsbosbeheer, de
gemeente Werkendam, Parkschap de Biesbosch
en VVV Altena Biesbosch. Als alles volgens plan
verloopt, zal de uitbreiding zo’n zes tot zeven
maanden in beslag nemen en eind 2015 klaar zijn.
Wanneer de renovatie precies begint is nog niet
bekend. •
ErrorariumDe baas van de briljante, maar nukkige dokter House uit de gelijknamige
televisieserie krijgt een welgemeend advies: ‘Je moet iemand als House
niet willen controleren. Je moet hem managen.’
Ah, managen! Ofwel: meebewegen met je eigen doel voor ogen. Snappen
dat je functioneel bent in een proces dat je niet compleet beheerst, maar
dat je wel kunt beïnvloeden.
Dit advies lijkt me ook toepasbaar op de natuur. Natuur moet je niet willen
beheersen. Wel kun je snappen dat jij als mens onderdeel bent van natuur-
lijke processen – en die dan jouw kant ombuigen, omdat jij wilt overleven.
De filosoof Hannah Arendt merkt op dat processen altijd verder strekken
dan onze bedoelingen reiken. Een proces kent geen einde. En dat maakt
processen principieel onzeker en onbeheersbaar. Arendt vraagt zich
(in 1958!) dan ook bezorgd af wat wij doen als we ‘natuurlijke’ processen
creëren ‘die zonder de mens nooit zouden bestaan en die de aardse natuur
uit zichzelf waarschijnlijk niet zou bewerkstelligen’.
Ik moest aan haar denken toen ik het werk ‘Errorarium’ van biokunstenaar
Adam Zaretsky zag op de tentoonstelling Ja Natuurlijk. ‘Errorarium’ is
een soort jukebox waarin embryo’s van zebravisjes zweven die Zaretsky
heeft geïnjecteerd met algen. ‘Doel is,’ zegt Zaretsky, ‘dat de embryo’s
uitgroeien tot visjes die zichzelf kunnen voeden.’ Breder doel is natuurlijk
om ons kunstkijkers te confronteren met ‘goedbedoelde’ ingrepen in
natuurlijke processen.
Arendt is allang overleden en kan zelf dus niet meer reageren op zo’n
kunstwerk. Maar de lijn van haar denken valt wel verder te trekken. Zo denk
ik niet dat Arendt ons zou oproepen om met onze tengels van de natuur af
te blijven ‘omdat we niet goed overzien wat we doen’. Handelingen zetten
volgens Arendt onvermijdelijk een proces in werking dat je niet helemaal
kunt beheersen – en tegelijkertijd is handelen voor haar de essentie van
menszijn. Wel zou ze ons, vermoed ik, oproepen om te handelen vanuit
een bepaalde mentaliteit: een mentaliteit die de onvoorspelbaarheid
en onomkeerbaarheid van onze daden erkent – en daarmee werkt.
Een heel andere mentaliteit dus dan die ‘Errorarium’ uitwasemt.
Misschien zou ze simpelweg zeggen: stop met ingenieurtje spelen.
Wees een manager. •
Marjan Slob is filosoof, schrijver en moderator. www.marjanslob.nl
“Natuur moet je niet
willen beheersen”
30. tot 30|11
18|08
02|06 t/m 01|09
tot01|09
30
CULINAIRE LUISTERLUNCH
Voor het vierde jaar op rij wordt een lezingenserie op de zondagmiddag georganiseerd in
Kasteel Groeneveld. Inmiddels Sociëteit Culinair, in de wandelgangen de Luisterlunch
genaamd. Steeds staat er een thema centraal. In 2013 gaan de lunches over Wildernis,
en dan natuurlijk vertaald naar ons bord, onze voedselproductie, ons voedsel. Zondag
18 augustus gaat de luisterlunch over wildplukken nieuwe stijl door Edwin Florès.
SPEURTOCHT
Ben je nieuwsgierig naar hoe de bewoners van
Landgoed en Kasteel Groeneveld in het verleden leefden?
Met de speurtocht Kasteel Groeneveld ontdek je alle
hoeken en gaten van het kasteel. Zoek de silhouetten
die je het verhaal van Kasteel Groeneveld vertellen.
Vraag naar deze route à € 1,50 bij de balie.
RETURN
interactief kunstwerk in de
kasteeltuin van groeneveld
In de binnentuin van Kasteel Groeneveld staat
de interactieve installatie ‘RETURN’ van
Denise Cecile. Het kunstwerk is geïnspireerd op
de Xylotheek in het kasteel en vormgegeven als
een leeg boomboek. RETURN biedt bezoekers
een podium voor spel en interactie.
Peter van Straaten –
Weet ik veel. Gewoon, een vogel.
Tekeningen van Peter van Straaten
waarin hij zijn blik naar ‘buiten’ richt.
Van 7 juli t/m 1 december 2013.
WINKELGALERIE
Elk kwartaal is er een nieuwe
expositie met betaalbare kunst of
design van een regionale kunstenaar.
Tot 1 september 2013 exposeert Ank
van der Zee. Haar beeldhouwwerken
ademen lichtvoetigheid en herken-
baarheid uit. Haar bronzen beelden
zijn vooral gericht op de vrouwelijke
gestalte en de menselijke figuur.
nARTure by Gumbs
Deze kunsttentoonstelling is samengesteld door Shari Lee Gumbs. Zij zocht op basis van
het thema ‘Natuur’ ruim dertig kunstenaars bijeen die in de brede zin van het woord een
aandeel voor nARTure by Gumbs leverden. De tentoonstelling is een mix van kleding,
sieraden, design, fotografie, schilderijen en beelden. Van 2 juni tot 1 september 2013.
Muizenhuis
Ervaar zelf hoe het is om in een kasteel te leven.
Als muis in het Muizenhuis op zolder, naar het boek
van Karina Schaapman. T/m eind november 2013.
Kasteel
Groeneveld
Programma
Groeneveld info
33. 33
Peter van Straaten heeft een indrukwekkende
reputatie opgebouwd als tekenaar en schrijver.
Zijn werk werd met diverse prijzen bekroond
en van de Universiteit Leiden ontving hij een
eredoctoraat.
In 2012 stopte hij na 54 jaar met zijn dagelijkse
tekeningen voor Het Parool, maar gelukkig
tekent Van Straaten onverminderd verder
en verschijnt zijn werk volop in verschillende
dag- en weekbladen.
Tekst: Brigitte van Mechelen | Portretfoto: Marcel van Driel | Beeld: Peter van Straaten
Het uitzicht… Ja, het
uitzicht was beslist een reden om na jaren in het
hart van Amsterdam te hebben gewoond naar
deze flat te verhuizen (deze flat, een appartement
op een der eilanden in het Oostelijk Havengebied
met uitzicht op het IJ). En de zevende verdieping
is precies goed; zit je hoger dan kijk je overal op
neer, zit je lager dan staan er gebouwen in de weg.
Maar van nature ben ik een bosmens, altijd
gebleven. Ik ben opgegroeid in Arnhem, het
hoogste punt van de Veluwe. Gemengd bos,
vooral loof maar toch ook dennenbomen – het
mooiste wat er is. De Posbank, Zijpenberg, dat
was mijn speelterrein; bosbessen zoeken, bramen
plukken, en cantharellen natuurlijk.
Mijn vader en broers wisten veel van vogels en
ik dus ook. Belangstelling voor planten kwam pas
veel later, eigenlijk pas toen ik een huisje in Giet-
hoorn kocht. Als we dan met de punter uit varen
gingen irriteerde het me niets te weten van wat
er allemaal aan de wallekant stond, dus ja, toen
ben ik serieus met de Flora aan de gang gegaan.
Daaraan gingen trouwens echt stadse jaren
vooraf.
De kunstnijverheidsschool waar ik op mijn
negentiende naartoe wilde kon maar op één plek
staan: in Amsterdam. Mijn moeder, die last had
van het empty nest syndroom, heeft het nog
proberen tegen te houden maar ik moest en ik
zou. En toen ik er eenmaal was, nam ik meteen
het besluit om een écht ‘stadsmens’ te worden.
Ik was een provinciaaltje natuurlijk en wilde per
se groots en hoofdstedelijk leven. Wat dat is?
Kroegen, drank natuurlijk.
Dat stadsmens ben ik heel lang gebleven, tot
Giethoorn dus.
Op het huisje in Giethoorn volgde een grote
boerderij in Twisk. Inderdaad ja, het vlakke land.
Gék werd ik ervan, die weidsheid, die wind…
Dakpannen die rammelden, naar beneden
kwamen zelfs. Na een tijdje kreeg ik van Staats-
bosbeheer subsidie om iets aan erfbeplanting te
doen. Geweldig, bomen! En ook een spotvogel
ineens.
Echt buiten wonen zou ik niet meer willen. Altijd
als er iets is – en er is altijd wel iets in Amster-
dam – helemaal ernaartoe en ook helemaal weer
terug. En het schoonhouden van al die sloten, nee.
Het enige wat ik echt mis is de oprijlaan met
klinkers. Van tijd tot tijd moest dat schoon
natuurlijk, dágen mee bezig, heerlijk gewoon.
Op je knieën een beetje peuteren, enorm rust
gevend is dat.
Dat doet me denken aan het huisje in Italië dat
we een tijd hadden, en waar we drie maanden per
jaar naartoe gingen. Weg van alles en iedereen,
zelfs auto’s konden er niet komen. De bood-
schappen brachten we er per kruiwagen naartoe.
Wat een rust.
Of landschap troost biedt? En of. Schiermonnik
oog bijvoorbeeld, waar wij bijna ieder jaar op de
vlucht voor de Koninginnedagdrukte naartoe
gaan en waar we dan de eerste nachtegalen
horen. Dat is gewoon geweldig.
In mijn column deze lente in NRC schrijf ik over het
Fins Klokje, Tepelkruid en over de Gele Leperik
die zijn kopje opsteekt. Ik dacht, dat heeft ieder-
een ogenblikkelijk door. Maar kennelijk zijn er
lezers die niet raar opkijken van Jupiteroor, Blauw
Tonggras en Doornig Mastkruid. Bij sommigen
duurde het tot de Gelaarsde Roodspecht tot de
twijfel toesloeg.
Een persiflage op een natuurstukje, daar had ik
nou al een hele tijd zin in.
Peter van Straaten over cantharellen plukken,
het hoofdstedelijke leven en de Gelaarsde Roodspecht.
Of landschap
troost biedt?
33
34. Oogst
34
Het
romantische
landschap
In de negentiende eeuwging
men anders tegen de natuur aankijken. Ze werd opgevat als
een organisme dat zich ontwikkelt, dat dynamisch is en
onderhevig aan verandering. Dit stimuleerde de interesse
in het specifieke en het bijzondere. Hierdoor golden de
universele wetmatigheden van de Verlichting niet langer.
Die aandacht voor het groeiproces van flora en fauna vinden
we in de kunst onder andere terug in de minutieuze studies
van ‘gewone’ planten. De uiterst gedetailleerd uitgewerkte
bladeren en stengels krijgen een religieuze dimensie in de
zin van respect voor het levende. Behalve deze studies op
microniveau werd de natuur ook op macroniveau
nadrukkelijk met de levensloop in verband gebracht.
In het Nederlandse landschap openbaarde zich de Godde-
lijke aanwezigheid. Dat was al zo in de zeventiende-eeuwse
schilderkunst, toen de natuur werd gezien als een lofzang
op Gods grootheid. Volgens deze theïstische opvatting
bevond God zich boven de wereld, hoog in de hemel. De
pantheïstische visie beschouwt God en de wereld als een
eenheid. In Spinoza’s Deus sive natura – de natuur is God
Als er één periode in de geschiedenis verbonden is aan escapisme is het wel de
romantiek. Deze Europese cultuurbeweging ontstond aan het einde van de 18de
eeuw en was een reactie op de verlichting en het rationalisme. Het gevoelsleven
kwam centraal te staan. Vaak ging dit gepaard met een geïdealiseerd verleden,
ver weggelegen geromantiseerde oorden en een verlangen naar de eeuwigheid
en de natuur. Ook in de schilderkunst gingen emoties een steeds belangrijker rol
spelen en werd de natuur, en met name het landschap, een populair onderwerp.