3. Vooroordelen
Oordelen over mensen of groepen, zonder
dat dit oordeel op feiten is gebaseerd
Voorbeeld:
“Dat meisje zit op hockey, ze zal wel een kakker zijn”
“Die jongen heeft gekke kleren aan, hij zal wel onaardig zijn”
5. Discriminatie
Onderscheid maken tussen mensen op basis
van kenmerken die er voor die situatie niet toe
doen
Voorbeeld:
- Achmed mag de discotheek niet in omdat hij een Marokkaan is
- Kees wordt buitengesloten door zijn voetbalteam omdat hij homo is
- Het contract van Anneke wordt niet verlengd omdat ze zwanger is
- Fatima wordt weggestuurd van haar stage omdat ze een hoofddoek
draagt
6. Soorten discriminatie
Racisme:
Discriminatie op grond van huidskleur of afkomst
Seksisme:
Discriminatie op grond van geslacht
Antisemitisme:
Discriminatie van Joden