2. Ze zeiden: “Waarom schrijft u boeken?” De schrijver zei: “Het is leuk om nieuwe mensen, zelfs geheel nieuwe werelden te scheppen.” Ze zeiden: “Maar dat kunnen lezers ook.” De schrijver zei: “Maar ik ben er buitengewoon goed in.”
3. Iemand zei: “Onzin. In uw laatste boek stond halverwege dat de hoofdpersoon blond haar had, terwijl die overduidelijk roodharig was.” Een ander zei: “En de keuken zat aan de verkeerde kant van het huis.” Weer een ander voegde eraan toe: “Bovendien zijn er al veel te veel boeken.” De schrijver was nergens meer. Hij stopte zijn pen in zijn tas en verdween.