SlideShare a Scribd company logo
1 of 84
Download to read offline
De tandarts van de wijk
De rol van
ontwikkelende
aannemers in het belang
van particuliere
woningbezitters in
stedelijke
vernieuwingswijken
Master of Urban & Area Development
Benny Duimel, juni 2011
DetandartsvandewijkBennyDuimel
Sinds de invoering van de woningwet poogt men door middel
van beleid om de woningvoorraad te laten voldoen aan vast-
gestelde kwaliteitseisen. Van deze programma’s zijn stads-
vernieuwing en stedelijke vernieuwing de meest bekende.
Tijdens de stedelijke vernieuwing was er met name aandacht
voor de corporatiewoningen. De aandacht voor de particuliere
woningvoorraad is toen, in vergelijking met stadsvernieuwing,
sterk afgenomen.
Het gevaar bestaat dat “om” deze particulieren heen gewerkt
gaat worden waardoor deze als een “rotte kies” achterblijven in
de verbeterde wijken.
De overheid hoort erop toe te zien dat onderhoud gepleegd
wordt, maar vanuit de overheid is een terugtrekkende beweging
gaande, met als gevolg dat de rol van marktpartijen zal toenemen.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De tandarts van de wijk
 
De rol van ontwikkelende aannemers in het belang van
particuliere woningbezitters in stedelijke vernieuwingswijken
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De tandarts van de wijk
 
De rol van ontwikkelende aannemers in het belang van
particuliere woningbezitters in stedelijke vernieuwingswijken
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Juni 2011 
Benny Duimel 
 
 
 
Beoordelaar: André Bus 
Begeleider MUAD: Karin Schrederhof 
Begeleider Mulder Obdam: Cor van Vliet 
Auteur
Benny Duimel
Redactie
Dorothé Keet-Biersteker
Cor van Vliet
Illustratie omslag
Remon Kamer
Uitgever
Mulder Media, Obdam
ISBN / EAN
978-90-817693-0-3
Juni 2011, oplage 150 exemplaren
 De tandarts van de wijk ‐ 5 
 
Voorwoord
 
Voor  u  ligt  het  uitgewerkte  resultaat  van  mijn  onderzoek  naar  de 
betrokkenheid  van  particulieren  en  ontwikkelende  aannemers  in  stedelijke 
vernieuwing. Het betreft de voltooiing van mijn afstudeerperiode van de studie  
Master  of  Urban  &  Area  Development.  Het  onderzoek  is  opgebouwd  uit  3 
onderdelen  die  gezamenlijk  leiden  tot  conclusies  en  aanbevelingen  (deel  4). 
Enkele belangrijke aspecten die u gedurende het lezen van dit onderzoek terug 
ziet keren zijn:  
vertrouwen 
draagvlak 
gedeeld belang 
 
Op zichzelf zijn dit geen nieuwe begrippen, maar wel begrippen die essentieel 
zijn  bij  het  uitvoeren  van  de  duurzame  en  toekomstbestendige  binnen‐
stedelijke  opgave.  Het  doel  van  het  onderzoek  (zie  kader),  heeft  geleid  tot 
conclusies  en  aanbevelingen  die  inzicht  geven  op  datgene  waar  het  de 
komende jaren om zal draaien bij het opknappen en in stand houden van de 
bestaande woningvoorraad.  
 
 
Het vinden van een manier waardoor zowel de ontwikkelende aannemer als de
particuliere woningbezitter een grotere rol krijgen binnen de stedelijke
vernieuwing
 
 
Het leidt tot een aanpak waarbij alle partijen in hechte samenwerking de eigen 
verantwoordelijkheden  zullen  dragen,  en  de  ontwikkelende  aannemer  zich 
naast de wijkontwikkeling in algehele zin zal specialiseren in de aanpak van de 
particuliere  voorraad  en  hierdoor  de  “rotte  kiezen”  kan  wegnemen  of 
herstellen.  De  ontwikkelende  aannemer  zal  zich  als  een  tandarts  in  de  wijk 
manifesteren waarbij alle mogelijkheden om tot een zo mooi mogelijk gebit te 
komen worden onderzocht. 
   
6 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Leeswijzer
Deel 1, verantwoording
In dit deel wordt ingegaan op de relevantie van het onderzoek en uiteengezet 
op  welke  wijze  invulling  wordt  gegeven  aan  het  onderzoek.  Het  doel,  de 
hoofdvraag  en  deelvragen  worden  in  dit  deel  omschreven  evenals  de  wijze 
waarop  de  input  uit  de  literatuur  en  de  praktijk  verwerkt  is.  Op  deze  basis 
worden  de  uiteindelijke  conclusies  en  aanbevelingen  onderbouwd,  die 
praktisch toepasbaar zullen zijn, maar ook gestoeld zijn op ervaringen uit het 
verleden.  
Deel 2, theoretisch kader
Aan de hand van de literatuur wordt een uiteenzetting gegeven die de basis 
vormt  voor  de  beantwoording  van  de  deelvragen  en  de  hoofdonderzoeks‐
vraag.  De inzichten die zijn verkregen door eerdere onderzoeken worden in dit 
deel uiteengezet om vervolgens in deel 4 basis te zijn voor de conclusies. 
Deel 3, empirisch kader
Omdat  stedelijke  vernieuwing  al  lange  tijd  aan  de  orde  is,  wordt  onderzoek 
gedaan naar de praktijkervaringen. Tot op heden zijn er geen projecten waarbij 
de  ontwikkelende  aannemer  en  de  particulier  specifiek  in  samenhang 
betrokken  zijn.  Om  deze  reden  zijn  interviews  gehouden  met  ervarings‐
deskundigen. Zij  hebben inzicht in de wensen en eisen van de particulier, en 
inzicht in de werkwijze en mogelijkheden van de ontwikkelende aannemer. In 
deze  fase  zijn  de  resultaten  verwerkt  van  een  enquête  afgenomen  onder 
bewoners in stedelijke vernieuwingswijken, een enquête die een goed beeld 
geeft van de wensen en motivaties van de particulier. Door de resultaten van 
de verschillende interviews en de enquête te koppelen, ontstaat een beeld dat 
meegenomen wordt in deel 4 als basis voor de conclusies. 
Deel 4, beantwoording deelvragen, conclusies en aanbevelingen
Aan  de  hand  van  zowel  het  theoretisch  deel  als  het  empirisch  deel  van  het 
onderzoek  is  het  mogelijk  de  verschillende  deelvragen  te  beantwoorden. 
Gebleken  is  dat  theorie  en  praktijk  veel  overeenkomsten  vertonen  of  elkaar 
waar nodig goed aanvullen. De beantwoording van de deelvragen zal samen 
met  de  overige  informatie  verkregen  uit  theorie  en  praktijk  leiden  tot  de 
conclusies en aanbevelingen. 
 
 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 7 
 
Inhoudsopgave
 
VOORWOORD ..................................................................................................... 5 
LEESWIJZER ......................................................................................................... 6 
INHOUDSOPGAVE ................................................................................................. 7 
SAMENVATTING ................................................................................................... 8 
1. VERANTWOORDING ................................................................................ 11 
1.1  AANLEIDING .......................................................................................... 12 
1.2  DOELSTELLING ....................................................................................... 15 
1.3  PROBLEEMSTELLING ............................................................................... 17 
1.4  ONDERZOEKSMETHODIEK ........................................................................ 19 
1.5  ONDERZOEKSSTRATEGIE .......................................................................... 23 
1.6  VERWERKING LITERATUUR EN INTERVIEWS ................................................. 24 
2. THEORETISCH KADER ............................................................................... 25 
2.1  WAT WIL MEN OPLOSSEN MET STEDELIJKE VERNIEUWING? ........................... 26 
2.2  WAT IS DE HUIDIGE AANPAK .................................................................... 27 
2.3  WAAROM DE PARTICULIER BETREKKEN ...................................................... 28 
2.4  DE WIJZE VAN SAMENWERKEN ................................................................. 30 
2.5  OP WELKE WIJZE DE BEWONERS BETREKKEN ............................................... 33 
2.6  WAT ZIJN BELANGEN DIE BEWONERS HECHTEN AAN DE WOONOMGEVING ....... 35 
2.7  HOE GAAT MEN OM MET DE WOONLASTEN EN DE FINANCIERING .................... 39 
3. EMPIRISCH KADER ................................................................................... 43 
3.1  MOTIVATIES VOOR DE PARTICULIER ........................................................... 44 
3.2  MOGELIJKHEDEN VOOR DE ONTWIKKELENDE AANNEMER .............................. 52 
3.3  SAMENWERKING IN DE TOEKOMST ............................................................ 53 
3.4  FINANCIERING VAN DE OPGAVE ................................................................ 56 
4. BEANTWOORDING DEELVRAGEN, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ....... 59 
4.1  BEANTWOORDING DEELVRAGEN ............................................................... 60 
4.2  CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .............................................................. 62 
BIJLAGEN ..................................................................................................... 69 
BIJLAGE I: BRONVERMELDING .............................................................................. 70 
BIJLAGE II: LIJST MET GEÏNTERVIEWDE PERSONEN .................................................... 72 
BIJLAGE III: RESULTATEN ENQUÊTE ....................................................................... 75 
   
8 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Samenvatting
Deel 1, verantwoording
In Nederland staan veel woningen (ca. 7 miljoen). Sinds de invoering van de 
woningwet poogt men door middel van beleid om de woningvoorraad te laten 
voldoen  aan  vastgestelde  kwaliteitseisen.  Van  deze  programma’s  zijn 
stadsvernieuwing en stedelijke vernieuwing de meest bekende.  
Tijdens  de  stedelijke  vernieuwing  was  er  met  name  aandacht  voor  de 
corporatiewoningen. De aandacht voor de particuliere woningvoorraad is toen, 
in vergelijking met stadsvernieuwing, sterk afgenomen. Maar liefst 65% van de 
woningen is particulier bezit. Hoewel veel van de eigenaren zelf in staat zijn 
onderhoud te plegen, is er ook een deel wat dat niet kan.  
Het  gevaar  bestaat  dat  “om”  deze  particulieren  heen  gewerkt  gaat  worden 
waardoor deze als een  “rotte kies” achterblijven in de verbeterde wijken. De 
overheid hoort erop toe te zien dat onderhoud gepleegd wordt, maar vanuit 
de overheid is een terugtrekkende beweging gaande, met als gevolg dat de rol 
van marktpartijen zal toenemen. 
 
Een  ontwikkeling  die  daarnaast  zichtbaar  is  betreft  de  verschuiving  van  het 
“werkgebied”  van  de  ontwikkelende  aannemers.  Dit  verschuift  van 
Vinexlocaties naar binnenstedelijk gebied.  
Een  aandachtpunt  is  dat  deze  binnenstedelijke  werkzaamheden  om  diverse 
redenen minder rendabel zijn, het belang hiervan wordt erkend mede door de 
intrede van de crisis in 2008.  
 
Deel 2, theoretisch kader
De  reden  voor  mensen  om  in  een  bestaande  woning  te  gaan  wonen  is  een 
combinatie van prijs en aanbod. Het blijkt dat wanneer wooncarrière gemaakt 
kan worden dit niet binnen de huidige wijk kan door het eenzijdige aanbod. Dit 
onderbouwt de noodzaak voor stedelijke vernieuwing waar gepoogd wordt om 
naast  het  upgraden  van  de  woningvoorraad  ook  differentiatie  te  bieden. 
Omdat  het  om  bestaande  wijken  gaat,  is  draagvlak  onder  de  bewoners 
essentieel.  In  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  wordt  deze  differentiatie 
mogelijk gemaakt, bovendien worden de fysieke programma’s aan de sociaal 
economische  programma’s  gekoppeld.  Hierbij  wordt  uitgegaan  van  het 
initiatief door gemeenten en corporaties.  
Deze  partijen  hebben  inmiddels  steeds  meer  moeite  met  financiering 
waardoor betrokkenheid van marktpartijen belangrijk is geworden. 
 
Bewoners  willen  in  deze  processen  graag  invloed  en  draagvlak,  deze  zullen 
gecreëerd moeten worden. De mening van bewoners kan plannen maken of 
breken  en  zij  zullen  dan  ook  vroegtijdig  betrokken  worden.  Er  is  weinig 
passend beleid dat aangeeft hoe in dit geval omgegaan moet worden met de 
particuliere woningvoorraad.  
 De tandarts van de wijk ‐ 9 
 
Het  is  logisch  de  particulier  in  de  wijkaanpak  als  volwaardig  partner  wordt 
gezien,  deze  zal  wegens  gebrek  aan  kennis  en  expertise  goed  ondersteund 
moeten  worden.  De  klant  zal  centraal  staan  en  marktpartijen  zullen 
maatschappelijk  verantwoord  ondernemen  centraal  moeten  stellen.    Op 
grotere  schaal  zal  de  overheid  de  aandacht  moeten  verleggen  naar  een 
regionaal  schaalniveau,  terwijl  de  ontwikkelende  aannemer  adviseur  zal 
worden  voor  de  totale  wijkaanpak.  De  partijen  zullen  afhankelijk  van  elkaar 
zijn, maar ieder verantwoordelijk blijven voor het eigen specialisme. 
 
Men zal zich realiseren dat de individuele particulieren verschillende motieven 
hebben om te participeren. De kosten en baten zullen voor deze particulieren 
duidelijk  in  beeld  gebracht  moeten  zijn.  Ingrepen  die  populair  zijn  betreffen 
voornamelijk  het  isoleren  van  de  woning,  deze  aanpassingen  bieden  kansen 
om  gecombineerd  te  worden  met  ingrepen  als  uitbouwen  e.d.  Echter, 
financiering is veelal een obstakel. Door krachten te bundelen kan op creatieve 
en  efficiënte  wijze  met  de  financiering  worden  omgegaan,  waarbij  finan‐
cierders een grote rol spelen. 
 
Deel 3, empirisch kader
In de praktijk komt naar voren dat de betrokkenheid van particulieren vooral 
wordt veroorzaakt door binding met de wijk en het inzien van het wijkbelang. 
Door bottom‐up te werken kan invulling worden gegeven aan de individuele 
belangen,  waarbij  comfortverbeteringen  erg  belangrijk  zijn.  Particulieren  zijn 
gevoelig voor de besparing per maand en hechten de meeste waarde aan de 
totale woonlasten per maand. Het blijkt dat zij eerder bereid zijn tot ingrepen 
aan de woning als meerdere eigenaren uit eenzelfde blok participeren, dit pleit 
voor een “kartrekker” vanuit de particulieren. 
 
De ontwikkelende aannemer kan door het nemen van risico, het inbrengen van 
marktkennis  en  het  bieden  van  financieringsmogelijkheden  een  duidelijk 
toegevoegde rol vervullen. Het zal dan wel vragen om een andere insteek van 
de werkzaamheden en vergaande begeleiding van de particulieren door middel 
van  goede  communicatie.  Op  collectief  niveau  kan  de  ontwikkelende 
aannemer  de  belangen  van  de  particulier  behartigen.  Het  vraagt  om  een 
langdurige flexibele samenwerking tussen de particulier en de ontwikkelende 
aannemer.  Op  basis  van  vertrouwen,  flexibiliteit  en  het  wegnemen  van 
vooroordelen  zal  de  ontwikkelende  aannemer  moeten  aantonen  dat  hij 
oprecht handelt en maatschappelijk verantwoord onderneemt.  
 
Voor  financiering  is  het  noodzaak  hypotheekverstrekkers  te  betrekken,  zij 
hebben belang bij een goed onderhouden woning omdat dit het onderpand 
van de hypotheek is. Daarnaast zijn er mogelijkheden om bij een gezamenlijke 
exploitatie de winsten uit ontwikkelpotentie terug te laten vloeien in de wijk. 
 
10 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Deel 4: beantwoording deelvragen, conclusies en aanbeveling
Om de particulier en de ontwikkelende aannemer in de toekomst beide een rol 
te laten spelen in de binnenstedelijke opgave zal er een verandering moeten 
plaatsvinden.  
Door  middel  van  aanbevelingen  wordt  het  belang  van  betrokkenheid  en  de 
posities  van  de  particulier  en  de  ontwikkelende  aannemer  erkend  en 
gewaarborgd: 
 
1. Benader de opgave op verschillende niveaus; 
2. Erken de particulier en maak de wensen van deze groep inzichtelijk; 
3. Betrek de particulier en motiveer anderen via hem of haar; 
4. Schep vertrouwen bij de particulier, pas waar nodig de werkwijze aan; 
5. Benader de opgave als eenheid, ook financieel; 
6. Leg nadruk op de woonlasten; 
7. Maak een duidelijk verschil met de aanpak uit het verleden. 
 De tandarts van de wijk ‐ 11 
 
VERANTWOORDING
   
12 ‐ De tandarts van de wijk 
 
1.1 Aanleiding  
 
In Nederland staan veel woningen (ca. 7 miljoen) waarvan er veel zijn gebouwd 
na de invoering van de Woningwet in 1901. Sinds deze invoering poogt men 
door middel van beleid de woningvoorraad te laten voldoen aan vastgestelde 
kwaliteitseisen en de wensen van de consument.  
In de diverse periodes die achter ons liggen zijn er vele programma’s geweest 
waarin  de  aanpak  van  de  woningvoorraad  behandeld  werd.  Hiervan  zijn 
stadsvernieuwing, vanaf de jaren ’60 en stedelijke vernieuwing vanaf 1996 de 
meest bekende (Tweede Kamer 1997). 
Daar  waar  de  stadsvernieuwing  zich  richtte  op  zowel  particuliere  als 
corporatiewoningen had de Nota Stedelijke Vernieuwing met name aandacht 
voor  de  corporatiewoningen  (Vestia  2007).  De  aanpak  werd  zowel  in  de 
stedelijke  vernieuwing  als  in  de  stadsvernieuwing  met  name  bekostigd  met 
overheidsgelden.  Door  verkoop  van  huurwoningen  is  sinds  begin  deze  eeuw 
een extra bron gevonden voor de aanpak van de woningvoorraad (Vromraad 
2002).  Deze    gelden  zijn  ondermeer  nodig  voor  de  opgave  van  stedelijke 
vernieuwing. De stadsvernieuwing was volledig door de overheid gefinancierd, 
maar  bij  de  stedelijke  vernieuwing  werden  ook  de  corporaties  in  het 
financieringsvraagstuk  betrokken  waardoor  de  gelden  afkomstig  van 
uitponding nodig waren. 
 
Bij  de  uitvoering  van  de  stedelijke  vernieuwing  is  de  aandacht  voor  de 
particuliere voorraad bij de betrokken partijen stevig afgenomen. In november 
2005 is vanuit Bouwend Nederland in samenwerking met NEPROM het rapport 
“Nederland verbouwt” (Bos et al. 2005) verschenen. In dit rapport wordt door 
vele marktpartijen aandacht gevraagd voor de particuliere voorraad. Hoewel 
de aanbevelingen uit dit rapport in zijn algemeenheid door beleidsmakers niet 
zijn overgenomen, is de aandacht voor de particuliere woningvoorraad hierna 
wel toegenomen (Kei 2009). 
Het  Kei  geeft  aan  dat  maar  liefst  65%  van  de  Nederlandse  woningvoorraad 
particulier bezit is. En hoewel particulieren veelal zelf in staat zijn om zorg te 
dragen voor het onderhoud (en financiering) van de woning, is er toch ook een 
deel  van  de  woningbezitters  dat  hiertoe  niet  in  staat  is.  Voor  deze  groep  is 
extra  aandacht  benodigd,  aangezien  de  rol  die  ze  naar  verwachting  in  de 
binnenstedelijke opgave zal gaan krijgen alleen maar zal toenemen. Door de 
vraag naar koopwoningen in de markt en de behoefte aan extra inkomen bij 
corporaties  zijn  er  sinds  de  beginjaren  van  deze  eeuw  vele  woningen 
uitgepond  (Vromraad  2002).  De  woningen  die  door  de  corporaties  zijn 
uitgepond  betekenen  in  dit  kader  veelal  versnipperd  bezit,  en  juist  dit 
versnipperd  bezit  vraagt  erom  particulieren  te  betrekken  bij  stedelijke 
vernieuwingsopgaven.  Overigens,  de  noodzaak  om  de  particuliere  woningen 
aan  te  pakken  wordt  vergroot  door  het  feit  dat  er  een  toename  is  van  het 
aantal woningen ouder dan 25 jaar, 40% in 1973, 70% in 2003 (Kei 2009). 
 De tandarts van de wijk ‐ 13 
 
Waar  de  aanpak  van  de  particuliere  voorraad  ten  tijde  van  de 
stadsvernieuwing  voornamelijk  met  subsidies  en  (vrijwel)  renteloze  leningen 
kon worden uitgevoerd, is er ten aanzien van de bijdragen van de overheid als 
medefinancierder een terugtrekkende beweging gaande (Kei 2010). Al meer is 
zij van oordeel dat de rol van de markt daarin moet toenemen. Er zal in de 
toekomst gezocht moeten worden naar andere wijzen van financiering.  
Al voor de intrede van de financiële crisis was er in het “werkgebied” van de 
projectontwikkelaars  een  verschuiving  zichtbaar  van  Vinex‐locaties  naar 
binnenstedelijke  locaties.  De  crisis  heeft  deze  verschuiving  versterkt.  Daarbij 
zal,  zo  wordt  in  de  structuurvisie  Randstad  2040  (VROM  2008)  beschreven, 
40% van de toekomstige opgave binnenstedelijk dienen plaats te vinden. Het 
college van rijksadviseurs heeft inmiddels verklaard dat dit percentage nog wel 
hoger  mag  zijn  (NAW,  2010a),    mede  ingegeven  door  het  onderzoek  van 
Bouwend  Nederland  (Bos  et  al.  2005)  “Nederland  Verbouwt”  waarbij  wordt 
gesteld  dat  (een  deel  van)  de  particuliere  voorraad  zeer  hardnekkige 
bouwtechnische tekortkomingen heeft.  
Bovendien  blijkt  dat  de  binnenstedelijke  opgave  zich  de  laatste  jaren 
voornamelijk  richtte  op  de  corporatiewoningen,  terwijl  die  opgave  juist 
ingewikkeld wordt als veel bezit particulier is (Vestia, 2007).  
 
Samenhangend met genoemde verschuiving is de verschuiving van nieuwbouw 
naar bestaande bouw. Om diverse redenen zijn de werkzaamheden die hierbij 
komen kijken voor projectontwikkelaars minder rendabel. De huidige situatie 
vraagt om een grotere rol van marktpartijen, waarbij zij zich meer mengen in 
de  binnenstedelijke  opgave.  Door  fysieke  ingrepen  van  corporaties  bij 
stedelijke  vernieuwing  ligt  hier  een  groot  potentieel  werkgebied  voor  de 
bouwwereld. Waar de aannemers zich tot op heden met name bezig hielden 
met  de  werkzaamheden  voortkomend  uit  de  opdrachten  van 
woningcorporaties  (Agricola  et  al.  2006),  zal  dit  afnemen.  De  gelden  voor 
stedelijke vernieuwing (Vogelaargelden) zullen verdwijnen en de insteek van 
de aanpak zal niet alleen fysiek zijn maar ook sociaal en economisch (Kei 2010). 
 
In september 2008 is de Amerikaanse bank Lehman Brothers gevallen, hetgeen 
de intrede voor de wereldwijde economische crisis betekende. In Nederland 
was  dit  onder  andere  terug  te  zien  in  de  huizenmarkt.  De  huizenprijzen 
daalden en woningen stonden langer te koop (Vermeend 2009). De dalende 
prijzen en stagnerende markt hebben geleid tot een afname van woningbouw 
op Vinex locaties. Dit versterkt dat marktpartijen zich met de binnenstedelijke 
opgave gaan bezig te houden.  
 
   
14 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Wat hierbij opvalt is de frictie die ontstaat door het particuliere woningbezit. 
Het vergt tijd deze bewoners te organiseren, maar ook de investeringen die 
verbeteringen  voor  de  particulieren  met  zich  meebrengen  kunnen  niet 
opgebracht worden of men vindt de investering niet de moeite waard omdat 
deze veelal niet opweegt tegen de (meer)waarde van de woning.  
Men  wil  alleen  investeren  als  voor  langere  tijd  in  de  woning  kan  worden 
gewoond. Dit staat veelal niet vast waardoor investeringen uitblijven. 
Het gevaar bestaat dat er “om” deze particulieren heen gewerkt gaat worden 
waardoor deze als een “rotte kies” achterblijven in de verbeterde wijken. Voor 
de  ontwikkelende  aannemers  zou  het  betrekken  van  deze  particuliere 
woningvoorraad een oplossing kunnen zijn voor een groter draagvlak (zowel 
van  de  particulier  als  van  de  ontwikkelende  aannemer)  bij  stedelijke 
vernieuwing. 
 
Een grote opgave ligt bij de vraag op welke wijze men deze particulieren kan 
betrekken.  Draagvlakcreatie  lijkt  hierbij  essentieel  evenals  het  bieden  van 
financieel haalbare en zinvol geachte investeringen (Kei 2009). Het nut en de 
noodzaak zullen aangetoond moeten worden.  
Daarnaast is het zeer waarschijnlijk dat er enkele aanjagers nodig zijn om de 
overige bewoners te motiveren (Kei 2010). 
 
 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 15 
 
1.2 Doelstelling
 
Gezien de huidige stand van zaken en de wens van zowel de ontwikkelende 
aannemer  als  van  de  particuliere  woningbezitter  zal  dit  onderzoek  het 
volgende doel nastreven:  
 
 
Het vinden van een manier waardoor zowel de ontwikkelende aannemer als de
particuliere woningbezitter een grotere rol krijgen binnen de stedelijke
vernieuwing
 
 
Dit doel kan bereikt worden door de volgende (hoofd)vraag te stellen: Op 
welke wijze kan een ontwikkelende aannemer de particuliere woningbezitter 
betrekken bij stedelijke vernieuwing?  
Wanneer de behoefte van de ontwikkelende aannemer wordt gekoppeld aan 
de wens de particulier te betrekken bij stedelijke vernieuwing, ontstaat voor 
beide partijen de mogelijkheid tot een krachtige samenwerking.  
Uitgezocht  moet  worden  op  welke  wijze  de  ontwikkelende  aannemer  de 
particulier op een zo efficiënt mogelijke wijze kan betrekken.  
 
Is  er  een  kritieke  massa  nodig  en  zijn  de  wensen  van  de  particulier 
overeenkomstig of is een individuele benadering juist gewenst?  
Hierbij is het te allen tijde van belang rekening te houden met het feit dat de 
particulier  comfortabel  wil  wonen  en  de  aannemer  een  commercieel  / 
maatschappelijk doel nastreeft. Als daadwerkelijk positieve effecten optreden 
op  het  moment  dat  de  ontwikkelende  aannemer  en  particulier  de  krachten 
bundelen,  dan  zal  er  een  meerwaarde  ontstaan  in  het  vraagstuk  omtrent 
stedelijke vernieuwing. 
 
Het onderzoek zal zich met name richten op de particuliere woningvoorraad in 
de  verschillende  stedelijke  vernieuwingswijken,  zowel  voor‐  als  naoorlogs, 
waarbij  zowel  Verenigingen  van  Eigenaren  (VvE’s)  als  de  individuele 
particulieren worden betrokken in het onderzoek.  
Dit  onderzoek  zal  zich  richten  op  de  motivaties  van  de  particulier  om  in 
dergelijke wijken, naast participatie in de wijk,  ook te investeren in de eigen 
woning. Voor de ontwikkelende aannemer zijn met name deze ingrepen, fysiek 
in de woning, van belang om inzichtelijk te hebben. Niet uitgesloten wordt dat 
er ook wensen naar voren komen voor de openbare ruimte of sociale cohesie. 
Deze  worden  wel  belicht  maar  verder  niet  nadrukkelijk  in  de  aanbevelingen 
meegenomen. 
 
 
16 ‐ De tandarts van de wijk 
 
In  het  onderzoek  zal  gezocht  worden  naar  de  wijze  waarop  de  particulier 
gemotiveerd kan worden om betrokken te raken bij de stedelijke vernieuwing, 
maar ook wat redenen zijn om dit niet te doen. Hierbij is het zaak rekening te 
houden  met  verschillende  facetten  (bijvoorbeeld  tijd,  fasering  en  financiën). 
Het zal leiden tot aanbevelingen. Een totale handleiding uitschrijven is, gezien 
de beschikbare tijd, te uitgebreid. 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 17 
 
1.3 Probleemstelling
 
Geconstateerd  is  dat  er  vanuit  de  stedelijke  vernieuwing  een  duidelijke 
behoefte bestaat de particuliere woningbezitter daarbij te betrekken. Tevens 
hebben  marktpartijen  (ontwikkelende  aannemers),  waar  dit  nog  niet  is 
gebeurd, de behoefte hun werkgebied te verplaatsen naar het binnenstedelijk 
bouwen. Om te komen tot een uitwerking, waarbij de belangen van zowel de 
particulier als de ontwikkelende aannemer worden meegewogen, zullen deze 
onlosmakelijk  met  elkaar  verbonden  zijn  in  de  probleemstelling  van  het 
onderzoek.  Deze  probleemstelling  is  daarmee  vertaald  naar  de 
hoofdonderzoeksvraag waar het totale onderzoek om zal draaien: 
 
 
Op welke wijze kan een ontwikkelende aannemer de particuliere woningbezitter
betrekken bij stedelijke vernieuwing?
 
 
Om antwoord te geven op deze vraag is het van belang vooraf te bepalen over 
wat voor een ontwikkelende aannemer in dit kader gesproken wordt: 
‐ Bedoeld  wordt  een  aannemers‐  /  bouwbedrijf  met  een  eigen 
ontwikkelafdeling. 
 
Om een antwoord te geven op de bovenstaande hoofdonderzoeksvraag zijn er 
diverse  deelvragen  geformuleerd    waarvan  de  antwoorden  zullen  leiden  tot 
aanbevelingen. Vanwege de samenwerking waarnaar gezocht  wordt, tussen 
de ontwikkelende aannemer en de particulier, is  het van belang de hoofdvraag 
vanuit beide invalshoeken te benaderen. Daarnaast zal worden gezocht naar 
ervaringen uit de praktijk om hiermee de verschillen en / of overeenkomsten 
tussen theorie en praktijk te benadrukken. 
 
Particuliere woningbezitter:
1. Wat  zijn  redenen  voor  een  particuliere  woningbezitter  om  te 
participeren in stedelijke vernieuwing? 
2. Wat  zijn  redenen  voor  particuliere  woningbezitters  om  niet  te 
participeren in stedelijke vernieuwing? 
3. Tot  welke  fysieke  ingrepen  in  de  eigen  woning  is  een  particuliere 
woningbezitter bereid bij stedelijke vernieuwing? 
4. Wat zijn redenen voor de particuliere woningbezitters om te bepalen 
of zij de gewenste fysieke ingrepen aan de eigen woning daadwerkelijk 
uit laten voeren? 
 
 
18 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Ontwikkelende aannemer:
5. Wat  zijn  de  middelen  die  beschikbaar  zijn  voor  de  ontwikkelende 
aannemer om de particulier in de fysieke aanpak te ondersteunen? 
6. Aan  welke  voorwaarden  moet  de  ontwikkelende  aannemer  voor  de 
particulier  voldoen  om  op  goede  wijze  met  de  particulier  samen  te 
werken? 
7. Wat  zijn  voorwaarden  voor  de  ontwikkelende  aannemer  om  op 
efficiënte en rendabele wijze voor de particulier te kunnen werken? 
 
Door  een  antwoord  te  geven  op  deze  vragen  zal  gezocht  worden  naar  een 
mogelijke  oplossing  voor  de  aanpak  van  de  particuliere  voorraad.  In  het 
gewenste  eindbeeld  gaan  de  ontwikkelende  aannemer  en  de  particuliere 
woningbezitter hand‐in‐hand de binnenstedelijke opgave tegemoet. Hierbij zal 
de  particulier  de  opdrachtgever  van  de  aannemer  zijn.  De  ontwikkelende 
aannemer zal zowel adviseur als opdrachtnemer zijn, maar mogelijk daarnaast 
op wijkniveau een rol vervullen.  
 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 19 
 
1.4 Onderzoeksmethodiek
 
Het  beantwoorden  van  de  onderzoeksvragen  zal  gebeuren  volgens  een 
vastgestelde werkwijze waarmee goede en heldere antwoorden geformuleerd 
worden  en  gekomen  wordt  tot  duidelijke  conclusies.  Om  te  komen  tot  een 
goed onderzoek wordt er in fasen gewerkt: 
1. Input / inventarisatie 
2. Verdieping 
3. Analyse 
4. Koppeling analyses theoretisch en empirisch kader 
5. Conclusies en aanbevelingen 
 
Hoewel  de  fasen  op  papier  opeenvolgend  zijn,  zal  een  aantal  fasen  overlap 
vertonen. Omdat in fase 2 en 3 antwoorden worden gegeven op deelvragen 
zullen deze fasen per deelvraag worden benaderd.  
 
1. Input / inventarisatie (onderzoeksvoorstel): 
Tijdens  dit  deel  van  het  onderzoek  is  er  met  name  gefocust  op  het 
erkennen  van  de  probleemstelling  door  middel  van  een 
literatuurstudie.  De  literatuurstudie  zal  zich  vooral  richten  op  de 
onderbouwing  van  het  probleem  en  de  oorzaken  die  hieraan  ten 
grondslag liggen. 
 
2. Verdieping (PvA en deelvragen 1 t/m7 ): 
Gezocht is naar verdieping in de oorzaken van de probleemstelling en 
er is gekeken naar mogelijke oplossingsrichtingen.  
Interviews zijn gehouden met partijen die vanuit hun werkzaamheden 
met de particuliere woningvoorraad te maken hebben en met partijen 
die  vanuit  diverse  projecten  of  als  kenniscentrum  te  maken  hebben 
met  stedelijke  vernieuwing.  Daarnaast  is  een  aantal  ontwikkelende 
aannemers geïnterviewd.  
Gevraagd  is  onder  andere  naar  hun  ervaringen  in  verschillende 
projecten;  op  welke  wijze  de  betrokkenheid  van  de  particulier  en 
ontwikkelende  aannemer  volgens  hen  anders  zou  moeten.  En 
gevraagd  is  naar  hun  motivaties  waarom  zij  tot  op  heden  niet  of 
nauwelijks betrokken zijn. 
 
   
20 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Een enquête is verzonden aan bewoners van aandachtwijken, via het 
Landelijke  Samenwerkingsverband  Aandachtswijken  (LSA).  Deze 
enquête zal in het empirisch deel van het onderzoek worden verwerkt. 
Literatuur is bestudeerd waarin de opgave van stedelijke vernieuwing 
wordt  behandeld.  Alsmede  literatuur  waarin  wordt  gekeken  naar  de 
wensen en prioriteiten van de woningbezitters, de wijze waarop deze 
mensen betrokken willen zijn bij de veranderingen aan hun woning en 
woonomgeving en welke prioriteiten de particulieren hierin vervullen. 
Het  proces  van  stedelijke  vernieuwing  is  verder  uitgelicht,  met  de 
vraagstelling waarom welke partijen tot op heden betrokken zijn. 
 
3. Analyse (deelvragen 1 t/m 7): 
Op basis van de informatie verkregen uit de literatuur en interviews 
zijn  de  deelvragen  beantwoord.  In  deze  fase  is  er  sprake  van 
antwoorden voortkomend vanuit de literatuur en de interviews. Daar 
waar overeenkomsten of verschillen tussen deze antwoorden waar te 
nemen zijn, is dit in fase 4 verder worden uitgewerkt. 
 
Aan  de  hand  van  de  interviews  zijn  aandachtspunten  uit  de  praktijk 
geformuleerd.  Aandachtspunten  die  gevormd  zijn  door  mensen  met 
ervaringen  in  de  praktijk.  Praktijkervaringen  gerelateerd  aan  de 
deelvragen  die  hierin  aan  bod  komen  zijn  bijvoorbeeld:  hoe  de 
particulier  te  betrekken,  wat  wil  de  particulier  eigenlijk,  welke 
mogelijkheden worden gezien voor de ontwikkelende aannemers? Het 
betreft aandachtspunten die zowel van toepassing zijn op de rol van de 
particulier als van de ontwikkelende aannemer. 
 
Aan  de  hand  van  de  literatuur  zijn  aandachtspunten  voortkomend 
vanuit de theoretische opgave geformuleerd.  De deelvragen zullen in 
fase 4 worden beantwoord aan de hand van zowel de theoretische als 
de praktische aandachtspunten.  
Door de vraagstelling te onderzoeken in theorie en praktijk ontstaan er 
antwoorden die dicht bij de praktijk liggen en daarmee toepasbaar en 
realistisch  zijn,  maar  ook  een  beeld  waarbij  de  antwoorden  in  een 
groter  geheel,  op  een  hoger  abstractieniveau  beoordeelt  kunnen 
worden. 
 
Door op bovenstaande wijze te onderzoeken komen elementen naar 
voren  die  op  diverse  schaalniveaus  zowel  vanuit  de  theorie  als  de 
praktijk een relatie hebben met de onderzoeksvragen.  
 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 21 
 
4. Koppeling analyses 
De aandachtspunten die de deelvragen beantwoorden, voortkomend 
vanuit  de  theorie  en  de  praktijk  worden  gekoppeld.  Door  de 
verschillende niveaus die binnen de beantwoording mogelijk zijn zal, er 
een  totaalbeeld  ontstaan,  waarbij  de  gehele  stedelijke 
vernieuwingsopgave  wordt  geraakt,  en  op  onderliggende  niveaus 
praktische  antwoorden  naar  voren  komen  voor  de  aspecten  om 
ontwikkelende  aannemer  en  particulier  te  koppelen.  Waar  nodig 
worden  verschillen  verder  uitgediept  en  onderzocht  (wanneer  dit 
essentieel  is  voor  de  beantwoording  van  de  betreffende  vraag).  De 
antwoorden  op  de  deelvragen,  die  direct  een  relatie  hebben  op  de 
werkzaamheden  en  voorwaarden  van  de  ontwikkelende  aannemer, 
zullen deels beantwoord worden op basis van inzichten verkregen uit 
werkervaring. Per deelvraag zal een samenhangend antwoord worden 
geformuleerd  dat  aan  de  theorie  en  praktijk  is  getoetst.  Er  wordt 
gezocht naar beantwoording van de deelvragen op een drietal niveaus 
van beleidsmatig (theoretisch) niveau tot een projectmatig (praktisch) 
niveau,  vertaald  naar  verschillende  schaalniveaus  van  stedelijke 
vernieuwing: 
1. Wijkniveau / Stedelijke vernieuwing algemeen 
2. Blokniveau 
3. Individueel niveau 
 
5. Conclusies en aanbevelingen (hoofdonderzoeksvraag): 
Met de koppeling en de beantwoording van de deelvragen in fase 4 
zullen in deze fase  verschillende conclusies en aanbevelingen worden 
geformuleerd  die  een  zo  volledig  mogelijk  beeld  geven  als 
beantwoording van de hoofdonderzoeksvraag.  
 
De uitwerking van de fase 2, 3, 4 en 5 zullen uiteindelijk de basis vormen voor 
de rapportage. Het hierna volgende model (figuur 1.1) geeft een schematische 
weergave van de aanpak van het onderzoek.  
22 ‐ De tandarts van de wijk 
 
 Figuur 1.1: Schematische weergave van de onderzoeksmethodiek.1
    
                                                            
1
 Gevolgde methodiek van het onderzoek 
 De tandarts van de wijk ‐ 23 
 
1.5 Onderzoeksstrategie
Bij de start van het onderzoek is een uitgebreide literatuurstudie verricht. Om 
de  doelstelling  en  de  probleemstelling  zo  helder  en  volledig  mogelijk  te 
formuleren, is er vooral een verdieping geweest in literatuur waarin beleid en 
programma’s  uit  het  recente  verleden  worden  omschreven.  Hiermee  zijn 
tekortkomingen in het beleid naar voren gekomen waar het onderzoek op zal 
inspelen. 
 
Literatuur
De literatuur zoals omschreven in de literatuurlijst is bestudeerd op relevantie. 
De  input  voor  de  beantwoording  van  alle  deelvragen  zal  uit  de  literatuur 
worden gehaald. Daar waar de literatuur niet direct antwoord heeft gegeven 
op het onderwerp van het onderzoek is naar een groter schaalniveau gezocht 
naar  een  algemene  deler  en  zal  dit  worden  gerelateerd  naar  dit  onderzoek. 
Vanuit  de  literatuur  wordt  een  antwoord  op  vragen  geformuleerd.  Deze 
antwoorden zijn middels de resultaten van de interviews getoetst. Daar waar 
door  middel  van  literatuur  geen  antwoord  is  te  formuleren  zal  dit  worden 
gedaan met de input van de interviews. 
 
Interviews
Naast  een  literatuurstudie  hebben  er  ook  verschillende  interviews  plaats‐
gevonden.  Het  betreft  interviews  met  personen  die  beschikken  over  veel 
kennis  en  ervaring  met  particuliere  woningaanpak  of  beleid,  maar  ook  met 
personen werkzaam voor organisaties die op enige wijze betrokken zijn bij de 
particuliere aanpak.  
In  de  gesprekken  is  een  onderscheid  waarneembaar.  Een  aantal  gesprekken 
vindt  plaats  met  beleidmakers  en  medewerkers  van  kenniscentra.  Deze 
personen hebben veelal kennis en ervaring van meerdere projecten waardoor 
sprake is van een genuanceerd beeld. Daarnaast zijn er personen die worden 
geïnterviewd enkel vanwege de ervaring met een specifiek project of ervaring, 
vanuit  hun  dagelijkse  werkzaamheden  in  de  praktijk  (bijvoorbeeld 
projectleiders). Een lijst met geïnterviewde personen is bijgevoegd (bijlage II). 
 
Enquête
Om de wensen van de particulieren inzichtelijk te maken en de wijze waarop zij 
willen participeren is  een enquête uitgezet onder het ledenpanel van het LSA. 
Deze  leden  kunnen  zowel  huurder  als  eigenaar  zijn.  Een  aantal  vragen  is 
specifiek aan de eigenaren gesteld, maar voor vragen over het belang bij de 
wijk en bereidheid meer huur of hypotheek te betalen bij bepaalde ingrepen 
zijn beide groepen representatief. De vragen en resultaten van de enquête zijn 
toegevoegd als bijlage (bijlage III).   
24 ‐ De tandarts van de wijk 
 
1.6 Verwerking literatuur en interviews
 
De  interviews  zijn  afgenomen  aan  de  hand  van  een  vooraf  opgestelde 
vragenlijst, specifiek samengesteld per geïnterviewde. Gezocht is naar zoveel 
mogelijk eenheid en overeenkomsten per interview om hier een goed vergelijk 
te kunnen maken. Om de informatie uit de gesprekken niet verloren te laten 
gaan  zijn  de  gesprekken  opgenomen.  De  verslagen  van  deze  gesprekken 
bestaan  uit  de  antwoorden  op  de  vragen,  aangevuld  met  verdere  relevante 
informatie  voortkomend  uit  het  gesprek.  Verslagen  van  de  interviews  zijn 
beschikbaar maar niet aan dit eindrapport toegevoegd. 
Informatie  uit  de  literatuur  en  interviews  zal  met  vermelding  van  de  bron 
worden verwerkt in de verschillende hoofdstukken van het eindrapport.  
De  resultaten  uit  de  enquête  zijn  in  het  empirisch  deel  van  het  onderzoek 
verwerkt ter onderbouwing van de wensen en motivaties van de particulieren. 
 
De gesprekken en enquête in combinatie met de literatuur hebben geleid tot 
dit rapport waarbij het belang van de particulier centraal staat. Het onderzoek 
heeft zich voor beantwoording van de deelvragen beperkt tot voorgenoemde 
gesprekken en literatuur. Gezien de beschikbare tijd is het onderzoeken van 
meer bronnen niet mogelijk geweest. Inzichten verkregen door beantwoording 
van deelvragen zijn verwerkt in de conclusies en aanbevelingen.  
 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 25 
 
THEORETISCH KADER
   
26 ‐ De tandarts van de wijk 
 
2.1 Wat wil men oplossen met stedelijke vernieuwing?
De aanleiding
Veel van de huidige woningen in Nederland zijn vanaf de jaren ’50 gebouwd. 
De huidige bewoners zijn veelal in de wijk komen wonen door een combinatie 
van woningaanbod en de kosten die het wonen in de betreffende wijk met zich 
meebrengt  (vaak  lage  kosten).    Ondanks  dat  deze  mensen  een  relatief  laag 
inkomen hebben, kunnen zij niet als kansarm worden beschouwd en hebben 
zij na verloop van tijd als gevolg van sociale stijging ook de behoefte aan het 
maken  van  een  wooncarrière.  Het  maken  van  een  wooncarrière  is  in  de 
naoorlogse  wijken  lastig  vanwege  het  eenzijdige  aanbod  van  rijwoningen, 
gecombineerd met portiekflats  (Ouwehand et al. 2008). De wooncarrière die 
men ambieert is vaak niet in de huidige wijk te realiseren terwijl vooral bij de 
bewoners die daar al langere tijd wonen een binding is waardoor zij een sterke 
voorkeur hebben in de wijk te blijven.  
De ingrepen
Naast  dit  gebrek  in  mogelijkheden  voor  het  maken  van  een  wooncarrière, 
worden er beleidsmatig ook andere gebreken waargenomen die de ingrepen in 
de wijk bij stedelijke vernieuwing onderbouwen. Beleidsmatig wordt het imago 
van  deze  woonwijken  (veelal  slecht)  en  de  bouwkundige  kwaliteit  van  de 
woningen gezien als een reden tot ingrijpen. Door middel van een ingrijpende 
sloop  /  nieuwbouw  wordt  gepoogd  woningdifferentiatie  mogelijk  te  maken, 
maar  daarnaast  ook  het  bieden  van  woningen  die  voldoen  aan  de  huidige 
normen,  onder  andere  geluids‐  en  thermische  isolatie.  Hoewel  veel  van  de 
huidige  bewoners  financieel  niet  in  staat  zijn  om  de  lasten  van  een  nieuwe 
woning  te  kunnen  dragen,  vormt  dit  vanuit  het  beleid  geen  belemmering. 
Immers met het aanbieden van nieuwe woningen worden mensen van buiten 
de wijk aangetrokken die financieel meer mogelijkheden hebben en daardoor 
voor een impuls in de wijk zorgen.  
 
Door  de  ingrepen  in  de  bestaande  woningvoorraad  uit  te  voeren,  wordt 
gestreefd  naar  sociale  stijging,  een  beter  imago  van  de  wijk  en  een 
gedifferentieerd woningaanbod. Wat essentieel is voor een dergelijke aanpak 
is de steun van de huidige bewoners van een wijk. Zij moeten zich immers in 
de plannen kunnen vinden. Het heeft tenslotte een grote impact op de sociale 
banden binnen een wijk en er bestaat een mogelijkheid dat het wonen in de 
wijk voor de huidige bewoners onbetaalbaar wordt (Bergeijk et al. 2008). 
 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 27 
 
2.2 Wat is de huidige aanpak
Nota Stedelijke Vernieuwing
In  1997  is  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  verschenen  (VROM  en  Tweede 
Kamer  1997).  In  deze  nota  gaat  men  er  vanuit  dat  de  differentiatie  in 
woningaanbod voornamelijk bereikt dient te worden door het aanbieden van 
koopwoningen,  hiermee  kunnen  dan  opbrengsten  gegenereerd  worden  die 
overige  kosten  van  de  stedelijke  vernieuwing  kunnen  dekken.  Bovendien 
wordt  het  fysieke  programma  gekoppeld  aan  andere  programma’s  die  zich 
richten  op  sociale  cohesie  en  leefbaarheid.    Dit  blijkt  ook  in  veel  wijken 
essentieel te zijn; het sociale en het fysieke programma gaan veelal hand in 
hand  en  het  sociale  kan  vaak  niet  opgelost  worden  zonder  ingrepen  in  het 
fysieke en vice versa (Tweede Kamer 1997). 
 
Actieplan krachtwijken
In  navolging  op  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  verscheen  in  2007  het 
actieplan  krachtwijken.  Hierbij  werd  de  aandacht  vooral  gevestigd  op  40 
wijken.  In  dit  actieplan  is  de  focus  met  name  gelegd  op  de  huidige 
wijkbewoners en hun wooncarrière (Bergeijk et al. 2008). 
Deze nadruk op de huidige bewoners komt tot uiting in de participatie en het 
werken aan langdurig vertrouwen, dit ingegeven door het feit dat stedelijke 
vernieuwingsprocessen  vaak  lang  duren  waarbij  7‐10  jaar  een  redelijk 
gemiddelde duur is (Ouwehand et al. 2008). Voor deze aanpak wordt gesteld 
dat gemeente en corporatie afhankelijk van elkaar zijn en samen het voortouw 
moeten  nemen.  Bewoners  worden  voornamelijk  betrokken  als  het  gaat  om 
problematiek in de leefomgeving en het verbeteren van de leefbaarheid in de 
wijk (Bergeijk et al. 2008). 
 
Een  kostbare  opgave  waarover  men  in  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  ook 
schrijft  dat  voor  het  dekken  van  deze  kosten  betrokkenheid  van  private 
partijen essentieel is (Tweede Kamer 1997). Volgens Ouwehand et al., is dit de 
reden waarom er sprake zou moeten zijn van een gebiedsexploitatie waarvoor 
alle betrokken partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn. Kosten in het belang 
van  de  hele  wijk  kunnen  op  deze  manier  worden  gedekt  en  onrendabele 
toppen kunnen door een gezamenlijke exploitatie beter worden ondervangen 
dan  het  geval  is  bij  een  gescheiden  grond‐  en  vastgoedexploitatie.  De 
teruggelopen  markt  is  van  grote  invloed  op  het  terug  lopen  van  inkomsten 
voor de stedelijke vernieuwing. Met dit in het achterhoofd wordt ook gepleit 
voor een gezamenlijke gebiedsexploitatie (Van Rooy et al. 2009). 
 
   
28 ‐ De tandarts van de wijk 
 
2.3 Waarom de particulier betrekken
Particulier bezit
In Nederland is in veel wijken sprake van menging tussen corporatiebezit en 
particulier bezit, ook wel het versnipperd bezit. Een deel van deze particuliere 
bewoners  blijkt  niet  zelfstandig  in  staat  te  zijn  het  onderhoud  te  verzorgen. 
Onderhoud wat een direct gevolg is van het eigen woningbezit.  
Het  probleem  dat  zich  voordoet  met  de  particuliere  opgave  lijkt  zich  alleen 
maar  te  vergroten.  Er  komen  meer  particuliere  woningen  (figuur  2.1)  en  de 
woningvoorraad  wordt  in  totaliteit  steeds  ouder  (40%  ouder  dan  25  jaar  in 
1973,  70%  ouder  dan  25  jaar  in  2003).  Voor  deze  particulier  zal  gestreefd 
moeten  worden  naar  waardebehoud  en  waardecreatie.  Dit  zal  de  woningen 
maar  ook  de  woonomgeving  ten  goede  komen.  Om  de  opgave  van  de 
particuliere  voorraad  in  de  stedelijke  vernieuwingsopgave  zo  goed  en  zo 
compleet mogelijk op te pakken, is het van belang naast het corporatiebezit 
ook dit deel van de woningvoorraad te betrekken in de aanpak (kei 2009). 
 
 
 
Figuur 2.1: Toename van particuliere woningvoorraad 2
 
 
Inspraak
Al tijdens de stadsvernieuwing gaven  bewoners aan meer inspraak te willen 
hebben  dan  alleen  achteraf  hun  mening  te  mogen  geven.  Inmiddels  is  ook 
bewezen dat het betrekken van de bewoners onderling zorgt voor een betere 
sociale  cohesie,  een  van  de  effecten  die  men  nastreeft  bij  stedelijke 
vernieuwing. 
                                                            
2
 Nederland verbouwt, Bos et al. (2005) P. 6  
 De tandarts van de wijk ‐ 29 
 
De  invloed  van  de  bewoners  wordt  inmiddels  bij  vele  stedelijke 
vernieuwingsprojecten erkend. Het zijn de bewoners die kennis hebben van de 
dagelijkse  praktijk  in  hun  wijk.  Bovendien  wordt  door  het  betrekken  van  de 
bewoners  vaak  draagvlak  gecreëerd  voor  het  beleid  dat  aan  de  stedelijke 
vernieuwing ten grondslag ligt. Aan de hand van de participatieladder wordt 
vervolgens bepaald welke mate van invloed de bewoners krijgen, waarbij het 
zaak  is  dat  er  vooraf  duidelijk  een  realistisch  beeld  geschetst  wordt  van  de 
mogelijkheden  om  hooggespannen  verwachtingen  te  voorkomen.  Omdat  in 
het  verleden  de  aandacht  met  name  op  het  corporatiebezit  was  gevestigd, 
komt nu de urgentie van de particuliere voorraad naar voren (Bergeijk et al. 
2008). 
 
Hoewel  de  particulier  voor  het  onderhoud  verantwoordelijk  is,  ligt  bij  de 
overheid een taak om dit te signaleren als dit onderhoud niet  of nauwelijks 
gebeurd.  Het  is  immers  van  invloed  op  de  woonomgeving.  Het  is  lastig  de 
eigenaren aan te spreken op de slechte staat van onderhoud.  Het pleit ervoor 
te  zorgen  naar  een  wijze  waarop  de  particulier  gemotiveerd  kan  worden 
betrokken  te  raken  bij  de  wijkaanpak  (Kei  2009).  Gemeenten  hebben  vaak 
weinig  zicht  op  de  particuliere  voorraad  en  de  wensen  van  de  bewoners, 
daarnaast worden de grote investeringen op wijkniveau meestal door overheid 
en corporaties gedaan.  
Ook hebben weinig gemeenten een passend beleid waarin zij aangeven hoe 
om  te  gaan  met  het  aanschrijvingsbeleid.  Dit  beleid  geeft  gemeenten  de 
ruimte woningen over te kopen of te onteigenen als het blijkt dat in een buurt 
veel bewoners zich inspannen, maar een enkeling niet, of wanneer blijkt dat de 
bouwtechnische staat van een woning dusdanig slecht is dat er gevaar dreigt 
(VROM 2006). 
Draagvlak
Om  de  particulieren  optimaal  en  volwaardig  partner  te  laten  zijn  in  de 
ontwikkeling van hun wijk is draagvlakcreatie essentieel. Door het maken van 
goede  duidelijke  afspraken  (Van  Rooy  et  al.  2006)  en  het  vooraf  duidelijk 
scheppen  van  een  realistisch  verwachtingspatroon  (Bergeijk  et  al.  2008) 
kunnen particulieren gemotiveerd worden te participeren.  
Met name bij grootschalige en kostbare processen als sloop / nieuwbouw blijkt 
het  vroegtijdig  betrekken  essentieel,  ook  voor  het  in  beeld  brengen  van  de 
wensen  van  deze  particulieren  (Watertorenberaad  2010a).  De  mening  van 
bewoners kan een plan maken of breken. Daarnaast blijkt dat wanneer de wijk 
volgens bewoners een goede reputatie heeft in vergelijking tot andere wijken 
zij meer vertrouwen zullen hebben in de aanpak (Ouwehand et al. 2008). 
   
30 ‐ De tandarts van de wijk 
 
2.4 De wijze van samenwerken
De klant begeleiden
De aandacht voor de particuliere voorraad wordt steeds meer erkend. Om de 
belangen  van  de  particulier  te  respecteren  is  het  logisch  de  particulier  als 
volwaardig partner te behandelen in de opgave. De particulier is immers de 
eerste  betrokkene  bij  de  eigen  leefomgeving  (Van  Rooy  et  al.  2006).  Het  is 
essentieel de belangen van de bewoners op goede en vertrouwelijke wijze te 
behartigen.  Het  kan  er  toe  leiden  dat  bij  gebrek  aan  vertrouwen  van  de 
bewoners het gehele project zal stranden.  Vooraf dient er aan het vertrouwen 
gewerkt  te  worden  door  duidelijke  afspraken  te  maken,  en  door  informatie 
tijdig  te  verstrekken.  Door  teveel  zaken  vooraf  vast  te  leggen  en  aan  de 
bewoners  te  verplichten  zich  hieraan  te  conformeren  kunnen  zij  zich  niet 
serieus genomen voelen waardoor het proces stagnatie kan oplopen (Bergeijk 
et al. 2008). 
 
Wegens  gebrek  aan  kennis  en  expertise  zal  de  particulier  in  het  proces 
ondersteunt  moeten  worden.  Het  is  zaak  om  deze  ondersteuning 
laagdrempelig  te  houden  (VROM  2006).  Bewoners  op  een  actieve  wijze 
betrekken  bij  de  wijkaanpak  wordt  door  steeds  meer  partijen  als  een 
meerwaarde  gezien.  Er  wordt  immers  datgene  gerealiseerd  waarom  wordt 
gevraagd,  met  als  gevolg  dat  investeringen  beter  worden  gewaardeerd  (De 
Zeeuw  et  al.  2011).  Het  verbinden  van  sociale  aan  fysieke  maatregelen  zal 
meer en meer een issue zijn en de mensen dienen hierbij direct betrokken te 
zijn  of  zullen  hierin  investeren  waardoor  zij  dan  een  belangrijke  stem  in  de 
aanpak  krijgen  (Kei  2009).  Er  zal  in  de  aanpak  aandacht  besteed  moeten 
worden  aan  het  voorkomen  van  fouten  uit  het  verleden.  Daar  waar  de 
bewoners in het verleden veelal een plan ter beoordeling onder ogen kregen, 
zullen zij in de toekomst op een actieve bottom‐up wijze bijdragen aan de tot 
standkoming van de plannen. Begeleiding in dit proces is belangrijk maar de 
beslissingen worden voor een groot deel genomen door de direct betrokkenen 
(Kei 2010).  
In de toekomst zal de klant (bewoner) centraal staan in de wijkaanpak. Het zal 
gaan van de huidige opgave waarbij de gebruiker aan het eind van de keten 
staat (figuur 2.2) naar de toekomstige opgave, waarbij de klant centraal wordt 
gesteld (figuur 2.3) (Watertorenberaad 2010a). 
 
 
Figuur 2.2: Het traditionele model met de gebruiker aan het eind van de keten 3
 
                                                            
3
 Watertorenberaad werkboek (2010) P. 16 
 De tandarts van de wijk ‐ 31 
 
 
 
Figuur 2.3: De nieuwe werkwijze waarbij de klant centraal staat 4
 
 
Kansen voor de marktpartijen
De  ingrepen  in  de  bestaande  particuliere  voorraad  bieden  volgens  het 
Watertorenberaad  een  grote  kans  voor  marktpartijen.  Het  is  daarvoor 
noodzaak dat zij een omslag gaan maken in het denken. Er zal meer vanuit het 
maatschappelijk verantwoord ondernemen gedacht moeten worden in plaats 
vanuit het behalen van rendement (Van Rooy et al. 2006). De marktpartijen 
moeten  in  staat  zijn  een  aantal  vooroordelen  weg  te  nemen,  als: 
“zakkenvullers,  onbetrouwbaar  etc.”  (Van  Rooy  et  al.  2009).  Zij  zullen  zich 
hierbij voor langere tijd committeren aan de plannen en ook op een langere 
termijn  gaan  denken,  het  zal  gaan  om  duurzame  samenwerkingen  waarbij 
vertrouwen essentieel is (Bergeijk et al. 2008). 
 
Door  het  vroegtijdig  betrekken  van  marktpartijen  bestaat  een  kans  dat 
snelheid  en  haalbaarheid  van  het  project  worden  vergroot.  Marktpartijen 
hebben  tenslotte  een  deel  investerings‐  en  risicobereidheid,  waardoor  een 
deel  van  het  financiële  vraagstuk  bij  stedelijke  vernieuwing  wordt  opgelost. 
Het  blijkt  echter  dat  een  transparante  samenwerking  tussen  overheid  en 
                                                            
4
  Watertorenberaad werkboek (2010) P. 16 
32 ‐ De tandarts van de wijk 
 
marktpartijen zeer lastig tot stand komt. Naast wetgeving speelt vertrouwen 
een  cruciale  rol  omdat  marktpartijen  met  het  oog  op  rendement  vaak  niet 
geheel  transparant  blijken  te  zijn  (Van  Rooy  et  al.  2006).  Het  is  echter  een 
gegeven dat samenwerking tussen partijen leidt tot een meerwaarde van het 
project. Er kan beter gelijktijdig worden gewerkt aan de facetten sociaal, fysiek 
en  economisch.  Ook  de  inbreng  en  expertise  van  de  verschillende  partijen 
leiden tot inperking van risico’s en sneller handelen (VROM 2008).  
 
Samenwerking centraal
De  samenwerking  zal  volgens  het  Watertorenberaad  (2010a)  op  een  zo 
constant mogelijke wijze vorm moeten krijgen, waarbij een aantal partijen een 
andere rol zal moeten nemen dan tot op heden de gewoonte is geweest. Het 
gezamenlijke  belang  moet  zo  optimaal  mogelijk  worden  nagestreefd.  De 
overheid zal de aandacht moeten verleggen naar het regionale schaalniveau. 
Terwijl zij een projectontwikkelaar meer als adviseur zal laten optreden voor 
de totale gebiedsontwikkeling. Dit wordt ondersteund door De Zeeuw et al., 
die schrijven dat de ontwikkelaar een adviseur zal worden van de bewoners en 
de gebruikers.  
Door de partijen onderling afhankelijk van elkaar te maken door een gedeeld 
belang (Ouwehand et al.) zal openheid en efficiëntie veel eerder vorm krijgen, 
men  moet  elkaar  zien  als  een  partner.  Partijen  moeten  dan  wel  op  een 
passende wijze samenwerken. Het sluiten van compromissen zal daarbij zeker 
aan de orde komen maar door het gebied centraal te stellen en niet op basis 
van  macht.  Door  op  basis  van  belangen  en  vertrouwen  samen  te  werken, 
tussen alle partijen inclusief de bewoners, neemt de kans op onnodige kosten 
af en zal de snelheid van het proces toenemen (Watertorenberaad 2010a). 
 
Voor een goede uitwerking van een dergelijke samenwerking blijft een regierol 
belangrijk.  Daarnaast  is  ieder  verantwoordelijk  voor  haar  eigen  specialisme. 
Alle betrokken partijen zullen co‐producent zijn in het proces binnen hun eigen 
verantwoordelijkheden  (Van  Rooy  et  al.  2009).  Omdat  vertrouwen  in  de 
samenwerking zo cruciaal is, zal het ook niet meer gaan om lange niet‐flexibele 
overeenkomsten, maar juist over flexibele overeenkomsten op hoofdlijnen die 
de  tand  des  tijds  kunnen  doorstaan  en  daarmee  inspelen  op  actuele 
marktsituaties. 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 33 
 
2.5 Op welke wijze de bewoners betrekken
Overeenkomsten en verschillen
Bij  een  betrokkenheid  van  de  bewoners  in  een  wijk  is  het  van  belang  te 
realiseren dat de individuele bewoners verschillende motieven hebben om te 
participeren  in  de  wijkontwikkeling.  Binnen  de  groep  bewoners  zal  ook 
gewerkt moeten worden aan onderling vertrouwen (Bergeijk et al. 2008).  
 
Mensen  die  langere  tijd  in  de  buurt  wonen  hebben  meer  hechting  met  de 
buurt  en  daardoor  ook  meer  betrokkenheid  bij  de  ingrepen.  Zij  zijn 
bereidwilliger en geneigd van de verschillende ingrepen de positieve effecten 
in  te  zien.  Door  middel  van  het  achterhalen  van  sociale  verbanden  met 
bijvoorbeeld  “Smart  Agents”  kunnen  overeenkomstige  belangen  worden 
achterhaald en is draagvlak eenvoudiger te creëren (Van der Graaf et al. 2009). 
Het  gaat  er  dan  om  de  belangen  op  langere  termijn  te  benadrukken  en  de 
bewoners hierover te laten nadenken (Ouwehand et al. 2008).  
 
Het  betrekken  van  particuliere  woningbezitters  is  voor  het  slagen  van  de 
wijkaanpak  cruciaal  wil  men  voorkomen  dat  na  de  aanpak  deze  particuliere 
voorraad als “rotte kies” achterblijft. Hiervoor zullen de kosten en baten voor 
de particulier duidelijk en overzichtelijk in beeld gebracht moeten worden, ook 
om zo een realistisch beeld te vormen en te hoog gespannen verwachtingen te 
voorkomen. Bovendien is het voordeliger als de particulieren zich verenigen, 
elkaar  onderling  stimuleren  en  tot  gezamenlijke  maatregelen  komen.  In  de 
steden bevindt veel van de particuliere voorraad zich in meergezinswoningen. 
Deze particulieren zijn door middel van de VvE al verenigd, maar het feit is dat 
veel van deze VvE’s niet actief zijn (slapend) en dat sommige eigenaren zelfs 
niet weten dat zij lid zijn van een VvE. Gemeenten hebben de mogelijkheid om 
zowel  individuele  bewoners  als  VvE’s  aan  te  schrijven  voor  hun 
onderhoudsplicht,  hiermee  wordt  veelal  druk  uitgeoefend  op  de  particuliere 
woningeigenaar om onderhoud aan de woning uit te voeren (VROM 2006). 
Motivatie
Om de particulieren op dit gebied te enthousiasmeren is betrokkenheid aan de 
voorkant  van  het  proces  belangrijk  alsmede  rechtstreeks  contact  met 
bewoners  (Watertorenberaad  2010b).  Hierbij  is  het  ook  raadzaam  een 
enthousiaste  particulier  als  inspiratiebron  of  kartrekker  te  gebruiken  om  zo 
andere particulieren te motiveren tot participatie. 
 
   
34 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Er  zal  gekeken  moeten  worden  naar  een  wijze  waarop  de  particulier 
gemotiveerd  kan worden. De belangen van deze groep zullen goed in beeld 
moeten  zijn  om  de  particulier  te  laten  participeren.  Ingespeeld  zal  moeten 
worden  op  datgene  wat  de  particuliere  bewoner  raakt;  bijvoorbeeld 
financiering  en  de  waarde  van  de  woning.  Wanneer  er  sprake  is  van  een 
collectieve aanpak lijkt het vaak de (on)mogelijkheid tot financiering te zijn die 
deze  aanpak  lastig  maakt.  Door  extra  aandacht  te  vestigen  op 
waardevermeerdering  en  mogelijk  besparing  op  energielasten  kunnen  de 
particulieren gemotiveerd worden om te participeren, waarbij eigen invloed en 
keuzes ten aanzien van de eigen woning essentieel zijn (Kei 2009). Het pleit 
ervoor  om  de  woonwensen  van  bewoners  goed  en  duidelijk  inzichtelijk  te 
maken,  waarbij  met  name  gericht  gekeken  dient  te  worden  op  de  fysieke 
kenmerken van de woning (VROM 2009).  
   
 De tandarts van de wijk ‐ 35 
 
2.6 Wat zijn belangen die bewoners hechten aan de
woonomgeving
 
Waarom waar
Wanneer mensen de keuze voor een woning gaan maken, zullen zij allereerst 
moeten besluiten of zij willen kopen of huren. Na deze keuze zullen zij moeten 
bepalen  waar  zij  willen  wonen  en  welke  waarde  gehecht  wordt  aan  de 
woningen  in  dit  gebied.  De  erkenning  van  waarde    hangt  samen  met  de 
woonomgeving. Zo kunnen woningen in een wijk met een goed aanzien beter 
worden gewaardeerd dan een vergelijkbare of soms betere woning in een wijk 
met slechter aanzien (van wijken weten). 
 
De woonsituatie van mensen is onder andere afhankelijk van het inkomen.  
Hypotheken  worden  verstrekt  op  basis  van  inkomen,  waarbij  rekening 
gehouden moet worden dat ook maandelijkse woonlasten (gas, water, licht en 
belastingen) betaald moeten worden (WOON 2009). Volgens Ouwehand et al., 
zijn voor het bepalen van de waarde alsmede de keuze van mensen zich ergens 
te vestigen onder andere de volgende kenmerken van belang: 
1. locatie, ligging bij openbaar vervoer, wegen; 
2. afstand tot voorzieningen, winkels, scholen; 
3. fysieke omgevingskenmerken, groen, bebouwingsdichtheid; 
4. sociale omgevingskenmerken, type bewoners, criminaliteit, contacten 
in de buurt. 
 
Dit  alles  wordt  gezien  in  vergelijking  tot  andere  buurten.  Door  middel  van 
ingrijpende  maatregelen  kan  er  waardecreatie  worden  gevormd.  Deze 
waardecreatie is echter alleen meetbaar als het aantal koopwoningen en de 
vraag hiernaar toeneemt. 
 
Bovendien blijkt per gebied een duidelijk verschil te bestaan in de vraag naar 
een bepaald woningtype. Uit onderzoek van Rigo in opdracht van Bouwfonds is 
de volgende vraag per gebied naar voren gekomen (figuur 2.4): 
 
36 ‐ De tandarts van de wijk 
 
    
 
 
Figuur 2.4: Een duidelijk verschil in vraag naar woningtypen per gebiedstype 5
 
 
Hieruit blijkt duidelijk dat met name in de stedelijke milieus een vraag is naar 
meergezinswoningen  en  in  de  landelijke  milieus  een  vraag  bestaat  naar 
eengezinswoningen. Te concluderen is dat de vraag naar koopwoningen over 
de gehele linie groter is dan de vraag naar huurwoningen (NAW 2011a). 
Reden tot kopen
Er zijn verschillende redenen waarom consumenten een woning willen koper 
wil  kopen  of  huren.  In  onderstaand  figuur  (2.5)  wordt  weergegeven  wat  de 
motivatie hiervoor is. Hoe dikker de lijn hoe zwaarder de motivaties wegen in 
de keuze voor de woonvorm. 
 
Figuur 2.5: Motivaties voor het kopen van een woning 6
 
                                                            
5
 Onderzoeksdossier naar stedelijke woonmilieus, NAW (2011) P. 11 
6
 Het inkleuren van voorkeuren, de woonconsument bekent, VROM (2009) P. 20 
 De tandarts van de wijk ‐ 37 
 
De  twee  belangrijkste  criteria  in  zowel  koop  als  huurwoningen  zijn  naast 
woonlasten  de  grootte  van  de  woning.  Het  is  bovendien  duidelijk  zichtbaar 
(figuur 2.6) dat naarmate men ouder wordt, er graag wordt gekozen voor een 
gelijkvloerse woning. 
 
 
 
Figuur 2.6: Het gewenste woningtype naar leeftijd van de bewoners 7
 
 
Naar voren komt (figuur 2.7) dat er vaak een bewuste keuze wordt gemaakt 
tussen bestaande bouw of nieuwbouw. Los van de bouwstijl zijn kenmerken als 
comfort,  onderhoudskosten,  prettig  wonen  e.d.  van  belang.  Omdat  dit 
onderzoek  zich  beperkt  tot  de  binnenstedelijke  opgave  is  onderstaand  het 
schema voor bestaande bouw weergegeven. Hieruit blijkt dat de consument 
voornamelijk kiest voor een bepaald type woning en de uitstraling ervan, en zij 
zich  in  mindere  mate  rekening  houdt  met  de  onderhoudscomponent  die 
hieraan vastzit. 
 
De woonomgeving
Er  is  een  stijgende  behoefte  zichtbaar  naar  kindvriendelijke  groene 
woonomgevingen  waarbij  ook  duurzaamheid  en  wooncomfort  belangrijke 
aspecten zijn om wel of niet te kiezen voor een woning of een woongebied 
(NAW 2011b). Wanneer er wordt gekeken naar de woonomgeving valt op dat 
de consument rekening houdt met de afstand hiernaartoe. Het zijn echter de 
bewoners zelf die de keuze maken of zij een afstand acceptabel vinden of niet 
(VROM en CBS 2009). 
 
                                                            
7
 Het inkleuren van voorkeuren, de woonconsument bekent, VROM (2009) P. 22 
38 ‐ De tandarts van de wijk 
 
 
 
Figuur 2.7: Motivaties om een woning te kopen, gebouwd voor 1990 8
 
 
 
   
                                                            
8
 Het inkleuren van voorkeuren, de woonconsument bekent, VROM (2009) P. 31 
 De tandarts van de wijk ‐ 39 
 
2.7 Hoe gaat men om met de woonlasten en de financiering
 
Veranderingen door de crisis
Verhuizen  is  vaak  het  gevolg  van  het  realiseren  en  het  naleven  van  de 
woonwensen.  Hier  is  met  de  intrede  van  de  crisis  in  2008  een  omslag  in 
ontstaan. Hoewel mensen nog steeds de behoefte hebben om iets te wijzigen 
aan  de  woonsituatie,  wordt  nu  vooral  gekeken  op  welke  wijze  de  huidige 
woning aangepast kan worden om deze te laten voldoen aan de woonwensen 
van dit moment. Het valt op dat ondanks het feit dat er weinig waarde wordt 
gehecht aan het energielabel er toch veel ingrepen worden gedaan gericht op 
het isoleren van de woning (VROM en CBS 2009).  
Daar  waar  nieuwbouwwoningen  reeds  aan  hoge  isolatie  eisen  moeten 
voldoen,  is  deze  opgave  in  de  bestaande  voorraad  groot.  In  de  naoorlogse 
voorraad  lijkt  het  te  gaan  om  ca.  2  miljoen  woningen  waar  men  veel  kan 
besparen door te investeren in isolatie (Ouwehand et al. 2008). 
 
Uit het onderstaande tabel (figuur 2.8) wordt duidelijk aan hoeveel woningen 
er,  in  een  periode  van  12  maanden  voor  het  verschijnen  van  het  laatste 
woononderzoek (2009), ingrepen zijn verricht om het energiegebruik van de 
woning te reduceren: 
 
 
 
Figuur 2.8: totale woningvoorraad per tijdvak, met energetische ingrepen per tijdvak 9
 
                                                            
9
 Gebaseerd op figuur 2.5, P. 14,  Het wonen overwogen, VROM en CBS (2009). En figuur 2.19, P. 
23, Het wonen overwogen. De getallen zijn bij benadering.  
1.300.000
700.000
1.250.000
1.200.000
950.000
850.000
650.000
468.000
252.000
412.500 420.000
285.000
161.500
78.000
< ‐ 1946 1946 ‐
1959
1960 ‐
1970
1971 ‐
1980
1981 ‐
1990
1991 ‐
2000
2001 ‐ >
Totaal 
aantal 
woningen
Aantal 
woningen 
met ingreep
40 ‐ De tandarts van de wijk 
 
Mogelijkheden
Het  is  een  uitgelezen  kans  om  de  investeringen  in  de  duurzaamheid  te 
combineren met overige fysieke ingrepen, zoals bijvoorbeeld uitbouwen e.d. 
(Ouwehand et al. 2008).  Hiermee zal de waarde van de woningen toenemen. 
Deze waarde is natuurlijk altijd afhankelijk van datgene waaraan de bewoners 
van de woning waarde hechten, en wordt door overheden veelal gemeten op 
basis van de WOZ waarde van de woning. 
 
Wanneer  in  de  stedelijke  vernieuwing  mogelijkheden  worden  geboden  om 
uitbreidingen  aan  de  woningen  door  te  voeren,  lijkt  dit  voor  eigenaren, 
gecombineerd met isolatiemogelijkheden, vaak een reden voor participatie te 
zijn. Dit pleit voor een soepele omgang met de regelgeving door de overheid. 
Een uitbreiding aan de woning leidt tot meerwaarde van de woning en ook tot 
differentiatie in het woningaanbod (VROM 2006). 
 
Onmogelijkheden
Financiering blijkt de grootste reden waarom de particulieren uiteindelijk niet 
participeren in de stedelijke vernieuwing, dit tezamen met onkunde of het niet 
inzien van de noodzaak tot een ingreep vormen (kei‐centrum.nl). 
 
Het  blijkt  dat  wanneer  financiering  een  probleem  vormt  dit  kan  worden 
weggenomen door het aanbieden van renteloze leningen, stimuleringsleningen 
en  subsidies  (VROM  2006).  Echter  sinds  de  intrede  van  de  stedelijke 
vernieuwing  is  er  geen  directe  subsidiemogelijkheid  meer  voor  particuliere 
woningverbetering (Bos et al. 2005), bovendien nemen de mogelijkheden voor 
financiering bij overheid en corporaties af (Kei, 2010). Voor veel particulieren 
met een laag inkomen is het verbeteren van de woning dan ook financieel niet 
haalbaar (Bos et al. 2005). 
 
De sociale stijging die werd nagestreefd met eigen woning bezit in heeft in het 
ergste  geval  geleidt  tot  het  tegenovergestelde.  Omdat  men  door  hoge 
hypotheken  geen  geld  meer  over  heeft  voor  onderhoud  en  beheer  zullen 
schulden  ontstaan  en  zal  de  woning  verder  in  verval  raken  (Kei  2009).  De 
gemeenten hebben de mogelijkheid tot aanschrijven en vervolgens onteigenen 
(Van Rooy et al. 2009), maar de kern is dat vooral hypotheekverstrekkers beter 
moeten  voorlichten  wat  eigen  woningbezit  voor  kosten  met  zich  meebrengt 
(kei 2009).  
 
 
 De tandarts van de wijk ‐ 41 
 
De woonlast
Hoewel  het  eigen  woningbezit  in  veel  gevallen  de  grootste  wens  is  voor  de 
consument,  is  men  bereid  concessies  te  doen.  Het  gaat  erom  betaalbaar  te 
kunnen  wonen  waarbij  woonlasten  vaak  belangrijker  worden  geacht  dan  de 
eigendomsvorm.  Er  is  een  duidelijke  tendens  zichtbaar  waarbij  de 
energielasten zullen toenemen. Deze stijging van de kosten zit in een toename 
van het  gebruik en in  een stijging van de leveringskosten voor deze energie 
(VROM 2009). 
 
Gezamenlijk verantwoordelijk
Juist de financiering vormt dus een groot probleem bij het opknappen van de 
particuliere woningen in stedelijke vernieuwing. Het opkopen van woningen en 
deze vervolgens in de huur verkopen biedt mogelijkheden, dit is een kostbare 
opgave  (kei‐centrum.nl).  Toch  is  het  van  belang  te  benadrukken  dat  het 
belangrijk  is  voor  een  particulier  te  investeren  en  te  participeren  in  de 
stedelijke vernieuwing en op deze wijze invloed te kunnen uitoefenen op de 
woonomgeving (Watertorenberaad 2010a). 
Er kan op deze wijze een verbetering van de kwaliteit behaald worden waar de 
gehele  wijk  baat  bij  heeft.  Dit  betreft  per  wijk  maatwerk  (Vromraad  2002). 
Deze binnenstedelijke opgave wordt gekenmerkt door lage verwachtingen in 
kosten  en  opbrengsten.  Door  het  bundelen  van  krachten,  belangen  en 
exploitatie  en  het  goed  inrichten  van  het  proces  kan  hier  op  creatieve  en 
efficiënte  wijze  mee  om  worden  gegaan  (De  Zeeuw  et  al.  2011).    De 
investeringen die maatschappelijk gedaan moeten worden en vaak geld kosten 
kunnen  dan  gedekt  worden  met  de  winsten  uit  de  vastgoedrealisatie 
(Watertorenberaad 2010b).  
 
Het pleit voor een gezamenlijke exploitatie waarbij iedereen verantwoordelijk 
is en waarbij de focus moet liggen op de lange termijn. Het doel van de opgave 
moet leidend zijn boven de individuele belangen van de verschillende partijen 
die participeren in de wijkaanpak (Watertorenberaad 2010a).  
Omdat de woningen gelden als onderpand van banken en andere financiële 
instellingen zullen zij moeten participeren om de ontwikkelingen betaalbaar te 
houden, zij hebben immers een direct belang (kei 2009). Zij zullen zich op een 
andere  wijze,  dan  enkel  geldverstrekker  moeten  manifesteren.  Bij  de 
gemeente  ziet  het  Watertorenberaad  mogelijkheden  door  bijvoorbeeld  de 
extra inkomsten uit de OZB terug te laten vloeien in de gebiedsexploitatie. De 
aanpak  van  de  particuliere  voorraad  biedt  hierbij  een  goede  kans  voor 
ontwikkelaars,  hiervoor  moeten  zij  de  focus  wel  verplaatsen  naar  het 
kleinschalige  maatwerk  in  plaats  van  de  grootschalige  woningbouw 
(Watertorenberaad 2010a).  
   
42 ‐ De tandarts van de wijk 
 
   
 De tandarts van de wijk ‐ 43 
 
EMPIRISCH KADER
   
44 ‐ De tandarts van de wijk 
 
3.1 Motivaties voor de particulier
Waarom betrokken
Om een particulier bij de wijkaanpak te betrekken is het noodzaak om vooraf 
goed  in  beeld  te  krijgen  welk  belang  deze  particulieren  hebben  bij  de 
verbetering van de wijk.  Men dient zich af te vragen wat de particulier wil, wat 
de  (woon)verwachtingen  zijn  voor  komende  jaren,  maar  ook  of  zij  op  dit 
moment nog prettig wonen in de wijk (Van Zomeren 2011). Het valt duidelijk 
op dat de mensen die gemotiveerd zijn om deel te nemen aan de wijkaanpak 
veelal  meer  hechting  hebben  met  de  wijk,  doordat  zij  hier  al  langere  tijd 
wonen (Van Zomeren 2011, Kennis 2011).  
 
De mensen die vaak langere tijd in de wijk wonen zien, de kansen die de wijk te 
bieden heeft. Het valt op dat mensen op 2 manieren kunnen participeren; op 
wijkniveau  waarbij  prettig  wonen  en  goed  contact  centraal  staat,  of  op 
beleidsniveau waarbij de deelnemende bewoners vooral proberen te sturen in 
het  overkoepelend  beleid.  Participatie  komt  voort  uit  het  direct  belang  wat 
mensen hebben, namelijk het prettig wonen in de wijk (Van Mierlo 2001).   
 
Gebleken  is  dat  alle  bewoners  die  gereageerd  hebben  op  de  enquête  het 
wijkbelang  voorop  stellen,  en  ingrepen  in  de  eigen  woning  minder  zwaar 
meewegen.  Betrokkenheid met  de woonomgeving  speelt  dan ook een grote 
rol op verschillende niveaus (figuur 3.1). 
Juist naar de groep die waarde hecht aan deze woonkwaliteit zal de aandacht 
verlegd moeten worden. Het gaat dan om het betrekken van de particulier bij 
de aanpak waarbij een grote renovatieopgave zichtbaar is (Meijdam 2011).   
 
 
 
Figuur 3.1: Betrokkenheid bij stedelijke vernieuwing van huidige wijkbewoners 10
 
                                                            
10
 Bijlage III, vraag 6 
42%
58%
0% Ik denk actief mee in het 
wijkbelang
Ik ben bereid om ook 
diensten te leveren / mij 
actief in te zetten voor de 
wijk (vrijwilligerswerk)
Ik ga zelf iets aan mijn woning 
(laten) veranderen
 De tandarts van de wijk ‐ 45 
 
Uit  de  enquête  verzonden  onder  de  inwoners  van  aandachtswijken  blijkt 
bovendien  dat  vrijwel  iedere  respondent  het  wijkbelang,  de  woonomgeving 
voorop  stelt.  Slechts  9%  van  de  respondenten  vindt  ingrepen  aan  de  eigen 
woning primair het belangrijkste. Bij het overgrote deel, 58% staat het belang 
van de wijk voorop (figuur 3.2). 
 
 
 
Figuur 3.2: Reden tot participatie bij stedelijke vernieuwing van huidige bewoners 11
 
 
Er  zal  sprake  moeten  zijn  van  een  brede  maatschappelijk  gedragen  aanpak 
waarvoor iedereen zich verantwoordelijk voelt (Lok en Mous 2011). Hiervoor 
uitgezocht  moeten  worden  wat  de  mensen  willen,  deze  collectiviteit  zal  per 
wijk  verschillen.  De  collectieven  ontstaan  immers  uit  een  verschillende 
belangen zoals bijvoorbeeld: 
duurzaamheid; 
kansen voor de jeugd; 
betaalbaar zijn en blijven van het wonen. 
 
Door  op  een  bottom‐up  wijze  vorm  te  geven  aan  dit  proces  worden  alle 
belangen van de particulieren zoveel mogelijk meegenomen (Sanders 2011). Er 
dient hierbij wel goed rekening gehouden te worden met de belangen van de 
individuele bewoners, deze kunnen anders kan zijn dan de belangen van het 
collectief. Hier kan een benadering bijvoorbeeld op grond van leefstijlen een 
mogelijkheid bieden om zoveel mogelijk gedeeld belang te behalen (Meijdam 
2011). 
 
Om  de  particulieren  te  enthousiasmeren  helpt  het  om  een  woning  als  een 
soort vliegwiel in te zetten, of een persoon of groep personen als kartrekker in 
                                                            
11
 Bijlage III, vraag 5 
9%
33%
58%
Verbetering van de eigen 
woning, ik vind mijn 
woongenot belangrijk
Betrokkenheid bij de wijk, 
goed contact met de buren is 
belangrijk
Verbetering van de eigen 
woonomgeving, hoe beter de 
buurt hoe prettiger wonen
46 ‐ De tandarts van de wijk 
 
te zetten om de overige mensen te betrekken (Mous en Lok 2011, Schotman 
2011).  Particulieren  worden  eerder  over  de  streep  getrokken  om  te 
participeren  als  er  subsidies  in  het  vooruitzicht  worden  gesteld.  Dit  kan 
gecombineerd worden met het aanschrijvingsbeleid van de gemeente, zoals in 
Rotterdam gebeurt (Hakkoer 2011). Een groot deel van de aanschrijvingen in 
Rotterdam  vindt  plaats  op  VvE  niveau,  hier  wordt  de  particulier  vervolgens 
door de VvE benaderd het onderhoud uit te (laten) voeren. Deze verloedering 
bij VvE’s treedt op, omdat een aantal ingrepen bijvoorbeeld kozijnverbetering 
en  verduurzaming  van  de  woning  niet  in  de  meerjarenonderhoudsplanning 
(MJOP)  worden  meegenomen.  Met  name  de  ingrepen  in  duurzaamheid  en 
comfort  zijn  ingrepen  die  veel  plaatsvinden  in  de  bestaande  bouw  (Maas 
2011).  Om  de  particulieren  extra  te  overtuigen  voor  de  noodzaak  van 
dergelijke ingrepen kunnen deze extra gepromoot worden door bijvoorbeeld 
een  warmtescan  te  maken  van  iedere  woning  zoals  in  Amersfoort  gebeurt 
(Schotman 2011). 
Waarom niet betrokken
Als er gekeken wordt naar de motivaties van de particuliere woningbezitters 
om  niet  te  participeren  in  de  wijkvernieuwing  blijkt  dat  dit  met  name  te 
herleiden is naar de financiële haalbaarheid die de aanpak met zich meebrengt 
(Van Mierlo 2011, Maas 2011, Visser 2011, Meijerink 2011, Mous en lok 2011, 
Kennis 2011, Hakkoer 2011, Apers 2011, Van Zomeren 2011, Meijer 2011).  
Hoewel  men  er  van  bewust  is  dat  ingreep  noodzakelijk  is,  is  het  financiële 
aspect de drempel waardoor mensen toch van deelname afzien of zelfs vooraf 
besluiten  niet  mee  te  doen  (Van  Mierlo  2011).    Veel  van  de  particuliere 
woningeigenaren  hebben  hoge  en  langlopende  hypotheken  afgesloten 
waarvan  de  hypotheekwaarde  hoger  is  dan  de  waarde  van  de  woning. 
Financiële mogelijkheden ten behoeve van meer woongenot worden hierdoor 
ernstig beperkt (Kennis 2011).  
 
Hoewel financiering het grootste obstakel is voor participatie zijn er nog enkele 
andere oorzaken waarneembaar die de particulier weerhouden van deelname 
aan de aanpak: 
emotionele motieven; mensen willen geen verandering en voelen zich 
vertrouwd met de bestaande situatie; 
financieel, waarbij het niet zo zeer gaat om betaalbaarheid maar meer 
de angst voor stijgende woonlasten, men vindt de huidige woonlasten 
wel prettig genoeg; 
gebrek aan kennis; men weet niet wat hen te wachten staat of heeft te 
hooggespannen verwachtingen. 
 
Om  de  bezwaren  weg  te  nemen  is  betrokkenheid  vroeg  in  het  proces 
noodzakelijk (Sanders 2011). Waar nodig zal er aan het vertrouwen gewerkt 
moeten worden en ondersteuning gegeven moeten worden door de betrokken 
 De tandarts van de wijk ‐ 47 
 
professionele partijen (Van Mierlo 2011). Vooraf wordt duidelijk gemaakt wat 
de  mogelijkheden  zijn  en  welke  rol  er  voor  de  verschillende  partijen  is 
weggelegd. Ook is er zichtbaar dat de particuliere een wederdienst verlangen, 
in  hun  ogen  stellen  zij  zich  door  deelname  kwetsbaar  op  en  doen  zij  een 
handreiking en verwachten hier iets voor terug (Maas 2011). Als men kijkt naar 
het eigen woningbezit bij VvE’s speelt ook de afhankelijkheid van elkaar mee 
om  niet  te  participeren.  Eigenaren  kunnen  deelname  in  dit  geval  als  dwang 
ervaren wat leidt tot weerstand tegen de plannen (Kennis 2011). Een grote rol 
bij VvE’s speelt dat niet direct duidelijk is wie er baat heeft bij een ingreep, en 
de kosten moet dragen (Apers 2011). 
 
Een  aspect  waarmee  men  nadrukkelijk  rekening  moet  houden  zijn  de 
financieringsmogelijkheden  van  de  particulier.  Zij  heeft  veelal  beperkte 
mogelijkheden in vergelijking met bijvoorbeeld een corporatie. Het aanbieden 
van  een  renovatiepakket,  zoals  een  corporatie  toepast  is,  onmogelijk 
(Schuitemaker 2011). 
 
Welke ingrepen in eigen woning
Professionele  partijen  voeren  het  schaalvoordeel  (lagere  kosten  door 
collectieve  aanpak)  op  richting  de  particulier  om  te  investeren  in 
woningverbetering.  Hoewel  dit  aan  de  orde  is  blijkt  met  name  comfort  in 
relatie  tot  de  woningwaarde  de  uiteindelijke  motivatie  om  te  participeren. 
Mensen willen comfortabel wonen en zijn bereid hierin te investeren. Onder 
comfort  wordt  onder  andere  verstaan  het  verbeteren  van  de  woning  op 
energetisch  gebied,  waardoor  energielasten  gereduceerd  worden  en  de 
woning behaaglijker wordt om in te verblijven (Maas 2011).  
   
Wanneer  de  financiële  middelen  beperkt  zijn,  zullen  de  ingrepen  eveneens 
beperkt  blijven  tot  relatief  kleine  ingrepen,  zoals  isolatieglas  en  nieuwe  CV‐
ketels.  Hierbij  is  maatwerk  en  het  attenderen  op  de  mogelijkheden  van 
besparing belangrijk (Kennis 2011). Ingrepen worden alleen gewaardeerd als 
de  woningeigenaar  waarde  hecht  aan  het  soort  ingreep  (Schotman  2011). 
Particulieren  zijn  gevoeliger  voor  de  besparing  per  maand  dan  voor  de 
terugverdientijd over jaren (Kennis 2011, Hakkoer 2011).  
Naast  deze  besparing  per  maand  is  ook  de  besparing  in  onderhoudskosten, 
verspreid  over  verschillende  jaren,    een  argument  om  de  particulier  te 
motiveren ingrepen te (laten) doen in de eigen woning (Meijer 2011). Er zal 
voor deze ingrepen gekeken moeten worden naar het doel hiervan, dit is dan 
ook maatwerk; voor welk doel gebeurt de ingreep, wat is de termijn voordat 
een volgende ingreep wordt verwacht en voor wie gebeurt deze ingreep (Van 
Zomeren 2011). 
Uit  de  enquête  is  gebleken  welke  ingrepen  de  consumenten  op  individueel 
niveau het liefste zien aan de woning (figuur 3.3). Het blijkt dat dit met name 
ingrepen zijn die van toepassing zijn op de bestaande woning. Het uitbreiden  
48 ‐ De tandarts van de wijk 
 
van de woning door middel van een uitbouw of een dakkapel is voor slechts 
14%  van  de  respondenten  de  meest  gewilde  ingreep.  Alle  overige  ingrepen 
hebben met name te maken met kostenbesparingen of direct comfort. 
 
 
 
Figuur 3.3: Populaire ingrepen onder bewoners van de bestaande woningvoorraad 12
 
 
Verreweg het merendeel van de mensen blijft het liefst in de huidige woning 
wonen (figuur 3.4). Wanneer ingrepen aan de woning nodig zijn zien om hier 
langer te kunnen wonen zien zij deze dan ook graag. Het wijst op een sterke 
hechting met de woning en de woonomgeving. 
 
                                                            
12
 Bijlage III, vraag 7 
5,41%
21,62%
10,81%
5,41%
8,11%
16,22%
18,92%
2,70%
10,81%
Kozijnen
Dubbel glas
Isolatie (dak)
Isolatie (gevel)
Verwarmingssysteem
Keuken
Badkamer / toilet
Aanbouw
Dakkapel
 De tandarts van de wijk ‐ 49 
 
 
 
Figuur 3.4: Mensen die bij lichamelijke ongemakken in de huidige woning willen blijven 
wonen 13
 
 
Veel mensen zijn bereid om voor deze ingrepen meer huur of hypotheeklast te 
betalen  op  het  moment  dat  de  energiekosten  omlaag  gaan  en  /  of  er  meer 
wooncomfort  wordt  ervaren  (figuur  3.5).  Het  is  de  totale  last  die  voor  de 
mensen  van  belang  is  (figuur  3.6),  immers  het  aantal  mensen  dat  aangeeft 
meer te willen investeren als de woningwaarde toeneemt is aanzienlijk kleiner 
(figuur 3.7). 
 
 
 
Figuur  3.5:  Bereidheid  tot  het  betalen  van  meer  huur  of  hypotheeklast  bij  dalende 
energielasten 14
 
                                                            
13
 Bijlage III, vraag 15 
14
 Bijlage III, vraag 9 
84,85%
15,15%
Ja Nee
43,28%
28,36%
28,36%
Ja, mits de totale maandlasten niet 
stijgen
Ja, als ik hierdoor op termijn kosten 
bespaar
Nee
50 ‐ De tandarts van de wijk 
 
 
 
Figuur 3.6: bereidheid tot meer huur of hypotheeklast bij toename van wooncomfort 15
 
 
 
 
Figuur 3.7: bereidheid tot meer investeren bij toenemende woningwaarde 16
 
 
   
                                                            
15
 Bijlage III, vraag 8 
16
 Bijlage III, vraag 11 
55,22%
44,78%
Ja
Nee
33,33%
66,67%
Ja
Nee
 De tandarts van de wijk ‐ 51 
 
Mensen zien de ingrepen in samenhang met de buren, wanneer er meerdere 
woningen onder een kap zitten. Het eigen belang wordt hier minimaal voorop 
gesteld en het meedoen in het collectieve geheel speelt een grote rol (figuur 
3.8). Hoewel de motivaties overeen lijken te komen, blijven de ingrepen toch 
vooral maatwerk en zal deze per huishouden geïnventariseerd moeten worden 
(Schotman 2011). 
 
 
 
 
Figuur 3.8: Participatie door ingrepen in naastliggende woningen 17
 
 
 
                                                            
17
 Bijlage III, vraag 14 
24%
29%
33%
14%
Ja, alleen als ik dezelfde 
ingreep van plan was
Ja, als het door 
collectiviteit goedkoper 
wordt
Ja, als daarmee het hele 
blok beter wordt
Nee, als ik geen waarde 
hecht aan de ingreep doe 
ik het niet
52 ‐ De tandarts van de wijk 
 
3.2 Mogelijkheden voor de ontwikkelende aannemer
Ondersteuning in proces
Vanuit  verschillende  geïnterviewde  professionals  worden  mogelijkheden 
gezien voor de ontwikkelende aannemer om de particulier op een passende 
wijze te ondersteunen en te betrekken bij de stedelijke vernieuwingsopgave, 
en  ook  mogelijkheden  om  een  rol  te  gaan  vervullen  in  de  algehele  opgave, 
waarbij de ontwikkelende aannemer niet specifiek  voor alleen  de particulier 
zijn werkzaamheden zal verrichten. 
 
Door beide specialismen, ontwikkelaar en aannemer bij een partij te herbergen 
kan er zowel op technisch als procesniveau worden samengewerkt. 
In het totale project worden vanuit de deskundigen mogelijkheden gezien om 
de ontwikkelende aannemer te laten participeren in (Platte 2010): 
risico; 
kennisdeling (marktkennis); 
financiering. 
 
Het zal zeker vragen om een andere benadering van de werkzaamheden. Door 
de techneuten aan de voorkant van het proces te betrekken, zal er begrip zijn 
voor  de  wensen  van  de  klant  (Van  Zomeren  2011).  Er  zal  gedacht  moeten 
worden op termijnen van 10‐15 jaar bottom‐up, in plaats van een korte termijn 
top‐down  opgave.  Door  ook  de  kennis  van  bijvoorbeeld  levensduur  van 
materialen  vanuit  de  uitvoerende  kant  te  betrekken,  wordt  de  doelstelling 
voor  deze  termijn  voor  10‐15  jaar  beter  gewaarborgd.  Het  zijn  immers  de 
uitvoerende  medewerkers  die  inzicht  hebben  op  levensduur  van  materialen 
(Sanders 2011).   
 
Voor het betrekken van de particulier kan een ontwikkelende aannemer een 
rol spelen in het managen van de verwachtingen van deze particulier. En zij 
kan  door  middel  van  een  goede  communicatie  aangeven  wat  wel  en  niet 
mogelijk is, ook financieel (Maas 2011). Omdat het voor particulieren lastig is 
inzicht  te  krijgen  in  de  exacte  aanpak  is  er  ook  een  mogelijkheid  dat  de 
ontwikkelende  aannemer  hierin  begeleidt  (Visser  2011).  Hierbij  zal  de 
ontwikkelende aannemer rekening moeten houden met een veel fijnmazigere 
aanpak. Daar waar zij zich vooral in nieuwbouw heeft gespecialiseerd, zullen 
de binnenstedelijke opgaven die men voor de particulieren zal uitvoeren, zich 
voornamelijk op renovatieniveau richten (Meijer 2011).  Er zal gekeken moeten 
worden  naar  een  werkwijze  waarbij  kleinschaligheid  rendabel  kan  zijn 
(Meijdam  2011).  De  ontwikkelende  aannemer  kan  de  schakel  zijn  tussen  de 
particulier en de professionals die zorg dragen voor de totale wijkaanpak. De 
ontwikkelende  aannemer  kan  de  particulier  hierin  adviseren  met  betrekking 
tot de waarde van de ingrepen, zijn deze waardevermeerderend en ook terug 
te zien zijn in de totale waarde van de woning (Meijer 2011).  
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk
De tandarts van de wijk

More Related Content

Similar to De tandarts van de wijk

Digitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energie
Digitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energieDigitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energie
Digitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energieAnne Elsen
 
Draagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag Centrum
Draagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag CentrumDraagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag Centrum
Draagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag CentrumEdwin Broekman
 
Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...
Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...
Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland
 
Operatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de Werf
Operatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de WerfOperatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de Werf
Operatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de WerfEls Brouwers
 
Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019Bart Jaques
 
Groen loont met TEEB-stad - samenvatting
Groen loont met TEEB-stad - samenvattingGroen loont met TEEB-stad - samenvatting
Groen loont met TEEB-stad - samenvattingGeert Elemans
 
Zelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf latenZelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf latenGert Rebergen
 
200801120 Presentatie Bl
200801120 Presentatie Bl200801120 Presentatie Bl
200801120 Presentatie BlBrecht_Lootens
 
De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.
De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.
De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.Mieke Sanden, van der
 
Prestatieafspraken samen voor wonen[1]
Prestatieafspraken samen voor wonen[1]Prestatieafspraken samen voor wonen[1]
Prestatieafspraken samen voor wonen[1]De Minstreel
 
Omdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel West
Omdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel WestOmdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel West
Omdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel WestSint Trudo
 
Omgevingswet participatie en communicatie
Omgevingswet participatie en communicatieOmgevingswet participatie en communicatie
Omgevingswet participatie en communicatieJan Van Hasselt
 
Port Feyenoord, Bewoners
Port Feyenoord, BewonersPort Feyenoord, Bewoners
Port Feyenoord, BewonersRene KOOYMAN
 

Similar to De tandarts van de wijk (20)

Digitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energie
Digitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energieDigitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energie
Digitale wegwijzer- Draagvlak voor duurzame energie
 
Draagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag Centrum
Draagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag CentrumDraagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag Centrum
Draagvlakonderzoek De Nieuwe Kronkel Kortenbos Den Haag Centrum
 
Kanteling in de Wmo (Els Diepenmaat)
Kanteling in de Wmo (Els Diepenmaat)Kanteling in de Wmo (Els Diepenmaat)
Kanteling in de Wmo (Els Diepenmaat)
 
Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...
Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...
Presentatie Kenniscentrum Wmo en Wonen Noord-Holland, De Kanteling in de Wmo,...
 
Discussienota Inspiratielab Zwolle
Discussienota Inspiratielab ZwolleDiscussienota Inspiratielab Zwolle
Discussienota Inspiratielab Zwolle
 
20111212 Mar Haren K
20111212 Mar Haren K20111212 Mar Haren K
20111212 Mar Haren K
 
Operatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de Werf
Operatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de WerfOperatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de Werf
Operatie Circulatie. Wandeling Leuven. Kathleen Van de Werf
 
Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019Schelle beleidsplan 2013-2019
Schelle beleidsplan 2013-2019
 
Groen loont met TEEB-stad - samenvatting
Groen loont met TEEB-stad - samenvattingGroen loont met TEEB-stad - samenvatting
Groen loont met TEEB-stad - samenvatting
 
Zelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf latenZelf doen en zelf laten
Zelf doen en zelf laten
 
200801120 Presentatie Bl
200801120 Presentatie Bl200801120 Presentatie Bl
200801120 Presentatie Bl
 
Sturing van welzijn
Sturing van welzijnSturing van welzijn
Sturing van welzijn
 
De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.
De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.
De Wijkonderneming Terugblik En Resultatenoverzicht 2010.
 
Nieuwsbrief2
Nieuwsbrief2Nieuwsbrief2
Nieuwsbrief2
 
Prestatieafspraken samen voor wonen[1]
Prestatieafspraken samen voor wonen[1]Prestatieafspraken samen voor wonen[1]
Prestatieafspraken samen voor wonen[1]
 
Omdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel West
Omdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel WestOmdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel West
Omdat smaken verschillen | stedenbouwkundige ontwikkelingsvisie Woensel West
 
Omgevingswet participatie en communicatie
Omgevingswet participatie en communicatieOmgevingswet participatie en communicatie
Omgevingswet participatie en communicatie
 
Bouw van lineair naar circulair - Elma Durmisevic - Innovatiecatalogus 2017
Bouw van lineair naar circulair  - Elma Durmisevic - Innovatiecatalogus 2017Bouw van lineair naar circulair  - Elma Durmisevic - Innovatiecatalogus 2017
Bouw van lineair naar circulair - Elma Durmisevic - Innovatiecatalogus 2017
 
Port Feyenoord, Bewoners
Port Feyenoord, BewonersPort Feyenoord, Bewoners
Port Feyenoord, Bewoners
 
duurzaam leefbaar
duurzaam leefbaarduurzaam leefbaar
duurzaam leefbaar
 

De tandarts van de wijk

  • 1. De tandarts van de wijk De rol van ontwikkelende aannemers in het belang van particuliere woningbezitters in stedelijke vernieuwingswijken Master of Urban & Area Development Benny Duimel, juni 2011 DetandartsvandewijkBennyDuimel Sinds de invoering van de woningwet poogt men door middel van beleid om de woningvoorraad te laten voldoen aan vast- gestelde kwaliteitseisen. Van deze programma’s zijn stads- vernieuwing en stedelijke vernieuwing de meest bekende. Tijdens de stedelijke vernieuwing was er met name aandacht voor de corporatiewoningen. De aandacht voor de particuliere woningvoorraad is toen, in vergelijking met stadsvernieuwing, sterk afgenomen. Het gevaar bestaat dat “om” deze particulieren heen gewerkt gaat worden waardoor deze als een “rotte kies” achterblijven in de verbeterde wijken. De overheid hoort erop toe te zien dat onderhoud gepleegd wordt, maar vanuit de overheid is een terugtrekkende beweging gaande, met als gevolg dat de rol van marktpartijen zal toenemen.
  • 3.     De tandarts van de wijk   De rol van ontwikkelende aannemers in het belang van particuliere woningbezitters in stedelijke vernieuwingswijken                                        
  • 5.     De tandarts van de wijk   De rol van ontwikkelende aannemers in het belang van particuliere woningbezitters in stedelijke vernieuwingswijken                         Juni 2011  Benny Duimel        Beoordelaar: André Bus  Begeleider MUAD: Karin Schrederhof  Begeleider Mulder Obdam: Cor van Vliet 
  • 6. Auteur Benny Duimel Redactie Dorothé Keet-Biersteker Cor van Vliet Illustratie omslag Remon Kamer Uitgever Mulder Media, Obdam ISBN / EAN 978-90-817693-0-3 Juni 2011, oplage 150 exemplaren
  • 7.  De tandarts van de wijk ‐ 5    Voorwoord   Voor  u  ligt  het  uitgewerkte  resultaat  van  mijn  onderzoek  naar  de  betrokkenheid  van  particulieren  en  ontwikkelende  aannemers  in  stedelijke  vernieuwing. Het betreft de voltooiing van mijn afstudeerperiode van de studie   Master  of  Urban  &  Area  Development.  Het  onderzoek  is  opgebouwd  uit  3  onderdelen  die  gezamenlijk  leiden  tot  conclusies  en  aanbevelingen  (deel  4).  Enkele belangrijke aspecten die u gedurende het lezen van dit onderzoek terug  ziet keren zijn:   vertrouwen  draagvlak  gedeeld belang    Op zichzelf zijn dit geen nieuwe begrippen, maar wel begrippen die essentieel  zijn  bij  het  uitvoeren  van  de  duurzame  en  toekomstbestendige  binnen‐ stedelijke  opgave.  Het  doel  van  het  onderzoek  (zie  kader),  heeft  geleid  tot  conclusies  en  aanbevelingen  die  inzicht  geven  op  datgene  waar  het  de  komende jaren om zal draaien bij het opknappen en in stand houden van de  bestaande woningvoorraad.       Het vinden van een manier waardoor zowel de ontwikkelende aannemer als de particuliere woningbezitter een grotere rol krijgen binnen de stedelijke vernieuwing     Het leidt tot een aanpak waarbij alle partijen in hechte samenwerking de eigen  verantwoordelijkheden  zullen  dragen,  en  de  ontwikkelende  aannemer  zich  naast de wijkontwikkeling in algehele zin zal specialiseren in de aanpak van de  particuliere  voorraad  en  hierdoor  de  “rotte  kiezen”  kan  wegnemen  of  herstellen.  De  ontwikkelende  aannemer  zal  zich  als  een  tandarts  in  de  wijk  manifesteren waarbij alle mogelijkheden om tot een zo mooi mogelijk gebit te  komen worden onderzocht.     
  • 8. 6 ‐ De tandarts van de wijk    Leeswijzer Deel 1, verantwoording In dit deel wordt ingegaan op de relevantie van het onderzoek en uiteengezet  op  welke  wijze  invulling  wordt  gegeven  aan  het  onderzoek.  Het  doel,  de  hoofdvraag  en  deelvragen  worden  in  dit  deel  omschreven  evenals  de  wijze  waarop  de  input  uit  de  literatuur  en  de  praktijk  verwerkt  is.  Op  deze  basis  worden  de  uiteindelijke  conclusies  en  aanbevelingen  onderbouwd,  die  praktisch toepasbaar zullen zijn, maar ook gestoeld zijn op ervaringen uit het  verleden.   Deel 2, theoretisch kader Aan de hand van de literatuur wordt een uiteenzetting gegeven die de basis  vormt  voor  de  beantwoording  van  de  deelvragen  en  de  hoofdonderzoeks‐ vraag.  De inzichten die zijn verkregen door eerdere onderzoeken worden in dit  deel uiteengezet om vervolgens in deel 4 basis te zijn voor de conclusies.  Deel 3, empirisch kader Omdat  stedelijke  vernieuwing  al  lange  tijd  aan  de  orde  is,  wordt  onderzoek  gedaan naar de praktijkervaringen. Tot op heden zijn er geen projecten waarbij  de  ontwikkelende  aannemer  en  de  particulier  specifiek  in  samenhang  betrokken  zijn.  Om  deze  reden  zijn  interviews  gehouden  met  ervarings‐ deskundigen. Zij  hebben inzicht in de wensen en eisen van de particulier, en  inzicht in de werkwijze en mogelijkheden van de ontwikkelende aannemer. In  deze  fase  zijn  de  resultaten  verwerkt  van  een  enquête  afgenomen  onder  bewoners in stedelijke vernieuwingswijken, een enquête die een goed beeld  geeft van de wensen en motivaties van de particulier. Door de resultaten van  de verschillende interviews en de enquête te koppelen, ontstaat een beeld dat  meegenomen wordt in deel 4 als basis voor de conclusies.  Deel 4, beantwoording deelvragen, conclusies en aanbevelingen Aan  de  hand  van  zowel  het  theoretisch  deel  als  het  empirisch  deel  van  het  onderzoek  is  het  mogelijk  de  verschillende  deelvragen  te  beantwoorden.  Gebleken  is  dat  theorie  en  praktijk  veel  overeenkomsten  vertonen  of  elkaar  waar nodig goed aanvullen. De beantwoording van de deelvragen zal samen  met  de  overige  informatie  verkregen  uit  theorie  en  praktijk  leiden  tot  de  conclusies en aanbevelingen.         
  • 9.  De tandarts van de wijk ‐ 7    Inhoudsopgave   VOORWOORD ..................................................................................................... 5  LEESWIJZER ......................................................................................................... 6  INHOUDSOPGAVE ................................................................................................. 7  SAMENVATTING ................................................................................................... 8  1. VERANTWOORDING ................................................................................ 11  1.1  AANLEIDING .......................................................................................... 12  1.2  DOELSTELLING ....................................................................................... 15  1.3  PROBLEEMSTELLING ............................................................................... 17  1.4  ONDERZOEKSMETHODIEK ........................................................................ 19  1.5  ONDERZOEKSSTRATEGIE .......................................................................... 23  1.6  VERWERKING LITERATUUR EN INTERVIEWS ................................................. 24  2. THEORETISCH KADER ............................................................................... 25  2.1  WAT WIL MEN OPLOSSEN MET STEDELIJKE VERNIEUWING? ........................... 26  2.2  WAT IS DE HUIDIGE AANPAK .................................................................... 27  2.3  WAAROM DE PARTICULIER BETREKKEN ...................................................... 28  2.4  DE WIJZE VAN SAMENWERKEN ................................................................. 30  2.5  OP WELKE WIJZE DE BEWONERS BETREKKEN ............................................... 33  2.6  WAT ZIJN BELANGEN DIE BEWONERS HECHTEN AAN DE WOONOMGEVING ....... 35  2.7  HOE GAAT MEN OM MET DE WOONLASTEN EN DE FINANCIERING .................... 39  3. EMPIRISCH KADER ................................................................................... 43  3.1  MOTIVATIES VOOR DE PARTICULIER ........................................................... 44  3.2  MOGELIJKHEDEN VOOR DE ONTWIKKELENDE AANNEMER .............................. 52  3.3  SAMENWERKING IN DE TOEKOMST ............................................................ 53  3.4  FINANCIERING VAN DE OPGAVE ................................................................ 56  4. BEANTWOORDING DEELVRAGEN, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ....... 59  4.1  BEANTWOORDING DEELVRAGEN ............................................................... 60  4.2  CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .............................................................. 62  BIJLAGEN ..................................................................................................... 69  BIJLAGE I: BRONVERMELDING .............................................................................. 70  BIJLAGE II: LIJST MET GEÏNTERVIEWDE PERSONEN .................................................... 72  BIJLAGE III: RESULTATEN ENQUÊTE ....................................................................... 75     
  • 10. 8 ‐ De tandarts van de wijk    Samenvatting Deel 1, verantwoording In Nederland staan veel woningen (ca. 7 miljoen). Sinds de invoering van de  woningwet poogt men door middel van beleid om de woningvoorraad te laten  voldoen  aan  vastgestelde  kwaliteitseisen.  Van  deze  programma’s  zijn  stadsvernieuwing en stedelijke vernieuwing de meest bekende.   Tijdens  de  stedelijke  vernieuwing  was  er  met  name  aandacht  voor  de  corporatiewoningen. De aandacht voor de particuliere woningvoorraad is toen,  in vergelijking met stadsvernieuwing, sterk afgenomen. Maar liefst 65% van de  woningen is particulier bezit. Hoewel veel van de eigenaren zelf in staat zijn  onderhoud te plegen, is er ook een deel wat dat niet kan.   Het  gevaar  bestaat  dat  “om”  deze  particulieren  heen  gewerkt  gaat  worden  waardoor deze als een  “rotte kies” achterblijven in de verbeterde wijken. De  overheid hoort erop toe te zien dat onderhoud gepleegd wordt, maar vanuit  de overheid is een terugtrekkende beweging gaande, met als gevolg dat de rol  van marktpartijen zal toenemen.    Een  ontwikkeling  die  daarnaast  zichtbaar  is  betreft  de  verschuiving  van  het  “werkgebied”  van  de  ontwikkelende  aannemers.  Dit  verschuift  van  Vinexlocaties naar binnenstedelijk gebied.   Een  aandachtpunt  is  dat  deze  binnenstedelijke  werkzaamheden  om  diverse  redenen minder rendabel zijn, het belang hiervan wordt erkend mede door de  intrede van de crisis in 2008.     Deel 2, theoretisch kader De  reden  voor  mensen  om  in  een  bestaande  woning  te  gaan  wonen  is  een  combinatie van prijs en aanbod. Het blijkt dat wanneer wooncarrière gemaakt  kan worden dit niet binnen de huidige wijk kan door het eenzijdige aanbod. Dit  onderbouwt de noodzaak voor stedelijke vernieuwing waar gepoogd wordt om  naast  het  upgraden  van  de  woningvoorraad  ook  differentiatie  te  bieden.  Omdat  het  om  bestaande  wijken  gaat,  is  draagvlak  onder  de  bewoners  essentieel.  In  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  wordt  deze  differentiatie  mogelijk gemaakt, bovendien worden de fysieke programma’s aan de sociaal  economische  programma’s  gekoppeld.  Hierbij  wordt  uitgegaan  van  het  initiatief door gemeenten en corporaties.   Deze  partijen  hebben  inmiddels  steeds  meer  moeite  met  financiering  waardoor betrokkenheid van marktpartijen belangrijk is geworden.    Bewoners  willen  in  deze  processen  graag  invloed  en  draagvlak,  deze  zullen  gecreëerd moeten worden. De mening van bewoners kan plannen maken of  breken  en  zij  zullen  dan  ook  vroegtijdig  betrokken  worden.  Er  is  weinig  passend beleid dat aangeeft hoe in dit geval omgegaan moet worden met de  particuliere woningvoorraad.  
  • 11.  De tandarts van de wijk ‐ 9    Het  is  logisch  de  particulier  in  de  wijkaanpak  als  volwaardig  partner  wordt  gezien,  deze  zal  wegens  gebrek  aan  kennis  en  expertise  goed  ondersteund  moeten  worden.  De  klant  zal  centraal  staan  en  marktpartijen  zullen  maatschappelijk  verantwoord  ondernemen  centraal  moeten  stellen.    Op  grotere  schaal  zal  de  overheid  de  aandacht  moeten  verleggen  naar  een  regionaal  schaalniveau,  terwijl  de  ontwikkelende  aannemer  adviseur  zal  worden  voor  de  totale  wijkaanpak.  De  partijen  zullen  afhankelijk  van  elkaar  zijn, maar ieder verantwoordelijk blijven voor het eigen specialisme.    Men zal zich realiseren dat de individuele particulieren verschillende motieven  hebben om te participeren. De kosten en baten zullen voor deze particulieren  duidelijk  in  beeld  gebracht  moeten  zijn.  Ingrepen  die  populair  zijn  betreffen  voornamelijk  het  isoleren  van  de  woning,  deze  aanpassingen  bieden  kansen  om  gecombineerd  te  worden  met  ingrepen  als  uitbouwen  e.d.  Echter,  financiering is veelal een obstakel. Door krachten te bundelen kan op creatieve  en  efficiënte  wijze  met  de  financiering  worden  omgegaan,  waarbij  finan‐ cierders een grote rol spelen.    Deel 3, empirisch kader In de praktijk komt naar voren dat de betrokkenheid van particulieren vooral  wordt veroorzaakt door binding met de wijk en het inzien van het wijkbelang.  Door bottom‐up te werken kan invulling worden gegeven aan de individuele  belangen,  waarbij  comfortverbeteringen  erg  belangrijk  zijn.  Particulieren  zijn  gevoelig voor de besparing per maand en hechten de meeste waarde aan de  totale woonlasten per maand. Het blijkt dat zij eerder bereid zijn tot ingrepen  aan de woning als meerdere eigenaren uit eenzelfde blok participeren, dit pleit  voor een “kartrekker” vanuit de particulieren.    De ontwikkelende aannemer kan door het nemen van risico, het inbrengen van  marktkennis  en  het  bieden  van  financieringsmogelijkheden  een  duidelijk  toegevoegde rol vervullen. Het zal dan wel vragen om een andere insteek van  de werkzaamheden en vergaande begeleiding van de particulieren door middel  van  goede  communicatie.  Op  collectief  niveau  kan  de  ontwikkelende  aannemer  de  belangen  van  de  particulier  behartigen.  Het  vraagt  om  een  langdurige flexibele samenwerking tussen de particulier en de ontwikkelende  aannemer.  Op  basis  van  vertrouwen,  flexibiliteit  en  het  wegnemen  van  vooroordelen  zal  de  ontwikkelende  aannemer  moeten  aantonen  dat  hij  oprecht handelt en maatschappelijk verantwoord onderneemt.     Voor  financiering  is  het  noodzaak  hypotheekverstrekkers  te  betrekken,  zij  hebben belang bij een goed onderhouden woning omdat dit het onderpand  van de hypotheek is. Daarnaast zijn er mogelijkheden om bij een gezamenlijke  exploitatie de winsten uit ontwikkelpotentie terug te laten vloeien in de wijk.   
  • 12. 10 ‐ De tandarts van de wijk    Deel 4: beantwoording deelvragen, conclusies en aanbeveling Om de particulier en de ontwikkelende aannemer in de toekomst beide een rol  te laten spelen in de binnenstedelijke opgave zal er een verandering moeten  plaatsvinden.   Door  middel  van  aanbevelingen  wordt  het  belang  van  betrokkenheid  en  de  posities  van  de  particulier  en  de  ontwikkelende  aannemer  erkend  en  gewaarborgd:    1. Benader de opgave op verschillende niveaus;  2. Erken de particulier en maak de wensen van deze groep inzichtelijk;  3. Betrek de particulier en motiveer anderen via hem of haar;  4. Schep vertrouwen bij de particulier, pas waar nodig de werkwijze aan;  5. Benader de opgave als eenheid, ook financieel;  6. Leg nadruk op de woonlasten;  7. Maak een duidelijk verschil met de aanpak uit het verleden. 
  • 14. 12 ‐ De tandarts van de wijk    1.1 Aanleiding     In Nederland staan veel woningen (ca. 7 miljoen) waarvan er veel zijn gebouwd  na de invoering van de Woningwet in 1901. Sinds deze invoering poogt men  door middel van beleid de woningvoorraad te laten voldoen aan vastgestelde  kwaliteitseisen en de wensen van de consument.   In de diverse periodes die achter ons liggen zijn er vele programma’s geweest  waarin  de  aanpak  van  de  woningvoorraad  behandeld  werd.  Hiervan  zijn  stadsvernieuwing, vanaf de jaren ’60 en stedelijke vernieuwing vanaf 1996 de  meest bekende (Tweede Kamer 1997).  Daar  waar  de  stadsvernieuwing  zich  richtte  op  zowel  particuliere  als  corporatiewoningen had de Nota Stedelijke Vernieuwing met name aandacht  voor  de  corporatiewoningen  (Vestia  2007).  De  aanpak  werd  zowel  in  de  stedelijke  vernieuwing  als  in  de  stadsvernieuwing  met  name  bekostigd  met  overheidsgelden.  Door  verkoop  van  huurwoningen  is  sinds  begin  deze  eeuw  een extra bron gevonden voor de aanpak van de woningvoorraad (Vromraad  2002).  Deze    gelden  zijn  ondermeer  nodig  voor  de  opgave  van  stedelijke  vernieuwing. De stadsvernieuwing was volledig door de overheid gefinancierd,  maar  bij  de  stedelijke  vernieuwing  werden  ook  de  corporaties  in  het  financieringsvraagstuk  betrokken  waardoor  de  gelden  afkomstig  van  uitponding nodig waren.    Bij  de  uitvoering  van  de  stedelijke  vernieuwing  is  de  aandacht  voor  de  particuliere voorraad bij de betrokken partijen stevig afgenomen. In november  2005 is vanuit Bouwend Nederland in samenwerking met NEPROM het rapport  “Nederland verbouwt” (Bos et al. 2005) verschenen. In dit rapport wordt door  vele marktpartijen aandacht gevraagd voor de particuliere voorraad. Hoewel  de aanbevelingen uit dit rapport in zijn algemeenheid door beleidsmakers niet  zijn overgenomen, is de aandacht voor de particuliere woningvoorraad hierna  wel toegenomen (Kei 2009).  Het  Kei  geeft  aan  dat  maar  liefst  65%  van  de  Nederlandse  woningvoorraad  particulier bezit is. En hoewel particulieren veelal zelf in staat zijn om zorg te  dragen voor het onderhoud (en financiering) van de woning, is er toch ook een  deel  van  de  woningbezitters  dat  hiertoe  niet  in  staat  is.  Voor  deze  groep  is  extra  aandacht  benodigd,  aangezien  de  rol  die  ze  naar  verwachting  in  de  binnenstedelijke opgave zal gaan krijgen alleen maar zal toenemen. Door de  vraag naar koopwoningen in de markt en de behoefte aan extra inkomen bij  corporaties  zijn  er  sinds  de  beginjaren  van  deze  eeuw  vele  woningen  uitgepond  (Vromraad  2002).  De  woningen  die  door  de  corporaties  zijn  uitgepond  betekenen  in  dit  kader  veelal  versnipperd  bezit,  en  juist  dit  versnipperd  bezit  vraagt  erom  particulieren  te  betrekken  bij  stedelijke  vernieuwingsopgaven.  Overigens,  de  noodzaak  om  de  particuliere  woningen  aan  te  pakken  wordt  vergroot  door  het  feit  dat  er  een  toename  is  van  het  aantal woningen ouder dan 25 jaar, 40% in 1973, 70% in 2003 (Kei 2009). 
  • 15.  De tandarts van de wijk ‐ 13    Waar  de  aanpak  van  de  particuliere  voorraad  ten  tijde  van  de  stadsvernieuwing  voornamelijk  met  subsidies  en  (vrijwel)  renteloze  leningen  kon worden uitgevoerd, is er ten aanzien van de bijdragen van de overheid als  medefinancierder een terugtrekkende beweging gaande (Kei 2010). Al meer is  zij van oordeel dat de rol van de markt daarin moet toenemen. Er zal in de  toekomst gezocht moeten worden naar andere wijzen van financiering.   Al voor de intrede van de financiële crisis was er in het “werkgebied” van de  projectontwikkelaars  een  verschuiving  zichtbaar  van  Vinex‐locaties  naar  binnenstedelijke  locaties.  De  crisis  heeft  deze  verschuiving  versterkt.  Daarbij  zal,  zo  wordt  in  de  structuurvisie  Randstad  2040  (VROM  2008)  beschreven,  40% van de toekomstige opgave binnenstedelijk dienen plaats te vinden. Het  college van rijksadviseurs heeft inmiddels verklaard dat dit percentage nog wel  hoger  mag  zijn  (NAW,  2010a),    mede  ingegeven  door  het  onderzoek  van  Bouwend  Nederland  (Bos  et  al.  2005)  “Nederland  Verbouwt”  waarbij  wordt  gesteld  dat  (een  deel  van)  de  particuliere  voorraad  zeer  hardnekkige  bouwtechnische tekortkomingen heeft.   Bovendien  blijkt  dat  de  binnenstedelijke  opgave  zich  de  laatste  jaren  voornamelijk  richtte  op  de  corporatiewoningen,  terwijl  die  opgave  juist  ingewikkeld wordt als veel bezit particulier is (Vestia, 2007).     Samenhangend met genoemde verschuiving is de verschuiving van nieuwbouw  naar bestaande bouw. Om diverse redenen zijn de werkzaamheden die hierbij  komen kijken voor projectontwikkelaars minder rendabel. De huidige situatie  vraagt om een grotere rol van marktpartijen, waarbij zij zich meer mengen in  de  binnenstedelijke  opgave.  Door  fysieke  ingrepen  van  corporaties  bij  stedelijke  vernieuwing  ligt  hier  een  groot  potentieel  werkgebied  voor  de  bouwwereld. Waar de aannemers zich tot op heden met name bezig hielden  met  de  werkzaamheden  voortkomend  uit  de  opdrachten  van  woningcorporaties  (Agricola  et  al.  2006),  zal  dit  afnemen.  De  gelden  voor  stedelijke vernieuwing (Vogelaargelden) zullen verdwijnen en de insteek van  de aanpak zal niet alleen fysiek zijn maar ook sociaal en economisch (Kei 2010).    In september 2008 is de Amerikaanse bank Lehman Brothers gevallen, hetgeen  de intrede voor de wereldwijde economische crisis betekende. In Nederland  was  dit  onder  andere  terug  te  zien  in  de  huizenmarkt.  De  huizenprijzen  daalden en woningen stonden langer te koop (Vermeend 2009). De dalende  prijzen en stagnerende markt hebben geleid tot een afname van woningbouw  op Vinex locaties. Dit versterkt dat marktpartijen zich met de binnenstedelijke  opgave gaan bezig te houden.        
  • 16. 14 ‐ De tandarts van de wijk    Wat hierbij opvalt is de frictie die ontstaat door het particuliere woningbezit.  Het vergt tijd deze bewoners te organiseren, maar ook de investeringen die  verbeteringen  voor  de  particulieren  met  zich  meebrengen  kunnen  niet  opgebracht worden of men vindt de investering niet de moeite waard omdat  deze veelal niet opweegt tegen de (meer)waarde van de woning.   Men  wil  alleen  investeren  als  voor  langere  tijd  in  de  woning  kan  worden  gewoond. Dit staat veelal niet vast waardoor investeringen uitblijven.  Het gevaar bestaat dat er “om” deze particulieren heen gewerkt gaat worden  waardoor deze als een “rotte kies” achterblijven in de verbeterde wijken. Voor  de  ontwikkelende  aannemers  zou  het  betrekken  van  deze  particuliere  woningvoorraad een oplossing kunnen zijn voor een groter draagvlak (zowel  van  de  particulier  als  van  de  ontwikkelende  aannemer)  bij  stedelijke  vernieuwing.    Een grote opgave ligt bij de vraag op welke wijze men deze particulieren kan  betrekken.  Draagvlakcreatie  lijkt  hierbij  essentieel  evenals  het  bieden  van  financieel haalbare en zinvol geachte investeringen (Kei 2009). Het nut en de  noodzaak zullen aangetoond moeten worden.   Daarnaast is het zeer waarschijnlijk dat er enkele aanjagers nodig zijn om de  overige bewoners te motiveren (Kei 2010).         
  • 17.  De tandarts van de wijk ‐ 15    1.2 Doelstelling   Gezien de huidige stand van zaken en de wens van zowel de ontwikkelende  aannemer  als  van  de  particuliere  woningbezitter  zal  dit  onderzoek  het  volgende doel nastreven:       Het vinden van een manier waardoor zowel de ontwikkelende aannemer als de particuliere woningbezitter een grotere rol krijgen binnen de stedelijke vernieuwing     Dit doel kan bereikt worden door de volgende (hoofd)vraag te stellen: Op  welke wijze kan een ontwikkelende aannemer de particuliere woningbezitter  betrekken bij stedelijke vernieuwing?   Wanneer de behoefte van de ontwikkelende aannemer wordt gekoppeld aan  de wens de particulier te betrekken bij stedelijke vernieuwing, ontstaat voor  beide partijen de mogelijkheid tot een krachtige samenwerking.   Uitgezocht  moet  worden  op  welke  wijze  de  ontwikkelende  aannemer  de  particulier op een zo efficiënt mogelijke wijze kan betrekken.     Is  er  een  kritieke  massa  nodig  en  zijn  de  wensen  van  de  particulier  overeenkomstig of is een individuele benadering juist gewenst?   Hierbij is het te allen tijde van belang rekening te houden met het feit dat de  particulier  comfortabel  wil  wonen  en  de  aannemer  een  commercieel  /  maatschappelijk doel nastreeft. Als daadwerkelijk positieve effecten optreden  op  het  moment  dat  de  ontwikkelende  aannemer  en  particulier  de  krachten  bundelen,  dan  zal  er  een  meerwaarde  ontstaan  in  het  vraagstuk  omtrent  stedelijke vernieuwing.    Het onderzoek zal zich met name richten op de particuliere woningvoorraad in  de  verschillende  stedelijke  vernieuwingswijken,  zowel  voor‐  als  naoorlogs,  waarbij  zowel  Verenigingen  van  Eigenaren  (VvE’s)  als  de  individuele  particulieren worden betrokken in het onderzoek.   Dit  onderzoek  zal  zich  richten  op  de  motivaties  van  de  particulier  om  in  dergelijke wijken, naast participatie in de wijk,  ook te investeren in de eigen  woning. Voor de ontwikkelende aannemer zijn met name deze ingrepen, fysiek  in de woning, van belang om inzichtelijk te hebben. Niet uitgesloten wordt dat  er ook wensen naar voren komen voor de openbare ruimte of sociale cohesie.  Deze  worden  wel  belicht  maar  verder  niet  nadrukkelijk  in  de  aanbevelingen  meegenomen.     
  • 18. 16 ‐ De tandarts van de wijk    In  het  onderzoek  zal  gezocht  worden  naar  de  wijze  waarop  de  particulier  gemotiveerd kan worden om betrokken te raken bij de stedelijke vernieuwing,  maar ook wat redenen zijn om dit niet te doen. Hierbij is het zaak rekening te  houden  met  verschillende  facetten  (bijvoorbeeld  tijd,  fasering  en  financiën).  Het zal leiden tot aanbevelingen. Een totale handleiding uitschrijven is, gezien  de beschikbare tijd, te uitgebreid.     
  • 19.  De tandarts van de wijk ‐ 17    1.3 Probleemstelling   Geconstateerd  is  dat  er  vanuit  de  stedelijke  vernieuwing  een  duidelijke  behoefte bestaat de particuliere woningbezitter daarbij te betrekken. Tevens  hebben  marktpartijen  (ontwikkelende  aannemers),  waar  dit  nog  niet  is  gebeurd, de behoefte hun werkgebied te verplaatsen naar het binnenstedelijk  bouwen. Om te komen tot een uitwerking, waarbij de belangen van zowel de  particulier als de ontwikkelende aannemer worden meegewogen, zullen deze  onlosmakelijk  met  elkaar  verbonden  zijn  in  de  probleemstelling  van  het  onderzoek.  Deze  probleemstelling  is  daarmee  vertaald  naar  de  hoofdonderzoeksvraag waar het totale onderzoek om zal draaien:      Op welke wijze kan een ontwikkelende aannemer de particuliere woningbezitter betrekken bij stedelijke vernieuwing?     Om antwoord te geven op deze vraag is het van belang vooraf te bepalen over  wat voor een ontwikkelende aannemer in dit kader gesproken wordt:  ‐ Bedoeld  wordt  een  aannemers‐  /  bouwbedrijf  met  een  eigen  ontwikkelafdeling.    Om een antwoord te geven op de bovenstaande hoofdonderzoeksvraag zijn er  diverse  deelvragen  geformuleerd    waarvan  de  antwoorden  zullen  leiden  tot  aanbevelingen. Vanwege de samenwerking waarnaar gezocht  wordt, tussen  de ontwikkelende aannemer en de particulier, is  het van belang de hoofdvraag  vanuit beide invalshoeken te benaderen. Daarnaast zal worden gezocht naar  ervaringen uit de praktijk om hiermee de verschillen en / of overeenkomsten  tussen theorie en praktijk te benadrukken.    Particuliere woningbezitter: 1. Wat  zijn  redenen  voor  een  particuliere  woningbezitter  om  te  participeren in stedelijke vernieuwing?  2. Wat  zijn  redenen  voor  particuliere  woningbezitters  om  niet  te  participeren in stedelijke vernieuwing?  3. Tot  welke  fysieke  ingrepen  in  de  eigen  woning  is  een  particuliere  woningbezitter bereid bij stedelijke vernieuwing?  4. Wat zijn redenen voor de particuliere woningbezitters om te bepalen  of zij de gewenste fysieke ingrepen aan de eigen woning daadwerkelijk  uit laten voeren?     
  • 20. 18 ‐ De tandarts van de wijk    Ontwikkelende aannemer: 5. Wat  zijn  de  middelen  die  beschikbaar  zijn  voor  de  ontwikkelende  aannemer om de particulier in de fysieke aanpak te ondersteunen?  6. Aan  welke  voorwaarden  moet  de  ontwikkelende  aannemer  voor  de  particulier  voldoen  om  op  goede  wijze  met  de  particulier  samen  te  werken?  7. Wat  zijn  voorwaarden  voor  de  ontwikkelende  aannemer  om  op  efficiënte en rendabele wijze voor de particulier te kunnen werken?    Door  een  antwoord  te  geven  op  deze  vragen  zal  gezocht  worden  naar  een  mogelijke  oplossing  voor  de  aanpak  van  de  particuliere  voorraad.  In  het  gewenste  eindbeeld  gaan  de  ontwikkelende  aannemer  en  de  particuliere  woningbezitter hand‐in‐hand de binnenstedelijke opgave tegemoet. Hierbij zal  de  particulier  de  opdrachtgever  van  de  aannemer  zijn.  De  ontwikkelende  aannemer zal zowel adviseur als opdrachtnemer zijn, maar mogelijk daarnaast  op wijkniveau een rol vervullen.        
  • 21.  De tandarts van de wijk ‐ 19    1.4 Onderzoeksmethodiek   Het  beantwoorden  van  de  onderzoeksvragen  zal  gebeuren  volgens  een  vastgestelde werkwijze waarmee goede en heldere antwoorden geformuleerd  worden  en  gekomen  wordt  tot  duidelijke  conclusies.  Om  te  komen  tot  een  goed onderzoek wordt er in fasen gewerkt:  1. Input / inventarisatie  2. Verdieping  3. Analyse  4. Koppeling analyses theoretisch en empirisch kader  5. Conclusies en aanbevelingen    Hoewel  de  fasen  op  papier  opeenvolgend  zijn,  zal  een  aantal  fasen  overlap  vertonen. Omdat in fase 2 en 3 antwoorden worden gegeven op deelvragen  zullen deze fasen per deelvraag worden benaderd.     1. Input / inventarisatie (onderzoeksvoorstel):  Tijdens  dit  deel  van  het  onderzoek  is  er  met  name  gefocust  op  het  erkennen  van  de  probleemstelling  door  middel  van  een  literatuurstudie.  De  literatuurstudie  zal  zich  vooral  richten  op  de  onderbouwing  van  het  probleem  en  de  oorzaken  die  hieraan  ten  grondslag liggen.    2. Verdieping (PvA en deelvragen 1 t/m7 ):  Gezocht is naar verdieping in de oorzaken van de probleemstelling en  er is gekeken naar mogelijke oplossingsrichtingen.   Interviews zijn gehouden met partijen die vanuit hun werkzaamheden  met de particuliere woningvoorraad te maken hebben en met partijen  die  vanuit  diverse  projecten  of  als  kenniscentrum  te  maken  hebben  met  stedelijke  vernieuwing.  Daarnaast  is  een  aantal  ontwikkelende  aannemers geïnterviewd.   Gevraagd  is  onder  andere  naar  hun  ervaringen  in  verschillende  projecten;  op  welke  wijze  de  betrokkenheid  van  de  particulier  en  ontwikkelende  aannemer  volgens  hen  anders  zou  moeten.  En  gevraagd  is  naar  hun  motivaties  waarom  zij  tot  op  heden  niet  of  nauwelijks betrokken zijn.       
  • 22. 20 ‐ De tandarts van de wijk    Een enquête is verzonden aan bewoners van aandachtwijken, via het  Landelijke  Samenwerkingsverband  Aandachtswijken  (LSA).  Deze  enquête zal in het empirisch deel van het onderzoek worden verwerkt.  Literatuur is bestudeerd waarin de opgave van stedelijke vernieuwing  wordt  behandeld.  Alsmede  literatuur  waarin  wordt  gekeken  naar  de  wensen en prioriteiten van de woningbezitters, de wijze waarop deze  mensen betrokken willen zijn bij de veranderingen aan hun woning en  woonomgeving en welke prioriteiten de particulieren hierin vervullen.  Het  proces  van  stedelijke  vernieuwing  is  verder  uitgelicht,  met  de  vraagstelling waarom welke partijen tot op heden betrokken zijn.    3. Analyse (deelvragen 1 t/m 7):  Op basis van de informatie verkregen uit de literatuur en interviews  zijn  de  deelvragen  beantwoord.  In  deze  fase  is  er  sprake  van  antwoorden voortkomend vanuit de literatuur en de interviews. Daar  waar overeenkomsten of verschillen tussen deze antwoorden waar te  nemen zijn, is dit in fase 4 verder worden uitgewerkt.    Aan  de  hand  van  de  interviews  zijn  aandachtspunten  uit  de  praktijk  geformuleerd.  Aandachtspunten  die  gevormd  zijn  door  mensen  met  ervaringen  in  de  praktijk.  Praktijkervaringen  gerelateerd  aan  de  deelvragen  die  hierin  aan  bod  komen  zijn  bijvoorbeeld:  hoe  de  particulier  te  betrekken,  wat  wil  de  particulier  eigenlijk,  welke  mogelijkheden worden gezien voor de ontwikkelende aannemers? Het  betreft aandachtspunten die zowel van toepassing zijn op de rol van de  particulier als van de ontwikkelende aannemer.    Aan  de  hand  van  de  literatuur  zijn  aandachtspunten  voortkomend  vanuit de theoretische opgave geformuleerd.  De deelvragen zullen in  fase 4 worden beantwoord aan de hand van zowel de theoretische als  de praktische aandachtspunten.   Door de vraagstelling te onderzoeken in theorie en praktijk ontstaan er  antwoorden die dicht bij de praktijk liggen en daarmee toepasbaar en  realistisch  zijn,  maar  ook  een  beeld  waarbij  de  antwoorden  in  een  groter  geheel,  op  een  hoger  abstractieniveau  beoordeelt  kunnen  worden.    Door op bovenstaande wijze te onderzoeken komen elementen naar  voren  die  op  diverse  schaalniveaus  zowel  vanuit  de  theorie  als  de  praktijk een relatie hebben met de onderzoeksvragen.        
  • 23.  De tandarts van de wijk ‐ 21    4. Koppeling analyses  De aandachtspunten die de deelvragen beantwoorden, voortkomend  vanuit  de  theorie  en  de  praktijk  worden  gekoppeld.  Door  de  verschillende niveaus die binnen de beantwoording mogelijk zijn zal, er  een  totaalbeeld  ontstaan,  waarbij  de  gehele  stedelijke  vernieuwingsopgave  wordt  geraakt,  en  op  onderliggende  niveaus  praktische  antwoorden  naar  voren  komen  voor  de  aspecten  om  ontwikkelende  aannemer  en  particulier  te  koppelen.  Waar  nodig  worden  verschillen  verder  uitgediept  en  onderzocht  (wanneer  dit  essentieel  is  voor  de  beantwoording  van  de  betreffende  vraag).  De  antwoorden  op  de  deelvragen,  die  direct  een  relatie  hebben  op  de  werkzaamheden  en  voorwaarden  van  de  ontwikkelende  aannemer,  zullen deels beantwoord worden op basis van inzichten verkregen uit  werkervaring. Per deelvraag zal een samenhangend antwoord worden  geformuleerd  dat  aan  de  theorie  en  praktijk  is  getoetst.  Er  wordt  gezocht naar beantwoording van de deelvragen op een drietal niveaus  van beleidsmatig (theoretisch) niveau tot een projectmatig (praktisch)  niveau,  vertaald  naar  verschillende  schaalniveaus  van  stedelijke  vernieuwing:  1. Wijkniveau / Stedelijke vernieuwing algemeen  2. Blokniveau  3. Individueel niveau    5. Conclusies en aanbevelingen (hoofdonderzoeksvraag):  Met de koppeling en de beantwoording van de deelvragen in fase 4  zullen in deze fase  verschillende conclusies en aanbevelingen worden  geformuleerd  die  een  zo  volledig  mogelijk  beeld  geven  als  beantwoording van de hoofdonderzoeksvraag.     De uitwerking van de fase 2, 3, 4 en 5 zullen uiteindelijk de basis vormen voor  de rapportage. Het hierna volgende model (figuur 1.1) geeft een schematische  weergave van de aanpak van het onderzoek.  
  • 25.  De tandarts van de wijk ‐ 23    1.5 Onderzoeksstrategie Bij de start van het onderzoek is een uitgebreide literatuurstudie verricht. Om  de  doelstelling  en  de  probleemstelling  zo  helder  en  volledig  mogelijk  te  formuleren, is er vooral een verdieping geweest in literatuur waarin beleid en  programma’s  uit  het  recente  verleden  worden  omschreven.  Hiermee  zijn  tekortkomingen in het beleid naar voren gekomen waar het onderzoek op zal  inspelen.    Literatuur De literatuur zoals omschreven in de literatuurlijst is bestudeerd op relevantie.  De  input  voor  de  beantwoording  van  alle  deelvragen  zal  uit  de  literatuur  worden gehaald. Daar waar de literatuur niet direct antwoord heeft gegeven  op het onderwerp van het onderzoek is naar een groter schaalniveau gezocht  naar  een  algemene  deler  en  zal  dit  worden  gerelateerd  naar  dit  onderzoek.  Vanuit  de  literatuur  wordt  een  antwoord  op  vragen  geformuleerd.  Deze  antwoorden zijn middels de resultaten van de interviews getoetst. Daar waar  door  middel  van  literatuur  geen  antwoord  is  te  formuleren  zal  dit  worden  gedaan met de input van de interviews.    Interviews Naast  een  literatuurstudie  hebben  er  ook  verschillende  interviews  plaats‐ gevonden.  Het  betreft  interviews  met  personen  die  beschikken  over  veel  kennis  en  ervaring  met  particuliere  woningaanpak  of  beleid,  maar  ook  met  personen werkzaam voor organisaties die op enige wijze betrokken zijn bij de  particuliere aanpak.   In  de  gesprekken  is  een  onderscheid  waarneembaar.  Een  aantal  gesprekken  vindt  plaats  met  beleidmakers  en  medewerkers  van  kenniscentra.  Deze  personen hebben veelal kennis en ervaring van meerdere projecten waardoor  sprake is van een genuanceerd beeld. Daarnaast zijn er personen die worden  geïnterviewd enkel vanwege de ervaring met een specifiek project of ervaring,  vanuit  hun  dagelijkse  werkzaamheden  in  de  praktijk  (bijvoorbeeld  projectleiders). Een lijst met geïnterviewde personen is bijgevoegd (bijlage II).    Enquête Om de wensen van de particulieren inzichtelijk te maken en de wijze waarop zij  willen participeren is  een enquête uitgezet onder het ledenpanel van het LSA.  Deze  leden  kunnen  zowel  huurder  als  eigenaar  zijn.  Een  aantal  vragen  is  specifiek aan de eigenaren gesteld, maar voor vragen over het belang bij de  wijk en bereidheid meer huur of hypotheek te betalen bij bepaalde ingrepen  zijn beide groepen representatief. De vragen en resultaten van de enquête zijn  toegevoegd als bijlage (bijlage III).   
  • 26. 24 ‐ De tandarts van de wijk    1.6 Verwerking literatuur en interviews   De  interviews  zijn  afgenomen  aan  de  hand  van  een  vooraf  opgestelde  vragenlijst, specifiek samengesteld per geïnterviewde. Gezocht is naar zoveel  mogelijk eenheid en overeenkomsten per interview om hier een goed vergelijk  te kunnen maken. Om de informatie uit de gesprekken niet verloren te laten  gaan  zijn  de  gesprekken  opgenomen.  De  verslagen  van  deze  gesprekken  bestaan  uit  de  antwoorden  op  de  vragen,  aangevuld  met  verdere  relevante  informatie  voortkomend  uit  het  gesprek.  Verslagen  van  de  interviews  zijn  beschikbaar maar niet aan dit eindrapport toegevoegd.  Informatie  uit  de  literatuur  en  interviews  zal  met  vermelding  van  de  bron  worden verwerkt in de verschillende hoofdstukken van het eindrapport.   De  resultaten  uit  de  enquête  zijn  in  het  empirisch  deel  van  het  onderzoek  verwerkt ter onderbouwing van de wensen en motivaties van de particulieren.    De gesprekken en enquête in combinatie met de literatuur hebben geleid tot  dit rapport waarbij het belang van de particulier centraal staat. Het onderzoek  heeft zich voor beantwoording van de deelvragen beperkt tot voorgenoemde  gesprekken en literatuur. Gezien de beschikbare tijd is het onderzoeken van  meer bronnen niet mogelijk geweest. Inzichten verkregen door beantwoording  van deelvragen zijn verwerkt in de conclusies en aanbevelingen.        
  • 28. 26 ‐ De tandarts van de wijk    2.1 Wat wil men oplossen met stedelijke vernieuwing? De aanleiding Veel van de huidige woningen in Nederland zijn vanaf de jaren ’50 gebouwd.  De huidige bewoners zijn veelal in de wijk komen wonen door een combinatie  van woningaanbod en de kosten die het wonen in de betreffende wijk met zich  meebrengt  (vaak  lage  kosten).    Ondanks  dat  deze  mensen  een  relatief  laag  inkomen hebben, kunnen zij niet als kansarm worden beschouwd en hebben  zij na verloop van tijd als gevolg van sociale stijging ook de behoefte aan het  maken  van  een  wooncarrière.  Het  maken  van  een  wooncarrière  is  in  de  naoorlogse  wijken  lastig  vanwege  het  eenzijdige  aanbod  van  rijwoningen,  gecombineerd met portiekflats  (Ouwehand et al. 2008). De wooncarrière die  men ambieert is vaak niet in de huidige wijk te realiseren terwijl vooral bij de  bewoners die daar al langere tijd wonen een binding is waardoor zij een sterke  voorkeur hebben in de wijk te blijven.   De ingrepen Naast  dit  gebrek  in  mogelijkheden  voor  het  maken  van  een  wooncarrière,  worden er beleidsmatig ook andere gebreken waargenomen die de ingrepen in  de wijk bij stedelijke vernieuwing onderbouwen. Beleidsmatig wordt het imago  van  deze  woonwijken  (veelal  slecht)  en  de  bouwkundige  kwaliteit  van  de  woningen gezien als een reden tot ingrijpen. Door middel van een ingrijpende  sloop  /  nieuwbouw  wordt  gepoogd  woningdifferentiatie  mogelijk  te  maken,  maar  daarnaast  ook  het  bieden  van  woningen  die  voldoen  aan  de  huidige  normen,  onder  andere  geluids‐  en  thermische  isolatie.  Hoewel  veel  van  de  huidige  bewoners  financieel  niet  in  staat  zijn  om  de  lasten  van  een  nieuwe  woning  te  kunnen  dragen,  vormt  dit  vanuit  het  beleid  geen  belemmering.  Immers met het aanbieden van nieuwe woningen worden mensen van buiten  de wijk aangetrokken die financieel meer mogelijkheden hebben en daardoor  voor een impuls in de wijk zorgen.     Door  de  ingrepen  in  de  bestaande  woningvoorraad  uit  te  voeren,  wordt  gestreefd  naar  sociale  stijging,  een  beter  imago  van  de  wijk  en  een  gedifferentieerd woningaanbod. Wat essentieel is voor een dergelijke aanpak  is de steun van de huidige bewoners van een wijk. Zij moeten zich immers in  de plannen kunnen vinden. Het heeft tenslotte een grote impact op de sociale  banden binnen een wijk en er bestaat een mogelijkheid dat het wonen in de  wijk voor de huidige bewoners onbetaalbaar wordt (Bergeijk et al. 2008).       
  • 29.  De tandarts van de wijk ‐ 27    2.2 Wat is de huidige aanpak Nota Stedelijke Vernieuwing In  1997  is  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  verschenen  (VROM  en  Tweede  Kamer  1997).  In  deze  nota  gaat  men  er  vanuit  dat  de  differentiatie  in  woningaanbod voornamelijk bereikt dient te worden door het aanbieden van  koopwoningen,  hiermee  kunnen  dan  opbrengsten  gegenereerd  worden  die  overige  kosten  van  de  stedelijke  vernieuwing  kunnen  dekken.  Bovendien  wordt  het  fysieke  programma  gekoppeld  aan  andere  programma’s  die  zich  richten  op  sociale  cohesie  en  leefbaarheid.    Dit  blijkt  ook  in  veel  wijken  essentieel te zijn; het sociale en het fysieke programma gaan veelal hand in  hand  en  het  sociale  kan  vaak  niet  opgelost  worden  zonder  ingrepen  in  het  fysieke en vice versa (Tweede Kamer 1997).    Actieplan krachtwijken In  navolging  op  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  verscheen  in  2007  het  actieplan  krachtwijken.  Hierbij  werd  de  aandacht  vooral  gevestigd  op  40  wijken.  In  dit  actieplan  is  de  focus  met  name  gelegd  op  de  huidige  wijkbewoners en hun wooncarrière (Bergeijk et al. 2008).  Deze nadruk op de huidige bewoners komt tot uiting in de participatie en het  werken aan langdurig vertrouwen, dit ingegeven door het feit dat stedelijke  vernieuwingsprocessen  vaak  lang  duren  waarbij  7‐10  jaar  een  redelijk  gemiddelde duur is (Ouwehand et al. 2008). Voor deze aanpak wordt gesteld  dat gemeente en corporatie afhankelijk van elkaar zijn en samen het voortouw  moeten  nemen.  Bewoners  worden  voornamelijk  betrokken  als  het  gaat  om  problematiek in de leefomgeving en het verbeteren van de leefbaarheid in de  wijk (Bergeijk et al. 2008).    Een  kostbare  opgave  waarover  men  in  de  Nota  Stedelijke  Vernieuwing  ook  schrijft  dat  voor  het  dekken  van  deze  kosten  betrokkenheid  van  private  partijen essentieel is (Tweede Kamer 1997). Volgens Ouwehand et al., is dit de  reden waarom er sprake zou moeten zijn van een gebiedsexploitatie waarvoor  alle betrokken partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn. Kosten in het belang  van  de  hele  wijk  kunnen  op  deze  manier  worden  gedekt  en  onrendabele  toppen kunnen door een gezamenlijke exploitatie beter worden ondervangen  dan  het  geval  is  bij  een  gescheiden  grond‐  en  vastgoedexploitatie.  De  teruggelopen  markt  is  van  grote  invloed  op  het  terug  lopen  van  inkomsten  voor de stedelijke vernieuwing. Met dit in het achterhoofd wordt ook gepleit  voor een gezamenlijke gebiedsexploitatie (Van Rooy et al. 2009).       
  • 30. 28 ‐ De tandarts van de wijk    2.3 Waarom de particulier betrekken Particulier bezit In Nederland is in veel wijken sprake van menging tussen corporatiebezit en  particulier bezit, ook wel het versnipperd bezit. Een deel van deze particuliere  bewoners  blijkt  niet  zelfstandig  in  staat  te  zijn  het  onderhoud  te  verzorgen.  Onderhoud wat een direct gevolg is van het eigen woningbezit.   Het  probleem  dat  zich  voordoet  met  de  particuliere  opgave  lijkt  zich  alleen  maar  te  vergroten.  Er  komen  meer  particuliere  woningen  (figuur  2.1)  en  de  woningvoorraad  wordt  in  totaliteit  steeds  ouder  (40%  ouder  dan  25  jaar  in  1973,  70%  ouder  dan  25  jaar  in  2003).  Voor  deze  particulier  zal  gestreefd  moeten  worden  naar  waardebehoud  en  waardecreatie.  Dit  zal  de  woningen  maar  ook  de  woonomgeving  ten  goede  komen.  Om  de  opgave  van  de  particuliere  voorraad  in  de  stedelijke  vernieuwingsopgave  zo  goed  en  zo  compleet mogelijk op te pakken, is het van belang naast het corporatiebezit  ook dit deel van de woningvoorraad te betrekken in de aanpak (kei 2009).        Figuur 2.1: Toename van particuliere woningvoorraad 2     Inspraak Al tijdens de stadsvernieuwing gaven  bewoners aan meer inspraak te willen  hebben  dan  alleen  achteraf  hun  mening  te  mogen  geven.  Inmiddels  is  ook  bewezen dat het betrekken van de bewoners onderling zorgt voor een betere  sociale  cohesie,  een  van  de  effecten  die  men  nastreeft  bij  stedelijke  vernieuwing.                                                               2  Nederland verbouwt, Bos et al. (2005) P. 6  
  • 31.  De tandarts van de wijk ‐ 29    De  invloed  van  de  bewoners  wordt  inmiddels  bij  vele  stedelijke  vernieuwingsprojecten erkend. Het zijn de bewoners die kennis hebben van de  dagelijkse  praktijk  in  hun  wijk.  Bovendien  wordt  door  het  betrekken  van  de  bewoners  vaak  draagvlak  gecreëerd  voor  het  beleid  dat  aan  de  stedelijke  vernieuwing ten grondslag ligt. Aan de hand van de participatieladder wordt  vervolgens bepaald welke mate van invloed de bewoners krijgen, waarbij het  zaak  is  dat  er  vooraf  duidelijk  een  realistisch  beeld  geschetst  wordt  van  de  mogelijkheden  om  hooggespannen  verwachtingen  te  voorkomen.  Omdat  in  het  verleden  de  aandacht  met  name  op  het  corporatiebezit  was  gevestigd,  komt nu de urgentie van de particuliere voorraad naar voren (Bergeijk et al.  2008).    Hoewel  de  particulier  voor  het  onderhoud  verantwoordelijk  is,  ligt  bij  de  overheid een taak om dit te signaleren als dit onderhoud niet  of nauwelijks  gebeurd.  Het  is  immers  van  invloed  op  de  woonomgeving.  Het  is  lastig  de  eigenaren aan te spreken op de slechte staat van onderhoud.  Het pleit ervoor  te  zorgen  naar  een  wijze  waarop  de  particulier  gemotiveerd  kan  worden  betrokken  te  raken  bij  de  wijkaanpak  (Kei  2009).  Gemeenten  hebben  vaak  weinig  zicht  op  de  particuliere  voorraad  en  de  wensen  van  de  bewoners,  daarnaast worden de grote investeringen op wijkniveau meestal door overheid  en corporaties gedaan.   Ook hebben weinig gemeenten een passend beleid waarin zij aangeven hoe  om  te  gaan  met  het  aanschrijvingsbeleid.  Dit  beleid  geeft  gemeenten  de  ruimte woningen over te kopen of te onteigenen als het blijkt dat in een buurt  veel bewoners zich inspannen, maar een enkeling niet, of wanneer blijkt dat de  bouwtechnische staat van een woning dusdanig slecht is dat er gevaar dreigt  (VROM 2006).  Draagvlak Om  de  particulieren  optimaal  en  volwaardig  partner  te  laten  zijn  in  de  ontwikkeling van hun wijk is draagvlakcreatie essentieel. Door het maken van  goede  duidelijke  afspraken  (Van  Rooy  et  al.  2006)  en  het  vooraf  duidelijk  scheppen  van  een  realistisch  verwachtingspatroon  (Bergeijk  et  al.  2008)  kunnen particulieren gemotiveerd worden te participeren.   Met name bij grootschalige en kostbare processen als sloop / nieuwbouw blijkt  het  vroegtijdig  betrekken  essentieel,  ook  voor  het  in  beeld  brengen  van  de  wensen  van  deze  particulieren  (Watertorenberaad  2010a).  De  mening  van  bewoners kan een plan maken of breken. Daarnaast blijkt dat wanneer de wijk  volgens bewoners een goede reputatie heeft in vergelijking tot andere wijken  zij meer vertrouwen zullen hebben in de aanpak (Ouwehand et al. 2008).     
  • 32. 30 ‐ De tandarts van de wijk    2.4 De wijze van samenwerken De klant begeleiden De aandacht voor de particuliere voorraad wordt steeds meer erkend. Om de  belangen  van  de  particulier  te  respecteren  is  het  logisch  de  particulier  als  volwaardig partner te behandelen in de opgave. De particulier is immers de  eerste  betrokkene  bij  de  eigen  leefomgeving  (Van  Rooy  et  al.  2006).  Het  is  essentieel de belangen van de bewoners op goede en vertrouwelijke wijze te  behartigen.  Het  kan  er  toe  leiden  dat  bij  gebrek  aan  vertrouwen  van  de  bewoners het gehele project zal stranden.  Vooraf dient er aan het vertrouwen  gewerkt  te  worden  door  duidelijke  afspraken  te  maken,  en  door  informatie  tijdig  te  verstrekken.  Door  teveel  zaken  vooraf  vast  te  leggen  en  aan  de  bewoners  te  verplichten  zich  hieraan  te  conformeren  kunnen  zij  zich  niet  serieus genomen voelen waardoor het proces stagnatie kan oplopen (Bergeijk  et al. 2008).    Wegens  gebrek  aan  kennis  en  expertise  zal  de  particulier  in  het  proces  ondersteunt  moeten  worden.  Het  is  zaak  om  deze  ondersteuning  laagdrempelig  te  houden  (VROM  2006).  Bewoners  op  een  actieve  wijze  betrekken  bij  de  wijkaanpak  wordt  door  steeds  meer  partijen  als  een  meerwaarde  gezien.  Er  wordt  immers  datgene  gerealiseerd  waarom  wordt  gevraagd,  met  als  gevolg  dat  investeringen  beter  worden  gewaardeerd  (De  Zeeuw  et  al.  2011).  Het  verbinden  van  sociale  aan  fysieke  maatregelen  zal  meer en meer een issue zijn en de mensen dienen hierbij direct betrokken te  zijn  of  zullen  hierin  investeren  waardoor  zij  dan  een  belangrijke  stem  in  de  aanpak  krijgen  (Kei  2009).  Er  zal  in  de  aanpak  aandacht  besteed  moeten  worden  aan  het  voorkomen  van  fouten  uit  het  verleden.  Daar  waar  de  bewoners in het verleden veelal een plan ter beoordeling onder ogen kregen,  zullen zij in de toekomst op een actieve bottom‐up wijze bijdragen aan de tot  standkoming van de plannen. Begeleiding in dit proces is belangrijk maar de  beslissingen worden voor een groot deel genomen door de direct betrokkenen  (Kei 2010).   In de toekomst zal de klant (bewoner) centraal staan in de wijkaanpak. Het zal  gaan van de huidige opgave waarbij de gebruiker aan het eind van de keten  staat (figuur 2.2) naar de toekomstige opgave, waarbij de klant centraal wordt  gesteld (figuur 2.3) (Watertorenberaad 2010a).      Figuur 2.2: Het traditionele model met de gebruiker aan het eind van de keten 3                                                                3  Watertorenberaad werkboek (2010) P. 16 
  • 33.  De tandarts van de wijk ‐ 31        Figuur 2.3: De nieuwe werkwijze waarbij de klant centraal staat 4     Kansen voor de marktpartijen De  ingrepen  in  de  bestaande  particuliere  voorraad  bieden  volgens  het  Watertorenberaad  een  grote  kans  voor  marktpartijen.  Het  is  daarvoor  noodzaak dat zij een omslag gaan maken in het denken. Er zal meer vanuit het  maatschappelijk verantwoord ondernemen gedacht moeten worden in plaats  vanuit het behalen van rendement (Van Rooy et al. 2006). De marktpartijen  moeten  in  staat  zijn  een  aantal  vooroordelen  weg  te  nemen,  als:  “zakkenvullers,  onbetrouwbaar  etc.”  (Van  Rooy  et  al.  2009).  Zij  zullen  zich  hierbij voor langere tijd committeren aan de plannen en ook op een langere  termijn  gaan  denken,  het  zal  gaan  om  duurzame  samenwerkingen  waarbij  vertrouwen essentieel is (Bergeijk et al. 2008).    Door  het  vroegtijdig  betrekken  van  marktpartijen  bestaat  een  kans  dat  snelheid  en  haalbaarheid  van  het  project  worden  vergroot.  Marktpartijen  hebben  tenslotte  een  deel  investerings‐  en  risicobereidheid,  waardoor  een  deel  van  het  financiële  vraagstuk  bij  stedelijke  vernieuwing  wordt  opgelost.  Het  blijkt  echter  dat  een  transparante  samenwerking  tussen  overheid  en                                                               4   Watertorenberaad werkboek (2010) P. 16 
  • 34. 32 ‐ De tandarts van de wijk    marktpartijen zeer lastig tot stand komt. Naast wetgeving speelt vertrouwen  een  cruciale  rol  omdat  marktpartijen  met  het  oog  op  rendement  vaak  niet  geheel  transparant  blijken  te  zijn  (Van  Rooy  et  al.  2006).  Het  is  echter  een  gegeven dat samenwerking tussen partijen leidt tot een meerwaarde van het  project. Er kan beter gelijktijdig worden gewerkt aan de facetten sociaal, fysiek  en  economisch.  Ook  de  inbreng  en  expertise  van  de  verschillende  partijen  leiden tot inperking van risico’s en sneller handelen (VROM 2008).     Samenwerking centraal De  samenwerking  zal  volgens  het  Watertorenberaad  (2010a)  op  een  zo  constant mogelijke wijze vorm moeten krijgen, waarbij een aantal partijen een  andere rol zal moeten nemen dan tot op heden de gewoonte is geweest. Het  gezamenlijke  belang  moet  zo  optimaal  mogelijk  worden  nagestreefd.  De  overheid zal de aandacht moeten verleggen naar het regionale schaalniveau.  Terwijl zij een projectontwikkelaar meer als adviseur zal laten optreden voor  de totale gebiedsontwikkeling. Dit wordt ondersteund door De Zeeuw et al.,  die schrijven dat de ontwikkelaar een adviseur zal worden van de bewoners en  de gebruikers.   Door de partijen onderling afhankelijk van elkaar te maken door een gedeeld  belang (Ouwehand et al.) zal openheid en efficiëntie veel eerder vorm krijgen,  men  moet  elkaar  zien  als  een  partner.  Partijen  moeten  dan  wel  op  een  passende wijze samenwerken. Het sluiten van compromissen zal daarbij zeker  aan de orde komen maar door het gebied centraal te stellen en niet op basis  van  macht.  Door  op  basis  van  belangen  en  vertrouwen  samen  te  werken,  tussen alle partijen inclusief de bewoners, neemt de kans op onnodige kosten  af en zal de snelheid van het proces toenemen (Watertorenberaad 2010a).    Voor een goede uitwerking van een dergelijke samenwerking blijft een regierol  belangrijk.  Daarnaast  is  ieder  verantwoordelijk  voor  haar  eigen  specialisme.  Alle betrokken partijen zullen co‐producent zijn in het proces binnen hun eigen  verantwoordelijkheden  (Van  Rooy  et  al.  2009).  Omdat  vertrouwen  in  de  samenwerking zo cruciaal is, zal het ook niet meer gaan om lange niet‐flexibele  overeenkomsten, maar juist over flexibele overeenkomsten op hoofdlijnen die  de  tand  des  tijds  kunnen  doorstaan  en  daarmee  inspelen  op  actuele  marktsituaties.     
  • 35.  De tandarts van de wijk ‐ 33    2.5 Op welke wijze de bewoners betrekken Overeenkomsten en verschillen Bij  een  betrokkenheid  van  de  bewoners  in  een  wijk  is  het  van  belang  te  realiseren dat de individuele bewoners verschillende motieven hebben om te  participeren  in  de  wijkontwikkeling.  Binnen  de  groep  bewoners  zal  ook  gewerkt moeten worden aan onderling vertrouwen (Bergeijk et al. 2008).     Mensen  die  langere  tijd  in  de  buurt  wonen  hebben  meer  hechting  met  de  buurt  en  daardoor  ook  meer  betrokkenheid  bij  de  ingrepen.  Zij  zijn  bereidwilliger en geneigd van de verschillende ingrepen de positieve effecten  in  te  zien.  Door  middel  van  het  achterhalen  van  sociale  verbanden  met  bijvoorbeeld  “Smart  Agents”  kunnen  overeenkomstige  belangen  worden  achterhaald en is draagvlak eenvoudiger te creëren (Van der Graaf et al. 2009).  Het  gaat  er  dan  om  de  belangen  op  langere  termijn  te  benadrukken  en  de  bewoners hierover te laten nadenken (Ouwehand et al. 2008).     Het  betrekken  van  particuliere  woningbezitters  is  voor  het  slagen  van  de  wijkaanpak  cruciaal  wil  men  voorkomen  dat  na  de  aanpak  deze  particuliere  voorraad als “rotte kies” achterblijft. Hiervoor zullen de kosten en baten voor  de particulier duidelijk en overzichtelijk in beeld gebracht moeten worden, ook  om zo een realistisch beeld te vormen en te hoog gespannen verwachtingen te  voorkomen. Bovendien is het voordeliger als de particulieren zich verenigen,  elkaar  onderling  stimuleren  en  tot  gezamenlijke  maatregelen  komen.  In  de  steden bevindt veel van de particuliere voorraad zich in meergezinswoningen.  Deze particulieren zijn door middel van de VvE al verenigd, maar het feit is dat  veel van deze VvE’s niet actief zijn (slapend) en dat sommige eigenaren zelfs  niet weten dat zij lid zijn van een VvE. Gemeenten hebben de mogelijkheid om  zowel  individuele  bewoners  als  VvE’s  aan  te  schrijven  voor  hun  onderhoudsplicht,  hiermee  wordt  veelal  druk  uitgeoefend  op  de  particuliere  woningeigenaar om onderhoud aan de woning uit te voeren (VROM 2006).  Motivatie Om de particulieren op dit gebied te enthousiasmeren is betrokkenheid aan de  voorkant  van  het  proces  belangrijk  alsmede  rechtstreeks  contact  met  bewoners  (Watertorenberaad  2010b).  Hierbij  is  het  ook  raadzaam  een  enthousiaste  particulier  als  inspiratiebron  of  kartrekker  te  gebruiken  om  zo  andere particulieren te motiveren tot participatie.       
  • 36. 34 ‐ De tandarts van de wijk    Er  zal  gekeken  moeten  worden  naar  een  wijze  waarop  de  particulier  gemotiveerd  kan worden. De belangen van deze groep zullen goed in beeld  moeten  zijn  om  de  particulier  te  laten  participeren.  Ingespeeld  zal  moeten  worden  op  datgene  wat  de  particuliere  bewoner  raakt;  bijvoorbeeld  financiering  en  de  waarde  van  de  woning.  Wanneer  er  sprake  is  van  een  collectieve aanpak lijkt het vaak de (on)mogelijkheid tot financiering te zijn die  deze  aanpak  lastig  maakt.  Door  extra  aandacht  te  vestigen  op  waardevermeerdering  en  mogelijk  besparing  op  energielasten  kunnen  de  particulieren gemotiveerd worden om te participeren, waarbij eigen invloed en  keuzes ten aanzien van de eigen woning essentieel zijn (Kei 2009). Het pleit  ervoor  om  de  woonwensen  van  bewoners  goed  en  duidelijk  inzichtelijk  te  maken,  waarbij  met  name  gericht  gekeken  dient  te  worden  op  de  fysieke  kenmerken van de woning (VROM 2009).      
  • 37.  De tandarts van de wijk ‐ 35    2.6 Wat zijn belangen die bewoners hechten aan de woonomgeving   Waarom waar Wanneer mensen de keuze voor een woning gaan maken, zullen zij allereerst  moeten besluiten of zij willen kopen of huren. Na deze keuze zullen zij moeten  bepalen  waar  zij  willen  wonen  en  welke  waarde  gehecht  wordt  aan  de  woningen  in  dit  gebied.  De  erkenning  van  waarde    hangt  samen  met  de  woonomgeving. Zo kunnen woningen in een wijk met een goed aanzien beter  worden gewaardeerd dan een vergelijkbare of soms betere woning in een wijk  met slechter aanzien (van wijken weten).    De woonsituatie van mensen is onder andere afhankelijk van het inkomen.   Hypotheken  worden  verstrekt  op  basis  van  inkomen,  waarbij  rekening  gehouden moet worden dat ook maandelijkse woonlasten (gas, water, licht en  belastingen) betaald moeten worden (WOON 2009). Volgens Ouwehand et al.,  zijn voor het bepalen van de waarde alsmede de keuze van mensen zich ergens  te vestigen onder andere de volgende kenmerken van belang:  1. locatie, ligging bij openbaar vervoer, wegen;  2. afstand tot voorzieningen, winkels, scholen;  3. fysieke omgevingskenmerken, groen, bebouwingsdichtheid;  4. sociale omgevingskenmerken, type bewoners, criminaliteit, contacten  in de buurt.    Dit  alles  wordt  gezien  in  vergelijking  tot  andere  buurten.  Door  middel  van  ingrijpende  maatregelen  kan  er  waardecreatie  worden  gevormd.  Deze  waardecreatie is echter alleen meetbaar als het aantal koopwoningen en de  vraag hiernaar toeneemt.    Bovendien blijkt per gebied een duidelijk verschil te bestaan in de vraag naar  een bepaald woningtype. Uit onderzoek van Rigo in opdracht van Bouwfonds is  de volgende vraag per gebied naar voren gekomen (figuur 2.4):   
  • 38. 36 ‐ De tandarts van de wijk             Figuur 2.4: Een duidelijk verschil in vraag naar woningtypen per gebiedstype 5     Hieruit blijkt duidelijk dat met name in de stedelijke milieus een vraag is naar  meergezinswoningen  en  in  de  landelijke  milieus  een  vraag  bestaat  naar  eengezinswoningen. Te concluderen is dat de vraag naar koopwoningen over  de gehele linie groter is dan de vraag naar huurwoningen (NAW 2011a).  Reden tot kopen Er zijn verschillende redenen waarom consumenten een woning willen koper  wil  kopen  of  huren.  In  onderstaand  figuur  (2.5)  wordt  weergegeven  wat  de  motivatie hiervoor is. Hoe dikker de lijn hoe zwaarder de motivaties wegen in  de keuze voor de woonvorm.    Figuur 2.5: Motivaties voor het kopen van een woning 6                                                                5  Onderzoeksdossier naar stedelijke woonmilieus, NAW (2011) P. 11  6  Het inkleuren van voorkeuren, de woonconsument bekent, VROM (2009) P. 20 
  • 39.  De tandarts van de wijk ‐ 37    De  twee  belangrijkste  criteria  in  zowel  koop  als  huurwoningen  zijn  naast  woonlasten  de  grootte  van  de  woning.  Het  is  bovendien  duidelijk  zichtbaar  (figuur 2.6) dat naarmate men ouder wordt, er graag wordt gekozen voor een  gelijkvloerse woning.        Figuur 2.6: Het gewenste woningtype naar leeftijd van de bewoners 7     Naar voren komt (figuur 2.7) dat er vaak een bewuste keuze wordt gemaakt  tussen bestaande bouw of nieuwbouw. Los van de bouwstijl zijn kenmerken als  comfort,  onderhoudskosten,  prettig  wonen  e.d.  van  belang.  Omdat  dit  onderzoek  zich  beperkt  tot  de  binnenstedelijke  opgave  is  onderstaand  het  schema voor bestaande bouw weergegeven. Hieruit blijkt dat de consument  voornamelijk kiest voor een bepaald type woning en de uitstraling ervan, en zij  zich  in  mindere  mate  rekening  houdt  met  de  onderhoudscomponent  die  hieraan vastzit.    De woonomgeving Er  is  een  stijgende  behoefte  zichtbaar  naar  kindvriendelijke  groene  woonomgevingen  waarbij  ook  duurzaamheid  en  wooncomfort  belangrijke  aspecten zijn om wel of niet te kiezen voor een woning of een woongebied  (NAW 2011b). Wanneer er wordt gekeken naar de woonomgeving valt op dat  de consument rekening houdt met de afstand hiernaartoe. Het zijn echter de  bewoners zelf die de keuze maken of zij een afstand acceptabel vinden of niet  (VROM en CBS 2009).                                                                 7  Het inkleuren van voorkeuren, de woonconsument bekent, VROM (2009) P. 22 
  • 41.  De tandarts van de wijk ‐ 39    2.7 Hoe gaat men om met de woonlasten en de financiering   Veranderingen door de crisis Verhuizen  is  vaak  het  gevolg  van  het  realiseren  en  het  naleven  van  de  woonwensen.  Hier  is  met  de  intrede  van  de  crisis  in  2008  een  omslag  in  ontstaan. Hoewel mensen nog steeds de behoefte hebben om iets te wijzigen  aan  de  woonsituatie,  wordt  nu  vooral  gekeken  op  welke  wijze  de  huidige  woning aangepast kan worden om deze te laten voldoen aan de woonwensen  van dit moment. Het valt op dat ondanks het feit dat er weinig waarde wordt  gehecht aan het energielabel er toch veel ingrepen worden gedaan gericht op  het isoleren van de woning (VROM en CBS 2009).   Daar  waar  nieuwbouwwoningen  reeds  aan  hoge  isolatie  eisen  moeten  voldoen,  is  deze  opgave  in  de  bestaande  voorraad  groot.  In  de  naoorlogse  voorraad  lijkt  het  te  gaan  om  ca.  2  miljoen  woningen  waar  men  veel  kan  besparen door te investeren in isolatie (Ouwehand et al. 2008).    Uit het onderstaande tabel (figuur 2.8) wordt duidelijk aan hoeveel woningen  er,  in  een  periode  van  12  maanden  voor  het  verschijnen  van  het  laatste  woononderzoek (2009), ingrepen zijn verricht om het energiegebruik van de  woning te reduceren:        Figuur 2.8: totale woningvoorraad per tijdvak, met energetische ingrepen per tijdvak 9                                                                9  Gebaseerd op figuur 2.5, P. 14,  Het wonen overwogen, VROM en CBS (2009). En figuur 2.19, P.  23, Het wonen overwogen. De getallen zijn bij benadering.   1.300.000 700.000 1.250.000 1.200.000 950.000 850.000 650.000 468.000 252.000 412.500 420.000 285.000 161.500 78.000 < ‐ 1946 1946 ‐ 1959 1960 ‐ 1970 1971 ‐ 1980 1981 ‐ 1990 1991 ‐ 2000 2001 ‐ > Totaal  aantal  woningen Aantal  woningen  met ingreep
  • 42. 40 ‐ De tandarts van de wijk    Mogelijkheden Het  is  een  uitgelezen  kans  om  de  investeringen  in  de  duurzaamheid  te  combineren met overige fysieke ingrepen, zoals bijvoorbeeld uitbouwen e.d.  (Ouwehand et al. 2008).  Hiermee zal de waarde van de woningen toenemen.  Deze waarde is natuurlijk altijd afhankelijk van datgene waaraan de bewoners  van de woning waarde hechten, en wordt door overheden veelal gemeten op  basis van de WOZ waarde van de woning.    Wanneer  in  de  stedelijke  vernieuwing  mogelijkheden  worden  geboden  om  uitbreidingen  aan  de  woningen  door  te  voeren,  lijkt  dit  voor  eigenaren,  gecombineerd met isolatiemogelijkheden, vaak een reden voor participatie te  zijn. Dit pleit voor een soepele omgang met de regelgeving door de overheid.  Een uitbreiding aan de woning leidt tot meerwaarde van de woning en ook tot  differentiatie in het woningaanbod (VROM 2006).    Onmogelijkheden Financiering blijkt de grootste reden waarom de particulieren uiteindelijk niet  participeren in de stedelijke vernieuwing, dit tezamen met onkunde of het niet  inzien van de noodzaak tot een ingreep vormen (kei‐centrum.nl).    Het  blijkt  dat  wanneer  financiering  een  probleem  vormt  dit  kan  worden  weggenomen door het aanbieden van renteloze leningen, stimuleringsleningen  en  subsidies  (VROM  2006).  Echter  sinds  de  intrede  van  de  stedelijke  vernieuwing  is  er  geen  directe  subsidiemogelijkheid  meer  voor  particuliere  woningverbetering (Bos et al. 2005), bovendien nemen de mogelijkheden voor  financiering bij overheid en corporaties af (Kei, 2010). Voor veel particulieren  met een laag inkomen is het verbeteren van de woning dan ook financieel niet  haalbaar (Bos et al. 2005).    De sociale stijging die werd nagestreefd met eigen woning bezit in heeft in het  ergste  geval  geleidt  tot  het  tegenovergestelde.  Omdat  men  door  hoge  hypotheken  geen  geld  meer  over  heeft  voor  onderhoud  en  beheer  zullen  schulden  ontstaan  en  zal  de  woning  verder  in  verval  raken  (Kei  2009).  De  gemeenten hebben de mogelijkheid tot aanschrijven en vervolgens onteigenen  (Van Rooy et al. 2009), maar de kern is dat vooral hypotheekverstrekkers beter  moeten  voorlichten  wat  eigen  woningbezit  voor  kosten  met  zich  meebrengt  (kei 2009).      
  • 43.  De tandarts van de wijk ‐ 41    De woonlast Hoewel  het  eigen  woningbezit  in  veel  gevallen  de  grootste  wens  is  voor  de  consument,  is  men  bereid  concessies  te  doen.  Het  gaat  erom  betaalbaar  te  kunnen  wonen  waarbij  woonlasten  vaak  belangrijker  worden  geacht  dan  de  eigendomsvorm.  Er  is  een  duidelijke  tendens  zichtbaar  waarbij  de  energielasten zullen toenemen. Deze stijging van de kosten zit in een toename  van het  gebruik en in  een stijging van de leveringskosten voor deze energie  (VROM 2009).    Gezamenlijk verantwoordelijk Juist de financiering vormt dus een groot probleem bij het opknappen van de  particuliere woningen in stedelijke vernieuwing. Het opkopen van woningen en  deze vervolgens in de huur verkopen biedt mogelijkheden, dit is een kostbare  opgave  (kei‐centrum.nl).  Toch  is  het  van  belang  te  benadrukken  dat  het  belangrijk  is  voor  een  particulier  te  investeren  en  te  participeren  in  de  stedelijke vernieuwing en op deze wijze invloed te kunnen uitoefenen op de  woonomgeving (Watertorenberaad 2010a).  Er kan op deze wijze een verbetering van de kwaliteit behaald worden waar de  gehele  wijk  baat  bij  heeft.  Dit  betreft  per  wijk  maatwerk  (Vromraad  2002).  Deze binnenstedelijke opgave wordt gekenmerkt door lage verwachtingen in  kosten  en  opbrengsten.  Door  het  bundelen  van  krachten,  belangen  en  exploitatie  en  het  goed  inrichten  van  het  proces  kan  hier  op  creatieve  en  efficiënte  wijze  mee  om  worden  gegaan  (De  Zeeuw  et  al.  2011).    De  investeringen die maatschappelijk gedaan moeten worden en vaak geld kosten  kunnen  dan  gedekt  worden  met  de  winsten  uit  de  vastgoedrealisatie  (Watertorenberaad 2010b).     Het pleit voor een gezamenlijke exploitatie waarbij iedereen verantwoordelijk  is en waarbij de focus moet liggen op de lange termijn. Het doel van de opgave  moet leidend zijn boven de individuele belangen van de verschillende partijen  die participeren in de wijkaanpak (Watertorenberaad 2010a).   Omdat de woningen gelden als onderpand van banken en andere financiële  instellingen zullen zij moeten participeren om de ontwikkelingen betaalbaar te  houden, zij hebben immers een direct belang (kei 2009). Zij zullen zich op een  andere  wijze,  dan  enkel  geldverstrekker  moeten  manifesteren.  Bij  de  gemeente  ziet  het  Watertorenberaad  mogelijkheden  door  bijvoorbeeld  de  extra inkomsten uit de OZB terug te laten vloeien in de gebiedsexploitatie. De  aanpak  van  de  particuliere  voorraad  biedt  hierbij  een  goede  kans  voor  ontwikkelaars,  hiervoor  moeten  zij  de  focus  wel  verplaatsen  naar  het  kleinschalige  maatwerk  in  plaats  van  de  grootschalige  woningbouw  (Watertorenberaad 2010a).      
  • 46. 44 ‐ De tandarts van de wijk    3.1 Motivaties voor de particulier Waarom betrokken Om een particulier bij de wijkaanpak te betrekken is het noodzaak om vooraf  goed  in  beeld  te  krijgen  welk  belang  deze  particulieren  hebben  bij  de  verbetering van de wijk.  Men dient zich af te vragen wat de particulier wil, wat  de  (woon)verwachtingen  zijn  voor  komende  jaren,  maar  ook  of  zij  op  dit  moment nog prettig wonen in de wijk (Van Zomeren 2011). Het valt duidelijk  op dat de mensen die gemotiveerd zijn om deel te nemen aan de wijkaanpak  veelal  meer  hechting  hebben  met  de  wijk,  doordat  zij  hier  al  langere  tijd  wonen (Van Zomeren 2011, Kennis 2011).     De mensen die vaak langere tijd in de wijk wonen zien, de kansen die de wijk te  bieden heeft. Het valt op dat mensen op 2 manieren kunnen participeren; op  wijkniveau  waarbij  prettig  wonen  en  goed  contact  centraal  staat,  of  op  beleidsniveau waarbij de deelnemende bewoners vooral proberen te sturen in  het  overkoepelend  beleid.  Participatie  komt  voort  uit  het  direct  belang  wat  mensen hebben, namelijk het prettig wonen in de wijk (Van Mierlo 2001).      Gebleken  is  dat  alle  bewoners  die  gereageerd  hebben  op  de  enquête  het  wijkbelang  voorop  stellen,  en  ingrepen  in  de  eigen  woning  minder  zwaar  meewegen.  Betrokkenheid met  de woonomgeving  speelt  dan ook een grote  rol op verschillende niveaus (figuur 3.1).  Juist naar de groep die waarde hecht aan deze woonkwaliteit zal de aandacht  verlegd moeten worden. Het gaat dan om het betrekken van de particulier bij  de aanpak waarbij een grote renovatieopgave zichtbaar is (Meijdam 2011).          Figuur 3.1: Betrokkenheid bij stedelijke vernieuwing van huidige wijkbewoners 10                                                                10  Bijlage III, vraag 6  42% 58% 0% Ik denk actief mee in het  wijkbelang Ik ben bereid om ook  diensten te leveren / mij  actief in te zetten voor de  wijk (vrijwilligerswerk) Ik ga zelf iets aan mijn woning  (laten) veranderen
  • 47.  De tandarts van de wijk ‐ 45    Uit  de  enquête  verzonden  onder  de  inwoners  van  aandachtswijken  blijkt  bovendien  dat  vrijwel  iedere  respondent  het  wijkbelang,  de  woonomgeving  voorop  stelt.  Slechts  9%  van  de  respondenten  vindt  ingrepen  aan  de  eigen  woning primair het belangrijkste. Bij het overgrote deel, 58% staat het belang  van de wijk voorop (figuur 3.2).        Figuur 3.2: Reden tot participatie bij stedelijke vernieuwing van huidige bewoners 11     Er  zal  sprake  moeten  zijn  van  een  brede  maatschappelijk  gedragen  aanpak  waarvoor iedereen zich verantwoordelijk voelt (Lok en Mous 2011). Hiervoor  uitgezocht  moeten  worden  wat  de  mensen  willen,  deze  collectiviteit  zal  per  wijk  verschillen.  De  collectieven  ontstaan  immers  uit  een  verschillende  belangen zoals bijvoorbeeld:  duurzaamheid;  kansen voor de jeugd;  betaalbaar zijn en blijven van het wonen.    Door  op  een  bottom‐up  wijze  vorm  te  geven  aan  dit  proces  worden  alle  belangen van de particulieren zoveel mogelijk meegenomen (Sanders 2011). Er  dient hierbij wel goed rekening gehouden te worden met de belangen van de  individuele bewoners, deze kunnen anders kan zijn dan de belangen van het  collectief. Hier kan een benadering bijvoorbeeld op grond van leefstijlen een  mogelijkheid bieden om zoveel mogelijk gedeeld belang te behalen (Meijdam  2011).    Om  de  particulieren  te  enthousiasmeren  helpt  het  om  een  woning  als  een  soort vliegwiel in te zetten, of een persoon of groep personen als kartrekker in                                                               11  Bijlage III, vraag 5  9% 33% 58% Verbetering van de eigen  woning, ik vind mijn  woongenot belangrijk Betrokkenheid bij de wijk,  goed contact met de buren is  belangrijk Verbetering van de eigen  woonomgeving, hoe beter de  buurt hoe prettiger wonen
  • 48. 46 ‐ De tandarts van de wijk    te zetten om de overige mensen te betrekken (Mous en Lok 2011, Schotman  2011).  Particulieren  worden  eerder  over  de  streep  getrokken  om  te  participeren  als  er  subsidies  in  het  vooruitzicht  worden  gesteld.  Dit  kan  gecombineerd worden met het aanschrijvingsbeleid van de gemeente, zoals in  Rotterdam gebeurt (Hakkoer 2011). Een groot deel van de aanschrijvingen in  Rotterdam  vindt  plaats  op  VvE  niveau,  hier  wordt  de  particulier  vervolgens  door de VvE benaderd het onderhoud uit te (laten) voeren. Deze verloedering  bij VvE’s treedt op, omdat een aantal ingrepen bijvoorbeeld kozijnverbetering  en  verduurzaming  van  de  woning  niet  in  de  meerjarenonderhoudsplanning  (MJOP)  worden  meegenomen.  Met  name  de  ingrepen  in  duurzaamheid  en  comfort  zijn  ingrepen  die  veel  plaatsvinden  in  de  bestaande  bouw  (Maas  2011).  Om  de  particulieren  extra  te  overtuigen  voor  de  noodzaak  van  dergelijke ingrepen kunnen deze extra gepromoot worden door bijvoorbeeld  een  warmtescan  te  maken  van  iedere  woning  zoals  in  Amersfoort  gebeurt  (Schotman 2011).  Waarom niet betrokken Als er gekeken wordt naar de motivaties van de particuliere woningbezitters  om  niet  te  participeren  in  de  wijkvernieuwing  blijkt  dat  dit  met  name  te  herleiden is naar de financiële haalbaarheid die de aanpak met zich meebrengt  (Van Mierlo 2011, Maas 2011, Visser 2011, Meijerink 2011, Mous en lok 2011,  Kennis 2011, Hakkoer 2011, Apers 2011, Van Zomeren 2011, Meijer 2011).   Hoewel  men  er  van  bewust  is  dat  ingreep  noodzakelijk  is,  is  het  financiële  aspect de drempel waardoor mensen toch van deelname afzien of zelfs vooraf  besluiten  niet  mee  te  doen  (Van  Mierlo  2011).    Veel  van  de  particuliere  woningeigenaren  hebben  hoge  en  langlopende  hypotheken  afgesloten  waarvan  de  hypotheekwaarde  hoger  is  dan  de  waarde  van  de  woning.  Financiële mogelijkheden ten behoeve van meer woongenot worden hierdoor  ernstig beperkt (Kennis 2011).     Hoewel financiering het grootste obstakel is voor participatie zijn er nog enkele  andere oorzaken waarneembaar die de particulier weerhouden van deelname  aan de aanpak:  emotionele motieven; mensen willen geen verandering en voelen zich  vertrouwd met de bestaande situatie;  financieel, waarbij het niet zo zeer gaat om betaalbaarheid maar meer  de angst voor stijgende woonlasten, men vindt de huidige woonlasten  wel prettig genoeg;  gebrek aan kennis; men weet niet wat hen te wachten staat of heeft te  hooggespannen verwachtingen.    Om  de  bezwaren  weg  te  nemen  is  betrokkenheid  vroeg  in  het  proces  noodzakelijk (Sanders 2011). Waar nodig zal er aan het vertrouwen gewerkt  moeten worden en ondersteuning gegeven moeten worden door de betrokken 
  • 49.  De tandarts van de wijk ‐ 47    professionele partijen (Van Mierlo 2011). Vooraf wordt duidelijk gemaakt wat  de  mogelijkheden  zijn  en  welke  rol  er  voor  de  verschillende  partijen  is  weggelegd. Ook is er zichtbaar dat de particuliere een wederdienst verlangen,  in  hun  ogen  stellen  zij  zich  door  deelname  kwetsbaar  op  en  doen  zij  een  handreiking en verwachten hier iets voor terug (Maas 2011). Als men kijkt naar  het eigen woningbezit bij VvE’s speelt ook de afhankelijkheid van elkaar mee  om  niet  te  participeren.  Eigenaren  kunnen  deelname  in  dit  geval  als  dwang  ervaren wat leidt tot weerstand tegen de plannen (Kennis 2011). Een grote rol  bij VvE’s speelt dat niet direct duidelijk is wie er baat heeft bij een ingreep, en  de kosten moet dragen (Apers 2011).    Een  aspect  waarmee  men  nadrukkelijk  rekening  moet  houden  zijn  de  financieringsmogelijkheden  van  de  particulier.  Zij  heeft  veelal  beperkte  mogelijkheden in vergelijking met bijvoorbeeld een corporatie. Het aanbieden  van  een  renovatiepakket,  zoals  een  corporatie  toepast  is,  onmogelijk  (Schuitemaker 2011).    Welke ingrepen in eigen woning Professionele  partijen  voeren  het  schaalvoordeel  (lagere  kosten  door  collectieve  aanpak)  op  richting  de  particulier  om  te  investeren  in  woningverbetering.  Hoewel  dit  aan  de  orde  is  blijkt  met  name  comfort  in  relatie  tot  de  woningwaarde  de  uiteindelijke  motivatie  om  te  participeren.  Mensen willen comfortabel wonen en zijn bereid hierin te investeren. Onder  comfort  wordt  onder  andere  verstaan  het  verbeteren  van  de  woning  op  energetisch  gebied,  waardoor  energielasten  gereduceerd  worden  en  de  woning behaaglijker wordt om in te verblijven (Maas 2011).       Wanneer  de  financiële  middelen  beperkt  zijn,  zullen  de  ingrepen  eveneens  beperkt  blijven  tot  relatief  kleine  ingrepen,  zoals  isolatieglas  en  nieuwe  CV‐ ketels.  Hierbij  is  maatwerk  en  het  attenderen  op  de  mogelijkheden  van  besparing belangrijk (Kennis 2011). Ingrepen worden alleen gewaardeerd als  de  woningeigenaar  waarde  hecht  aan  het  soort  ingreep  (Schotman  2011).  Particulieren  zijn  gevoeliger  voor  de  besparing  per  maand  dan  voor  de  terugverdientijd over jaren (Kennis 2011, Hakkoer 2011).   Naast  deze  besparing  per  maand  is  ook  de  besparing  in  onderhoudskosten,  verspreid  over  verschillende  jaren,    een  argument  om  de  particulier  te  motiveren ingrepen te (laten) doen in de eigen woning (Meijer 2011). Er zal  voor deze ingrepen gekeken moeten worden naar het doel hiervan, dit is dan  ook maatwerk; voor welk doel gebeurt de ingreep, wat is de termijn voordat  een volgende ingreep wordt verwacht en voor wie gebeurt deze ingreep (Van  Zomeren 2011).  Uit  de  enquête  is  gebleken  welke  ingrepen  de  consumenten  op  individueel  niveau het liefste zien aan de woning (figuur 3.3). Het blijkt dat dit met name  ingrepen zijn die van toepassing zijn op de bestaande woning. Het uitbreiden  
  • 50. 48 ‐ De tandarts van de wijk    van de woning door middel van een uitbouw of een dakkapel is voor slechts  14%  van  de  respondenten  de  meest  gewilde  ingreep.  Alle  overige  ingrepen  hebben met name te maken met kostenbesparingen of direct comfort.        Figuur 3.3: Populaire ingrepen onder bewoners van de bestaande woningvoorraad 12     Verreweg het merendeel van de mensen blijft het liefst in de huidige woning  wonen (figuur 3.4). Wanneer ingrepen aan de woning nodig zijn zien om hier  langer te kunnen wonen zien zij deze dan ook graag. Het wijst op een sterke  hechting met de woning en de woonomgeving.                                                                 12  Bijlage III, vraag 7  5,41% 21,62% 10,81% 5,41% 8,11% 16,22% 18,92% 2,70% 10,81% Kozijnen Dubbel glas Isolatie (dak) Isolatie (gevel) Verwarmingssysteem Keuken Badkamer / toilet Aanbouw Dakkapel
  • 51.  De tandarts van de wijk ‐ 49        Figuur 3.4: Mensen die bij lichamelijke ongemakken in de huidige woning willen blijven  wonen 13     Veel mensen zijn bereid om voor deze ingrepen meer huur of hypotheeklast te  betalen  op  het  moment  dat  de  energiekosten  omlaag  gaan  en  /  of  er  meer  wooncomfort  wordt  ervaren  (figuur  3.5).  Het  is  de  totale  last  die  voor  de  mensen  van  belang  is  (figuur  3.6),  immers  het  aantal  mensen  dat  aangeeft  meer te willen investeren als de woningwaarde toeneemt is aanzienlijk kleiner  (figuur 3.7).        Figuur  3.5:  Bereidheid  tot  het  betalen  van  meer  huur  of  hypotheeklast  bij  dalende  energielasten 14                                                                13  Bijlage III, vraag 15  14  Bijlage III, vraag 9  84,85% 15,15% Ja Nee 43,28% 28,36% 28,36% Ja, mits de totale maandlasten niet  stijgen Ja, als ik hierdoor op termijn kosten  bespaar Nee
  • 53.  De tandarts van de wijk ‐ 51    Mensen zien de ingrepen in samenhang met de buren, wanneer er meerdere  woningen onder een kap zitten. Het eigen belang wordt hier minimaal voorop  gesteld en het meedoen in het collectieve geheel speelt een grote rol (figuur  3.8). Hoewel de motivaties overeen lijken te komen, blijven de ingrepen toch  vooral maatwerk en zal deze per huishouden geïnventariseerd moeten worden  (Schotman 2011).          Figuur 3.8: Participatie door ingrepen in naastliggende woningen 17                                                                    17  Bijlage III, vraag 14  24% 29% 33% 14% Ja, alleen als ik dezelfde  ingreep van plan was Ja, als het door  collectiviteit goedkoper  wordt Ja, als daarmee het hele  blok beter wordt Nee, als ik geen waarde  hecht aan de ingreep doe  ik het niet
  • 54. 52 ‐ De tandarts van de wijk    3.2 Mogelijkheden voor de ontwikkelende aannemer Ondersteuning in proces Vanuit  verschillende  geïnterviewde  professionals  worden  mogelijkheden  gezien voor de ontwikkelende aannemer om de particulier op een passende  wijze te ondersteunen en te betrekken bij de stedelijke vernieuwingsopgave,  en  ook  mogelijkheden  om  een  rol  te  gaan  vervullen  in  de  algehele  opgave,  waarbij de ontwikkelende aannemer niet specifiek  voor alleen  de particulier  zijn werkzaamheden zal verrichten.    Door beide specialismen, ontwikkelaar en aannemer bij een partij te herbergen  kan er zowel op technisch als procesniveau worden samengewerkt.  In het totale project worden vanuit de deskundigen mogelijkheden gezien om  de ontwikkelende aannemer te laten participeren in (Platte 2010):  risico;  kennisdeling (marktkennis);  financiering.    Het zal zeker vragen om een andere benadering van de werkzaamheden. Door  de techneuten aan de voorkant van het proces te betrekken, zal er begrip zijn  voor  de  wensen  van  de  klant  (Van  Zomeren  2011).  Er  zal  gedacht  moeten  worden op termijnen van 10‐15 jaar bottom‐up, in plaats van een korte termijn  top‐down  opgave.  Door  ook  de  kennis  van  bijvoorbeeld  levensduur  van  materialen  vanuit  de  uitvoerende  kant  te  betrekken,  wordt  de  doelstelling  voor  deze  termijn  voor  10‐15  jaar  beter  gewaarborgd.  Het  zijn  immers  de  uitvoerende  medewerkers  die  inzicht  hebben  op  levensduur  van  materialen  (Sanders 2011).      Voor het betrekken van de particulier kan een ontwikkelende aannemer een  rol spelen in het managen van de verwachtingen van deze particulier. En zij  kan  door  middel  van  een  goede  communicatie  aangeven  wat  wel  en  niet  mogelijk is, ook financieel (Maas 2011). Omdat het voor particulieren lastig is  inzicht  te  krijgen  in  de  exacte  aanpak  is  er  ook  een  mogelijkheid  dat  de  ontwikkelende  aannemer  hierin  begeleidt  (Visser  2011).  Hierbij  zal  de  ontwikkelende aannemer rekening moeten houden met een veel fijnmazigere  aanpak. Daar waar zij zich vooral in nieuwbouw heeft gespecialiseerd, zullen  de binnenstedelijke opgaven die men voor de particulieren zal uitvoeren, zich  voornamelijk op renovatieniveau richten (Meijer 2011).  Er zal gekeken moeten  worden  naar  een  werkwijze  waarbij  kleinschaligheid  rendabel  kan  zijn  (Meijdam  2011).  De  ontwikkelende  aannemer  kan  de  schakel  zijn  tussen  de  particulier en de professionals die zorg dragen voor de totale wijkaanpak. De  ontwikkelende  aannemer  kan  de  particulier  hierin  adviseren  met  betrekking  tot de waarde van de ingrepen, zijn deze waardevermeerderend en ook terug  te zien zijn in de totale waarde van de woning (Meijer 2011).