SlideShare a Scribd company logo
1 of 256
Download to read offline
The Scabs
Dirty Years Of Rock 'n' Roll
Auteur
Jo Smeets
Coördinatie
Lou Berghmans en Kris Smets
Vormgeving
Afreux
Omslagontwerp
Guy Swinnen en Afreux
Omslagfoto
Danny Willems
Foto’s binnenin: Koen Vandecraen (p. 6, 11, 20, 21, 23, 130 ro, 196, 222, 251 l&r), Lou Berghmans (p. 15, 106, 114 o, 139), Koen Bauters (p. 16, 17,
18), Guy Swinnen (p. 24, 28, 29, 32, 33, 44 o, 56, 57, 65, 117, 136 rij 1), Alexander Popelier (p. 23 rb), Ruth Janssen (p. 39), Francis Vangeel (p. 42, 44
b), Robby Zahler (p. 50, 51), Luc Waegemans (p. 52, 53, 67, 103 lb), Aurélie Geurts (p. 80 lb), Danny Willems (p. 85, 125 ro, 145, 164, 177 m, 242),
Michel Hakim (p. 111 rb), Barbara Dewil (p. 130 rij 1 & 2, 140, 170, 171, 174, 175, 179 rm), Marjan Verschraegen (p. 158), Valerie Verhaeghe (p.177
rb), Luc Janssen (p. 165 l), Libelia De Splenter (p. 165 b), Dirk Leemans (p. 201 rb), Michele De Wilde (p. 188, 189, 190, 191, 192, 193), Kat Steppe
(p. 216 lb), Geert Peeters (p. 226 lb), Bernaded Dexters (p. 230, 233 r), Peter Staessens (p. 236). Onze oprechte dank aan alle fotografen waarvan
we de namen niet konden achterhalen.
© 2010 Ludion en de auteur
© 2010 Ludion en de fotografen
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, door druk, fotokopie, microfilm, of welke
andere wijze ook, zonder de voorafgaande toestemming van de uitgever.
www.ludion.be
ISBN 978-90-5544-835-7
D/2010/6328/70
De auteur bedankt Nathalie Stroobants, Geike Smeets, Mauro Smeets en Maria Lemmens voor het geduld; Frank Jacobs voor het lezen en de
feedback; Danny Pauwels, Danielle Gielen, Luc Schreurs, Jurgen Beckers, Stijn Meuris en Christophe De Schauvre voor de raad; Danny Lemmens
voor P.O.F.; Guy Swinnen, Frankie Saenen, Willy Willy, Fons Sijmons, Robert Bergen, Francis Vangeel, Mark Vanbinst, Tjenne Berghmans, Lou
Berghmans en Kris Smets voor de inspiratie.
Voor ‘Dirty Years of Rock 'n' Roll’ heeft de auteur niet alleen gepraat met Guy Swinnen, Frankie Saenen, Willy Willy en Fons Sijmons, maar ook
met ex-bandleden Robert Bergen, Francis Vangeel en Mark Vanbinst. Werden eveneens geïnterviewd: Lou Berghmans, Kris Smets, Ruth Janssen,
Jean-Marie Aerts, Charlie Poel, Werner Pensaert, Walter Grootaers, Ben Crabbé, Mauro Pawlowski, Kurt Overbergh, Koen Crets, Eric Loos, Koen
Vandecraen, Marc Thijs, Mike Vernon, Patrick Riguelle, Stijn Meuris, Frank Vander linden, Danny Willems, Axl Peleman, Matthias Van der Hallen,
Ronny Snels, Dani Klein, Arno Hintjens, Eppo Janssen, Will Tura, Patrick De Witte, Dominique Deruddere, Herman Schueremans en Ferry Carlsson.
Leverden een bijdrage: Paul Van Bruystegem, Beverly Jo Scott, Alain Tant, Noël Slangen, Frank Haelman, Laurens Leurs, Naomi Sijmons, Lars Van
Bambost, Patrick De Witte, Gust De Coster, Roos Van Acker, Lee Swinnen en Alain Tant.
Dirty Years Of Rock 'n' Roll
Voorwoord
	
Op de dag van mijn plechtige communie werden niet alleen mijn doopgeloften hernieuwd, het was ook
de dag dat ik mezelf voor het eerst in mijn leven bezitter van een vinylplaat mocht noemen. Nog voor het
voorgerecht kreeg ik er niet één, maar twee geserveerd: 4US van Doe Maar en Here’s To You, Gang! van The
Scabs. Muziek die zo te horen niets met mekaar te maken had, maar toch hadden die platen iets gemeen:
ze markeerden het begin van de rest van mijn leven. Ik was toen twaalf en Henny Vrienten was god, net als
Guy Swinnen. Die laatste god woonde maar op amper tien minuten rijden. Het eerste wat ik van The Scabs
te zien kreeg, was die legendarische foto van vier helden die tot aan hun middel in het water stonden. Meer
was er niet qua beeldvorming, daar moest ik het een hele tijd mee doen. Het was aan mijn verbeelding om
de hiaten op te vullen.
Naar men zei zongen The Scabs in een of ander Brits dialect, en Guy Swinnen, Frankie Saenen, Cisse
Vangeel en Berre Bergen – hen familiair met hun voornaam noemen, dat deed je niet – zouden geen
makkelijke gasten zijn. Lachen, dat deden ze nooit. En ermee lachen nog veel minder. Nee, The Scabs
keken altijd met een vastberaden, onheilspellende en gevaarlijke blik voor zich uit, net zoals ze dat deden op
de hoes van Here’s To You, Gang!. Hoe vaak ik die blik ook probeerde in de spiegel, ik kwam er telkens weer
achter dat ik het nooit zou leren. Net zoals ik me niet zomaar een zeemanspetje of mouwloos vestje kon
aanmeten zonder me belachelijk te maken. The Scabs konden dat wel.
De groepsleden boudweg aanspreken, ook dat was not done. Die instructies had ik van iemand die iemand
kende die nog met Frankie Saenen in de klas had gezeten. In de jaren tachtig kende in onze contreien
trouwens iederéén wel iemand die iemand kende die nog met Frankie Saenen in de klas had gezeten – zo
kwamen we in het pre-internettijdperk aan onze informatie. Met Hans, mijn jeugdvriend, een studiereis
ondernemen naar het Diestse café De Max, uitvalsbasis van The Scabs, kon ook een schat aan informatie
opleveren. En daar, om de grote buit te vieren een Gilde bestellen, want dat dronk Guy Swinnen naar ’t schijnt
al eens graag. Maar er waren ook gevaren aan verbonden: wat als we in De Max onverwacht een Scab aan
de toog zouden aantreffen? Daar moest rekening mee worden gehouden, en bijgevolg werd er een scenario
bedacht om ons uit zulke penibele situaties te redden. Want, nogmaals: de groepsleden aanspreken, dat deed
je niet. En al zeker niet in het hol van de leeuw, waar elke aanwezige wél die vastberaden, onheilspellende
en gevaarlijke blik onder de knie had. Het scenario moest gelukkig nooit in de praktijk worden gebracht, al
was het één keer close: tien minuten voordat we ons met gespeelde stoerheid aan de toog hadden geposteerd
had Frankie Saenen the building verlaten.
Het ‘contact’ met The Scabs zou voorlopig worden beperkt tot het frequenteren van optredens, dat was een
pak veiliger. Alhoewel, waar The Scabs speelden, sneuvelde er steevast iets. Dat is wat ik me vandaag althans
meen te herinneren. Geen saai moment: Berre Bergen fluimde zijn fluimen met een verbluffende precisie,
de linkervoet heldhaftig op de geluidsmonitor; het leek wel of er om de twintig seconden een cimbaal van
Frankie omver viel die door een koortsachtige roadie met de grootste ernst weer werd rechtgezet; en als Guy
Swinnen – zijn rechterwijsvinger op het midden van de zaal gericht – ter aankondiging van de gelijknamige
song de woorden ‘I don’t want your company’ sprak, werd je bang, en kon je alleen maar hopen dat hij het
individu dat naast je stond aanwees.
Het Gevaar maakte met de komst van Willy Willy en Fons Sijmons plaats voor vakmanschap, waardoor
Hans en ik – ondertussen al enkele jaren ouder – het stilaan aandurfden om een gespreksonderwerp aan te
snijden met Guy Swinnen. Maar hij wist dat ons aanbod van zelfontwikkelde, op Marktrock ‘89 genomen
zwart-witfoto’s maar een excuus was om nog eens te kunnen aanbellen aan zijn appartement in de Michel
Theysstraat in Diest. En de T-shirts die we voor The Scabs zouden zeefdrukken zijn er nooit gekomen. Guy
– zijn achternaam mochten we ondertussen achterwege laten – kon erom lachen, waardoor stilaan het besef
groeide dat hij minder gevaarlijk was dan we aanvankelijk hadden aangenomen.
Later zou ik met mijn eigen rockgroepje meermaals ‘Ain’t No One Gonna Take My Soul Away’ van The Scabs
zingen. En dat moet in goede aarde gevallen zijn, want nog later werd ik door Guy gevraagd om backing
vocals te zingen op ‘Seven Seas’, de tweede single op Sunset Over Wasteland. Maar... net zoals dat het geval
was met die T-shirts en zwart-witfoto’s, mislukte dat. ’t Is dan ook hoog tijd om die schuld, die al sinds mijn
twaalfde openstaat, eindelijk eens in te lossen. Welaan dan, mijn tribute aan Belgiës meest tot de verbeelding
sprekend band ooit: here’s to you, gang!
Jo Smeets
8
«Dat moet tien of elf jaar geleden zijn» – Fons Sijmons
18 juli 2007. Guy Swinnen test zijn Fender Telecaster ‘52 Reissue wanneer Willy Willy het lokaal in de J.B.
Van Monsstraat in Leuven komt binnengestapt.
Het is meer dan een decennium geleden dat ze er, samen met Fons Sijmons en Frankie Saenen, de
repetitiestudio Roxy uitbaatten. Nu verhuurt Muziekcentrum Het Depot er drie repetitieruimtes onder de
noemer Het Popatelier.
Guy en Willy begroeten mekaar met een kus. Wat later slaat Willy zijn eerste praatje sinds jaren met Fons,
die buiten in afwachting van de repetitie een sigaret zit te roken. Het lijkt wel alsof Fons zijn twee jaar met
gitarist Tjenne Berghmans, die in 1994 Willy’s plaats innam, is vergeten. Of maakt hij een rekenfoutje?
Fons: ‘Willy! Dat moet tien of elf jaar geleden zijn.’
Willy (snel): ‘Voor mij is het nog langer geleden. Dertien, veertien jaar.’
Fons: ‘Ja. Dertien, veertien jaar.’
Net zoals ze dat een kleine twee maanden later zullen doen in de Ancienne Belgique, beginnen ze met ‘Crime
Wave’. Frankie tikt af, de intro loopt niet echt lekker, maar eenmaal vertrokken, waait er een sound door de
studio die als typisch The Scabs omschreven zou kunnen worden: gespierd, heroïsch, melodieus en, vooral,
vertrouwd. Willy kijkt afwisselend naar de grond en zijn linkerhand, Fons lijkt wat in zichzelf gekeerd en
Frankie probeert zijn meest emotieloze gelaatsuitdrukking. Alleen Guy durft zijn enthousiasme te tonen
en lacht breed, met een blik die zegt: ‘Zie ons hier staan.’ Televisieregisseur Bart Verbeelen – sympathisant
van het eerste uur – filmt het moment en kan zijn tranen van ontroering nauwelijks in bedwang houden.
‘Crime Wave’ wordt wat slordig afgehaspeld en pas na het slotakkoord lijken de vier muzikanten te beseffen
dat ze net samen een song hebben gespeeld, dat ze aan iets begonnen zijn. Frankie legt zijn drumsticks weg,
iedereen kijkt een andere kant op, niemand vindt de juiste woorden voor een moment als dit. Een moment van
amper twee seconden dat een uur lijkt te duren. Fons probeert Frankie, eerder met lichaamstaal dan verbaal,
te ontlokken of het een sterke versie was of niet. Wat Frankie eindelijk een excuus geeft om verlossend te
lachen. Willy volgt Frankie’s voorbeeld, trapt heldhaftig een effectpedaal uit, en behoudt zijn cool.
«Ik arriveerde als eerste in Leuven, manager Lou Berghmans en wat cameramensen niet meegerekend»,
zegt Frankie. «Daarna druppelden de andere groepsleden één voor één binnen. Een korte babbel, materiaal
opstellen, wat draaien aan de knopjes... Het duurde enorm lang voor we begonnen met spelen, het leek of we
9
het maar bleven uitstellen. Toen het er dan toch van kwam speelde niemand echt goed, maar het gaf me wel
een fantastisch gevoel. Na ‘Crime Wave’ hebben we eens naar mekaar gekeken. En gelachen. Wat konden
we anders, het was zo’n vreemde situatie.»
«Een groep is maar zo goed als zijn drummer, en in dat opzicht heeft Frankie me tijdens die eerste repetitie
verbaasd», zegt Guy. «Frankie was vroeger al goed, maar hij was nog tien keer beter geworden. Al die jaren
dat ik hem nauwelijks heb gesproken is hij blijven drummen – bij The Kids bijvoorbeeld – en dat was er aan
te horen. Als iemand tijdens die repetitie een steek liet vallen, werd dat opgevangen door Frankie. En Willy
was geweldig in al zijn eenvoud.»
Frankie: «Naarmate de repetities vorderden, viel me toch op dat Fons niet echt op dezelfde lijn zat. Ik belde
Guy: ‘Is het niet verstandig om ermee te stoppen nu we nog kunnen?’ Zo positief verrast ik was door Willy,
zo teleurgesteld was ik in Fons. Zó’n goeie bassist! Waar was die pompende kracht naartoe? Ik was van
mening dat we – als we opnieuw wilden gaan spelen – godverdomme goed moesten zijn, maar die kant ging
het niet op. We hebben met Fons gepraat en hij is meer gaan oefenen. Stilaan kwam die klasse van vroeger
weer aan de oppervlakte.»
Guy: «Die wisselvallige repetities maakten me nerveus. Ik vind het belangrijk dat je als frontman op je band
kan rekenen, maar was er nog wel sprake van een band? Ik vroeg me steeds vaker af: gaan ze het nog kunnen?
Er was één lichtpunt: de energie. Die was er van meet af aan en ebde niet weg, maar voor een goed concert
is natuurlijk meer nodig dan energie alleen. De woensdag voor ons eerste reünieconcert deden we in de AB
een try-out voor een genodigd publiek van Humo-lezers. Het volledige eerste deel, waarin we Royalty In
Exile integraal speelden, was ik nerveus. Dat had ik anders nooit. Pas twee dagen later werd ik verlost van
al mijn twijfels.»
Ook voor Frankie, die uit bezorgdheid had overwogen om het hele project vroegtijdig af te blazen, is het
een opluchting dat The Scabs er weer staan. En er is meer: altijd had hij alles wat niets te maken had met
muziek – fotosessies, interviews, vergaderingen – hartsgrondig gehaat, maar nu kan zelfs dat hem niet meer
ontmoedigen.
Frankie: «Alles waar ik ooit zo bang van was begon weer helemaal van voor af aan: het circus. Maar deze
keer heb ik ervan genoten. Eigenlijk was het ook helemaal niet zo raar om Guy, Willy en Fons na zoveel
jaren terug te zien. Want: we konden weer normaal doen met mekaar, zoals in onze goeie periode. En vanaf
die eerste repetitie werden de gesprekken die we achteraf voerden telkens langer. Dat alleen al was een goed
teken. Een wonder eigenlijk, want voor we aan de reünie begonnen hebben we eerst vergaderd in het huis
van Lou Berghmans, en dat ging niet echt lekker. Ik was al tien jaar niet meer bij Lou geweest, en plots stond
1 0
ik daar weer. Alles kwam terug, de meest rotte herinneringen eerst, het ging stroef, ik voelde me niet op mijn
gemak... Maar er was hoop: iedereen was zo verstandig het verleden niet op te rakelen. Willy had nochtans
goede redenen, en toch heeft hij toen met geen woord over het verleden gerept. Een gentleman.»
Fons: «Ik ken weinig mannen die zo charmant zijn als Willy.»
«Waarom niet?» - Willy
«Waarom wel?» - Frankie
Uitgerekend Willy, de man die al geen groepslid meer was toen The Scabs in 1996 stopten, fungeert als de stille
kracht achter de reünie, als het bindmiddel dat van alle afzonderlijke delen weer een geheel moet maken.
«We hadden al meerdere aanvragen gekregen, maar het idee van Kurt Overbergh, artistiek directeur bij de
AB, was schitterend: The Scabs die in hun definitieve bezetting hun beste plaat, Royalty In Exile, integraal
spelen. Dat had helemaal niets met poenpakkerij, nostalgie of wat dan ook te maken. Zo heb ik Frankie
overtuigd, met te zeggen dat het voor de eer was. Ik bleef maar herhalen: ‘Waarom niet?’ Waarop hij telkens:
‘Waarom wel?’ ‘Voor de eer, Frankie.’»
Frankie: «Ik bleef die reünie maar op de lange baan schuiven. De achterliggende reden was dat ik tijdens
de succesvolste periode van The Scabs, vanaf Royalty, enorm depressief was geweest. Het was zo erg dat ik
die periode eigenlijk niet bewust heb meegemaakt. Genieten van wat we toen meemaakten was er dus al
helemaal niet bij. En bovendien had ik in die periode een enorm gebrek aan zelfvertrouwen. Op zoek naar
mezelf, zeker? Laten we het zo maar omschrijven. Hoe dan ook, een reünie zag ik niet meteen als de ultieme
manier om al die donkere herinneringen achter me te laten.»
«Er was meer aan de hand», zegt Willy. «De relatie tussen Frankie en Guy was na de split verslechterd. Ze hebben
mekaar al die tijd gemeden. Jammer, maar zo gaat dat: stel dat het uitgeraakt met je lief, en dat je haar later nog
eens tegenkomt, dan loop je er toch ook het liefst in een wijde boog omheen. Zo was het met Guy en Frankie.
LatenwezeggendathetmedanookhéélveeloverredingskrachtheeftgekostomTheScabsweersamentekrijgen.
Uren heb ik getelefoneerd met Frankie, want hij was de enige die een reünie in de weg stond.»
Frankie: «De druk om weer te gaan spelen werd steeds groter, maar niets kon me over de streep trekken. Niet
de telefoontjes van Willy, niet die van Swinnen. Tot mijn vriendin zei: ‘Waarom zeg je altijd meteen nee?
Luister eens naar het aanbod, praat erover.’ Dat heb ik gedaan: in een Diests café vertelde Swinnen me over
het plan van Kurt Overbergh. Mijn antwoord: ‘Ik wil er eens over nadenken.’ Alsof ik dat de voorbije jaren
nog niet genoeg had gedaan...»
The Scabs in 2007, tijdens hun reünieconcerten in de Ancienne Belgique. Guy Swinnen: «Niet alleen voor de fans, maar ook voor ons was de ontlading enorm.»
1 2
«Dat ik er eens over wilde nadenken, was trouwens gelogen, want ik wist toen al dat ik het niet zou doen. Ik
zag heel dat mediacircus weer op gang komen. Ik speel ongelooflijk graag muziek, en zou niet weten wat aan
te vangen mocht dat om de een of andere reden geen deel meer uitmaken van mijn leven, maar het zal nooit
iets worden tussen de media en mij. Het wringt, al weet ik maar al te goed dat muzikanten de media nodig
hebben. Maar zet een camera voor mijn neus en ik kan mijn naam niet meer uitspreken. Die onzekerheid
is bijzonder jammer, dat besef ik, want het houdt me vaak heel erg tegen. Dus, na de belofte dat ik Guy zo
snel mogelijk zou bellen, liet ik vervolgens niets meer van me horen. Niet uit slechte wil, want ik bleef maar
tegen mezelf zeggen: ‘Morgen bel ik. Morgen.’ Ils, mijn vriendin: ‘Heb je nu al gebeld?’ ‘Nee, ik was van plan
dat morgen te doen.’ Maar ik deed het niet. Er was nochtans een ultimatum, en op de allerlaatste dag, om elf
uur ’s avonds, belde Willy me. Weerstand bieden had niet langer zin, de dag erna stuurde ik een e-mail naar
Willy, Guy, Fons en Lou: ‘Ik doe mee.’»
«We speelden goed. Beter dan ooit, eigenlijk» - Frankie
Brussel, vrijdag 7 september 2007. Tweeduizend gelukzalige gezichten in de foyer van de Ancienne Belgique.
Allemaal willen ze hetzelfde: The Scabs aan het werk zien.
Dertien jaar eerder, op 7 juni 1994 om precies te zijn, had de krant De Morgen gemeld dat Willy Willy uit
de groep was gestapt, en geen enkele fan die er toen aan twijfelde wat dat betekende. Tjenne Berghmans
speelde nooit beter gitaar dan bij The Scabs, maar Willy Willy vervangen kon hij niet. Die 7e juni in 1994,
dát was dan ook het werkelijke einde van de groep, en niet die allerlaatste plaat - Sunset Over Wasteland - of
die dag in 1996 waarop een persbericht werd uitgestuurd waarin stond dat ‘de rockers uit Diest’ het voor
bekeken hielden. Ook Guy Swinnen, Frankie Saenen en Fons Sijmons hebben dat begrepen, dus treden The
Scabs in 2007 voor het eerst sinds lang weer op in hun definitieve bezetting.
Strummer, Jones, Simonon, Headon.
Starr, Harrison, Lennon, McCartney.
Mullen, Clayton, The Edge, Bono.
Eens om de zoveel tijd gebeurt het dat vier authentieke persoonlijkheden iets unieks teweeg brengen in de
muziekgeschiedenis. Iets dat het verschil maakt. Ook in België, weliswaar met wat minder wereldhits dan
1 3
The Clash, U2 of The Beatles, maar toch: Sijmons, Saenen, Lambregt en Swinnen hebben iets betekend voor
duizenden landgenoten. En dat doen ze nog steeds, anders kan het feit dat de drie reünieconcerten in een
mum van tijd uitverkochten niet worden verklaard.
Een gelukzalige sfeer dus, maar ook een sfeer die bol staat van ongeduld en verwachting, die avond van
de 7de september in de AB. ‘A Royal Portrait’, de een halfuur durende documentaire die Serge Leurs in
1992 over The Scabs maakte, wordt getoond en daarin zegt Humo-journalist Charlie Poel: ‘Het is de groep
die bij mij het meest heeft losgemaakt, en van alle Belgische muzikanten zal Guy Swinnen mij het meest
bijblijven.’ Marc Didden: ‘The Scabs doen me nog altijd iets. Het is misschien wel de enige echte rockgroep
van de Benelux. Toen ik voor mijn film ‘Istanbul’ een korte sequentie nodig had van een rockgroep in actie,
heb ik geen halve seconde moeten nadenken. The Scabs waren en zijn nog steeds het schoolvoorbeeld van
hoe een rockgroep er moet uitzien.’ Herman Brusselmans: ‘Van veel muziek krijg je koppijn, maar tijdens
hun concerten brengen The Scabs zoveel energie over dat het een middel is tégen koppijn. Voor mij is het
een wereldgroep, een band die het overal zou kunnen maken. Neem nu ‘Time’, die song past toch in élke
hitparade. Het is me dan ook een raadsel waarom dat nooit is gebeurd.’
Zeer toepasselijk doet ‘Time’ dienst als aftitelingmuziek van ‘A Royal Portrait’, maar tijd, dat is iets wat het
ongeduldige publiek niet meer heeft. The Scabs ook niet: het doek gaat omhoog, Frankie tikt af en ‘Crime
Wave’ wordt met opkomende donderdrums ingezet. Het publiek reageert vanaf de eerste noot uitzinnig.
Aan het einde van de song weerklinkt de bekende parlando van Swinnen:
Cars are crashin’, blue lights are flashin’
Tyres are squeelin’ when all men are kneelin’
Here she goes, she’s a human rose
She must be evil, a love overdose
She’s sent from hell, she’s a real Jezebel
She smiles and she teases, she hurts me, she squeezes
She moves like a queen, she wants to be seen
She’s got so much style, she’s like... royalty... in exile!
Het dak gaat eraf, het applaus is oorverdovend, want: deze woorden beloven dat Royalty In Exile, de absolute
doorbraakplaat uit 1990, integraal de revue zal passeren.
1 4
«We hebben een jaar toegeleefd naar dat concert», zegt Guy Swinnen, «en niet alleen voor de fans, maar ook
voor ons was de ontlading enorm. Een adrenalinestoot. Fenomenaal, pure Beatle-mania: tweeduizend kelen
die zich schor schreeuwden, het gekrijs overstemde de decibels van de geluidsinstallatie. Ik hoorde mezelf
niet eens spelen, maar wat ik wel hoorde was dat het goed zat. Zulke toestanden hadden we, in de periode
dat The Scabs nog bestonden, zelden meegemaakt. Frankie heeft geweend, zo was hij gepákt, maar daar ben
ik te nuchter voor. Al voelde ik natuurlijk wel de kick, de drang om er helemaal in mee te gaan, om mezelf te
verliezen in die totale euforie, maar als je op een podium staat komt het erop aan te doseren. Een topervaring
was het, dat wel, en het állermooiste aan die hele avond was dat ene, welbepaalde gevoel: de groep staat er
weer, ik kan op hen vertrouwen, het geheel marcheert nog.»
«Het was... overweldigend», zegt Frankie. «Ik heb die avond beleefd als één langgerekte roes. Een neef van
me had me de hele avond gadegeslagen, en zei achteraf: ‘Frankie, het was alsof je er niet bij was. Je zat op
een andere planeet.’ Zo heb ik het ook aangevoeld. Het hele gedoe trok aan me voorbij als in een waas.
Soundchecken, uren wachten, wat eten, ijsberen, een babbeltje proberen te slaan... Tot het moment dat ‘A
Royal Portrait’ werd afgespeeld en wij stilletjes achter het doek plaatsnamen op het podium. En dan: ‘Crime
Wave’, voor een zaal barstensvol bereidwillige fans. Alles wat er moest zijn, wás er. Het was magie. Ik heb
gejankt achter mijn drumstel, ja. Pure emotie. Na al die jaren niet meer met elkaar te hebben gespeeld, bleek
dat er zóveel mensen ons aan het werk wilden zien, dat kon ik niet vatten. En, het allerbelangrijkste: we
speelden goed. Beter dan ooit, eigenlijk.»
De gelukkigste man op het podium die avond is Fons. Als het had gekund, was hij elke toeschouwer
persoonlijk gaan bedanken voor zijn komst. In plaats daarvan tekent hij na elke song met beide handen een
groot hart in de lucht. «Te begrijpen, want na The Scabs was voor Fons alles afgelopen», zegt Frankie. «Guy,
Willy en ik wisten ons bezig te houden, met solowerk of met andere groepjes, maar Fons sukkelde wat in de
vergeethoek. Na jaren in de anonimiteit te hebben geleefd stond hij plots weer voor een volle zaal. Logisch
dat hij ‘I love you’ wilde zeggen tegen zo ongeveer elke aanwezige. Eigenlijk zou hij niets liever willen dan
dat The Scabs voor eeuwig blijven bestaan.»
Fons: «Jaren heb ik gewacht op die reünie. En al die jaren wist ik dat het er ooit van zou komen. Toen we dan
eindelijk op dat podium stonden, en dat doek omhoog schoof, dacht ik: ‘Zijn jullie hier ook weer allemaal?’ Echt,
die eerste rijen werden bevolkt door precies dezelfde mensen die ons elf jaar eerder hadden uitgewuifd. Er was
niets veranderd, of toch: die mensen waren elf jaar ouder geworden, maar wij ook. Het was een fantastische
ervaring.Daaromvindikhetzospijtigdatweernietméérhebbenuitgehaald.Wehaddenmeerkunnenoptreden,
we hadden een nieuwe cd kunnen maken... Nu, daar is ‘t nog niet te laat voor, ik hoop dat het er snel van komt.»
Kurt Overbergh,
artistiek directeur van
de Ancienne Belgique
«Ontroerd door Fons»
Elf jaar lang, sinds de split in 1996, was het de vraag
of The Scabs ooit nog zouden samenkomen op een
podium. Meerdere festivalorganisatoren boden grof
geld maar visten achter het net. Toen Kurt Overbergh,
artistiek directeur van de Ancienne Belgique, vriendelijk
vroeg of The Scabs hun doorbraakplaat Royalty In Exile
integraal wilden spelen in de Ancienne Belgique, gingen
ze plots wel overstag. De groep kreeg de eer de spits af
te bijten van ‘Rewind’, een reeks van concerten waarin
al dan niet gesplitte Belgische bands nog één keer een
meesterwerk ten gehore brengen.
«Dat ik de man zou zijn die The Scabs weer heeft samen
gekregen, is misschien wat kort door de bocht, maar we
speelden in die reünie natuurlijk wel een cruciale rol»,
zegt Overbergh. «Het leek ons een fantastisch idee The
Scabs Royalty In Exile integraal te laten spelen, en zelf
vonden ze dat gelukkig ook. Ik heb vele gesprekken met
hen gevoerd om hen over de streep te trekken, maar
manager Lou Berghmans heeft toch ook een grote duit
in de zak gedaan. Ik heb er zo weinig mogelijk tijdsdruk
op gezet en ik denk dat net dat er voor heeft gezorgd
dat het uiteindelijk toch nog zo snel is gegaan. Toen ik
het Guy de eerste keer vroeg, zag ik dat hij een reünie
wel in overweging wilde nemen, maar hij sprong niet
meteen een gat in de lucht. Omdat hij als geen ander
de moeilijkheden achter de schermen kent, natuurlijk.
Toen we later gingen samen zitten, met Lou erbij, zag ik
de glinstering en goesting in zijn ogen. Dat was alvast
een goed voorteken. De rest volgde automatisch.»
«Ik vond het vooral ontroerend dat Fons Sijmons van
de partij was, want het was lang niet duidelijk of ze
hem weer op het goede pad konden krijgen. Gezien
zijn verleden waren we bang dat we Fons niet onder
controle zouden krijgen, maar dat bleek geen enkel
probleem. Sterker: het leek wel of hij aan een tweede
leven was begonnen, hij was door het dolle heen, leek
supergelukkig. Ik denk dat die concerten hem goed
hebben gedaan. Backstage zag ik hem huilen van geluk,
dat heeft me heel erg aangegrepen. Fons was tijdens die
optredens een ster en dat had hij, als je het mij vraagt,
dubbel en dik verdiend.»
«Die reünieconcerten waren trouwens ongelooflijk.
Ik werk nu al dertien jaar bij de AB, en die optredens
staan zeer hoog op mijn lijst van hoogtepunten. Ik
kende The Scabs natuurlijk al van in mijn jeugd, ik heb
ze destijds ook enkele keren live aan het werk gezien en
toen waren ze werkelijk buiten categorie. Wel, tijdens
de reünieconcerten speelden ze nog beter dan vroeger,
en de sfeer tijdens die drie dagen was ook geweldig. Het
plaatje klopte volledig, Ik geef toe dat ik meestal huiver
bij reünies, omdat die niet zelden om de foute redenen
tot stand komen. Maar dat was in dit verhaal niet het
geval. Op het moment dat The Scabs ‘ja’ zeiden op ons
aanbod, was er nog niet één keer over geld gepraat.
Dan weet je dat je goed zit. Ik mag graag denken dat
The Scabs, dankzij ‘Rewind’, hun plaats in de Belgische
rockgeschiedenis hebben versterkt. Dat ze pas nu zijn
opgenomen in de eregalerij van de Belgische muziek. Het
was fantastisch om daaraan te mogen meewerken.»
De Lokerse Feesten 2009. Producer Jean-Marie Aerts: «Ik heb The Scabs aan het werk gezien op de Lokerse Feesten. Het was niet
alleen maar rock dat ze daar speelden, het was zoveel meer geworden.»
1 8
Als er na zijn vertrek bij The Scabs al twijfels mochten zijn gerezen over Willy Willy’s kwaliteiten als
gitarist, worden die in de AB in enkele seconden van tafel geveegd. De performance, de looks, de licks... «Het
was er allemaal», zegt Willy. «Alles kwam terug, alsof we nooit waren weggeweest.»
Patrick Riguelle, die in de AB op het podium staat als achtergrondzanger, denkt er net hetzelfde over.
«Het was alsof The Scabs nooit waren gesplit. Het mooiste voorbeeld is mijn eerste repetitie voor die AB-
concerten. Er ontstond een hilarische discussie of Fons na acht, of na zestien maten moest invallen.»
Fons: ‘Guy, Guy, Guy! We hadden toch afgesproken dat ik na acht maten zou invallen. Gij had dat
toch gezegd?’
Guy: ‘Dat klopt, Fons, ik heb dat inderdaad gezegd, maar dat was dertien jaar geleden.’
Willy: «Alles was hetzelfde gebleven, maar toch was er één groot verschil: in tegenstelling tot vroeger kon
ik voor het optreden niets meer nemen om mijn zenuwen te kalmeren. Ik was een kleine tien jaar clean,
had al even lang geen druppel alcohol meer aangeraakt en kon het me niet permitteren om dat allemaal
– for rock ’n roll’s sake – even naast me neer te leggen. Ik wil niet meer terug naar dat leven van vroeger. Ik
herinner me Torhout/Werchter in 1992. Wel, ik had toen voldoende dope op zak om drie dagen toe te komen.
Voor recreatieve doeleinden, hé: ik stond straight op het podium, maar toch... In de AB moest ik het zonder
hulpmiddelen stellen, maar dat eerste reünieconcert was misschien wel de mooiste high die ik ooit heb
gehad. En, niet onbelangrijk, ik geraakte na afloop heelhuids thuis.»
Persfoto’s voor ‘Rewind’ in de AB. Van links naar rechts: Frankie Saenen, Guy Swinnen, Willy Willy en Fons Sijmons.
1 9
A royal comeback
De terugkeer van Willy Willy – die na het debacle van de opnames van Dog Days Are Over in Chipping
Norton, Oxfordshire op gespannen voet leefde met de overige groepsleden – was al een evenement op zich.
Hij was terug, na dertien jaar had niemand durven hopen dat het er ooit nog eens van zou komen. En toen
het dan zo ver was, was het Willy die het meest licht ving.
‘De groep speelde geestdriftig’, berichtte de website van Het Laatste Nieuws op 10 september, ‘maar de grote ster
was ongetwijfeld Willy Willy, die met zijn gitaar de songs oppookte en ervoor zorgde dat we niet het gevoel kregen
naar een zielloze jukebox te luisteren.’ Koen De Meester schreef in De Morgen: ‘De fans die een ticket konden
bemachtigen voor de drie reünieconcerten van The Scabs kregen niet alleen een stevige smak nostalgie voorgeschoteld,
maar ook de gitaarmagie van Willy Willy.’ Karel Moors in Het Belang van Limburg: ‘Crystal Eyes’, lang te
moeilijk om live te brengen, vloeit nu met vlot gemak uit Willy Willy’s gitaar.’
Maar ook over de prestaties van Frankie, Fons en Guy kon de pers geen slecht woord bedenken. Het
Nieuwsblad: ‘Vol enthousiasme stonden The Scabs op het podium. Bassist Fons Sijmons – de haardos iets minder
weelderig dan vroeger – glunderde van begin tot einde. Klassiekers als ‘Crystal Eyes’, ‘Four Aces’, ‘Let’s Have A Party’,
‘Don’t You Know’, ‘Nothing On My Radio’, ‘Robbin’ The Liquor Store’, allemaal passeerden ze de revue en het publiek
kon ze nog steeds smaken. Bij momenten leek het alsof de band al die jaren gewoon is blijven repeteren, zo vlot verliep
het allemaal. Na bijna twee uur verdwenen The Scabs met een geweldig applaus in de coulissen, om met de bisnummers
‘Keep On Drivin’’ en ‘Matchbox Car’ terug te keren.’
‘Elf jaar lang bleef het stil rond The Scabs’, besluit Karel Moors zijn lofzang in Het Belang van Limburg. ‘De groep
rond Guy Swinnen eiste dit weekend moeiteloos zijn plaats in de Vlaamse rockgeschiedenis weer op. Drie uitverkochte
zalen zagen een koninklijke comeback. Guy Swinnen heeft wat meer grijze haren en Fons Sijmons draagt de sporen van
een moeilijk decennium, maar live klinkt deze groep nog steeds zoals een rockgroep moet klinken: op elkaar ingespeeld,
luid maar met voldoende nuance en opnieuw enthousiast, nu de geschillen (even?) zijn begraven. Dat Royalty In Exile
inderdaad een klassieker is, blijkt ook live: tussen ‘Crime Wave’ en kippenvelmoment ‘Barkeep’ vloeien de songs als
vanzelf in elkaar over en horen we nauwelijks een zwak moment. De hele weg naar huis zoeken we vergeefs een andere
Belgische rockgroep die zo’n repertoire kan voorleggen.’
Op de volgende pagina: een uitzinnig publiek in een tot de nok gevulde Ancienne Belgique tijdens de ‘Rewind’-concerten in 2007.
Een low alcoholbiertje en een kivela
TerwijldeVlaamserockpersinde wagen opwegnaarhuisvergeefs zoekt naar die eneBelgische groepdiezich
qua indrukwekkend repertoire kan meten met The Scabs, leunen Guy, Frankie, Willy en Fons voor het eerst
sinds maanden ontspannen achterover. Het was gelukt, de reünie was niet die zielige nostalgietrip geworden
waar nogal wat sceptici voor hadden gewaarschuwd. Sterker: het werd een weergaloze overwinning, en bij
overwinningen van dit kaliber had altijd een feestje gehoord. Maar tijden veranderen.
«Onnodig te zeggen dat er een feeststemming heerste in de backstage van de AB», zegt Guy. «Het had
gekund: The Scabs die er, net zoals vroeger, nog eens stevig invlogen, maar dat gebeurde niet. Grappig was
het moment toen Fons heel even een partner in crime zocht: ‘Guy, Guy, zal ik een jointje rollen voor u? Eentje?
Dat heb je wel verdiend.’ Wie van ons twee het meest zin had in die joint, laat ik in het midden. En Willy, die
hield het bij een low alcoholbiertje en een kivela. Toen ik hem het glas aan zijn lippen zag zetten, kruisten
onze blikken, en haastte hij zich om me er van te verzekeren dat hij niet weer aan de drank was: ‘Guy, don’t
worry, het is bier met limonade.’ Ooit was het anders.»
Feestjes na de optredens hadden er in het verleden altijd bij
gehoord, zoals hier in het legendarische café De Max in Diest.
Stijn Meuris over de
reünieconcerten
«Ze speelden als vanouds: to
the point, scherp, hecht»
«Ik ben doorgaans niet zo te vinden voor reünies, dus
had ik mijn twijfels toen ik op zaterdag 8 september
2007 naar de Ancienne Belgique reed voor het tweede
reünieconcert van The Scabs. Want, zo’n optreden kon
ook zwaar tegenvallen. Maar mijn twijfel bleek totaal
onterecht, dat voelde ik al op de stoep voor de AB. Ik
zag al die mensen en wist meteen: dit zit goed. Een
gevoel dat me de hele avond niet meer losliet, want
The Scabs speelden zoals vanouds: to the point, scherp,
hecht... Ze hadden duidelijk gerepeteerd om weer die
geoliede machine van vroeger te worden.»
Jean-Marie Aerts, de
eerste producer, over
de reünie-concerten
«Het was niet meer louter rock dat ze
speelden, het was zoveel meer»
«Vlak voor de reünieconcerten vroeg Willy Willy me
om raad wat betreft zijn gitaarsound. ‘Jean, wat denk
je?’ ‘Willy, doen.’ Ik had er niets op aan te merken,
ook niet op het reünieconcert, wel integendeel. In de
AB hadden The Scabs meer soul dan ze ooit hebben
gehad. Ik heb naderhand ook alle daar gemaakte live-
opnames beluisterd, om te zien of we er later misschien
nog iets mee konden doen. Een week lang heb ik alleen
maar geluisterd en tijdens die week kwam ik erachter
dat ze alle vier beter, volwassener speelden dan vroeger.
De teksten zijn misschien wat gedateerd, maar dat is
normaal. Ik heb The Scabs later ook nog aan het werk
gezien op de Lokerse Feesten, en ik heb er werkelijk
van genoten. Het was niet alleen maar rock dat ze daar
speelden, het was zoveel meer geworden.»
2 6
«Zoals Swinnen liepen er in Diest geen twee rond» - Frankie
Guy Swinnen (Diest, 27 maart 1960) groeit op met de muziek die hij krijgt aangereikt door zijn oudere broers,
Marc en Luc. Terwijl ze in het ‘brommerkot’ sleutelen aan Garelli’s en Flandria’s luisteren ze op hun Philips
bandopnemer naar Creedence Clearwater Revival en Neil Young. Op zijn dertiende ziet Guy Gary Glitter aan
het werk in ‘Avro’s Toppop’: niet alleen de rauwe beats, maar ook de twee drummers in de begeleidingsband
maken een enorme indruk. Swinnen is meteen verslaafd aan glamrock, wil niets anders meer horen. «Het
was míjn muziek», zegt hij, «het allereerste album dat ik ooit kocht, was dan ook Glitter uit 1972. Ik heb die
plaat grijsgedraaid, net zolang ik de songs stuk voor stuk van begin tot einde kon meezingen.»
Zelf muziek spelen is nog niet voor meteen, maar daar komt stilaan verandering in wanneer Yves Gervois,
een klasgenoot van Guy, een spreekbeurt geeft over De Gitaar. Guy confisqueert Marcs oude klassieke
gitaar, leert samen met Gervois zijn eerste akkoorden, en heeft geen benul wat dat zal betekenen voor het
verdere verloop van zijn leven.
Jimmy Carter wordt beëdigd als negenendertigste president van de Verenigde Staten; regisseur Roman
Polanski verschijnt in Los Angeles voor de rechter op verdenking van verkrachting van een dertienjarig meisje;
Elvis Presley overlijdt in Memphis, Tennessee in de badkamer van zijn huis; ‘A New Hope’, het eerste deel
van de ‘Star Wars’-trilogie van George Lucas, wordt een hit in de bioscoopzalen. In eigen land is 1977 het jaar
waarin het trieste record van meer dan driehonderdduizend werklozen wordt gehaald, het zomeruur voor het
eerst wordt ingevoerd en de taalgemeenschappen het Egmontpact sluiten om van België een federale staat te
maken. ABBA, Boney M, en Donna Summer domineren de hitparade, maar ook in de Belgische muziekwereld
– charmezangers als Willy Sommers (‘Rosie’) en Will Tura (‘Nooit Laat Ik Je Gaan’, ‘Omdat Ik Vlaming Ben’,
‘Zomerliefje’, ‘Goodbye Elvis’) even niet meegerekend – staan er dingen te gebeuren. Arno Hintjens en Paul
Decoutere nemen onder de naam Tjens Couter ‘Honey Bee’ op met producer Mike Butcher, en in Kaggevinne
bij Diest worden enkele jonge snaken gebeten door de punkmicrobe. Niet toevallig, want in 1977, haast
gelijktijdig met de viering van het vijfentwintigjarig regeringsjubileum van de Engelse koningin Elizabeth
II, beleeft de punk zijn hoogtepunt. Ondanks de boycot van de BBC schopt ‘God Save The Queen’ van de Sex
Pistols het die week tot een van de best verkochte singles. Om de anarchie compleet te maken geven de Pistols
een illegaal verrassingsconcert op een rondvaartboot op de Thames, om vervolgens te worden gearresteerd.
Niet alleen de muziek, maar ook de heroïek van de punk spreekt tot de verbeelding van de zeventienjarige Guy
Swinnen. Voor het ontdekken van mijlpalen als Hotel California van The Eagles, Rumours van Fleetwood Mac,
Songs In The Key Of Life van Stevie Wonder en Low van David Bowie is er later nog tijd genoeg.
2 7
‘Voor die punkperiode was er weinig dat ons echt beviel’, vertelt de eenentwintigjarige Guy Swinnen op 11
februari 1982 in het blad Vinyl. ‘The Velvet Underground dwong onze bewondering af en hier en daar waren
er nog wat muzikanten die een soortgelijke aantrekkingskracht op ons uitoefenden. Maar de meeste muziek
werd gemaakt door supergroepen die hun inspiratie al lang kwijt waren en de aandacht van hun creatieve
armoede wilden afleiden door hun overdreven technische capaciteiten te etaleren. En toen werd ‘God Save
The Queen’ op de wereld losgelaten. Een vuistslag. Eindelijk werd er weer stevige muziek met frisse ideeën
gemaakt. En het mooiste van alles: je hoefde geen virtuoos te zijn om dat soort muziek te maken, de inspiratie
kwam op de eerste plaats, spontane expressie won het van berekening.’
«Ik was dertien toen ik Swinnen voor het eerst ontmoette», zegt Frankie. «Dat was tijdens een optreden
van mijn groep Survival. Wat later kwam hij nog een tweede keer kijken, in een zaaltje in Schaffen. Na het
optreden stapte hij zelfverzekerd naar me toe: ‘Je groep vind ik maar niks, maar jou vind ik wel een héle
straffe drummer. Ik speel ook wat gitaar, als je zin hebt...’»
Guy: «Survival, dat was Frankie, Johan Keuninckx – die ondertussen al is overleden – op bas, en Peter
Clemens en Yvo De Flemme op gitaar. De eerste keer dat ik die gasten zag vond ik hen steengoed, de tweede
keer was het een ramp, ze werden uitgejoeld. Wat me meteen een goede reden gaf om eens met Frankie te
babbelen.»
Frankie: «Diezelfde avond nog heb ik besloten dat ik met Guy in een groep wilde spelen. Een week later
waren we al aan het repeteren. Met vier waren we: Johan Keuninckx – die ik had meegebracht van Survival
– Guy, zijn neef Stefan Swinnen, en ik. Onze groepsnaam: Universe.»
Van plechtig communiezieltje tot punker: Guy Swinnen tussen 1972 en 1981.
famous
fans
Paul ‘Lange Polle’ Van Bruystegem
(The Wolf Banes, Triggerfinger...)
«The Scabs, ze hebben alle vier hun fans. Zelf heb ik het
nogal voor Frankie en Fons, dé rocktandem. Ze hebben
koppen die niet zouden misstaan naast de geschilderde
portretten van Elvis en Clint Eastwood die vroeger de
botsautokraam op de Leuvense foor sierden. Helden,
kortom. En wie wilde niet van die typische Scabs-boots?
Ik repeteerde vroeger met The Wolf Banes in de Roxy,
het repetitiecomplex in Leuven dat werd uitgebaat door
Guy, Frankie, Fons en Willy. Wel, zij waren er áltijd aan
het repeteren. Ik heb een groep zelden zo hard zien
werken als The Scabs.»
«Wat mijn favoriete Scabs-platen betreft: doe mij maar
Here’s To You, Gang!, met ‘I Don’t Want Your Company’
en ‘Matchbox Car’, al blijft die riff van ‘Robbin’ The
Liquor Store’ toch ook onverwoestbaar. Maar meer
nog dan hun platen kan ik hun shows appreciëren. Een
concert van The Scabs doet me denken aan groepen als
The J. Geils Band: it ain’t nothing but a party.»
Men with a plan. De eerste foto van The Scabs, met van links naar
rechts: Guy Swinnen, de inmiddels overleden Johan Keuninckx en
Frankie Saenen in 1978.
1977, Café Elysée in Diest. Het allereerste optreden van Guy, toen The Scabs nog Universe heetten. Samen met toenmalige bassist Johan Keuninckx een Gilde ad fundum leegdrinken werd al
snel een vast showelement.
3 1
‘De Gildenbier Rock’
Guy: «Het was dan wel de periode van de punk, maar toch ook die van progrockgroepen als Pink Floyd,
Emerson, Lake & Palmer en Yes. Uit die hoek kwam mijn inspiratie voor onze groepsnaam. De eerste repetitie
vond plaats in de kelder van mijn ouderlijk huis, daar waar mijn zoon Lee dezer dagen met Tubelight repeteert.
De eerste song die we speelden: ‘Walk On The Wild Side’ van Lou Reed. Stefan Swinnen nam plaats achter
de microfoon, want niet ik, maar Stefan was degene die op familiefeestjes steevast in het middelpunt van
de belangstelling stond: ‘Allez Stefan, zing nog eens iets!’ Waarna ‘Keep On Smiling’ van James Lloyd er
keer op keer mocht aan geloven. Wat we ten gehore brachtten tijdens die eerste repetitie was van een totaal
ander kaliber. Johan gebruikte een oude lampenradio als basversterker, Frankie trommelde bij gebrek aan
een eigen drumstel op een kunstlederen sofa en ik plugde mijn gitaar in een Philips-bandopnemer. Toch
scoorden we al snel een ‘hit’ in De Pallieter in Diest: ‘Paula, schenk eens in, want in zuipen heb ik zin.’
En we brachten ook een Diestse versie van ‘Jailhouse Rock’. Het geeft een idee van het niveau destijds. De
teksten waren behoorlijk kolderesk, zeg maar Belgian Asociality avant la lettre. We speelden ook ‘Dirty
Deeds Done Dirt Cheap’ van AC/DC. Overigens tot grote vreugde van Poche, een bekend Diests figuur:
‘Die cover die jullie spelen van AC bliksem DC! Geweldig!’ Ik verzin het niet. Zelfs aan het showelement
besteedden we aandacht: Stefan droeg een Lou Reed-bril waarvan het gebarsten glas werd samengehouden
door zelfklevende sterretjes, ik een hondenketting en een mouwloos corduroy Levi’s-vestje dat ik ter hoogte
van de schouders had doorgeknipt en weer aan mekaar had gezet met veiligheidsspelden. En Frankie – die
voor onze optredens een drumstel leende van een vriend – stopte telkens een drumsolo in de set, wat Johan
en mij de gelegenheid gaf om met in mekaar gehaakte armen een Gilde ad fundum leeg te drinken. De
daarbij horende song heette dan ook ‘De Gildenbier Rock’.»
Linksboven: Guy en Peter Slabbynck (Red Zebra) in het Paard van Troje in Den Haag (zie ook de foto rechtsonder op pagina 55: een vriendschappelijk spelletje tafelvoetbal tussen The Scabs en Red Zebra).
Linksonder: Berre tijdens een van de vele caféoptredens. Midden onder: The Scabs in de Cleynaertsstraat in Diest. Deze foto werd gebruikt voor de hoes van de eerste single, ‘So Called Friends/Frozen Faces’.
Rechts: The Scabs, met de komst van gitarist Cisse Vangeel (achteraan op de foto), in een eerste volwaardige bezetting. Vooraan van links naar rechts: Berre, Guy en Frankie.
3 4
«Swinnen wist perfect wat hij wilde, en dat was punkmuziek maken», zegt Frankie Saenen. «Hij ging recht
op zijn doel af. Die daadkracht, dat bewonderde ik enorm in hem. Hij was alles wat ik niet was. Zoals
Swinnen liepen er in Diest geen twee rond. Die zelfverzekerdheid, die attitude... Ik, en met mij zo ongeveer
heel langharig Diest, droeg saaie parka’s en legerbottines, maar Swinnen was púnk. Met van dat gedeeltelijk
weggeschoren haar, net zoals Lou Reed ten tijde van Rock N Roll Animal, en een leren vest met daaronder een
shirt met tijgermotief. Hij was de enige die zo door de Diestse straten durfde lopen.»
Guy: «De punk, dat was inderdaad mijn grootste drijfveer om muziek te gaan maken, maar ik kan niet
ontkennen dat vrouwen ook een grote rol hebben gespeeld, zij het dan onrechtstreeks. Als zestienjarige
studeerde ik aan het Atheneum van Diest, ik was een zeer brave gast, zo eentje die geloofde in de eeuwige
liefde. En die eeuwige liefde dacht ik gevonden te hebben met Maryse, mijn eerste lief. We zijn anderhalf jaar
samen geweest. Ze probeerde me te veranderen, wilde dat ik debardeurs ging dragen. Haar kleinburgerlijke
vader had het er blijkbaar moeilijk mee dat mijn brommer regelmatig voor zijn deur stond geparkeerd, dat
ik een leren vest droeg... Op een dag bedroog Maryse me met een schoolgenoot, een Johnny avant la lettre
waarmee ik vaak in de clinch ging. Hij droeg sportjacks en reed met een Ford Escort, stel je voor. Ik had me
anderhalf jaar lang weggecijferd voor mijn grote liefde, en plots stortte mijn wereld in. Toen heb ik gezegd:
‘Dat nooit meer!’ Een week later heb ik op een fuif, tijdens de kusjesdans, tongen gedraaid met wel vijftien
meisjes. Laten we zeggen dat ik vanaf toen de smaak te pakken had. Ik had een pokdalig gezicht, met puisten
die vanzelf openspatten als ik nog maar lachte, maar dat kon me niet tegenhouden. En toen kwam de muziek,
dat maakte het compleet. Ik was een punker, een rebel, iedereen kon mijn kloten kussen. Kortom: the wild
life. Als het niet was foutgelopen met Maryse, was ik misschien wel postbode geworden. Alhoewel...»
Stefan Swinnen verdwijnt al snel uit de groep – hij geraakt zijn stem kwijt door het voortdurende schreeuwen,
de schuld van een krakkemikkige zangversterker – waardoor Guy zijn kans ziet het te proberen als zanger.
Universe is nu een trio, alles is opnieuw anders, en om die nieuwe start wat extra kracht bij te zetten vindt
Swinnen het een goed idee om van naam te veranderen. Want, Universe, het is niet meteen een naam voor
een punkband. In februari 1978 gaat Guy op zoek naar een geschikt alternatief. Hij haalt zijn inspiratie uit
een BBC-reportage over mijnstakingen in Engeland. Daarin is te zien hoe een wit busje zich een weg baant
door een woedende menigte. De boze mijnwerkers roepen aanhoudend ‘Scab! Scab! Scab!’ naar de inzittende
stakingbrekers, Guy heeft zijn groepsnaam gevonden. ‘Een scab is een stuk vuil, en zo voelen wij ons’, zegt
hij in het blad Vinyl. ‘Je moet in een van de aanvaarde categorieën passen. Als je niet aan bepaalde normen
voldoet, word je een marginaal, een verwerpelijk wezen. Daarom heten wij The Scabs, want we worden
nagewezen als gevaarlijke nietsnutten.’
3 5
«Je hebt een stem als een houten emmer» –
Theresa Lambrechts, de moeder van Guy
De kolder maakt plaats voor ernst en de dag dat Guy Swinnen beslist te gaan zingen mag – die Dieste
versie van ‘Jailhouse Rock’ even niet in acht genomen – beschouwd worden als de dag dat de eerste echte
fundamenten van The Scabs worden gelegd. Niet iedereen is overtuigd van Guy’s zangkwaliteiten: jaren
later, als hij al enkele gouden platen heeft behaald, zal men hem smalend ‘de Donald Duck van de Vlaamse
rock’ noemen, en zelfs zijn moeder uit haar twijfels wanneer Guy zijn eerste stappen zet als zanger: ‘Ga jij
zingen? Je hebt een stem als een houten emmer.’ Toch steunen Marcel Swinnen en Theresa Lambrechts
hun zoon volledig: als Guy repeteert in de kelder zeuren ze niet over geluidsoverlast, maar zetten ze hun
tv gewoon wat luider. Marcel, meubelmaker van beroep, maakt zelfs de flightcases voor de groep. Een en al
begrip dus, alleen met Guy’s punkoutfit hebben Marcel en Theresa het wat moeilijk. Wanneer zijn moeder de
lange ritssluitingen die Guy heeft gekocht in zijn broek weigert te naaien, besluit Guy de klus zelf te klaren.
Die broek samen met de ritssluitingen onder de naaimachine, en klaar is Kees, denkt hij. Tevreden over
de geslaagde operatie, aanschouwt hij goedkeurend grommend zijn gepersonaliseerde garderobeaanwinst.
Pas als hij zijn punkbroek aantrekt, beseft hij dat hij de pijpen heeft dichtgenaaid. Slechts een accident
de parcours dat Guy’s ambities niet kan temperen, want hij wil vooruit. Een nieuw repetitielokaal wordt
gevonden in het gebouw waarin ook de fanfare van Kaggevinne een onderkomen heeft. Pastoor Peter Claes,
die vlakbij woont, houdt een oogje in het zeil. Gezien zijn positie moet hij rust, orde en fatsoen hoog in
het vaandel voeren, maar hij kan zijn sympathie voor het aanstekelijke enthousiasme van het jonge zootje
ongeregeld maar moeilijk verbergen. Zo staat hij meermaals stiekem te luistervinken als Frankie zijn ideeën
uitprobeert op de piano. Als het repetitielokaal – dat met zijn toog en caféallures bij de jeugd van Kaggevinne
al snel bekendstaat als club ’t Trapke Af – een toevluchtsoord wordt voor iedereen die zin heeft in een wild
feestje, knijpt meneer pastoor een oogje dicht. En als Guy en zijn gevolg voor de zoveelste keer de uurregeling
aan hun laars lappen, en het aan de stok krijgen met de fanfare die tijdens de repetities wordt weggeblazen
door het punkgeluid dat van een verdieping lager komt, is het de kerkvader die het voor hen opneemt.
Het vele repeteren werpt vruchten af en Guy schrijft zijn eerste Engelstalige song: ‘On The Dole’, dat
overigens nooit wordt uitgebracht. En er volgen er nog meer. In tegenstelling tot wat songtitels als ‘Poison In
Your Eyes’, ‘I’m Oversexed’ en ‘Fuck My Ass’ doen vermoeden, boekt de groep vooruitgang. Een natuurlijke
selectie is onvermijdelijk en bassist Johan Keuninckx ziet zich genoodzaakt af te haken. Wat niet meteen
een onoverkomelijk probleem is, want daar is Robert Bergen – Berre voor de vrienden. Bergen is een in het
3 6
oog springend figuur in de omgeving van Diest, heeft muzikaal talent, bakken star quality én hij is de beste
vriend van Frankie. Kortom: de juiste man op de juiste plaats om Keuninckx te vervangen.
«Berre hing vaak rond op onze repetities», zegt Guy, «soms danste hij wat mee, of speelde hij ‘Roadrunner’
van Jonathan Richman op een orgeltje. We traden regelmatig op in de In Memoriam in Molenstede, en
tijdens een van die concerten is hij op het podium gesprongen om een nummertje mee te spelen.»
Berre: «Frankie en ik, betere kameraden kon je in Kaggevinne niet vinden. Ik ken Frankie van toen ik zes
was; we zijn samen opgegroeid. Vanuit mijn raam zag ik zijn huis staan... Met andere woorden: wij waren dag
en nacht samen, maar ondertussen spreken we al meer dan twintig jaar niet meer met mekaar.»
«Het klopt dat ik vaak rondhing op de repetities van Universe, en daardoor had ik natuurlijk snel in de gaten
dat Johan Keuninckx niet echt een constante was in de groep. Als hij er even niet was, pakte ik de basgitaar
vast en tot ieders verbazing bleek ik nog te kunnen spelen ook. Ik wist dat al langer, want op mijn dertiende
ging ik busken aan de basiliek van Scherpenheuvel. Met een akoestische gitaar en een mondharmonica
speelde ik er integraal Harvest van Neil Young. Ik was zot van die plaat, Harvest is de reden waarom ik
muziek ben gaan spelen. Dus, op een dag waren we lekker aan het repeteren toen Johan zijn hoofd door de
deuropening stak: ‘Ah, jullie hebben al iemand.’ Hij maakte rechtsomkeert en heeft sindsdien nooit meer
meegespeeld.»
«Aanvankelijk had ik geen hoge pet op van Berre», zegt Guy. «Ik vond hem... raar, een dikke nek, ik wist niet
hoe ik hem moest inschatten. Hij was tenslotte vooral de vriend van Frankie. Bovendien frequenteerde hij
een totaal andere scene dan de mijne. De Viertap in Rillaar, dat soort discotheken. Gaandeweg zijn we dan
toch kameraden geworden en heb ik zowel Berre als Frankie meegekregen in de punk. Ze moesten wel, want
ík zwaaide de scepter.»
«Van die hele kliek was er maar één die echt punk was, en dat was ik», zegt Berre. «Die gasten kwamen
allemaal uit normale gezinnen, ik niet. Ik heb altijd mijn eigen boontjes moeten doppen. Op mijn zestiende
woonde ik al alleen. Is er iets meer punk dan dat? Ik ging in mijn eentje naar Londen om er te kijken naar
de punkers, om er de punkkledij te kopen die je bij ons niet vond. Of ik maakte mijn kleren zelf. Bij Guy
ging het toch ietsjes anders. Als hij naar school ging moest die trui-met-gaten snel plaatsmaken voor een
fatsoenlijke outfit. Ik, daarentegen, was fulltime punk.»
Guy: «In die tijd was punk zo ongeveer álles voor mij. Ik herinner me dat The Kids in The Lord in Diest
kwamenspelen.Wel,jemoetwetendatTheLordeenhippiebastionwas,punkwerdermaarmetmondjesmaat
toegelaten. Als er al eens punk werd gedraaid, bleef het bij hooguit drie liedjes per avond: ‘No More Heroes’
van The Stranglers, ‘Roadrunner’ van Jonathan Richman en iets van de Sex Pistols. Als die drie songs erop
zaten, kregen we steevast ambras met de hippies die niet konden verdragen dat we pogo dansten. Onnodig
3 7
te zeggen dat dat optreden van The Kids voor alle aanwezige punkers in The Lord dan ook een regelrechte
triomf was. In Diest viel zelden wat te beleven, maar die avond kwamen er punkers van Leopoldsburg – stel
je voor – en Antwerpen afgezakt. En dan het optreden, dat zat vanaf het eerste moment goed. Ludo Mariman
die met een bak Tuborg het podium opkwam en zei: ‘Hier, dit is voor jullie!’ Die bak was in vijf seconden
leeg, het bier spoot in de lucht, iedereen moshte tegen elkaar op... Dat was het helemaal voor mij.»
The Scabs, Mark Two
Het zal nu niet meer zo gek lang duren voor Guy zelf een trouw publiek kan begeesteren. Een zekere Francis
‘Cisse’ Vangeel ziet The Scabs optreden en biedt zich aan als tweede gitarist. Voor het eerst is er sprake van
een vaste bezetting: Guy Swinnen, Frankie Saenen, Berre Bergen, Cisse Vangeel. «Vier totaal verschillende
persoonlijkheden», volgens Vangeel, «maar met dezelfde onbezoedelde intenties: muziek maken.» Er volgen
legendarische optredens in al even legendarische plaatselijke etablissementen als de Patria, ’t Paenhuys, In
Memoriam en ’t Boemelke. The Scabs maken indruk op meerdere rockconcours en slepen daarmee prijzen
als een bak bier, een slazwierder en een haardroger van Moulinex in de wacht. Frankie is amper vijftien,
Berre zestien, Guy achttien en Cisse twintig. Geen van hen kan vermoeden dat er dertig jaar later nog steeds
over hun muziek zal worden gepraat.
Uit het persoonlijke notitieboekje van Cisse Vangeel.
famous
fans
Mike Vernon
(producer van Eric Clapton, David Bowie, Fleetwood
Mac en The Scabs)
«Toen platenfirma PIAS me contacteerde om Dog Days
Are Over te producen, was ik zeer terughoudend. En daar
had ik een verdomd goede reden voor: The Scabs, dat
was de meest smakeloze groepsnaam die ik ooit had
gehoord. Dreadful! Alhoewel, Sex Pistols is óók erg,
misschien nog erger. Maar goed, ik heb die groepsnaam
nooit goed begrepen, want waarom wil een rockband
geassocieerd worden met stakingbrekers? En dan is er
nog een tweede betekenis: als je je gesneden hebt en
er achteraf een streepje geronnen bloed overblijft, dat
noemt men bij ons een scab. Die groepsnaam zal wel
een overblijfsel zijn geweest van hun punkverleden. Van
die achtergrond was trouwens niets meer te merken
toen ik hen ontving in de Chipping Norton Studios in
Engeland. De twijfels die ik aanvankelijk had verdwenen
als sneeuw voor de zon. Meer nog: ik was onder de
indruk van hun songs, hun geweldige melodieën en hun
krachtige groepsgeluid. The Scabs, een zeer interessante
band, al vind ik hun naam nog steeds horrible.»
Ben Crabbé, Scab voor één dag
«Vier leren broeken op een rij»
«Ik ken The Scabs al van toen ze nog een trio waren, toen
er een groepsfoto van hen in het blad Stic verscheen.
Daarna ben ik hen blijven volgen, ik ontving hen in het
tv-programma ‘Bingo’, kwam hen weleens tegen in het
Leuvense café Belgisch Congo. Kortom, we waren geen
vreemdelingen voor mekaar. Op een dag belde manager
Lou Berghmans me. Hij vertelde dat Frankie Saenen in
het gips lag en vroeg of ik The Scabs kon depanneren.
In de tweede helft van de jaren tachtig – Skintight was
nog net niet uit – had ik dus de eer om één dag lang
een Scab te zijn. De show verliep goed, en daarna ging ik
me wassen, want, zoals iedereen ondertussen wel weet
ben ik nogal een zweter. Wat bleek? Die mannen wasten
zich simpelweg niet, die trokken gewoon een vers lijfke
aan, en dat was het dan! Later, toen ik met Ben Crabbé
& The Floorshow in Nieuwkerke bij Roeselaere in hun
voorprogramma speelde, zag ik hun vier leren broeken
klaarhangen in de kleedkamer. Stínken dat die deden! Ik
denk dat al het zweet van hun vorige optredens er nog
inzat. Maar goed, wat mijn enige optreden als drummer
bijTheScabsbetreft,denkikdatikhetertochnietslecht
vanaf heb gebracht. Al denkt Frankie daar misschien
anders over. Hij zat namelijk het hele optreden toe te
kijken vanop de zijkant van het podium. Al doe je nog zo
je best, het is moeilijk om Frankie te imiteren. De reden:
hij speelt linkshandig op een rechtshandig opgesteld
drumstel. Dat verschaft hem een eigen stijl die je niet
zomaar even kopieert. Alhoewel, na het opreden reed
ik samen met Willy naar huis, en die zei: ‘Ik voelde me
gerust, ik heb geen enkele keer achteruit moeten kijken.’
Een hele geruststelling.»
Guy Swinnen eind jaren zeventig, tijdens een van zijn zoektochten naar punkkledij door Londen.
Foto boven: Berre, Frankie, Guy en Cisse tonen hun eerste single ‘So Called Friends’.
Foto onder: manager Ruth ‘Cute Ruth’ Janssen: «Mijn relatie met Guy mocht dan wel voorbij zijn, toch wilde ik in zijn buurt
blijven. Dus ben ik maar manager geworden.»
4 5
«Mannen, waarom maken jullie geen singletje?» –
Ruth Janssen, de eerste manager
«Guy en ik zijn een koppel geweest van mijn zeventiende tot mijn eenentwintigste», vertelt Ruth Janssen.
«Net als Guy studeerde ik aan het Atheneum van Diest. Ik ben The Scabs gaan managen om één welbepaalde
reden: liefdesverdriet. Onze relatie mocht dan wel voorbij zijn, ik wilde in zijn buurt blijven, ook al had hij
me gedumpt. Dus zocht ik naar allerlei manieren om dat mogelijk te maken. Ik probeerde het als zangeres
bij The Scabs, maar omdat ik zo vals als een kat zong, besloot ik me op een andere manier nuttig te maken.
Ik was de juiste persoon op de juiste plaats, want als er íets is wat ik goed kan, is het dingen regelen en de
puntjes op de i zetten. Ooit heb ik een organisator op zijn gezicht geslagen omdat hij niet wilde betalen.
Ik ben er niet trots op, maar hij heeft uiteindelijk wel betaald. Chokri Mahassine zegt vaak dat hij in die
periode voortdurend ambras met mij had maar dat herinner ik me niet meer.»
Guy: «Na mijn Atheneum-jaren ging ik in Turnhout Graduaat Grafische Bedrijven studeren. Op de allereerste
dag, nog voor het eerste lesuur begon, zei iemand: ‘Straks komt hier een griet binnen die je beslist gezien
moet hebben.’ Hij had het over Viviane Jacobs, de vrouw die later de moeder zou worden van mijn zonen:
Mick, Eno en Lee. Toen ik haar zag binnenwandelen, wist ik meteen dat het dát meisje was waarover die
klasgenoot het had gehad: gitzwart haar, benen waar geen eind aan leek te komen... ‘What the fuck! Die moet
ik hebben!’ Maar wat ik ook probeerde, Viviane zwichtte niet. Op de een of andere manier kreeg Ruth lucht
van mijn vele pogingen, zo is het uitgeraakt.»
Ruth Janssen: «Guy en de vrouwen, het is altijd gecompliceerd geweest. Toen we nog samen waren, heb ik
hem meermaals uit de damestoiletten van The Lord zien komen.»
Guy: «Als Ruth en ik samen op stap gingen, ging zij vaak als eerste naar huis. Ze zag er geen graten in dat ik
nog wat langer bleef, want ze wist niet dat ik in de late uren voortdurend andere grieten aan het versieren
was. Dat is natuurlijk allemaal uitgekomen, en toen het na een jaar van hard proberen dan toch lukte met
Viviane was het voorgoed afgelopen tussen Ruth en mij.»
Ruth Janssen: «Niets om dramatisch over te doen, ik herinner me vooral onze fijne momenten. Toen we met
z’n tweetjes in Londen op zoek gingen naar punkkledij, bijvoorbeeld. Daar heeft Guy de broek gevonden
die hij al zo lang wilde. Hoewel, die broek stond nog niet helemaal op punt. Toen we terug in België waren,
gingen we naar de stedelijke stortplaats van Diest waar we alle weggesmeten sporttassen verzamelden die we
konden vinden. We sneden er de ritssluitingen uit die onze moeders dan op onze broeken moesten naaien.
Bij Guy liep dat laatste, zoals bekend, een beetje fout.»
«Toen onze relatie voorbij was, kwam er veel in de plaats. De muziek, de optredens, het avontuur. En
4 6
natuurlijk ook de typische problemen waarmee een tourmanager krijgt af te rekenen. In de begindagen
verplaatsten we ons bijvoorbeeld niet met een camionette, maar met twee Volkswagen Kevers. Zowel Cisse
als ik hadden er een. Ik kan niet zeggen dat het er altijd even efficiënt aan toeging.»
Francis: «Amateurisme troef. Ik zie ons nog zitten in die Kevers, Frankie op de achterbank tussen zijn
gedemonteerde drumstel. En dan een lekke band krijgen en alles moeten uitladen om aan het reservewiel
te geraken. Op een keer had Fille, een van onze roadies, een inschattingsfout gemaakt toen we naar Gent
moesten. Het is namelijk niet erg comfortabel om anderhalf uur in een Kever te zitten met een hanenkam
van een halve meter hoog. Er zat voor Fille niets anders op dan het hoofd scheef te houden, met een stijve nek
tot gevolg. Met Fille verveelde je je trouwens nooit. Om de een of andere reden geraakte hij nogal makkelijk
betrokken bij vechtpartijen, wat er na een optreden in Limburg toe leidde dat de tegenpartij ons op de hielen
zat met een tweeloop. De enige manier om heelhuids weg te geraken, was stiekem de achterdeur nemen.»
Walter Grootaers: «Ik herinner me ook een akkefietje met Fille. Ook in Limburg. De Kreuners speelden die
avond samen met The Scabs. Fille stond in het publiek naar ons te kijken, zijn hanenkam werkte bij enkele
toeschouwers blijkbaar als een rode lap op een stier. In een mum van tijd waren ze op mekaar aan ‘t kloppen.
Ik ben van het podium moeten springen om hen uit elkaar te halen.»
Ruth Janssen: «De vaste vriendinnen van de bandleden, met hen heb ik nog het meest afgezien: het was niet
altijd even makkelijk om hen tevreden te stellen. Was er vervoer voor hen voorzien? Konden ze mee-eten?
Was er nog plaats op de gastenlijst? En zo nee, waarom dan voor die wel en voor de andere niet? Begrijpelijk
dat de vriendinnen allemaal graag meewilden, maar het was niet evident. Zeker niet als je weet dat sommige
groepsleden graag – hoe zal ik het zeggen? – schnabbelden.»
«Mooie tijden, dat wel, maar het was niet altijd rozengeur en maneschijn: krakkemikkige geluidsinstallaties,
verslenste koude schotels met blikken macedoine die al uren openstonden... Voor de zware rock ’n roll-
avonturen waren de gasten nog wat te groen, denk ik, en dat gold ook voor de Spinal Tap-momenten.
Alhoewel: wat we ook aten, Frankie moest bij alles mayonaise hebben, zonder ging het niet.»
«De mooiste herinneringen bewaar ik aan onze tournees met Red Zebra, Siglo XX en Arbeid Adelt!. Weet je
wat het mooie is aan The Scabs? Ze zijn écht, er is geen komedie mee gemoeid. Dat gevoel heb ik trouwens
met veel mannen die in die periode muziek maakten: Marcel Vanthilt, Walter Grootaers, Ben Crabbé... Guy
is uit hetzelfde hout gesneden, met dat verschil dat hij zijn weg nooit heeft gevonden in de media. Hij zou
het nochtans gekund hebben, maar daar bedankte hij voor. Street credibility, en hoe er aan vast te houden,
daar heeft hij in zijn jonge jaren vaak mee geworsteld. Daardoor heeft hij echte armoede gekend. Het feit
dat hij op latere leeftijd toch heeft meegewerkt aan tv-programma’s die niet echt zijn ding waren, heeft daar
volgens mij veel mee te maken. Hij heeft tenslotte drie opgroeiende zonen en rekeningen die betaald moeten
4 7
worden. Maar begin jaren tachtig heeft geld nooit een rol gespeeld, muziek maken was het enige dat telde.
Al het geld dat binnenkwam ging naar de bankrekening van onze vzw Frigo Productions, zodat we snaren,
betere versterkers en een bestelwagen konden kopen.»
De armoede waar Ruth Janssen het over heeft is begin jaren tachtig voor nogal wat mensen de harde realiteit in
de spreekwoordelijke marginale driehoek Diest-Aarschot-Tienen. Vooral voor Berre Bergen. «De situatie van
Frankie, Cisse en Guy was niets in vergelijking met die van mij», zegt hij. «Die mannen woonden bij moeder
thuis, kregen dagelijks een warme maaltijd en in het weekend nog wat zakgeld toe. Bij mij ging het anders. Mijn
moeder liet me in de steek toen ik twee was. Zo’n dertig jaar later wilde mijn toenmalige vriendin dat ik weer
contact zocht met mijn moeder. Ze dacht het me zou helpen komaf te maken met mijn verleden. Maar goed, die
vriendin slaagde er in mijn moeder op te sporen en ze regelde een ontmoeting. Toen ik vertrekkensklaar stond,
zei ze: ‘Nou ga je zéér lief zijn voor je mama, hé?’ Maar waarom moest ik lief zijn voor mijn moeder? Ze had
zelf nooit geprobeerd contact met me op te nemen. Ondanks alles verliep die eerste ontmoeting vrij goed. Toch
was ik zeer verbaasd: ze had alles bijgehouden wat ooit over mij in de pers was verschenen. Ze wíst dus al die
tijd wie ik was! ‘Waarom heb je in die dertig jaar dan nooit een poging gedaan om me te vinden?’ Daar kon ze
niet op antwoorden. Later, toen ik met Larissa Ceulemans trouwde, verslechterde de relatie met mijn moeder.
Ik heb sindsdien niets meer van haar vernomen, ik weet zelfs niet of ze nog leeft.»
«Mijn moeder was trouwens niet het enige probleem in mijn jeugd, mijn vader was namelijk zwaar
alcoholverslaafd. Op mijn zestiende woonde ik al alleen, ik ging niet naar school, had geen werk. Om een
broodtekunnenkopen,zameldeikhetleeggoedindatikvondopfuivenenoptredens.Hetwaswaarschijnlijk
allemaal niet erg wettelijk wat ik deed, maar ik overleefde. Hier en daar heb ik wel wat jobs gehad, al duurde
dat nooit lang. Op mijn vijftiende ging ik aardgas leggen voor het bedrijf waar mijn vader werkte. Twee
maanden heb ik dat volgehouden. Op een dag kregen we te horen dat we op de werf bezoek zouden krijgen
van een hoge pief van de firma, maar dat maakte niet meteen indruk op mij. Dus, toen die man arriveerde,
stond ik rustig een sigaret te rollen. Ik heb hem dan ook maar meteen een vuurtje gevraagd. Terwijl hij de
aansteker voor mijn neus hield, zei hij: ‘Je mag morgen je papieren en je laatste geld komen halen.’ En bij
Sylvania in Tienen bracht ik het er niet veel beter vanaf. Ik poetste er de hele dag beeldbuizen die uit een
zuurbad kwamen. Er was één groot probleem: zo’n gast als ik, met witte hanenkam en oorbellen, hadden ze
daar nog nooit gezien, dus werd ik dag in dag uit gepest. Wat er toe leidde dat ik uiteindelijk nog maar één
dag per week ging werken. Mijn ploegbaas werd het grondig beu dat hij niet op me kon rekenen en nam me
mee naar de directeur. ‘Ophoepelen’, zei die tegen mijn ploegbaas, ‘ik handel dit wel alleen af.’ Ik mocht mijn
hele verhaal doen, en hij begreep me. ‘Ik zal je iets verklappen wat haast niemand weet’, zei hij aan het eind
4 8
van ons gesprek. ‘We gaan drastisch afslanken. Als je me belooft dat je je de komende weken gedeisd houdt,
zorg ik ervoor dat je hier netjes weggeraakt en je je wedde een jaar kan behouden.’»
In 1984 vertelt Guy Swinnen in het weekblad Humo hoe vernederend het is werkloos te zijn. ‘Ik word er zot
van om elke dag weer gedwee aan te schuiven voor dat stomme stempeltje, maar ik heb het geld nodig. Zelfs
voor die povere 8.200 frank per maand moet ik kruipen. Je kan je eigen keuzes niet meer maken, da’s nog het
ergste. Ik zou alleen willen gaan wonen maar ik kan het me verdomme niet veroorloven. Ik ben verplicht bij
mijn ouders te blijven. In België laten ze je niks doen, je krijgt geen ruimte. We hebben geprobeerd ons te
laten inschrijven als bediendes in onze eigen vzw. Wel, voor drie man kostte dat per maand honderdduizend
frank aan sociale lasten alleen. We hebben gerekend en geteld om zelfstandige te kunnen worden maar ook
dat ging niet, we zouden van honger zijn omgekomen. Het is één ellende. En wie garandeert me dat ik zal
mogen blijven stempelen? Ik voel me soms echt een outlaw. Een bedreigde soort. En de jacht is nog steeds
open. Maar hey: no regrets. Ik heb er voor gekozen, ik kan niet zonder rock ’n roll.’
Vier jaar terug in de tijd, naar 1980. De Leuvense band The Cultural Decay had enkele songs opgenomen,
wat Guy Swinnen inspireert hetzelfde te doen.
«Ze hadden hun opnames in Diest gemaakt, bij de plaatselijke bekenden Sus en dikke John. Muziek opnemen,
wij wisten niet dat dat zomaar kon, en al helemaal niet in Diest. We hebben meteen onze allereerste
studiosessie geboekt. Het resultaat was een demo met vier songs, waaronder ‘The Loser’ en ‘The Queen
Of The Scene’. De klankkwaliteit was ronduit slecht: Sus en John hadden een oude tape gebruikt waarop
eerder carnavalsmuziek was opgenomen. Als je onze afgewerkte demo luid genoeg zette kon je in de verte de
hoempapa nog horen, maar Humo vond hem wel goed genoeg om ons te selecteren voor de Rock Rally van
1980. We geraakten helaas niet verder dan de preselectie in de parochiezaal van Herselt en wisten even niet
meer waar het naartoe moest met The Scabs. Tot Ruth zei: ‘Waarom maken jullie geen singletje?’.»
Ruth Janssen: «Guy zegt vaak dat het mijn idee was, maar ik kan me dat niet meer herinneren. Het was natuurlijk
wel een absolute must want alleen met een single kwam je in de pers, wat dan weer extra optredens opleverde.»
Guy: «Ruth had berekend dat we voor 25.000 frank twee songs konden opnemen en op duizend exemplaren
laten persen. Zónder hoesjes, die zou ik zelf drukken op school. De Frigo Fuif moest voor de nodige fondsen
zorgen. De rekening bleek te kloppen en op een zaterdagmiddag gingen we met z’n allen aan de slag met de
door mezelf gedrukte hoesjes: één man plooide ze, de andere kleefde ze dicht met Pritt en de volgende schoof
de singletjes erin. Na enkele weken kwam de lijm natuurlijk los, een euvel dat werd verholpen bij de tweede
persing waarvoor wel genoeg geld was om hoesjes te laten drukken.»
famous
fans
Alain Tant
(Once More, Luna Twist)
«In de periode 1990-91 mocht ik deel uitmaken van
het backingkoor van The Scabs. Ze lokten toen massa’s
volk naar de zalen. Op 10 augustus 2008, op de Lokerse
Feesten, was ik weer van de partij. Toen viel me nog
maar eens op hoe open minded die gasten wel zijn, en ze
hadden nog steeds dat clangevoel van weleer. Een goeie
groep is zoals de loge: je komt er niet zomaar in. Ook ik
niet. Al heb ik dan vaak samen met hen op het podium
gestaan, ik bleef toch steeds een buitenstaander, en zo
hoort het. Die vier gasten, daar kan niets of niemand
tussenkomen. Dat ‘wij-tegen-de-rest-van-de-wereld-
gevoel’ maakte dat The Scabs zichzelf overstegen.
Hoewel, de rest van Europa inpalmen, bleek een brug
te ver. En toch denk ik dat ze het hadden kunnen maken
in een land als Duitsland, dat merkte ik toen ik er met
hen optrad. Bon, mij kennen ze ook niet in de rest van
Europa, maar ik heb wél bij The Scabs gezongen.»
Persfoto’s voor de release van Here’s To You, Gang!
Guy Swinnen over de hoes
van Here’s To You, Gang!
«Stoer, he: rockers zonder broek»
Oostendenaar Danny Willems, die niet alleen
verantwoordelijk is voor de beste foto’s van Arno en T.C.
Matic maar ook voor die van The Scabs, is tot op de dag
van vandaag jaloers dat hij het niet was die een kleine
dertig jaar geleden die legendarische hoesfoto van Here’s
To You, Gang! heeft gemaakt. De cirkel is rond, want op
zaterdag 26 juni 2010 fotografeerde hij Guy, Frankie, Willy
en Fons, die tot aan hun middel in het water stonden. Voor
Guy en Frankie was het de tweede keer, voor Fons en Willy
Willy de eerste, want in 1983 waren Berre Bergen en Cisse
Vangeel de bassist en gitarist van dienst. Het was trouwens
die laatste die destijds op het idee kwam om The Scabs in
het water te fotograferen.
«Als je goed kijkt, zie je dat we geen zonnebrillen maar
zwembrilletjes dragen», zegt Francis Vangeel. «Ook
dat was een idee van mij.» Guy beaamt: «Francis was
toen nogal onder de indruk van ‘The African Queen’,
een film uit 1951 met Humphrey Bogart en Katharine
Hepburn. Bogart trekt bijna de hele film lang een bootje
door het water. Die sfeer wou Cisse op de foto, maar hij
hield er natuurlijk geen rekening mee dat er niet echt
een budget was voor een degelijke shoot. Dan maar zelf
de camera bedienen met de zelfontspanner. Niet echt
glamoureus als je eerst op een knopje moet drukken om
tien seconden erna cool te staan wezen in het water.»
«De hoes is eigenlijk een zwart-witfoto die achteraf met
airbrush-techniek is bijgekleurd door Luc Guillaume,
beter bekend als de zanger Luc Vankessel die in 1981
een hit scoorde met ‘Hotel Paradiso’. Een paar hemden
moesten uiteraard een kaki kleurtje krijgen, want
we waren nogal fan van The Clash. En om het verhaal
helemaal te demythologiseren, kan ik je nog vertellen
dat we op de foto geen broek dragen. Stoer he, rockers
zonder broek.»
5 8
‘The Scabs zijn geen virtuozen maar wel goed op weg om tot een van de
opwindendste livegroepen van dit land uit te groeien’ –
Marc Mijlemans (in Humo)
De vinylsingle ‘So Called Friends’, met op de andere kant ‘Frozen Faces’ wordt eind maart 1981 in eigen
beheer uitgebracht op het fictieve label Refused Records. Voor de naam van het label inspireert Guy Swinnen
zich op de Salon des Refusés, een tentoonstelling die meerdere malen georganiseerd werd in de negentiende
eeuw. Op de Salon des Refusés konden de kunstenaars terecht die werden geweigerd op de officiële Parijse
Salon. Op de eerste editie, in 1863, stelde Edouard Manet zijn Déjeuner sur l’herbe voor. Het schilderij zou
later wereldberoemd worden. Met The Scabs loopt het voorlopig niet zo’n vaart, al wordt ‘So Called Friends’
enorm goed onthaald door de pers en het nog kleine publiek. De single krijgt zowaar airplay, waardoor The
Scabs tijdens hun optredens steevast op herkenningsapplaus kunnen rekenen. Later dat jaar, in oktober,
wordt de tweede single uitgebracht: ‘There’s Nothing Wrong/Beat Me Up’. «Het was mooi om te zien hoe
onze songs destijds vanuit het niets ontstonden», zegt gitarist Francis Vangeel. «Meestal begon het met een
simpele riff, een los idee van Guy of Frankie, en de anderen voegden er vervolgens iets aan toe, kleurden het
in. ‘So Called Friends’, naar een idee van mij, is daar een mooi voorbeeld van.»
RuthJanssen:«DesingleswerdenmetlofonthaalddoorHumo-journalistenCharliePoelenMarcMijlemans.
Dat is ontzettend belangrijk voor ons geweest.»
Charlie Poel: «Mijn neef zat bij Guy op school. Via hem leerde ik The Scabs kennen. In 1981 zag ik hen
dan aan het werk in een zaaltje in Leuven, ik was meteen onder de indruk. Wat zij brachten was ongezien
in België: punk, maar toch melodieus. Het duurde niet lang voor ik Marc Mijlemans meekreeg naar dat
bewuste optreden in Maaseik.»
Ruth Janssen: «Naar aanleiding van dat optreden in Maaseik besteedde Mijlemans maar liefst twee volledige
pagina’s aan The Scabs, op een moment waarop dat totaal nog niet relevant was. Een heus interview, en we
hadden niet eens een album uit! Het was onbetaalbare reclame waarvan we zeer lang de vruchten hebben
geplukt.»
In zijn inleidende tekst voor dat interview (in de Humo van 30 september 1982) schrijft Marc Mijlemans:
‘Zondag 29 augustus: via het swingende plaatsje Leut rijden Humo’s Mensgeworden Argusogen Maaseik binnen op
zoek naar het lokale openluchtfestival. Ha, daar moet het zijn: in een wei staat een verlaten podium en daarvoor een
klein bord met erop in authentieke hiërogliefen de verbluffende mededeling: ‘Wegens stroompanne festival in K.C.’.
5 9
Dat blijkt niet Kouwe Couscous te betekenen maar Kultureel Centrum, ondermeer legendarisch vanwege het feit dat de
Rock Rally-jury daar en nergens anders op Gruppenbilds ‘Maatschappij’ stootte (met Stijn Meuris, red). Marine staat
zich al op te warmen als wij uit de blakende zon de duisternis tegemoet treden, maar wij zijn niet voor hen gekomen.
Ook niet voor The Chrome, 2 Belgen, The Employees of zelfs T.C. Matic, nee, onze aandacht spitst zich toe op The
Scabs, het jonge viertal uit Diest en omstreken. Charlie Poel zag hen een jaar geleden in Leuven aan het werk en praat
daar nog altijd over, hoewel dus zeer zeker niet altijd, wat hem ongetwijfeld siert. The Scabs, de tocht naar het verre
Maaseik meer dan waard, zo zou blijken. The Scabs, de Eric Vanderaerdens van de Vlaamse rock. The Scabs: zanger-
gitarist Guy Swinnen, gitarist Francis Vangeel, drummer Frankie Saenen, bassist Robert Bergen, samen goed voor
twee beloftevolle singles, plus het hoogtepunt van de No Big Business-lp, ‘Is This Life?’. Agressieve punk-’n-roll maar
meer dan de dreun en de schreeuw waar de Mohikanen van tegenwoordig zich van menen te moeten bedienen.’
‘The Scabs in Maaseik: snel, nijdig, verbeten en als het publiek even uit het meeslepende ritme dreigde te vallen, was
daar podiumpersoonlijkheid en Strummer-fan Guy Swinnen om hen weer genadeloos bij het nekvel te grijpen. Geen
virtuozen maar wel goed op weg om tot een van de opwindendste livegroepen van dit land uit te groeien. En songs,
jongen, niet alleen het pakkende ‘Is This Life?’ of het stomend snelle ‘Beat Me Up’ maar ook schitterend nieuw werk als
‘Matchbox Car’ en ‘Waste My Breath On You’.’
‘De vroegere Kids gereïncarneerd, qua energie en overtuiging, maar verder volledig en alleen zichzelve. Ik kreeg een
klap, en The Scabs verdiende drie bisnummers. Dit was overigens geheel onverwacht een zeugma.’
‘Een week later zit ik al, meegesleept door mijn enthousiasme, in Scherpenheuvel te praten met Guy Swinnen en
Francis Vangeel: Scabs, punks van het eerste uur en eerlijke jongens. The Scabs doen in november een tournee in het
voorprogramma van De Kreuners en brengen rond die tijd ook een mini-lp uit. Als dat alles was wat u wilde weten, kan
u nu weer gaan slapen maar voor wie tot op het bot wil, zijn dit: The Scabs.’
«Die trip naar Maaseik zal me altijd bijblijven», zegt Charlie Poel. «Daar beleefde ik een van de meest
magische momenten in mijn leven. Niet alleen ik voelde dat zo aan, maar ook Guy en Marc. Na dat optreden
stonden we alledrie wat bedremmeld naar elkaar te staren. We konden geen woord uitbrengen. Guy niet
omdat hij onder de indruk was van die twee heren van Humo die de moeite hadden genomen om speciaal
voor hen naar Limburg te komen, wij niet omdat we net getuige waren geweest van een fantastisch concert.
Op technisch vlak zijn The Scabs met de jaren alleen maar beter geworden, maar toen waren ze enorm
origineel, onbezoedeld, puur. Ze hadden iets gevaarlijks, iets dreigends. Als je The Scabs aan het werk zag,
dacht je: Met dit soort volk moet je opletten, daar krijg je best geen ruzie mee. Wat uiteraard niet zo was,
want het waren lammetjes. En achteraf zeer dankbaar voor dat interview in Humo. Als je vandaag de dag
pakweg een deelnemer van de Rock Rally interviewt, gaat het er toch iets anders aan toe. Hoe knullig The
6 0
Scabs soms ook waren, Marc en ik wisten dat ze groot zouden worden. Die bezoedeling is er later natuurlijk
wel ingeslopen, maar dat gebeurt bij elke groep die lang samenblijft. Zo zal dat ene optreden dat ik zag
van de Arctic Monkeys in de Botanique – er waren hoop en al vierentwintig toeschouwers – nooit meer
verbeterd kunnen worden.»
De livereputatie van The Scabs groeit met de week. Als toeschouwer krijg je het gevoel getuige te zijn van
iets unieks, iets noodzakelijks. Er gebéurt iets, en de energie die de groep tentoonspreidt lijkt wel grenzeloos,
waardoor er altijd wel iets – op het podium of in de zaal – stukgaat. Is het de kracht van de verbeelding die
zulke herinneringen aandikt tot mythes? Te oordelen aan de krantenrecensie van een een zekere C.S., over
het optreden van 17 maart 1983 in de Leuvense zaal Lido, zeker niet. ‘Met wat vertraging stonden ze er: The
Scabs, donderdag laatstleden in het Lido, opgespannen als jachthonden die voor het eerst na een winter binnen weer
de geur van vers wild in de neus krijgen. Vanaf het eerste nummer werd hier à fond gespeeld: ze kennen met andere
woorden hun eigen kracht niet, omdat ze geen enkele reserve overhouden voor later. Alle remmen los, en het pleister
letterlijk van het plafond: lang geleden dat ik een groep zichzelf op zulke rücksichtslose wijze heb zien geven. Meteen
‘Is This Life?’ als tweede song, tijdens het derde nummer gaf de elektriciteit er even de brui aan, maar dat kon de pret
nauwelijks drukken. Bij wijze van revanche trokken ze daarna de geluidsmuur van een gezonde Concorde op tijdens
mokerharde versies van ‘Trapped By The Rain’, – Guy kreeg bijna een hartinfarct – ‘Matchbox Car’, – aan negen
Beaufort – en ‘Beat Me Up’. Daar dienden bisnummers van te komen, al begrijp ik niet waar ze na twee uur van deze
powertraining nog de energie haalden om ‘I Don’t Want Your Company’ te spelen. Twee keer mochten ze terugkomen,
en vermits het repertoire op was, werd ‘Is This Life?’ er nog eens doorgejaagd. Heel hard en wild. Het duurde ettelijke
pinten voor deze jongen weer bij zijn positieven was.’
Hoe belachelijk het een kleine dertig jaar later ook mag lijken, de inspanningen van The Scabs om hun
muziek aan de man te krijgen middels enkele vinylsingles wordt door sommigen beschouwd als een knieval
voor de commercie. Guy Swinnen, die op zijn eenentwintigste nog wat lessen zelfrelativering kan gebruiken,
schrijft in een open brief: ‘Bedankt voor je bezorgdheid om de muziek van The Scabs. Geen nood, wij zullen nooit de
weg van The Kids opgaan, want we zijn al een tijdje geleden afgestapt van dat stereotiepe punkgeram, net omdat het
stereotiep is. Punk was aanvankelijk origineel, eerlijk en recht door zee, maar het is een modeverschijnsel geworden.
Voor iedereen die het nog niet weet: punk is niet de vandaal uithangen door tegen vanalles en nog wat te schoppen,
of pinten stuksmijten, of ambras verkopen. Als het dat is wat je wil, koop dan een nauw jeansvestje en schilder er AC/
DC op. Punk was voor ons een startsein, geen voorbeeld om na te apen, maar een begin om te evolueren naar een eigen
stijl. Ik weet wel dat sommige punks ons verraders noemen. Als ze me dan ‘Disco-scabs!’ achterna roepen, kan ik alleen
6 1
maar lachen. Durven ze het me niet in mijn gezicht te zeggen? Zijn dat punks? Iemand die zoiets doet is een ‘so called
friend’, en daar hou ik geen rekening mee. Met deze brief hoop ik te bereiken dat de mensen onze evolutie niet langer
zien als verraad aan onze eigen principes. Binnenkort komt er een mini-lp uit van The Scabs. Daar zal een nieuwe
versie van ‘Is This Life?’ opstaan. Luister ernaar en overtuig jezelf ervan dat dit geen disco is, het heeft er zelfs geen
reet mee te maken.’
In het najaar van 1981 verschijnt niet alleen ‘There’s Nothing Wrong/Beat Me Up’ maar ook het haastig in
mekaar gebricoleerde compilatiealbum No Big Business, met daarop Belgische acts als Luc Van Acker & Didi
De Paris, Siglo XX en The Scabs. De pers slaat en zalft. De Hoogstraatse Gazet, dat naast een kolom met
aankondigingen van notariële verkopen in de Kempen wat plaats heeft vrijgehouden voor een artikel over
The Scabs, vindt het initiatief van veel goeie wil getuigen maar betreurt tegelijk het povere resultaat. Eén
song steekt er volgens de Hoogstraatse redacteur evenwel bovenuit: ‘Is This Life?’. De mening van Humo
loopt nagenoeg gelijk. Dat de verzamelaar weinig goeie muziek bevat maar dat het een nobel initiatief is,
een collectie van twaalf al dan niet interessante naamkaartjes die je krijgt aangeboden voor maximum
tweehonderd frank. De ‘goed bewerkte agressiviteit’ van The Scabs wordt in de recensie ‘leuk’ bevonden.
Deversievan‘IsThisLife?opNoBigBusinessmagdanleukzijn,evengoedkunnendeadjectieven‘rudimentair’
en ‘primitief’ worden bovengehaald, wat op zich geen schande hoeft te zijn. Guy Swinnen heeft een andere
mening over dat laatste. «De opname van deze track, die plaatsvond in het huis van producer Roland Beelen,
was een van onze grootste muzikale teleurstellingen ooit. Op de viersporenrecorder van Roland klonk het
fantastisch maar op plaat bleef er niets meer van over. Bovendien hoor je mij op deze versie ‘haven’t I got the
right to live like I like’ zingen, terwijl het natuurlijk ‘as I like’ moet zijn. Je zou voor minder het schaamrood
op de wangen krijgen.»
Ruth Janssen treedt Guy bij. «Ik heb die versie al lang niet meer gehoord – mijn broer Luc heeft mijn
exemplaar van No Big Business geleend en nooit meer teruggeven, de smeerlap – maar ik herinner me wel de
abominabele klank. Het klinkt voor geen meter! ‘Is This Life?’ leefde wel heel erg bij de fans, ze werden gek
als het gespeeld werd tijdens concerten.»
Backstage! Foto boven: Jan Van Eycken van De Kreuners.
Linksboven: manager Ruth Janssen.
Linksmidden: Kreuner Eric Wauters.
Linksonder: Kreuners-manager Joe Robeyns.
Foto’s boven op pagina 63: gelegenheidsgitarist Peter Clemens (links), Cisse Vangeel (rechts) en
Guy Swinnen met fans (onder).
6 5
Weinigen weten dit, maar ook Wim Mertens heeft ooit nog een versie van ‘Is This Life?’ geproducet. Ja, díe
Wim Mertens, de gerenommeerde componist wiens ‘Struggle For Pleasure’ werd gebruikt in reclamespots
van Proximus.
Mertens’ opnames van ‘Is This Life?’ en ‘Waste My Breath’ vinden plaats in de periode dat ‘No Big Business’
en ‘There’s Nothing Wrong’ uitkomen. Guy Swinnen vindt Wim Mertens en The Scabs niet per definitie
een vreemde combinatie: «Vergeet niet dat we, naast een punkband, toch ook een new wave-groep wilden
zijn. En new wave-groepen experimenteren nu eenmaal met elektronica. Maar toch, een rare kwiet, die
Wim. Ter voorbereiding van de opnames hadden we een kennismakingsgesprek in een café. Wim droeg een
groene, loden jas. Zo’n parka-achtig geval waaraan jagers zich graag mogen bezondigen. In het college waar
ik school had gelopen, droegen alleen de brave Hendrikjes zo’n jas. Totaal aseksueel! Maar het paste bij Wim
Mertens, en bij zijn brilletje. Ik herinner me hem vooral als een intellectueel, als alles wat The Scabs niet
waren. Maar die opnames waren dik oké, al hebben we er nooit iets mee gedaan.»
Frankie: «Verschrikkelijk waren die opnames. Een ramp! Wim Mertens wilde er iets symfonisch van maken,
iets dat in de verste verte niets met The Scabs te maken had. Gelukkig is het nooit op plaat beland.»
De Opel Record ‘59 van Guy die werd gebruikt voor de singlehoes van ‘Matchbox Car’.
Links: Marktrock begin jaren tachtig.
6 6
Here’s To You, Gang!
Gelukkig belandt de derde, definitieve versie van ‘Is This Life?’ wél op de mini-lp Here’s To You, Gang!. Niet
zomaar een mini-lp, maar een statement van de jaren tachtig, een uithaal, een korte, snelle en opwindende
trip doorheen de frustraties van vier ongeduldige jongemannen. En, niet onbelangrijk, met ‘Matchbox Car’
bevat Here’s To You, Gang! dé hymne van een generatie. De titel van de mini-lp baseert Guy losjes op een
dialoog tussen Humphrey Bogart (Rick) en Ingrid Bergman (Ilsa) in ‘Casablanca’, het romantisch drama uit
1942 van Michael Curtiz.
Ilsa: ‘I can’t fight it anymore. I ran away from you once. I can’t do it again. Oh, I don’t know what’s right any
longer. You have to think for both of us. For all of us.’
Rick: ‘All right, I will. Here’s looking at you, kid.’
Met here’s to you, gang bedoelt Guy net zoveels als: dit zijn wij, neem ons zoals we zijn. Autobiografisch, want
dat is precies wat hij als drieëntwintigjarige wel vaker wil roepen. In april 1983, net na de release van Here’s
To You, Gang!, vertelt hij in het blad Backstage: ‘Toen ik als pas afgestudeerde graficus nergens werk vond
omwille van mijn uiterlijk – rechtopgekamde haren, oorbellen, veiligheidsspelden – zag ik vaak dat minder
sterke kandidaten de job wel kregen, alleen al omdat ze een pak droegen. Daar gaat ‘Is This Life?’ over.’
They don’t accept my clothes
They don’t accept my hair
They want to put me in a monkey suit
Ten tijde van ‘No Pay Today’, twee jaar na de eerste ‘Indiana Jones’-film.
Links: Frankie backstage tijdens Torhout/Werchter 1983. Rechts: The Scabs proberen de sfeer van
The Cure’s Seventeen Seconds-hoes na te bootsen.
7 0
‘‘Matchbox Car’ gaat over een bepaalde gebeurtenis in mijn kleutertijd’, vertelt Swinnen begin jaren tachtig
in een blad. ‘Nadat een vriendje bij mij was komen spelen, vond ik mijn favoriet speelgoedautootje niet meer
terug. Ik dacht dat het gewoon per ongeluk was zoekgeraakt en vergat het, tot ik maanden later bij dat vriendje
op bezoek ging. Dáár lag míjn autootje: hij had het gewoon gestolen. Naïef als ik was kon ik niet geloven dat
iemand tot zoiets in staat was. ‘Waste My Breath’ heb ik geschreven na een eindeloze discussie met Berre over
het huwelijk. Hij was al dik tevreden met zijn krant, zijn pantoffels en zijn vrouw. Alsof die drie per definitie
in hetzelfde rijtje thuishoren. Die routinementaliteit vind ik walgelijk. Dat verlagen van de mens, een vrouw
in dit geval, tot een object, tot een ding om mee te vrijen. Dat huichelachtige rollenpatroon wordt er bij de
mens natuurlijk op allerlei manieren ingestampt: door middel van reclame, opvoeding... Iedereen belooft je
rozengeur en maneschijn, maar als je om je heen kijkt blijkt iedereen iedereen te belazeren. Zo’n televisieserie
als ‘Dallas’, bijvoorbeeld, da’s toch de grootste rotzooi? En iedereen zit zich daar aan te vergapen. Mensen
dragen maskers, verbergen hun gevoelens. In ‘Trapped By The Rain’ vertel ik dan weer hoe je na een jaar van
vruchteloos werk zoeken toch vanzelf gaat toegeven aan de geplogenheden van het systeem. Je kan niet anders,
want van stempelen word je gek: net voor de stempelcontrole opstaan, ’s middags met je slaapdronken kop wat
rondhangen en ’s avonds pinten gaan pakken. Verder niks. Ik stompte zodanig af dat ik gezegd heb: Oké, jullie
willen me niet met spelden? Dan krijgen jullie me zónder, maar vanbinnen zal ik niet veranderen.’
Zevenentwintig jaar later, op zijn vijftigste, heeft Guy die attitude wat bijgesteld: «Gelukkig verandert een
mens met ouder worden. Je kan tenslotte niet kwaad blijven.»
«Het was Walter Grootaers van De Kreuners die ons destijds heeft aangespoord Here’s To You, Gang! op te
nemen. Hij zei: ‘Je mag met ons mee op tournee, maar dan moet je wel een plaat uitbrengen.’»
Walter Grootaers: «Of het werkelijk zo is gegaan, weet ik niet meer. Maar ik herinner me wel nog de eerste
keer dat ik The Scabs aan het werk zag. Dat was namelijk zo fantastisch dat ik inderdaad besloot hen in het
najaar van 1982 mee te vragen op tournee. Het was niet de eerste keer dat we jong talent op die manier een
kans gaven, we hadden het eerder ook al gedaan met De Kommeniste. Na dat toertje met The Scabs is Joe
Robeyns, onze manager, in gang geschoten.»
Guy: «Joe contacteerde producer Jean-Marie Aerts en EMI. Met Jean-Marie werken was... speciaal. Als ik
een gitaarriffje speelde, zei hij: ‘Wat is dit? Wat is hier de bedoeling van?’ ‘Euh, gewoon iets wat ik heb
bedacht, Jean-Marie, iets dat ik goed vind.’ ‘Ik vind dat niet zo goed’, zei hij dan. ‘En waarom die rare sound?
Dat equalizerpedaaltje díent helemaal niet om je klank te vervormen.’ Van een gewone boerenlul die blues
speelde, was hij plots ‘Jean-Marie Aerts van T.C. Matic’ geworden. Dat gaf hem een reden om uitspraken te
doen als: ‘Ik moeje voel’n, het moet van binn’n komen’, maar ik begreep hem niet altijd even goed.»
7 1
Jean-Marie Aerts: «Voor elk woord dat ik tijdens een opnamesessie zeg, is er een reden. Mijn aanpak: de
groep registreren zoals de groep is, maar er ook nog iets aan toevoegen. De groep moet er iets van bijleren,
dat is de bedoeling, zodat de muzikanten na de opnames van zichzelf kunnen zeggen dat ze gegroeid zijn.»
Guy: «Het moet gezegd, de resultaten die Jean-Marie boekte, maakten alles goed. Die man wist wat hij deed,
en nu begrijp ik hem wél.»
Francis: «The Scabs evolueerden van rudimentaire punk naar datgene wat we op Here’s To You, Gang! ten
gehore brachten: nog steeds punk, maar dankzij Jean-Marie wat meer gesofisticeerd. Kortom, de juiste mix
van ritme en klank, niet te perfect, niet te slordig.»
Arno Hintjens: «Ik vraag me af welke groep Jean-Marie destijds níet geproducet heeft. Als Jezus Christus
Jean-Marie had gebeld om hem te producen, had hij het ook gedaan.»
Jean-Marie Aerts: «Het was aangenaam werken met The Scabs. Ik heb onlangs nog eens naar Here’s To You,
Gang! geluisterd, en het verraste me hoe goed die gasten eigenlijk speelden. Zeer strak, geen overbodige
luxe in het pre-Protools-tijdperk. Knippen en plakken was toen lang niet zo makkelijk als nu. Alles wat je
op Here’s To You, Gang! hoort, is dus echt gespeeld. En ook over de klank ben ik nog zeer te spreken: die mix
tussen punk en dub is uitermate geslaagd. We hadden niet zoveel middelen, hoor: reverb, een echokamer
en ideeën. De klank was het logische gevolg van de attitude die we toen hadden: je voelt het of je voelt het
niet. Niets is gebeurd met voorbedachten rade. Het heeft met smaak te maken. Da’s volgens mij een van de
redenen waarom die plaat een blijver is. De vrijheid die er vanaf straalt! Punk – en dan heb ik het niet over
het modeverschijnsel, maar over de manier van leven – betekent voor mij vrijheid. Dub heeft dat ook. Als je
naar Lee Scratch Perry luistert, denk je toch: wow, waar komt dat allemaal vandaan?»
Koen Crets (roadie, en jeugdvriend van Frankie): «The Scabs zijn dan misschien geen topmuzikanten, maar
het is wel een groep, dat wist ik al meteen toen ik Here’s To You, Gang! voor het eerst hoorde. Die plaat doet
mij nog altijd iets. Ik herinner me dat Frankie bij mij thuis aankwam met Here’s To You, Gang! onder de arm:
‘Hij is af!’ We hebben er toen samen meerdere keren naar geluisterd op mijn krakkemikkig platenspelertje,
dat zal ik nooit vergeten.»
Frankie: «De productie van Jean-Marie Aerts is fantastisch. Ik vind Here’s To You, Gang! nog steeds de beste
plaat die we ooit hebben gemaakt.»
Wat dat betreft staan Frankie Saenen en Marc Mijlemans min of meer op één lijn. Jaren later zal Mijlemans
zeggen dat The Scabs voor hem nooit meer zo goed kunnen zijn als ten tijde van Here’s To You, Gang!, maar
dat het nog steeds een topgroep is die hem altijd na aan het hart zal liggen. Hóe goed hij Here’s To You, Gang!
wel vindt, pent hij neer in een uiterst lovende recensie:
7 2
‘Vorig jaar rond deze tijd debuteerde het jonge groepje Allez Allez met de mini-lp African Queen, een schokgolf van
vitaliteit, een bescheiden aardbeving. Dit jaar bereikten The Scabs met hun eerste mini-lp Here’s To You, Gang! hetzelfde
effect, want ook dit is een korte, maar accurate soundtrack voor het leven in België vandaag. Goed, er zijn wel meer
mensen die intuïtief aanvoelen waar het hic et nunc om te doen is maar Guy Swinnen heeft het uitzonderlijke talent om
dat hic et nunc om te zetten in songs, en als wij songs schrijven dan bedoelen wij ook songs, die dingen waar er te weinig
van zijn, weet u wel. Van die gave, toen nog slechts embryonaal aanwezig, getuigden ze al met hun singles ‘So Called
Friends/Frozen Faces’ en ‘There’s Nothing Wrong/Beat Me Up’ en die haalden wel de jukebox van Bij Wiske in Diest
maar niet de erkenning die ze verdienden. Daarna was er nog de Scabsbijdrage aan de No Big Business-lp, ‘Is This Life?’,
een rommelig opgenomen maar onvergetelijke uithaal naar het herenvolk dat niet wil leven en laten leven. De nieuwe
versie van ‘Is This Life?’ die Here’s To You, Gang! siert, is typerend voor de op zeer korte tijd gerealiseerde stap vooruit
die The Scabs hebben gezet: ze hebben hun plaats, hun spoor gevonden en stomen nu door, bestemming onbekend maar
dat maakt niks uit want het is om het stomen zelf begonnen. Het hoge niveau van Here’s To You, Gang! is te danken aan
zanger-gitarist Guy Swinnen, gitarist Francis Vangeel, drummer Frankie Saenen en bassist Robert Bergen, maar hebben
geholpen: de goeie omstandigheden waarin ze de plaat hebben kunnen opnemen (ICP studio’s) en producer Jean-Marie
Aerts, die het geluid van The Scabs met veel eerbied en vakmanschap heeft vastgelegd. Het geluid van The Scabs zou in
Franstalige, hippe kringen omschreven worden als ‘un peu démodé’, wat eigenlijk betekent: krachtig, zonder synthesizers,
moderne rock ’n roll máár rock ’n roll. Niks démodé, geboren uit de punk, dat wel, maar geëvolueerd naar strakke, harde
maar melodieuze... euh... rock ’n roll, dus. Dat moet ook, want The Scabs zijn nog steeds kwaad, voelen zich machteloos
en grijpen daarom schreeuwend naar het beetje macht dat binnen hun bereik ligt. De macht door kracht van de rock ’n
roll, de trots van de verliezer.’
‘Maar laten we het simpel houden, want dat doen The Scabs, godzijdank, ook. Vanaf het echt schitterende, bijtende ‘Waste
MyBreath’,aldeeersteéndebeste,soberopgebouwdrondeengitaarriffenwatdrumslagen,venijniggezongendoorSwinnen,
dansende haat. Een stamp onder de ballen van alles wat boven staat en niet naar beneden wil komen. Dan het herwerkte ‘Is
This Life?’, waarin een van de duizenden schoolverlaters zich met een vloek en een zucht afvraagt of er dan niks meer voor
hem is weggelegd dan een dopkaart en gezaag om zijn oren. ‘They don’t accept my clothes, they don’t accept my hair, they
want to put me in some monkey suit’ en ‘Haven’t I got the right to live as I like?’. Pertinente vraag. Spetterende gitaren en
donkere bas laten daarna ‘I don’t want your company’ losbarsten: korte, sterke, dansbare en agressieve song, ik vráág niks
meer. ‘Trapped By The Rain’, volgt: de verveling onderhoudend gemaakt zoals dat ook in ’77 al een paar keer indrukwekkend
gedaan werd, de claustrofobie die wanhopig aan stukken wordt getrapt. Tenslotte, ‘Matchbox Car’, over de kleine klappen
des levens en hoe daar overheen te komen en zélf een klap van een song. Eerlijk: ik heb niet de bedoeling om dit allemaal te
overdrijven, om een vertekend beeld te geven, om mee te gaan met het heersende chauvinisme, maar ik kan het verdraaid ook
niet helpen dat ik kapot ben van Here’s To You, Gang! van The Scabs. U moest het zelf ’s proberen.’
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll
The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll

More Related Content

More from Ludion Publishers

James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889Ludion Publishers
 
The Future of Book Publishing
The Future of Book PublishingThe Future of Book Publishing
The Future of Book PublishingLudion Publishers
 
Bervoets book presentation: Invitation
Bervoets book presentation: InvitationBervoets book presentation: Invitation
Bervoets book presentation: InvitationLudion Publishers
 
Veerle Windels - Werken met woorden
Veerle Windels - Werken met woordenVeerle Windels - Werken met woorden
Veerle Windels - Werken met woordenLudion Publishers
 

More from Ludion Publishers (8)

Het kleine Van Gogh Museum
Het kleine Van Gogh MuseumHet kleine Van Gogh Museum
Het kleine Van Gogh Museum
 
De kunst van het tellen
De kunst van het tellenDe kunst van het tellen
De kunst van het tellen
 
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
James Ensor. De intrede van Christus in Brussel in 1889
 
The Future of Book Publishing
The Future of Book PublishingThe Future of Book Publishing
The Future of Book Publishing
 
Bervoets book presentation: Invitation
Bervoets book presentation: InvitationBervoets book presentation: Invitation
Bervoets book presentation: Invitation
 
Antwerp Street Style
Antwerp Street StyleAntwerp Street Style
Antwerp Street Style
 
Veerle Windels - Werken met woorden
Veerle Windels - Werken met woordenVeerle Windels - Werken met woorden
Veerle Windels - Werken met woorden
 
Ludion Illustrated 1
Ludion Illustrated 1Ludion Illustrated 1
Ludion Illustrated 1
 

The Scabs - Dirty Years of Rock 'n' Roll

  • 1. The Scabs Dirty Years Of Rock 'n' Roll
  • 2. Auteur Jo Smeets Coördinatie Lou Berghmans en Kris Smets Vormgeving Afreux Omslagontwerp Guy Swinnen en Afreux Omslagfoto Danny Willems Foto’s binnenin: Koen Vandecraen (p. 6, 11, 20, 21, 23, 130 ro, 196, 222, 251 l&r), Lou Berghmans (p. 15, 106, 114 o, 139), Koen Bauters (p. 16, 17, 18), Guy Swinnen (p. 24, 28, 29, 32, 33, 44 o, 56, 57, 65, 117, 136 rij 1), Alexander Popelier (p. 23 rb), Ruth Janssen (p. 39), Francis Vangeel (p. 42, 44 b), Robby Zahler (p. 50, 51), Luc Waegemans (p. 52, 53, 67, 103 lb), Aurélie Geurts (p. 80 lb), Danny Willems (p. 85, 125 ro, 145, 164, 177 m, 242), Michel Hakim (p. 111 rb), Barbara Dewil (p. 130 rij 1 & 2, 140, 170, 171, 174, 175, 179 rm), Marjan Verschraegen (p. 158), Valerie Verhaeghe (p.177 rb), Luc Janssen (p. 165 l), Libelia De Splenter (p. 165 b), Dirk Leemans (p. 201 rb), Michele De Wilde (p. 188, 189, 190, 191, 192, 193), Kat Steppe (p. 216 lb), Geert Peeters (p. 226 lb), Bernaded Dexters (p. 230, 233 r), Peter Staessens (p. 236). Onze oprechte dank aan alle fotografen waarvan we de namen niet konden achterhalen. © 2010 Ludion en de auteur © 2010 Ludion en de fotografen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, door druk, fotokopie, microfilm, of welke andere wijze ook, zonder de voorafgaande toestemming van de uitgever. www.ludion.be ISBN 978-90-5544-835-7 D/2010/6328/70 De auteur bedankt Nathalie Stroobants, Geike Smeets, Mauro Smeets en Maria Lemmens voor het geduld; Frank Jacobs voor het lezen en de feedback; Danny Pauwels, Danielle Gielen, Luc Schreurs, Jurgen Beckers, Stijn Meuris en Christophe De Schauvre voor de raad; Danny Lemmens voor P.O.F.; Guy Swinnen, Frankie Saenen, Willy Willy, Fons Sijmons, Robert Bergen, Francis Vangeel, Mark Vanbinst, Tjenne Berghmans, Lou Berghmans en Kris Smets voor de inspiratie. Voor ‘Dirty Years of Rock 'n' Roll’ heeft de auteur niet alleen gepraat met Guy Swinnen, Frankie Saenen, Willy Willy en Fons Sijmons, maar ook met ex-bandleden Robert Bergen, Francis Vangeel en Mark Vanbinst. Werden eveneens geïnterviewd: Lou Berghmans, Kris Smets, Ruth Janssen, Jean-Marie Aerts, Charlie Poel, Werner Pensaert, Walter Grootaers, Ben Crabbé, Mauro Pawlowski, Kurt Overbergh, Koen Crets, Eric Loos, Koen Vandecraen, Marc Thijs, Mike Vernon, Patrick Riguelle, Stijn Meuris, Frank Vander linden, Danny Willems, Axl Peleman, Matthias Van der Hallen, Ronny Snels, Dani Klein, Arno Hintjens, Eppo Janssen, Will Tura, Patrick De Witte, Dominique Deruddere, Herman Schueremans en Ferry Carlsson. Leverden een bijdrage: Paul Van Bruystegem, Beverly Jo Scott, Alain Tant, Noël Slangen, Frank Haelman, Laurens Leurs, Naomi Sijmons, Lars Van Bambost, Patrick De Witte, Gust De Coster, Roos Van Acker, Lee Swinnen en Alain Tant.
  • 3. Dirty Years Of Rock 'n' Roll
  • 4. Voorwoord Op de dag van mijn plechtige communie werden niet alleen mijn doopgeloften hernieuwd, het was ook de dag dat ik mezelf voor het eerst in mijn leven bezitter van een vinylplaat mocht noemen. Nog voor het voorgerecht kreeg ik er niet één, maar twee geserveerd: 4US van Doe Maar en Here’s To You, Gang! van The Scabs. Muziek die zo te horen niets met mekaar te maken had, maar toch hadden die platen iets gemeen: ze markeerden het begin van de rest van mijn leven. Ik was toen twaalf en Henny Vrienten was god, net als Guy Swinnen. Die laatste god woonde maar op amper tien minuten rijden. Het eerste wat ik van The Scabs te zien kreeg, was die legendarische foto van vier helden die tot aan hun middel in het water stonden. Meer was er niet qua beeldvorming, daar moest ik het een hele tijd mee doen. Het was aan mijn verbeelding om de hiaten op te vullen. Naar men zei zongen The Scabs in een of ander Brits dialect, en Guy Swinnen, Frankie Saenen, Cisse Vangeel en Berre Bergen – hen familiair met hun voornaam noemen, dat deed je niet – zouden geen makkelijke gasten zijn. Lachen, dat deden ze nooit. En ermee lachen nog veel minder. Nee, The Scabs keken altijd met een vastberaden, onheilspellende en gevaarlijke blik voor zich uit, net zoals ze dat deden op de hoes van Here’s To You, Gang!. Hoe vaak ik die blik ook probeerde in de spiegel, ik kwam er telkens weer achter dat ik het nooit zou leren. Net zoals ik me niet zomaar een zeemanspetje of mouwloos vestje kon aanmeten zonder me belachelijk te maken. The Scabs konden dat wel. De groepsleden boudweg aanspreken, ook dat was not done. Die instructies had ik van iemand die iemand kende die nog met Frankie Saenen in de klas had gezeten. In de jaren tachtig kende in onze contreien trouwens iederéén wel iemand die iemand kende die nog met Frankie Saenen in de klas had gezeten – zo kwamen we in het pre-internettijdperk aan onze informatie. Met Hans, mijn jeugdvriend, een studiereis ondernemen naar het Diestse café De Max, uitvalsbasis van The Scabs, kon ook een schat aan informatie opleveren. En daar, om de grote buit te vieren een Gilde bestellen, want dat dronk Guy Swinnen naar ’t schijnt al eens graag. Maar er waren ook gevaren aan verbonden: wat als we in De Max onverwacht een Scab aan de toog zouden aantreffen? Daar moest rekening mee worden gehouden, en bijgevolg werd er een scenario bedacht om ons uit zulke penibele situaties te redden. Want, nogmaals: de groepsleden aanspreken, dat deed je niet. En al zeker niet in het hol van de leeuw, waar elke aanwezige wél die vastberaden, onheilspellende en gevaarlijke blik onder de knie had. Het scenario moest gelukkig nooit in de praktijk worden gebracht, al was het één keer close: tien minuten voordat we ons met gespeelde stoerheid aan de toog hadden geposteerd had Frankie Saenen the building verlaten.
  • 5. Het ‘contact’ met The Scabs zou voorlopig worden beperkt tot het frequenteren van optredens, dat was een pak veiliger. Alhoewel, waar The Scabs speelden, sneuvelde er steevast iets. Dat is wat ik me vandaag althans meen te herinneren. Geen saai moment: Berre Bergen fluimde zijn fluimen met een verbluffende precisie, de linkervoet heldhaftig op de geluidsmonitor; het leek wel of er om de twintig seconden een cimbaal van Frankie omver viel die door een koortsachtige roadie met de grootste ernst weer werd rechtgezet; en als Guy Swinnen – zijn rechterwijsvinger op het midden van de zaal gericht – ter aankondiging van de gelijknamige song de woorden ‘I don’t want your company’ sprak, werd je bang, en kon je alleen maar hopen dat hij het individu dat naast je stond aanwees. Het Gevaar maakte met de komst van Willy Willy en Fons Sijmons plaats voor vakmanschap, waardoor Hans en ik – ondertussen al enkele jaren ouder – het stilaan aandurfden om een gespreksonderwerp aan te snijden met Guy Swinnen. Maar hij wist dat ons aanbod van zelfontwikkelde, op Marktrock ‘89 genomen zwart-witfoto’s maar een excuus was om nog eens te kunnen aanbellen aan zijn appartement in de Michel Theysstraat in Diest. En de T-shirts die we voor The Scabs zouden zeefdrukken zijn er nooit gekomen. Guy – zijn achternaam mochten we ondertussen achterwege laten – kon erom lachen, waardoor stilaan het besef groeide dat hij minder gevaarlijk was dan we aanvankelijk hadden aangenomen. Later zou ik met mijn eigen rockgroepje meermaals ‘Ain’t No One Gonna Take My Soul Away’ van The Scabs zingen. En dat moet in goede aarde gevallen zijn, want nog later werd ik door Guy gevraagd om backing vocals te zingen op ‘Seven Seas’, de tweede single op Sunset Over Wasteland. Maar... net zoals dat het geval was met die T-shirts en zwart-witfoto’s, mislukte dat. ’t Is dan ook hoog tijd om die schuld, die al sinds mijn twaalfde openstaat, eindelijk eens in te lossen. Welaan dan, mijn tribute aan Belgiës meest tot de verbeelding sprekend band ooit: here’s to you, gang! Jo Smeets
  • 6.
  • 7.
  • 8. 8 «Dat moet tien of elf jaar geleden zijn» – Fons Sijmons 18 juli 2007. Guy Swinnen test zijn Fender Telecaster ‘52 Reissue wanneer Willy Willy het lokaal in de J.B. Van Monsstraat in Leuven komt binnengestapt. Het is meer dan een decennium geleden dat ze er, samen met Fons Sijmons en Frankie Saenen, de repetitiestudio Roxy uitbaatten. Nu verhuurt Muziekcentrum Het Depot er drie repetitieruimtes onder de noemer Het Popatelier. Guy en Willy begroeten mekaar met een kus. Wat later slaat Willy zijn eerste praatje sinds jaren met Fons, die buiten in afwachting van de repetitie een sigaret zit te roken. Het lijkt wel alsof Fons zijn twee jaar met gitarist Tjenne Berghmans, die in 1994 Willy’s plaats innam, is vergeten. Of maakt hij een rekenfoutje? Fons: ‘Willy! Dat moet tien of elf jaar geleden zijn.’ Willy (snel): ‘Voor mij is het nog langer geleden. Dertien, veertien jaar.’ Fons: ‘Ja. Dertien, veertien jaar.’ Net zoals ze dat een kleine twee maanden later zullen doen in de Ancienne Belgique, beginnen ze met ‘Crime Wave’. Frankie tikt af, de intro loopt niet echt lekker, maar eenmaal vertrokken, waait er een sound door de studio die als typisch The Scabs omschreven zou kunnen worden: gespierd, heroïsch, melodieus en, vooral, vertrouwd. Willy kijkt afwisselend naar de grond en zijn linkerhand, Fons lijkt wat in zichzelf gekeerd en Frankie probeert zijn meest emotieloze gelaatsuitdrukking. Alleen Guy durft zijn enthousiasme te tonen en lacht breed, met een blik die zegt: ‘Zie ons hier staan.’ Televisieregisseur Bart Verbeelen – sympathisant van het eerste uur – filmt het moment en kan zijn tranen van ontroering nauwelijks in bedwang houden. ‘Crime Wave’ wordt wat slordig afgehaspeld en pas na het slotakkoord lijken de vier muzikanten te beseffen dat ze net samen een song hebben gespeeld, dat ze aan iets begonnen zijn. Frankie legt zijn drumsticks weg, iedereen kijkt een andere kant op, niemand vindt de juiste woorden voor een moment als dit. Een moment van amper twee seconden dat een uur lijkt te duren. Fons probeert Frankie, eerder met lichaamstaal dan verbaal, te ontlokken of het een sterke versie was of niet. Wat Frankie eindelijk een excuus geeft om verlossend te lachen. Willy volgt Frankie’s voorbeeld, trapt heldhaftig een effectpedaal uit, en behoudt zijn cool. «Ik arriveerde als eerste in Leuven, manager Lou Berghmans en wat cameramensen niet meegerekend», zegt Frankie. «Daarna druppelden de andere groepsleden één voor één binnen. Een korte babbel, materiaal opstellen, wat draaien aan de knopjes... Het duurde enorm lang voor we begonnen met spelen, het leek of we
  • 9. 9 het maar bleven uitstellen. Toen het er dan toch van kwam speelde niemand echt goed, maar het gaf me wel een fantastisch gevoel. Na ‘Crime Wave’ hebben we eens naar mekaar gekeken. En gelachen. Wat konden we anders, het was zo’n vreemde situatie.» «Een groep is maar zo goed als zijn drummer, en in dat opzicht heeft Frankie me tijdens die eerste repetitie verbaasd», zegt Guy. «Frankie was vroeger al goed, maar hij was nog tien keer beter geworden. Al die jaren dat ik hem nauwelijks heb gesproken is hij blijven drummen – bij The Kids bijvoorbeeld – en dat was er aan te horen. Als iemand tijdens die repetitie een steek liet vallen, werd dat opgevangen door Frankie. En Willy was geweldig in al zijn eenvoud.» Frankie: «Naarmate de repetities vorderden, viel me toch op dat Fons niet echt op dezelfde lijn zat. Ik belde Guy: ‘Is het niet verstandig om ermee te stoppen nu we nog kunnen?’ Zo positief verrast ik was door Willy, zo teleurgesteld was ik in Fons. Zó’n goeie bassist! Waar was die pompende kracht naartoe? Ik was van mening dat we – als we opnieuw wilden gaan spelen – godverdomme goed moesten zijn, maar die kant ging het niet op. We hebben met Fons gepraat en hij is meer gaan oefenen. Stilaan kwam die klasse van vroeger weer aan de oppervlakte.» Guy: «Die wisselvallige repetities maakten me nerveus. Ik vind het belangrijk dat je als frontman op je band kan rekenen, maar was er nog wel sprake van een band? Ik vroeg me steeds vaker af: gaan ze het nog kunnen? Er was één lichtpunt: de energie. Die was er van meet af aan en ebde niet weg, maar voor een goed concert is natuurlijk meer nodig dan energie alleen. De woensdag voor ons eerste reünieconcert deden we in de AB een try-out voor een genodigd publiek van Humo-lezers. Het volledige eerste deel, waarin we Royalty In Exile integraal speelden, was ik nerveus. Dat had ik anders nooit. Pas twee dagen later werd ik verlost van al mijn twijfels.» Ook voor Frankie, die uit bezorgdheid had overwogen om het hele project vroegtijdig af te blazen, is het een opluchting dat The Scabs er weer staan. En er is meer: altijd had hij alles wat niets te maken had met muziek – fotosessies, interviews, vergaderingen – hartsgrondig gehaat, maar nu kan zelfs dat hem niet meer ontmoedigen. Frankie: «Alles waar ik ooit zo bang van was begon weer helemaal van voor af aan: het circus. Maar deze keer heb ik ervan genoten. Eigenlijk was het ook helemaal niet zo raar om Guy, Willy en Fons na zoveel jaren terug te zien. Want: we konden weer normaal doen met mekaar, zoals in onze goeie periode. En vanaf die eerste repetitie werden de gesprekken die we achteraf voerden telkens langer. Dat alleen al was een goed teken. Een wonder eigenlijk, want voor we aan de reünie begonnen hebben we eerst vergaderd in het huis van Lou Berghmans, en dat ging niet echt lekker. Ik was al tien jaar niet meer bij Lou geweest, en plots stond
  • 10. 1 0 ik daar weer. Alles kwam terug, de meest rotte herinneringen eerst, het ging stroef, ik voelde me niet op mijn gemak... Maar er was hoop: iedereen was zo verstandig het verleden niet op te rakelen. Willy had nochtans goede redenen, en toch heeft hij toen met geen woord over het verleden gerept. Een gentleman.» Fons: «Ik ken weinig mannen die zo charmant zijn als Willy.» «Waarom niet?» - Willy «Waarom wel?» - Frankie Uitgerekend Willy, de man die al geen groepslid meer was toen The Scabs in 1996 stopten, fungeert als de stille kracht achter de reünie, als het bindmiddel dat van alle afzonderlijke delen weer een geheel moet maken. «We hadden al meerdere aanvragen gekregen, maar het idee van Kurt Overbergh, artistiek directeur bij de AB, was schitterend: The Scabs die in hun definitieve bezetting hun beste plaat, Royalty In Exile, integraal spelen. Dat had helemaal niets met poenpakkerij, nostalgie of wat dan ook te maken. Zo heb ik Frankie overtuigd, met te zeggen dat het voor de eer was. Ik bleef maar herhalen: ‘Waarom niet?’ Waarop hij telkens: ‘Waarom wel?’ ‘Voor de eer, Frankie.’» Frankie: «Ik bleef die reünie maar op de lange baan schuiven. De achterliggende reden was dat ik tijdens de succesvolste periode van The Scabs, vanaf Royalty, enorm depressief was geweest. Het was zo erg dat ik die periode eigenlijk niet bewust heb meegemaakt. Genieten van wat we toen meemaakten was er dus al helemaal niet bij. En bovendien had ik in die periode een enorm gebrek aan zelfvertrouwen. Op zoek naar mezelf, zeker? Laten we het zo maar omschrijven. Hoe dan ook, een reünie zag ik niet meteen als de ultieme manier om al die donkere herinneringen achter me te laten.» «Er was meer aan de hand», zegt Willy. «De relatie tussen Frankie en Guy was na de split verslechterd. Ze hebben mekaar al die tijd gemeden. Jammer, maar zo gaat dat: stel dat het uitgeraakt met je lief, en dat je haar later nog eens tegenkomt, dan loop je er toch ook het liefst in een wijde boog omheen. Zo was het met Guy en Frankie. LatenwezeggendathetmedanookhéélveeloverredingskrachtheeftgekostomTheScabsweersamentekrijgen. Uren heb ik getelefoneerd met Frankie, want hij was de enige die een reünie in de weg stond.» Frankie: «De druk om weer te gaan spelen werd steeds groter, maar niets kon me over de streep trekken. Niet de telefoontjes van Willy, niet die van Swinnen. Tot mijn vriendin zei: ‘Waarom zeg je altijd meteen nee? Luister eens naar het aanbod, praat erover.’ Dat heb ik gedaan: in een Diests café vertelde Swinnen me over het plan van Kurt Overbergh. Mijn antwoord: ‘Ik wil er eens over nadenken.’ Alsof ik dat de voorbije jaren nog niet genoeg had gedaan...»
  • 11. The Scabs in 2007, tijdens hun reünieconcerten in de Ancienne Belgique. Guy Swinnen: «Niet alleen voor de fans, maar ook voor ons was de ontlading enorm.»
  • 12. 1 2 «Dat ik er eens over wilde nadenken, was trouwens gelogen, want ik wist toen al dat ik het niet zou doen. Ik zag heel dat mediacircus weer op gang komen. Ik speel ongelooflijk graag muziek, en zou niet weten wat aan te vangen mocht dat om de een of andere reden geen deel meer uitmaken van mijn leven, maar het zal nooit iets worden tussen de media en mij. Het wringt, al weet ik maar al te goed dat muzikanten de media nodig hebben. Maar zet een camera voor mijn neus en ik kan mijn naam niet meer uitspreken. Die onzekerheid is bijzonder jammer, dat besef ik, want het houdt me vaak heel erg tegen. Dus, na de belofte dat ik Guy zo snel mogelijk zou bellen, liet ik vervolgens niets meer van me horen. Niet uit slechte wil, want ik bleef maar tegen mezelf zeggen: ‘Morgen bel ik. Morgen.’ Ils, mijn vriendin: ‘Heb je nu al gebeld?’ ‘Nee, ik was van plan dat morgen te doen.’ Maar ik deed het niet. Er was nochtans een ultimatum, en op de allerlaatste dag, om elf uur ’s avonds, belde Willy me. Weerstand bieden had niet langer zin, de dag erna stuurde ik een e-mail naar Willy, Guy, Fons en Lou: ‘Ik doe mee.’» «We speelden goed. Beter dan ooit, eigenlijk» - Frankie Brussel, vrijdag 7 september 2007. Tweeduizend gelukzalige gezichten in de foyer van de Ancienne Belgique. Allemaal willen ze hetzelfde: The Scabs aan het werk zien. Dertien jaar eerder, op 7 juni 1994 om precies te zijn, had de krant De Morgen gemeld dat Willy Willy uit de groep was gestapt, en geen enkele fan die er toen aan twijfelde wat dat betekende. Tjenne Berghmans speelde nooit beter gitaar dan bij The Scabs, maar Willy Willy vervangen kon hij niet. Die 7e juni in 1994, dát was dan ook het werkelijke einde van de groep, en niet die allerlaatste plaat - Sunset Over Wasteland - of die dag in 1996 waarop een persbericht werd uitgestuurd waarin stond dat ‘de rockers uit Diest’ het voor bekeken hielden. Ook Guy Swinnen, Frankie Saenen en Fons Sijmons hebben dat begrepen, dus treden The Scabs in 2007 voor het eerst sinds lang weer op in hun definitieve bezetting. Strummer, Jones, Simonon, Headon. Starr, Harrison, Lennon, McCartney. Mullen, Clayton, The Edge, Bono. Eens om de zoveel tijd gebeurt het dat vier authentieke persoonlijkheden iets unieks teweeg brengen in de muziekgeschiedenis. Iets dat het verschil maakt. Ook in België, weliswaar met wat minder wereldhits dan
  • 13. 1 3 The Clash, U2 of The Beatles, maar toch: Sijmons, Saenen, Lambregt en Swinnen hebben iets betekend voor duizenden landgenoten. En dat doen ze nog steeds, anders kan het feit dat de drie reünieconcerten in een mum van tijd uitverkochten niet worden verklaard. Een gelukzalige sfeer dus, maar ook een sfeer die bol staat van ongeduld en verwachting, die avond van de 7de september in de AB. ‘A Royal Portrait’, de een halfuur durende documentaire die Serge Leurs in 1992 over The Scabs maakte, wordt getoond en daarin zegt Humo-journalist Charlie Poel: ‘Het is de groep die bij mij het meest heeft losgemaakt, en van alle Belgische muzikanten zal Guy Swinnen mij het meest bijblijven.’ Marc Didden: ‘The Scabs doen me nog altijd iets. Het is misschien wel de enige echte rockgroep van de Benelux. Toen ik voor mijn film ‘Istanbul’ een korte sequentie nodig had van een rockgroep in actie, heb ik geen halve seconde moeten nadenken. The Scabs waren en zijn nog steeds het schoolvoorbeeld van hoe een rockgroep er moet uitzien.’ Herman Brusselmans: ‘Van veel muziek krijg je koppijn, maar tijdens hun concerten brengen The Scabs zoveel energie over dat het een middel is tégen koppijn. Voor mij is het een wereldgroep, een band die het overal zou kunnen maken. Neem nu ‘Time’, die song past toch in élke hitparade. Het is me dan ook een raadsel waarom dat nooit is gebeurd.’ Zeer toepasselijk doet ‘Time’ dienst als aftitelingmuziek van ‘A Royal Portrait’, maar tijd, dat is iets wat het ongeduldige publiek niet meer heeft. The Scabs ook niet: het doek gaat omhoog, Frankie tikt af en ‘Crime Wave’ wordt met opkomende donderdrums ingezet. Het publiek reageert vanaf de eerste noot uitzinnig. Aan het einde van de song weerklinkt de bekende parlando van Swinnen: Cars are crashin’, blue lights are flashin’ Tyres are squeelin’ when all men are kneelin’ Here she goes, she’s a human rose She must be evil, a love overdose She’s sent from hell, she’s a real Jezebel She smiles and she teases, she hurts me, she squeezes She moves like a queen, she wants to be seen She’s got so much style, she’s like... royalty... in exile! Het dak gaat eraf, het applaus is oorverdovend, want: deze woorden beloven dat Royalty In Exile, de absolute doorbraakplaat uit 1990, integraal de revue zal passeren.
  • 14. 1 4 «We hebben een jaar toegeleefd naar dat concert», zegt Guy Swinnen, «en niet alleen voor de fans, maar ook voor ons was de ontlading enorm. Een adrenalinestoot. Fenomenaal, pure Beatle-mania: tweeduizend kelen die zich schor schreeuwden, het gekrijs overstemde de decibels van de geluidsinstallatie. Ik hoorde mezelf niet eens spelen, maar wat ik wel hoorde was dat het goed zat. Zulke toestanden hadden we, in de periode dat The Scabs nog bestonden, zelden meegemaakt. Frankie heeft geweend, zo was hij gepákt, maar daar ben ik te nuchter voor. Al voelde ik natuurlijk wel de kick, de drang om er helemaal in mee te gaan, om mezelf te verliezen in die totale euforie, maar als je op een podium staat komt het erop aan te doseren. Een topervaring was het, dat wel, en het állermooiste aan die hele avond was dat ene, welbepaalde gevoel: de groep staat er weer, ik kan op hen vertrouwen, het geheel marcheert nog.» «Het was... overweldigend», zegt Frankie. «Ik heb die avond beleefd als één langgerekte roes. Een neef van me had me de hele avond gadegeslagen, en zei achteraf: ‘Frankie, het was alsof je er niet bij was. Je zat op een andere planeet.’ Zo heb ik het ook aangevoeld. Het hele gedoe trok aan me voorbij als in een waas. Soundchecken, uren wachten, wat eten, ijsberen, een babbeltje proberen te slaan... Tot het moment dat ‘A Royal Portrait’ werd afgespeeld en wij stilletjes achter het doek plaatsnamen op het podium. En dan: ‘Crime Wave’, voor een zaal barstensvol bereidwillige fans. Alles wat er moest zijn, wás er. Het was magie. Ik heb gejankt achter mijn drumstel, ja. Pure emotie. Na al die jaren niet meer met elkaar te hebben gespeeld, bleek dat er zóveel mensen ons aan het werk wilden zien, dat kon ik niet vatten. En, het allerbelangrijkste: we speelden goed. Beter dan ooit, eigenlijk.» De gelukkigste man op het podium die avond is Fons. Als het had gekund, was hij elke toeschouwer persoonlijk gaan bedanken voor zijn komst. In plaats daarvan tekent hij na elke song met beide handen een groot hart in de lucht. «Te begrijpen, want na The Scabs was voor Fons alles afgelopen», zegt Frankie. «Guy, Willy en ik wisten ons bezig te houden, met solowerk of met andere groepjes, maar Fons sukkelde wat in de vergeethoek. Na jaren in de anonimiteit te hebben geleefd stond hij plots weer voor een volle zaal. Logisch dat hij ‘I love you’ wilde zeggen tegen zo ongeveer elke aanwezige. Eigenlijk zou hij niets liever willen dan dat The Scabs voor eeuwig blijven bestaan.» Fons: «Jaren heb ik gewacht op die reünie. En al die jaren wist ik dat het er ooit van zou komen. Toen we dan eindelijk op dat podium stonden, en dat doek omhoog schoof, dacht ik: ‘Zijn jullie hier ook weer allemaal?’ Echt, die eerste rijen werden bevolkt door precies dezelfde mensen die ons elf jaar eerder hadden uitgewuifd. Er was niets veranderd, of toch: die mensen waren elf jaar ouder geworden, maar wij ook. Het was een fantastische ervaring.Daaromvindikhetzospijtigdatweernietméérhebbenuitgehaald.Wehaddenmeerkunnenoptreden, we hadden een nieuwe cd kunnen maken... Nu, daar is ‘t nog niet te laat voor, ik hoop dat het er snel van komt.»
  • 15. Kurt Overbergh, artistiek directeur van de Ancienne Belgique «Ontroerd door Fons» Elf jaar lang, sinds de split in 1996, was het de vraag of The Scabs ooit nog zouden samenkomen op een podium. Meerdere festivalorganisatoren boden grof geld maar visten achter het net. Toen Kurt Overbergh, artistiek directeur van de Ancienne Belgique, vriendelijk vroeg of The Scabs hun doorbraakplaat Royalty In Exile integraal wilden spelen in de Ancienne Belgique, gingen ze plots wel overstag. De groep kreeg de eer de spits af te bijten van ‘Rewind’, een reeks van concerten waarin al dan niet gesplitte Belgische bands nog één keer een meesterwerk ten gehore brengen. «Dat ik de man zou zijn die The Scabs weer heeft samen gekregen, is misschien wat kort door de bocht, maar we speelden in die reünie natuurlijk wel een cruciale rol», zegt Overbergh. «Het leek ons een fantastisch idee The Scabs Royalty In Exile integraal te laten spelen, en zelf vonden ze dat gelukkig ook. Ik heb vele gesprekken met hen gevoerd om hen over de streep te trekken, maar manager Lou Berghmans heeft toch ook een grote duit in de zak gedaan. Ik heb er zo weinig mogelijk tijdsdruk op gezet en ik denk dat net dat er voor heeft gezorgd dat het uiteindelijk toch nog zo snel is gegaan. Toen ik het Guy de eerste keer vroeg, zag ik dat hij een reünie wel in overweging wilde nemen, maar hij sprong niet meteen een gat in de lucht. Omdat hij als geen ander de moeilijkheden achter de schermen kent, natuurlijk. Toen we later gingen samen zitten, met Lou erbij, zag ik de glinstering en goesting in zijn ogen. Dat was alvast een goed voorteken. De rest volgde automatisch.» «Ik vond het vooral ontroerend dat Fons Sijmons van de partij was, want het was lang niet duidelijk of ze hem weer op het goede pad konden krijgen. Gezien zijn verleden waren we bang dat we Fons niet onder controle zouden krijgen, maar dat bleek geen enkel probleem. Sterker: het leek wel of hij aan een tweede leven was begonnen, hij was door het dolle heen, leek supergelukkig. Ik denk dat die concerten hem goed hebben gedaan. Backstage zag ik hem huilen van geluk, dat heeft me heel erg aangegrepen. Fons was tijdens die optredens een ster en dat had hij, als je het mij vraagt, dubbel en dik verdiend.» «Die reünieconcerten waren trouwens ongelooflijk. Ik werk nu al dertien jaar bij de AB, en die optredens staan zeer hoog op mijn lijst van hoogtepunten. Ik kende The Scabs natuurlijk al van in mijn jeugd, ik heb ze destijds ook enkele keren live aan het werk gezien en toen waren ze werkelijk buiten categorie. Wel, tijdens de reünieconcerten speelden ze nog beter dan vroeger, en de sfeer tijdens die drie dagen was ook geweldig. Het plaatje klopte volledig, Ik geef toe dat ik meestal huiver bij reünies, omdat die niet zelden om de foute redenen tot stand komen. Maar dat was in dit verhaal niet het geval. Op het moment dat The Scabs ‘ja’ zeiden op ons aanbod, was er nog niet één keer over geld gepraat. Dan weet je dat je goed zit. Ik mag graag denken dat The Scabs, dankzij ‘Rewind’, hun plaats in de Belgische rockgeschiedenis hebben versterkt. Dat ze pas nu zijn opgenomen in de eregalerij van de Belgische muziek. Het was fantastisch om daaraan te mogen meewerken.»
  • 16. De Lokerse Feesten 2009. Producer Jean-Marie Aerts: «Ik heb The Scabs aan het werk gezien op de Lokerse Feesten. Het was niet alleen maar rock dat ze daar speelden, het was zoveel meer geworden.»
  • 17.
  • 18. 1 8 Als er na zijn vertrek bij The Scabs al twijfels mochten zijn gerezen over Willy Willy’s kwaliteiten als gitarist, worden die in de AB in enkele seconden van tafel geveegd. De performance, de looks, de licks... «Het was er allemaal», zegt Willy. «Alles kwam terug, alsof we nooit waren weggeweest.» Patrick Riguelle, die in de AB op het podium staat als achtergrondzanger, denkt er net hetzelfde over. «Het was alsof The Scabs nooit waren gesplit. Het mooiste voorbeeld is mijn eerste repetitie voor die AB- concerten. Er ontstond een hilarische discussie of Fons na acht, of na zestien maten moest invallen.» Fons: ‘Guy, Guy, Guy! We hadden toch afgesproken dat ik na acht maten zou invallen. Gij had dat toch gezegd?’ Guy: ‘Dat klopt, Fons, ik heb dat inderdaad gezegd, maar dat was dertien jaar geleden.’ Willy: «Alles was hetzelfde gebleven, maar toch was er één groot verschil: in tegenstelling tot vroeger kon ik voor het optreden niets meer nemen om mijn zenuwen te kalmeren. Ik was een kleine tien jaar clean, had al even lang geen druppel alcohol meer aangeraakt en kon het me niet permitteren om dat allemaal – for rock ’n roll’s sake – even naast me neer te leggen. Ik wil niet meer terug naar dat leven van vroeger. Ik herinner me Torhout/Werchter in 1992. Wel, ik had toen voldoende dope op zak om drie dagen toe te komen. Voor recreatieve doeleinden, hé: ik stond straight op het podium, maar toch... In de AB moest ik het zonder hulpmiddelen stellen, maar dat eerste reünieconcert was misschien wel de mooiste high die ik ooit heb gehad. En, niet onbelangrijk, ik geraakte na afloop heelhuids thuis.» Persfoto’s voor ‘Rewind’ in de AB. Van links naar rechts: Frankie Saenen, Guy Swinnen, Willy Willy en Fons Sijmons.
  • 19. 1 9 A royal comeback De terugkeer van Willy Willy – die na het debacle van de opnames van Dog Days Are Over in Chipping Norton, Oxfordshire op gespannen voet leefde met de overige groepsleden – was al een evenement op zich. Hij was terug, na dertien jaar had niemand durven hopen dat het er ooit nog eens van zou komen. En toen het dan zo ver was, was het Willy die het meest licht ving. ‘De groep speelde geestdriftig’, berichtte de website van Het Laatste Nieuws op 10 september, ‘maar de grote ster was ongetwijfeld Willy Willy, die met zijn gitaar de songs oppookte en ervoor zorgde dat we niet het gevoel kregen naar een zielloze jukebox te luisteren.’ Koen De Meester schreef in De Morgen: ‘De fans die een ticket konden bemachtigen voor de drie reünieconcerten van The Scabs kregen niet alleen een stevige smak nostalgie voorgeschoteld, maar ook de gitaarmagie van Willy Willy.’ Karel Moors in Het Belang van Limburg: ‘Crystal Eyes’, lang te moeilijk om live te brengen, vloeit nu met vlot gemak uit Willy Willy’s gitaar.’ Maar ook over de prestaties van Frankie, Fons en Guy kon de pers geen slecht woord bedenken. Het Nieuwsblad: ‘Vol enthousiasme stonden The Scabs op het podium. Bassist Fons Sijmons – de haardos iets minder weelderig dan vroeger – glunderde van begin tot einde. Klassiekers als ‘Crystal Eyes’, ‘Four Aces’, ‘Let’s Have A Party’, ‘Don’t You Know’, ‘Nothing On My Radio’, ‘Robbin’ The Liquor Store’, allemaal passeerden ze de revue en het publiek kon ze nog steeds smaken. Bij momenten leek het alsof de band al die jaren gewoon is blijven repeteren, zo vlot verliep het allemaal. Na bijna twee uur verdwenen The Scabs met een geweldig applaus in de coulissen, om met de bisnummers ‘Keep On Drivin’’ en ‘Matchbox Car’ terug te keren.’ ‘Elf jaar lang bleef het stil rond The Scabs’, besluit Karel Moors zijn lofzang in Het Belang van Limburg. ‘De groep rond Guy Swinnen eiste dit weekend moeiteloos zijn plaats in de Vlaamse rockgeschiedenis weer op. Drie uitverkochte zalen zagen een koninklijke comeback. Guy Swinnen heeft wat meer grijze haren en Fons Sijmons draagt de sporen van een moeilijk decennium, maar live klinkt deze groep nog steeds zoals een rockgroep moet klinken: op elkaar ingespeeld, luid maar met voldoende nuance en opnieuw enthousiast, nu de geschillen (even?) zijn begraven. Dat Royalty In Exile inderdaad een klassieker is, blijkt ook live: tussen ‘Crime Wave’ en kippenvelmoment ‘Barkeep’ vloeien de songs als vanzelf in elkaar over en horen we nauwelijks een zwak moment. De hele weg naar huis zoeken we vergeefs een andere Belgische rockgroep die zo’n repertoire kan voorleggen.’ Op de volgende pagina: een uitzinnig publiek in een tot de nok gevulde Ancienne Belgique tijdens de ‘Rewind’-concerten in 2007.
  • 20.
  • 21.
  • 22. Een low alcoholbiertje en een kivela TerwijldeVlaamserockpersinde wagen opwegnaarhuisvergeefs zoekt naar die eneBelgische groepdiezich qua indrukwekkend repertoire kan meten met The Scabs, leunen Guy, Frankie, Willy en Fons voor het eerst sinds maanden ontspannen achterover. Het was gelukt, de reünie was niet die zielige nostalgietrip geworden waar nogal wat sceptici voor hadden gewaarschuwd. Sterker: het werd een weergaloze overwinning, en bij overwinningen van dit kaliber had altijd een feestje gehoord. Maar tijden veranderen. «Onnodig te zeggen dat er een feeststemming heerste in de backstage van de AB», zegt Guy. «Het had gekund: The Scabs die er, net zoals vroeger, nog eens stevig invlogen, maar dat gebeurde niet. Grappig was het moment toen Fons heel even een partner in crime zocht: ‘Guy, Guy, zal ik een jointje rollen voor u? Eentje? Dat heb je wel verdiend.’ Wie van ons twee het meest zin had in die joint, laat ik in het midden. En Willy, die hield het bij een low alcoholbiertje en een kivela. Toen ik hem het glas aan zijn lippen zag zetten, kruisten onze blikken, en haastte hij zich om me er van te verzekeren dat hij niet weer aan de drank was: ‘Guy, don’t worry, het is bier met limonade.’ Ooit was het anders.» Feestjes na de optredens hadden er in het verleden altijd bij gehoord, zoals hier in het legendarische café De Max in Diest.
  • 23. Stijn Meuris over de reünieconcerten «Ze speelden als vanouds: to the point, scherp, hecht» «Ik ben doorgaans niet zo te vinden voor reünies, dus had ik mijn twijfels toen ik op zaterdag 8 september 2007 naar de Ancienne Belgique reed voor het tweede reünieconcert van The Scabs. Want, zo’n optreden kon ook zwaar tegenvallen. Maar mijn twijfel bleek totaal onterecht, dat voelde ik al op de stoep voor de AB. Ik zag al die mensen en wist meteen: dit zit goed. Een gevoel dat me de hele avond niet meer losliet, want The Scabs speelden zoals vanouds: to the point, scherp, hecht... Ze hadden duidelijk gerepeteerd om weer die geoliede machine van vroeger te worden.» Jean-Marie Aerts, de eerste producer, over de reünie-concerten «Het was niet meer louter rock dat ze speelden, het was zoveel meer» «Vlak voor de reünieconcerten vroeg Willy Willy me om raad wat betreft zijn gitaarsound. ‘Jean, wat denk je?’ ‘Willy, doen.’ Ik had er niets op aan te merken, ook niet op het reünieconcert, wel integendeel. In de AB hadden The Scabs meer soul dan ze ooit hebben gehad. Ik heb naderhand ook alle daar gemaakte live- opnames beluisterd, om te zien of we er later misschien nog iets mee konden doen. Een week lang heb ik alleen maar geluisterd en tijdens die week kwam ik erachter dat ze alle vier beter, volwassener speelden dan vroeger. De teksten zijn misschien wat gedateerd, maar dat is normaal. Ik heb The Scabs later ook nog aan het werk gezien op de Lokerse Feesten, en ik heb er werkelijk van genoten. Het was niet alleen maar rock dat ze daar speelden, het was zoveel meer geworden.»
  • 24.
  • 25.
  • 26. 2 6 «Zoals Swinnen liepen er in Diest geen twee rond» - Frankie Guy Swinnen (Diest, 27 maart 1960) groeit op met de muziek die hij krijgt aangereikt door zijn oudere broers, Marc en Luc. Terwijl ze in het ‘brommerkot’ sleutelen aan Garelli’s en Flandria’s luisteren ze op hun Philips bandopnemer naar Creedence Clearwater Revival en Neil Young. Op zijn dertiende ziet Guy Gary Glitter aan het werk in ‘Avro’s Toppop’: niet alleen de rauwe beats, maar ook de twee drummers in de begeleidingsband maken een enorme indruk. Swinnen is meteen verslaafd aan glamrock, wil niets anders meer horen. «Het was míjn muziek», zegt hij, «het allereerste album dat ik ooit kocht, was dan ook Glitter uit 1972. Ik heb die plaat grijsgedraaid, net zolang ik de songs stuk voor stuk van begin tot einde kon meezingen.» Zelf muziek spelen is nog niet voor meteen, maar daar komt stilaan verandering in wanneer Yves Gervois, een klasgenoot van Guy, een spreekbeurt geeft over De Gitaar. Guy confisqueert Marcs oude klassieke gitaar, leert samen met Gervois zijn eerste akkoorden, en heeft geen benul wat dat zal betekenen voor het verdere verloop van zijn leven. Jimmy Carter wordt beëdigd als negenendertigste president van de Verenigde Staten; regisseur Roman Polanski verschijnt in Los Angeles voor de rechter op verdenking van verkrachting van een dertienjarig meisje; Elvis Presley overlijdt in Memphis, Tennessee in de badkamer van zijn huis; ‘A New Hope’, het eerste deel van de ‘Star Wars’-trilogie van George Lucas, wordt een hit in de bioscoopzalen. In eigen land is 1977 het jaar waarin het trieste record van meer dan driehonderdduizend werklozen wordt gehaald, het zomeruur voor het eerst wordt ingevoerd en de taalgemeenschappen het Egmontpact sluiten om van België een federale staat te maken. ABBA, Boney M, en Donna Summer domineren de hitparade, maar ook in de Belgische muziekwereld – charmezangers als Willy Sommers (‘Rosie’) en Will Tura (‘Nooit Laat Ik Je Gaan’, ‘Omdat Ik Vlaming Ben’, ‘Zomerliefje’, ‘Goodbye Elvis’) even niet meegerekend – staan er dingen te gebeuren. Arno Hintjens en Paul Decoutere nemen onder de naam Tjens Couter ‘Honey Bee’ op met producer Mike Butcher, en in Kaggevinne bij Diest worden enkele jonge snaken gebeten door de punkmicrobe. Niet toevallig, want in 1977, haast gelijktijdig met de viering van het vijfentwintigjarig regeringsjubileum van de Engelse koningin Elizabeth II, beleeft de punk zijn hoogtepunt. Ondanks de boycot van de BBC schopt ‘God Save The Queen’ van de Sex Pistols het die week tot een van de best verkochte singles. Om de anarchie compleet te maken geven de Pistols een illegaal verrassingsconcert op een rondvaartboot op de Thames, om vervolgens te worden gearresteerd. Niet alleen de muziek, maar ook de heroïek van de punk spreekt tot de verbeelding van de zeventienjarige Guy Swinnen. Voor het ontdekken van mijlpalen als Hotel California van The Eagles, Rumours van Fleetwood Mac, Songs In The Key Of Life van Stevie Wonder en Low van David Bowie is er later nog tijd genoeg.
  • 27. 2 7 ‘Voor die punkperiode was er weinig dat ons echt beviel’, vertelt de eenentwintigjarige Guy Swinnen op 11 februari 1982 in het blad Vinyl. ‘The Velvet Underground dwong onze bewondering af en hier en daar waren er nog wat muzikanten die een soortgelijke aantrekkingskracht op ons uitoefenden. Maar de meeste muziek werd gemaakt door supergroepen die hun inspiratie al lang kwijt waren en de aandacht van hun creatieve armoede wilden afleiden door hun overdreven technische capaciteiten te etaleren. En toen werd ‘God Save The Queen’ op de wereld losgelaten. Een vuistslag. Eindelijk werd er weer stevige muziek met frisse ideeën gemaakt. En het mooiste van alles: je hoefde geen virtuoos te zijn om dat soort muziek te maken, de inspiratie kwam op de eerste plaats, spontane expressie won het van berekening.’ «Ik was dertien toen ik Swinnen voor het eerst ontmoette», zegt Frankie. «Dat was tijdens een optreden van mijn groep Survival. Wat later kwam hij nog een tweede keer kijken, in een zaaltje in Schaffen. Na het optreden stapte hij zelfverzekerd naar me toe: ‘Je groep vind ik maar niks, maar jou vind ik wel een héle straffe drummer. Ik speel ook wat gitaar, als je zin hebt...’» Guy: «Survival, dat was Frankie, Johan Keuninckx – die ondertussen al is overleden – op bas, en Peter Clemens en Yvo De Flemme op gitaar. De eerste keer dat ik die gasten zag vond ik hen steengoed, de tweede keer was het een ramp, ze werden uitgejoeld. Wat me meteen een goede reden gaf om eens met Frankie te babbelen.» Frankie: «Diezelfde avond nog heb ik besloten dat ik met Guy in een groep wilde spelen. Een week later waren we al aan het repeteren. Met vier waren we: Johan Keuninckx – die ik had meegebracht van Survival – Guy, zijn neef Stefan Swinnen, en ik. Onze groepsnaam: Universe.» Van plechtig communiezieltje tot punker: Guy Swinnen tussen 1972 en 1981.
  • 28. famous fans Paul ‘Lange Polle’ Van Bruystegem (The Wolf Banes, Triggerfinger...) «The Scabs, ze hebben alle vier hun fans. Zelf heb ik het nogal voor Frankie en Fons, dé rocktandem. Ze hebben koppen die niet zouden misstaan naast de geschilderde portretten van Elvis en Clint Eastwood die vroeger de botsautokraam op de Leuvense foor sierden. Helden, kortom. En wie wilde niet van die typische Scabs-boots? Ik repeteerde vroeger met The Wolf Banes in de Roxy, het repetitiecomplex in Leuven dat werd uitgebaat door Guy, Frankie, Fons en Willy. Wel, zij waren er áltijd aan het repeteren. Ik heb een groep zelden zo hard zien werken als The Scabs.» «Wat mijn favoriete Scabs-platen betreft: doe mij maar Here’s To You, Gang!, met ‘I Don’t Want Your Company’ en ‘Matchbox Car’, al blijft die riff van ‘Robbin’ The Liquor Store’ toch ook onverwoestbaar. Maar meer nog dan hun platen kan ik hun shows appreciëren. Een concert van The Scabs doet me denken aan groepen als The J. Geils Band: it ain’t nothing but a party.» Men with a plan. De eerste foto van The Scabs, met van links naar rechts: Guy Swinnen, de inmiddels overleden Johan Keuninckx en Frankie Saenen in 1978.
  • 29.
  • 30. 1977, Café Elysée in Diest. Het allereerste optreden van Guy, toen The Scabs nog Universe heetten. Samen met toenmalige bassist Johan Keuninckx een Gilde ad fundum leegdrinken werd al snel een vast showelement.
  • 31. 3 1 ‘De Gildenbier Rock’ Guy: «Het was dan wel de periode van de punk, maar toch ook die van progrockgroepen als Pink Floyd, Emerson, Lake & Palmer en Yes. Uit die hoek kwam mijn inspiratie voor onze groepsnaam. De eerste repetitie vond plaats in de kelder van mijn ouderlijk huis, daar waar mijn zoon Lee dezer dagen met Tubelight repeteert. De eerste song die we speelden: ‘Walk On The Wild Side’ van Lou Reed. Stefan Swinnen nam plaats achter de microfoon, want niet ik, maar Stefan was degene die op familiefeestjes steevast in het middelpunt van de belangstelling stond: ‘Allez Stefan, zing nog eens iets!’ Waarna ‘Keep On Smiling’ van James Lloyd er keer op keer mocht aan geloven. Wat we ten gehore brachtten tijdens die eerste repetitie was van een totaal ander kaliber. Johan gebruikte een oude lampenradio als basversterker, Frankie trommelde bij gebrek aan een eigen drumstel op een kunstlederen sofa en ik plugde mijn gitaar in een Philips-bandopnemer. Toch scoorden we al snel een ‘hit’ in De Pallieter in Diest: ‘Paula, schenk eens in, want in zuipen heb ik zin.’ En we brachten ook een Diestse versie van ‘Jailhouse Rock’. Het geeft een idee van het niveau destijds. De teksten waren behoorlijk kolderesk, zeg maar Belgian Asociality avant la lettre. We speelden ook ‘Dirty Deeds Done Dirt Cheap’ van AC/DC. Overigens tot grote vreugde van Poche, een bekend Diests figuur: ‘Die cover die jullie spelen van AC bliksem DC! Geweldig!’ Ik verzin het niet. Zelfs aan het showelement besteedden we aandacht: Stefan droeg een Lou Reed-bril waarvan het gebarsten glas werd samengehouden door zelfklevende sterretjes, ik een hondenketting en een mouwloos corduroy Levi’s-vestje dat ik ter hoogte van de schouders had doorgeknipt en weer aan mekaar had gezet met veiligheidsspelden. En Frankie – die voor onze optredens een drumstel leende van een vriend – stopte telkens een drumsolo in de set, wat Johan en mij de gelegenheid gaf om met in mekaar gehaakte armen een Gilde ad fundum leeg te drinken. De daarbij horende song heette dan ook ‘De Gildenbier Rock’.»
  • 32. Linksboven: Guy en Peter Slabbynck (Red Zebra) in het Paard van Troje in Den Haag (zie ook de foto rechtsonder op pagina 55: een vriendschappelijk spelletje tafelvoetbal tussen The Scabs en Red Zebra). Linksonder: Berre tijdens een van de vele caféoptredens. Midden onder: The Scabs in de Cleynaertsstraat in Diest. Deze foto werd gebruikt voor de hoes van de eerste single, ‘So Called Friends/Frozen Faces’.
  • 33. Rechts: The Scabs, met de komst van gitarist Cisse Vangeel (achteraan op de foto), in een eerste volwaardige bezetting. Vooraan van links naar rechts: Berre, Guy en Frankie.
  • 34. 3 4 «Swinnen wist perfect wat hij wilde, en dat was punkmuziek maken», zegt Frankie Saenen. «Hij ging recht op zijn doel af. Die daadkracht, dat bewonderde ik enorm in hem. Hij was alles wat ik niet was. Zoals Swinnen liepen er in Diest geen twee rond. Die zelfverzekerdheid, die attitude... Ik, en met mij zo ongeveer heel langharig Diest, droeg saaie parka’s en legerbottines, maar Swinnen was púnk. Met van dat gedeeltelijk weggeschoren haar, net zoals Lou Reed ten tijde van Rock N Roll Animal, en een leren vest met daaronder een shirt met tijgermotief. Hij was de enige die zo door de Diestse straten durfde lopen.» Guy: «De punk, dat was inderdaad mijn grootste drijfveer om muziek te gaan maken, maar ik kan niet ontkennen dat vrouwen ook een grote rol hebben gespeeld, zij het dan onrechtstreeks. Als zestienjarige studeerde ik aan het Atheneum van Diest, ik was een zeer brave gast, zo eentje die geloofde in de eeuwige liefde. En die eeuwige liefde dacht ik gevonden te hebben met Maryse, mijn eerste lief. We zijn anderhalf jaar samen geweest. Ze probeerde me te veranderen, wilde dat ik debardeurs ging dragen. Haar kleinburgerlijke vader had het er blijkbaar moeilijk mee dat mijn brommer regelmatig voor zijn deur stond geparkeerd, dat ik een leren vest droeg... Op een dag bedroog Maryse me met een schoolgenoot, een Johnny avant la lettre waarmee ik vaak in de clinch ging. Hij droeg sportjacks en reed met een Ford Escort, stel je voor. Ik had me anderhalf jaar lang weggecijferd voor mijn grote liefde, en plots stortte mijn wereld in. Toen heb ik gezegd: ‘Dat nooit meer!’ Een week later heb ik op een fuif, tijdens de kusjesdans, tongen gedraaid met wel vijftien meisjes. Laten we zeggen dat ik vanaf toen de smaak te pakken had. Ik had een pokdalig gezicht, met puisten die vanzelf openspatten als ik nog maar lachte, maar dat kon me niet tegenhouden. En toen kwam de muziek, dat maakte het compleet. Ik was een punker, een rebel, iedereen kon mijn kloten kussen. Kortom: the wild life. Als het niet was foutgelopen met Maryse, was ik misschien wel postbode geworden. Alhoewel...» Stefan Swinnen verdwijnt al snel uit de groep – hij geraakt zijn stem kwijt door het voortdurende schreeuwen, de schuld van een krakkemikkige zangversterker – waardoor Guy zijn kans ziet het te proberen als zanger. Universe is nu een trio, alles is opnieuw anders, en om die nieuwe start wat extra kracht bij te zetten vindt Swinnen het een goed idee om van naam te veranderen. Want, Universe, het is niet meteen een naam voor een punkband. In februari 1978 gaat Guy op zoek naar een geschikt alternatief. Hij haalt zijn inspiratie uit een BBC-reportage over mijnstakingen in Engeland. Daarin is te zien hoe een wit busje zich een weg baant door een woedende menigte. De boze mijnwerkers roepen aanhoudend ‘Scab! Scab! Scab!’ naar de inzittende stakingbrekers, Guy heeft zijn groepsnaam gevonden. ‘Een scab is een stuk vuil, en zo voelen wij ons’, zegt hij in het blad Vinyl. ‘Je moet in een van de aanvaarde categorieën passen. Als je niet aan bepaalde normen voldoet, word je een marginaal, een verwerpelijk wezen. Daarom heten wij The Scabs, want we worden nagewezen als gevaarlijke nietsnutten.’
  • 35. 3 5 «Je hebt een stem als een houten emmer» – Theresa Lambrechts, de moeder van Guy De kolder maakt plaats voor ernst en de dag dat Guy Swinnen beslist te gaan zingen mag – die Dieste versie van ‘Jailhouse Rock’ even niet in acht genomen – beschouwd worden als de dag dat de eerste echte fundamenten van The Scabs worden gelegd. Niet iedereen is overtuigd van Guy’s zangkwaliteiten: jaren later, als hij al enkele gouden platen heeft behaald, zal men hem smalend ‘de Donald Duck van de Vlaamse rock’ noemen, en zelfs zijn moeder uit haar twijfels wanneer Guy zijn eerste stappen zet als zanger: ‘Ga jij zingen? Je hebt een stem als een houten emmer.’ Toch steunen Marcel Swinnen en Theresa Lambrechts hun zoon volledig: als Guy repeteert in de kelder zeuren ze niet over geluidsoverlast, maar zetten ze hun tv gewoon wat luider. Marcel, meubelmaker van beroep, maakt zelfs de flightcases voor de groep. Een en al begrip dus, alleen met Guy’s punkoutfit hebben Marcel en Theresa het wat moeilijk. Wanneer zijn moeder de lange ritssluitingen die Guy heeft gekocht in zijn broek weigert te naaien, besluit Guy de klus zelf te klaren. Die broek samen met de ritssluitingen onder de naaimachine, en klaar is Kees, denkt hij. Tevreden over de geslaagde operatie, aanschouwt hij goedkeurend grommend zijn gepersonaliseerde garderobeaanwinst. Pas als hij zijn punkbroek aantrekt, beseft hij dat hij de pijpen heeft dichtgenaaid. Slechts een accident de parcours dat Guy’s ambities niet kan temperen, want hij wil vooruit. Een nieuw repetitielokaal wordt gevonden in het gebouw waarin ook de fanfare van Kaggevinne een onderkomen heeft. Pastoor Peter Claes, die vlakbij woont, houdt een oogje in het zeil. Gezien zijn positie moet hij rust, orde en fatsoen hoog in het vaandel voeren, maar hij kan zijn sympathie voor het aanstekelijke enthousiasme van het jonge zootje ongeregeld maar moeilijk verbergen. Zo staat hij meermaals stiekem te luistervinken als Frankie zijn ideeën uitprobeert op de piano. Als het repetitielokaal – dat met zijn toog en caféallures bij de jeugd van Kaggevinne al snel bekendstaat als club ’t Trapke Af – een toevluchtsoord wordt voor iedereen die zin heeft in een wild feestje, knijpt meneer pastoor een oogje dicht. En als Guy en zijn gevolg voor de zoveelste keer de uurregeling aan hun laars lappen, en het aan de stok krijgen met de fanfare die tijdens de repetities wordt weggeblazen door het punkgeluid dat van een verdieping lager komt, is het de kerkvader die het voor hen opneemt. Het vele repeteren werpt vruchten af en Guy schrijft zijn eerste Engelstalige song: ‘On The Dole’, dat overigens nooit wordt uitgebracht. En er volgen er nog meer. In tegenstelling tot wat songtitels als ‘Poison In Your Eyes’, ‘I’m Oversexed’ en ‘Fuck My Ass’ doen vermoeden, boekt de groep vooruitgang. Een natuurlijke selectie is onvermijdelijk en bassist Johan Keuninckx ziet zich genoodzaakt af te haken. Wat niet meteen een onoverkomelijk probleem is, want daar is Robert Bergen – Berre voor de vrienden. Bergen is een in het
  • 36. 3 6 oog springend figuur in de omgeving van Diest, heeft muzikaal talent, bakken star quality én hij is de beste vriend van Frankie. Kortom: de juiste man op de juiste plaats om Keuninckx te vervangen. «Berre hing vaak rond op onze repetities», zegt Guy, «soms danste hij wat mee, of speelde hij ‘Roadrunner’ van Jonathan Richman op een orgeltje. We traden regelmatig op in de In Memoriam in Molenstede, en tijdens een van die concerten is hij op het podium gesprongen om een nummertje mee te spelen.» Berre: «Frankie en ik, betere kameraden kon je in Kaggevinne niet vinden. Ik ken Frankie van toen ik zes was; we zijn samen opgegroeid. Vanuit mijn raam zag ik zijn huis staan... Met andere woorden: wij waren dag en nacht samen, maar ondertussen spreken we al meer dan twintig jaar niet meer met mekaar.» «Het klopt dat ik vaak rondhing op de repetities van Universe, en daardoor had ik natuurlijk snel in de gaten dat Johan Keuninckx niet echt een constante was in de groep. Als hij er even niet was, pakte ik de basgitaar vast en tot ieders verbazing bleek ik nog te kunnen spelen ook. Ik wist dat al langer, want op mijn dertiende ging ik busken aan de basiliek van Scherpenheuvel. Met een akoestische gitaar en een mondharmonica speelde ik er integraal Harvest van Neil Young. Ik was zot van die plaat, Harvest is de reden waarom ik muziek ben gaan spelen. Dus, op een dag waren we lekker aan het repeteren toen Johan zijn hoofd door de deuropening stak: ‘Ah, jullie hebben al iemand.’ Hij maakte rechtsomkeert en heeft sindsdien nooit meer meegespeeld.» «Aanvankelijk had ik geen hoge pet op van Berre», zegt Guy. «Ik vond hem... raar, een dikke nek, ik wist niet hoe ik hem moest inschatten. Hij was tenslotte vooral de vriend van Frankie. Bovendien frequenteerde hij een totaal andere scene dan de mijne. De Viertap in Rillaar, dat soort discotheken. Gaandeweg zijn we dan toch kameraden geworden en heb ik zowel Berre als Frankie meegekregen in de punk. Ze moesten wel, want ík zwaaide de scepter.» «Van die hele kliek was er maar één die echt punk was, en dat was ik», zegt Berre. «Die gasten kwamen allemaal uit normale gezinnen, ik niet. Ik heb altijd mijn eigen boontjes moeten doppen. Op mijn zestiende woonde ik al alleen. Is er iets meer punk dan dat? Ik ging in mijn eentje naar Londen om er te kijken naar de punkers, om er de punkkledij te kopen die je bij ons niet vond. Of ik maakte mijn kleren zelf. Bij Guy ging het toch ietsjes anders. Als hij naar school ging moest die trui-met-gaten snel plaatsmaken voor een fatsoenlijke outfit. Ik, daarentegen, was fulltime punk.» Guy: «In die tijd was punk zo ongeveer álles voor mij. Ik herinner me dat The Kids in The Lord in Diest kwamenspelen.Wel,jemoetwetendatTheLordeenhippiebastionwas,punkwerdermaarmetmondjesmaat toegelaten. Als er al eens punk werd gedraaid, bleef het bij hooguit drie liedjes per avond: ‘No More Heroes’ van The Stranglers, ‘Roadrunner’ van Jonathan Richman en iets van de Sex Pistols. Als die drie songs erop zaten, kregen we steevast ambras met de hippies die niet konden verdragen dat we pogo dansten. Onnodig
  • 37. 3 7 te zeggen dat dat optreden van The Kids voor alle aanwezige punkers in The Lord dan ook een regelrechte triomf was. In Diest viel zelden wat te beleven, maar die avond kwamen er punkers van Leopoldsburg – stel je voor – en Antwerpen afgezakt. En dan het optreden, dat zat vanaf het eerste moment goed. Ludo Mariman die met een bak Tuborg het podium opkwam en zei: ‘Hier, dit is voor jullie!’ Die bak was in vijf seconden leeg, het bier spoot in de lucht, iedereen moshte tegen elkaar op... Dat was het helemaal voor mij.» The Scabs, Mark Two Het zal nu niet meer zo gek lang duren voor Guy zelf een trouw publiek kan begeesteren. Een zekere Francis ‘Cisse’ Vangeel ziet The Scabs optreden en biedt zich aan als tweede gitarist. Voor het eerst is er sprake van een vaste bezetting: Guy Swinnen, Frankie Saenen, Berre Bergen, Cisse Vangeel. «Vier totaal verschillende persoonlijkheden», volgens Vangeel, «maar met dezelfde onbezoedelde intenties: muziek maken.» Er volgen legendarische optredens in al even legendarische plaatselijke etablissementen als de Patria, ’t Paenhuys, In Memoriam en ’t Boemelke. The Scabs maken indruk op meerdere rockconcours en slepen daarmee prijzen als een bak bier, een slazwierder en een haardroger van Moulinex in de wacht. Frankie is amper vijftien, Berre zestien, Guy achttien en Cisse twintig. Geen van hen kan vermoeden dat er dertig jaar later nog steeds over hun muziek zal worden gepraat. Uit het persoonlijke notitieboekje van Cisse Vangeel.
  • 38. famous fans Mike Vernon (producer van Eric Clapton, David Bowie, Fleetwood Mac en The Scabs) «Toen platenfirma PIAS me contacteerde om Dog Days Are Over te producen, was ik zeer terughoudend. En daar had ik een verdomd goede reden voor: The Scabs, dat was de meest smakeloze groepsnaam die ik ooit had gehoord. Dreadful! Alhoewel, Sex Pistols is óók erg, misschien nog erger. Maar goed, ik heb die groepsnaam nooit goed begrepen, want waarom wil een rockband geassocieerd worden met stakingbrekers? En dan is er nog een tweede betekenis: als je je gesneden hebt en er achteraf een streepje geronnen bloed overblijft, dat noemt men bij ons een scab. Die groepsnaam zal wel een overblijfsel zijn geweest van hun punkverleden. Van die achtergrond was trouwens niets meer te merken toen ik hen ontving in de Chipping Norton Studios in Engeland. De twijfels die ik aanvankelijk had verdwenen als sneeuw voor de zon. Meer nog: ik was onder de indruk van hun songs, hun geweldige melodieën en hun krachtige groepsgeluid. The Scabs, een zeer interessante band, al vind ik hun naam nog steeds horrible.»
  • 39. Ben Crabbé, Scab voor één dag «Vier leren broeken op een rij» «Ik ken The Scabs al van toen ze nog een trio waren, toen er een groepsfoto van hen in het blad Stic verscheen. Daarna ben ik hen blijven volgen, ik ontving hen in het tv-programma ‘Bingo’, kwam hen weleens tegen in het Leuvense café Belgisch Congo. Kortom, we waren geen vreemdelingen voor mekaar. Op een dag belde manager Lou Berghmans me. Hij vertelde dat Frankie Saenen in het gips lag en vroeg of ik The Scabs kon depanneren. In de tweede helft van de jaren tachtig – Skintight was nog net niet uit – had ik dus de eer om één dag lang een Scab te zijn. De show verliep goed, en daarna ging ik me wassen, want, zoals iedereen ondertussen wel weet ben ik nogal een zweter. Wat bleek? Die mannen wasten zich simpelweg niet, die trokken gewoon een vers lijfke aan, en dat was het dan! Later, toen ik met Ben Crabbé & The Floorshow in Nieuwkerke bij Roeselaere in hun voorprogramma speelde, zag ik hun vier leren broeken klaarhangen in de kleedkamer. Stínken dat die deden! Ik denk dat al het zweet van hun vorige optredens er nog inzat. Maar goed, wat mijn enige optreden als drummer bijTheScabsbetreft,denkikdatikhetertochnietslecht vanaf heb gebracht. Al denkt Frankie daar misschien anders over. Hij zat namelijk het hele optreden toe te kijken vanop de zijkant van het podium. Al doe je nog zo je best, het is moeilijk om Frankie te imiteren. De reden: hij speelt linkshandig op een rechtshandig opgesteld drumstel. Dat verschaft hem een eigen stijl die je niet zomaar even kopieert. Alhoewel, na het opreden reed ik samen met Willy naar huis, en die zei: ‘Ik voelde me gerust, ik heb geen enkele keer achteruit moeten kijken.’ Een hele geruststelling.» Guy Swinnen eind jaren zeventig, tijdens een van zijn zoektochten naar punkkledij door Londen.
  • 40.
  • 41.
  • 42.
  • 43.
  • 44. Foto boven: Berre, Frankie, Guy en Cisse tonen hun eerste single ‘So Called Friends’. Foto onder: manager Ruth ‘Cute Ruth’ Janssen: «Mijn relatie met Guy mocht dan wel voorbij zijn, toch wilde ik in zijn buurt blijven. Dus ben ik maar manager geworden.»
  • 45. 4 5 «Mannen, waarom maken jullie geen singletje?» – Ruth Janssen, de eerste manager «Guy en ik zijn een koppel geweest van mijn zeventiende tot mijn eenentwintigste», vertelt Ruth Janssen. «Net als Guy studeerde ik aan het Atheneum van Diest. Ik ben The Scabs gaan managen om één welbepaalde reden: liefdesverdriet. Onze relatie mocht dan wel voorbij zijn, ik wilde in zijn buurt blijven, ook al had hij me gedumpt. Dus zocht ik naar allerlei manieren om dat mogelijk te maken. Ik probeerde het als zangeres bij The Scabs, maar omdat ik zo vals als een kat zong, besloot ik me op een andere manier nuttig te maken. Ik was de juiste persoon op de juiste plaats, want als er íets is wat ik goed kan, is het dingen regelen en de puntjes op de i zetten. Ooit heb ik een organisator op zijn gezicht geslagen omdat hij niet wilde betalen. Ik ben er niet trots op, maar hij heeft uiteindelijk wel betaald. Chokri Mahassine zegt vaak dat hij in die periode voortdurend ambras met mij had maar dat herinner ik me niet meer.» Guy: «Na mijn Atheneum-jaren ging ik in Turnhout Graduaat Grafische Bedrijven studeren. Op de allereerste dag, nog voor het eerste lesuur begon, zei iemand: ‘Straks komt hier een griet binnen die je beslist gezien moet hebben.’ Hij had het over Viviane Jacobs, de vrouw die later de moeder zou worden van mijn zonen: Mick, Eno en Lee. Toen ik haar zag binnenwandelen, wist ik meteen dat het dát meisje was waarover die klasgenoot het had gehad: gitzwart haar, benen waar geen eind aan leek te komen... ‘What the fuck! Die moet ik hebben!’ Maar wat ik ook probeerde, Viviane zwichtte niet. Op de een of andere manier kreeg Ruth lucht van mijn vele pogingen, zo is het uitgeraakt.» Ruth Janssen: «Guy en de vrouwen, het is altijd gecompliceerd geweest. Toen we nog samen waren, heb ik hem meermaals uit de damestoiletten van The Lord zien komen.» Guy: «Als Ruth en ik samen op stap gingen, ging zij vaak als eerste naar huis. Ze zag er geen graten in dat ik nog wat langer bleef, want ze wist niet dat ik in de late uren voortdurend andere grieten aan het versieren was. Dat is natuurlijk allemaal uitgekomen, en toen het na een jaar van hard proberen dan toch lukte met Viviane was het voorgoed afgelopen tussen Ruth en mij.» Ruth Janssen: «Niets om dramatisch over te doen, ik herinner me vooral onze fijne momenten. Toen we met z’n tweetjes in Londen op zoek gingen naar punkkledij, bijvoorbeeld. Daar heeft Guy de broek gevonden die hij al zo lang wilde. Hoewel, die broek stond nog niet helemaal op punt. Toen we terug in België waren, gingen we naar de stedelijke stortplaats van Diest waar we alle weggesmeten sporttassen verzamelden die we konden vinden. We sneden er de ritssluitingen uit die onze moeders dan op onze broeken moesten naaien. Bij Guy liep dat laatste, zoals bekend, een beetje fout.» «Toen onze relatie voorbij was, kwam er veel in de plaats. De muziek, de optredens, het avontuur. En
  • 46. 4 6 natuurlijk ook de typische problemen waarmee een tourmanager krijgt af te rekenen. In de begindagen verplaatsten we ons bijvoorbeeld niet met een camionette, maar met twee Volkswagen Kevers. Zowel Cisse als ik hadden er een. Ik kan niet zeggen dat het er altijd even efficiënt aan toeging.» Francis: «Amateurisme troef. Ik zie ons nog zitten in die Kevers, Frankie op de achterbank tussen zijn gedemonteerde drumstel. En dan een lekke band krijgen en alles moeten uitladen om aan het reservewiel te geraken. Op een keer had Fille, een van onze roadies, een inschattingsfout gemaakt toen we naar Gent moesten. Het is namelijk niet erg comfortabel om anderhalf uur in een Kever te zitten met een hanenkam van een halve meter hoog. Er zat voor Fille niets anders op dan het hoofd scheef te houden, met een stijve nek tot gevolg. Met Fille verveelde je je trouwens nooit. Om de een of andere reden geraakte hij nogal makkelijk betrokken bij vechtpartijen, wat er na een optreden in Limburg toe leidde dat de tegenpartij ons op de hielen zat met een tweeloop. De enige manier om heelhuids weg te geraken, was stiekem de achterdeur nemen.» Walter Grootaers: «Ik herinner me ook een akkefietje met Fille. Ook in Limburg. De Kreuners speelden die avond samen met The Scabs. Fille stond in het publiek naar ons te kijken, zijn hanenkam werkte bij enkele toeschouwers blijkbaar als een rode lap op een stier. In een mum van tijd waren ze op mekaar aan ‘t kloppen. Ik ben van het podium moeten springen om hen uit elkaar te halen.» Ruth Janssen: «De vaste vriendinnen van de bandleden, met hen heb ik nog het meest afgezien: het was niet altijd even makkelijk om hen tevreden te stellen. Was er vervoer voor hen voorzien? Konden ze mee-eten? Was er nog plaats op de gastenlijst? En zo nee, waarom dan voor die wel en voor de andere niet? Begrijpelijk dat de vriendinnen allemaal graag meewilden, maar het was niet evident. Zeker niet als je weet dat sommige groepsleden graag – hoe zal ik het zeggen? – schnabbelden.» «Mooie tijden, dat wel, maar het was niet altijd rozengeur en maneschijn: krakkemikkige geluidsinstallaties, verslenste koude schotels met blikken macedoine die al uren openstonden... Voor de zware rock ’n roll- avonturen waren de gasten nog wat te groen, denk ik, en dat gold ook voor de Spinal Tap-momenten. Alhoewel: wat we ook aten, Frankie moest bij alles mayonaise hebben, zonder ging het niet.» «De mooiste herinneringen bewaar ik aan onze tournees met Red Zebra, Siglo XX en Arbeid Adelt!. Weet je wat het mooie is aan The Scabs? Ze zijn écht, er is geen komedie mee gemoeid. Dat gevoel heb ik trouwens met veel mannen die in die periode muziek maakten: Marcel Vanthilt, Walter Grootaers, Ben Crabbé... Guy is uit hetzelfde hout gesneden, met dat verschil dat hij zijn weg nooit heeft gevonden in de media. Hij zou het nochtans gekund hebben, maar daar bedankte hij voor. Street credibility, en hoe er aan vast te houden, daar heeft hij in zijn jonge jaren vaak mee geworsteld. Daardoor heeft hij echte armoede gekend. Het feit dat hij op latere leeftijd toch heeft meegewerkt aan tv-programma’s die niet echt zijn ding waren, heeft daar volgens mij veel mee te maken. Hij heeft tenslotte drie opgroeiende zonen en rekeningen die betaald moeten
  • 47. 4 7 worden. Maar begin jaren tachtig heeft geld nooit een rol gespeeld, muziek maken was het enige dat telde. Al het geld dat binnenkwam ging naar de bankrekening van onze vzw Frigo Productions, zodat we snaren, betere versterkers en een bestelwagen konden kopen.» De armoede waar Ruth Janssen het over heeft is begin jaren tachtig voor nogal wat mensen de harde realiteit in de spreekwoordelijke marginale driehoek Diest-Aarschot-Tienen. Vooral voor Berre Bergen. «De situatie van Frankie, Cisse en Guy was niets in vergelijking met die van mij», zegt hij. «Die mannen woonden bij moeder thuis, kregen dagelijks een warme maaltijd en in het weekend nog wat zakgeld toe. Bij mij ging het anders. Mijn moeder liet me in de steek toen ik twee was. Zo’n dertig jaar later wilde mijn toenmalige vriendin dat ik weer contact zocht met mijn moeder. Ze dacht het me zou helpen komaf te maken met mijn verleden. Maar goed, die vriendin slaagde er in mijn moeder op te sporen en ze regelde een ontmoeting. Toen ik vertrekkensklaar stond, zei ze: ‘Nou ga je zéér lief zijn voor je mama, hé?’ Maar waarom moest ik lief zijn voor mijn moeder? Ze had zelf nooit geprobeerd contact met me op te nemen. Ondanks alles verliep die eerste ontmoeting vrij goed. Toch was ik zeer verbaasd: ze had alles bijgehouden wat ooit over mij in de pers was verschenen. Ze wíst dus al die tijd wie ik was! ‘Waarom heb je in die dertig jaar dan nooit een poging gedaan om me te vinden?’ Daar kon ze niet op antwoorden. Later, toen ik met Larissa Ceulemans trouwde, verslechterde de relatie met mijn moeder. Ik heb sindsdien niets meer van haar vernomen, ik weet zelfs niet of ze nog leeft.» «Mijn moeder was trouwens niet het enige probleem in mijn jeugd, mijn vader was namelijk zwaar alcoholverslaafd. Op mijn zestiende woonde ik al alleen, ik ging niet naar school, had geen werk. Om een broodtekunnenkopen,zameldeikhetleeggoedindatikvondopfuivenenoptredens.Hetwaswaarschijnlijk allemaal niet erg wettelijk wat ik deed, maar ik overleefde. Hier en daar heb ik wel wat jobs gehad, al duurde dat nooit lang. Op mijn vijftiende ging ik aardgas leggen voor het bedrijf waar mijn vader werkte. Twee maanden heb ik dat volgehouden. Op een dag kregen we te horen dat we op de werf bezoek zouden krijgen van een hoge pief van de firma, maar dat maakte niet meteen indruk op mij. Dus, toen die man arriveerde, stond ik rustig een sigaret te rollen. Ik heb hem dan ook maar meteen een vuurtje gevraagd. Terwijl hij de aansteker voor mijn neus hield, zei hij: ‘Je mag morgen je papieren en je laatste geld komen halen.’ En bij Sylvania in Tienen bracht ik het er niet veel beter vanaf. Ik poetste er de hele dag beeldbuizen die uit een zuurbad kwamen. Er was één groot probleem: zo’n gast als ik, met witte hanenkam en oorbellen, hadden ze daar nog nooit gezien, dus werd ik dag in dag uit gepest. Wat er toe leidde dat ik uiteindelijk nog maar één dag per week ging werken. Mijn ploegbaas werd het grondig beu dat hij niet op me kon rekenen en nam me mee naar de directeur. ‘Ophoepelen’, zei die tegen mijn ploegbaas, ‘ik handel dit wel alleen af.’ Ik mocht mijn hele verhaal doen, en hij begreep me. ‘Ik zal je iets verklappen wat haast niemand weet’, zei hij aan het eind
  • 48. 4 8 van ons gesprek. ‘We gaan drastisch afslanken. Als je me belooft dat je je de komende weken gedeisd houdt, zorg ik ervoor dat je hier netjes weggeraakt en je je wedde een jaar kan behouden.’» In 1984 vertelt Guy Swinnen in het weekblad Humo hoe vernederend het is werkloos te zijn. ‘Ik word er zot van om elke dag weer gedwee aan te schuiven voor dat stomme stempeltje, maar ik heb het geld nodig. Zelfs voor die povere 8.200 frank per maand moet ik kruipen. Je kan je eigen keuzes niet meer maken, da’s nog het ergste. Ik zou alleen willen gaan wonen maar ik kan het me verdomme niet veroorloven. Ik ben verplicht bij mijn ouders te blijven. In België laten ze je niks doen, je krijgt geen ruimte. We hebben geprobeerd ons te laten inschrijven als bediendes in onze eigen vzw. Wel, voor drie man kostte dat per maand honderdduizend frank aan sociale lasten alleen. We hebben gerekend en geteld om zelfstandige te kunnen worden maar ook dat ging niet, we zouden van honger zijn omgekomen. Het is één ellende. En wie garandeert me dat ik zal mogen blijven stempelen? Ik voel me soms echt een outlaw. Een bedreigde soort. En de jacht is nog steeds open. Maar hey: no regrets. Ik heb er voor gekozen, ik kan niet zonder rock ’n roll.’ Vier jaar terug in de tijd, naar 1980. De Leuvense band The Cultural Decay had enkele songs opgenomen, wat Guy Swinnen inspireert hetzelfde te doen. «Ze hadden hun opnames in Diest gemaakt, bij de plaatselijke bekenden Sus en dikke John. Muziek opnemen, wij wisten niet dat dat zomaar kon, en al helemaal niet in Diest. We hebben meteen onze allereerste studiosessie geboekt. Het resultaat was een demo met vier songs, waaronder ‘The Loser’ en ‘The Queen Of The Scene’. De klankkwaliteit was ronduit slecht: Sus en John hadden een oude tape gebruikt waarop eerder carnavalsmuziek was opgenomen. Als je onze afgewerkte demo luid genoeg zette kon je in de verte de hoempapa nog horen, maar Humo vond hem wel goed genoeg om ons te selecteren voor de Rock Rally van 1980. We geraakten helaas niet verder dan de preselectie in de parochiezaal van Herselt en wisten even niet meer waar het naartoe moest met The Scabs. Tot Ruth zei: ‘Waarom maken jullie geen singletje?’.» Ruth Janssen: «Guy zegt vaak dat het mijn idee was, maar ik kan me dat niet meer herinneren. Het was natuurlijk wel een absolute must want alleen met een single kwam je in de pers, wat dan weer extra optredens opleverde.» Guy: «Ruth had berekend dat we voor 25.000 frank twee songs konden opnemen en op duizend exemplaren laten persen. Zónder hoesjes, die zou ik zelf drukken op school. De Frigo Fuif moest voor de nodige fondsen zorgen. De rekening bleek te kloppen en op een zaterdagmiddag gingen we met z’n allen aan de slag met de door mezelf gedrukte hoesjes: één man plooide ze, de andere kleefde ze dicht met Pritt en de volgende schoof de singletjes erin. Na enkele weken kwam de lijm natuurlijk los, een euvel dat werd verholpen bij de tweede persing waarvoor wel genoeg geld was om hoesjes te laten drukken.»
  • 49.
  • 50. famous fans Alain Tant (Once More, Luna Twist) «In de periode 1990-91 mocht ik deel uitmaken van het backingkoor van The Scabs. Ze lokten toen massa’s volk naar de zalen. Op 10 augustus 2008, op de Lokerse Feesten, was ik weer van de partij. Toen viel me nog maar eens op hoe open minded die gasten wel zijn, en ze hadden nog steeds dat clangevoel van weleer. Een goeie groep is zoals de loge: je komt er niet zomaar in. Ook ik niet. Al heb ik dan vaak samen met hen op het podium gestaan, ik bleef toch steeds een buitenstaander, en zo hoort het. Die vier gasten, daar kan niets of niemand tussenkomen. Dat ‘wij-tegen-de-rest-van-de-wereld- gevoel’ maakte dat The Scabs zichzelf overstegen. Hoewel, de rest van Europa inpalmen, bleek een brug te ver. En toch denk ik dat ze het hadden kunnen maken in een land als Duitsland, dat merkte ik toen ik er met hen optrad. Bon, mij kennen ze ook niet in de rest van Europa, maar ik heb wél bij The Scabs gezongen.» Persfoto’s voor de release van Here’s To You, Gang!
  • 51.
  • 52.
  • 53.
  • 54.
  • 55.
  • 56. Guy Swinnen over de hoes van Here’s To You, Gang! «Stoer, he: rockers zonder broek» Oostendenaar Danny Willems, die niet alleen verantwoordelijk is voor de beste foto’s van Arno en T.C. Matic maar ook voor die van The Scabs, is tot op de dag van vandaag jaloers dat hij het niet was die een kleine dertig jaar geleden die legendarische hoesfoto van Here’s To You, Gang! heeft gemaakt. De cirkel is rond, want op zaterdag 26 juni 2010 fotografeerde hij Guy, Frankie, Willy en Fons, die tot aan hun middel in het water stonden. Voor Guy en Frankie was het de tweede keer, voor Fons en Willy Willy de eerste, want in 1983 waren Berre Bergen en Cisse Vangeel de bassist en gitarist van dienst. Het was trouwens die laatste die destijds op het idee kwam om The Scabs in het water te fotograferen. «Als je goed kijkt, zie je dat we geen zonnebrillen maar zwembrilletjes dragen», zegt Francis Vangeel. «Ook dat was een idee van mij.» Guy beaamt: «Francis was toen nogal onder de indruk van ‘The African Queen’, een film uit 1951 met Humphrey Bogart en Katharine Hepburn. Bogart trekt bijna de hele film lang een bootje door het water. Die sfeer wou Cisse op de foto, maar hij hield er natuurlijk geen rekening mee dat er niet echt een budget was voor een degelijke shoot. Dan maar zelf de camera bedienen met de zelfontspanner. Niet echt glamoureus als je eerst op een knopje moet drukken om tien seconden erna cool te staan wezen in het water.» «De hoes is eigenlijk een zwart-witfoto die achteraf met airbrush-techniek is bijgekleurd door Luc Guillaume, beter bekend als de zanger Luc Vankessel die in 1981 een hit scoorde met ‘Hotel Paradiso’. Een paar hemden moesten uiteraard een kaki kleurtje krijgen, want we waren nogal fan van The Clash. En om het verhaal helemaal te demythologiseren, kan ik je nog vertellen dat we op de foto geen broek dragen. Stoer he, rockers zonder broek.»
  • 57.
  • 58. 5 8 ‘The Scabs zijn geen virtuozen maar wel goed op weg om tot een van de opwindendste livegroepen van dit land uit te groeien’ – Marc Mijlemans (in Humo) De vinylsingle ‘So Called Friends’, met op de andere kant ‘Frozen Faces’ wordt eind maart 1981 in eigen beheer uitgebracht op het fictieve label Refused Records. Voor de naam van het label inspireert Guy Swinnen zich op de Salon des Refusés, een tentoonstelling die meerdere malen georganiseerd werd in de negentiende eeuw. Op de Salon des Refusés konden de kunstenaars terecht die werden geweigerd op de officiële Parijse Salon. Op de eerste editie, in 1863, stelde Edouard Manet zijn Déjeuner sur l’herbe voor. Het schilderij zou later wereldberoemd worden. Met The Scabs loopt het voorlopig niet zo’n vaart, al wordt ‘So Called Friends’ enorm goed onthaald door de pers en het nog kleine publiek. De single krijgt zowaar airplay, waardoor The Scabs tijdens hun optredens steevast op herkenningsapplaus kunnen rekenen. Later dat jaar, in oktober, wordt de tweede single uitgebracht: ‘There’s Nothing Wrong/Beat Me Up’. «Het was mooi om te zien hoe onze songs destijds vanuit het niets ontstonden», zegt gitarist Francis Vangeel. «Meestal begon het met een simpele riff, een los idee van Guy of Frankie, en de anderen voegden er vervolgens iets aan toe, kleurden het in. ‘So Called Friends’, naar een idee van mij, is daar een mooi voorbeeld van.» RuthJanssen:«DesingleswerdenmetlofonthaalddoorHumo-journalistenCharliePoelenMarcMijlemans. Dat is ontzettend belangrijk voor ons geweest.» Charlie Poel: «Mijn neef zat bij Guy op school. Via hem leerde ik The Scabs kennen. In 1981 zag ik hen dan aan het werk in een zaaltje in Leuven, ik was meteen onder de indruk. Wat zij brachten was ongezien in België: punk, maar toch melodieus. Het duurde niet lang voor ik Marc Mijlemans meekreeg naar dat bewuste optreden in Maaseik.» Ruth Janssen: «Naar aanleiding van dat optreden in Maaseik besteedde Mijlemans maar liefst twee volledige pagina’s aan The Scabs, op een moment waarop dat totaal nog niet relevant was. Een heus interview, en we hadden niet eens een album uit! Het was onbetaalbare reclame waarvan we zeer lang de vruchten hebben geplukt.» In zijn inleidende tekst voor dat interview (in de Humo van 30 september 1982) schrijft Marc Mijlemans: ‘Zondag 29 augustus: via het swingende plaatsje Leut rijden Humo’s Mensgeworden Argusogen Maaseik binnen op zoek naar het lokale openluchtfestival. Ha, daar moet het zijn: in een wei staat een verlaten podium en daarvoor een klein bord met erop in authentieke hiërogliefen de verbluffende mededeling: ‘Wegens stroompanne festival in K.C.’.
  • 59. 5 9 Dat blijkt niet Kouwe Couscous te betekenen maar Kultureel Centrum, ondermeer legendarisch vanwege het feit dat de Rock Rally-jury daar en nergens anders op Gruppenbilds ‘Maatschappij’ stootte (met Stijn Meuris, red). Marine staat zich al op te warmen als wij uit de blakende zon de duisternis tegemoet treden, maar wij zijn niet voor hen gekomen. Ook niet voor The Chrome, 2 Belgen, The Employees of zelfs T.C. Matic, nee, onze aandacht spitst zich toe op The Scabs, het jonge viertal uit Diest en omstreken. Charlie Poel zag hen een jaar geleden in Leuven aan het werk en praat daar nog altijd over, hoewel dus zeer zeker niet altijd, wat hem ongetwijfeld siert. The Scabs, de tocht naar het verre Maaseik meer dan waard, zo zou blijken. The Scabs, de Eric Vanderaerdens van de Vlaamse rock. The Scabs: zanger- gitarist Guy Swinnen, gitarist Francis Vangeel, drummer Frankie Saenen, bassist Robert Bergen, samen goed voor twee beloftevolle singles, plus het hoogtepunt van de No Big Business-lp, ‘Is This Life?’. Agressieve punk-’n-roll maar meer dan de dreun en de schreeuw waar de Mohikanen van tegenwoordig zich van menen te moeten bedienen.’ ‘The Scabs in Maaseik: snel, nijdig, verbeten en als het publiek even uit het meeslepende ritme dreigde te vallen, was daar podiumpersoonlijkheid en Strummer-fan Guy Swinnen om hen weer genadeloos bij het nekvel te grijpen. Geen virtuozen maar wel goed op weg om tot een van de opwindendste livegroepen van dit land uit te groeien. En songs, jongen, niet alleen het pakkende ‘Is This Life?’ of het stomend snelle ‘Beat Me Up’ maar ook schitterend nieuw werk als ‘Matchbox Car’ en ‘Waste My Breath On You’.’ ‘De vroegere Kids gereïncarneerd, qua energie en overtuiging, maar verder volledig en alleen zichzelve. Ik kreeg een klap, en The Scabs verdiende drie bisnummers. Dit was overigens geheel onverwacht een zeugma.’ ‘Een week later zit ik al, meegesleept door mijn enthousiasme, in Scherpenheuvel te praten met Guy Swinnen en Francis Vangeel: Scabs, punks van het eerste uur en eerlijke jongens. The Scabs doen in november een tournee in het voorprogramma van De Kreuners en brengen rond die tijd ook een mini-lp uit. Als dat alles was wat u wilde weten, kan u nu weer gaan slapen maar voor wie tot op het bot wil, zijn dit: The Scabs.’ «Die trip naar Maaseik zal me altijd bijblijven», zegt Charlie Poel. «Daar beleefde ik een van de meest magische momenten in mijn leven. Niet alleen ik voelde dat zo aan, maar ook Guy en Marc. Na dat optreden stonden we alledrie wat bedremmeld naar elkaar te staren. We konden geen woord uitbrengen. Guy niet omdat hij onder de indruk was van die twee heren van Humo die de moeite hadden genomen om speciaal voor hen naar Limburg te komen, wij niet omdat we net getuige waren geweest van een fantastisch concert. Op technisch vlak zijn The Scabs met de jaren alleen maar beter geworden, maar toen waren ze enorm origineel, onbezoedeld, puur. Ze hadden iets gevaarlijks, iets dreigends. Als je The Scabs aan het werk zag, dacht je: Met dit soort volk moet je opletten, daar krijg je best geen ruzie mee. Wat uiteraard niet zo was, want het waren lammetjes. En achteraf zeer dankbaar voor dat interview in Humo. Als je vandaag de dag pakweg een deelnemer van de Rock Rally interviewt, gaat het er toch iets anders aan toe. Hoe knullig The
  • 60. 6 0 Scabs soms ook waren, Marc en ik wisten dat ze groot zouden worden. Die bezoedeling is er later natuurlijk wel ingeslopen, maar dat gebeurt bij elke groep die lang samenblijft. Zo zal dat ene optreden dat ik zag van de Arctic Monkeys in de Botanique – er waren hoop en al vierentwintig toeschouwers – nooit meer verbeterd kunnen worden.» De livereputatie van The Scabs groeit met de week. Als toeschouwer krijg je het gevoel getuige te zijn van iets unieks, iets noodzakelijks. Er gebéurt iets, en de energie die de groep tentoonspreidt lijkt wel grenzeloos, waardoor er altijd wel iets – op het podium of in de zaal – stukgaat. Is het de kracht van de verbeelding die zulke herinneringen aandikt tot mythes? Te oordelen aan de krantenrecensie van een een zekere C.S., over het optreden van 17 maart 1983 in de Leuvense zaal Lido, zeker niet. ‘Met wat vertraging stonden ze er: The Scabs, donderdag laatstleden in het Lido, opgespannen als jachthonden die voor het eerst na een winter binnen weer de geur van vers wild in de neus krijgen. Vanaf het eerste nummer werd hier à fond gespeeld: ze kennen met andere woorden hun eigen kracht niet, omdat ze geen enkele reserve overhouden voor later. Alle remmen los, en het pleister letterlijk van het plafond: lang geleden dat ik een groep zichzelf op zulke rücksichtslose wijze heb zien geven. Meteen ‘Is This Life?’ als tweede song, tijdens het derde nummer gaf de elektriciteit er even de brui aan, maar dat kon de pret nauwelijks drukken. Bij wijze van revanche trokken ze daarna de geluidsmuur van een gezonde Concorde op tijdens mokerharde versies van ‘Trapped By The Rain’, – Guy kreeg bijna een hartinfarct – ‘Matchbox Car’, – aan negen Beaufort – en ‘Beat Me Up’. Daar dienden bisnummers van te komen, al begrijp ik niet waar ze na twee uur van deze powertraining nog de energie haalden om ‘I Don’t Want Your Company’ te spelen. Twee keer mochten ze terugkomen, en vermits het repertoire op was, werd ‘Is This Life?’ er nog eens doorgejaagd. Heel hard en wild. Het duurde ettelijke pinten voor deze jongen weer bij zijn positieven was.’ Hoe belachelijk het een kleine dertig jaar later ook mag lijken, de inspanningen van The Scabs om hun muziek aan de man te krijgen middels enkele vinylsingles wordt door sommigen beschouwd als een knieval voor de commercie. Guy Swinnen, die op zijn eenentwintigste nog wat lessen zelfrelativering kan gebruiken, schrijft in een open brief: ‘Bedankt voor je bezorgdheid om de muziek van The Scabs. Geen nood, wij zullen nooit de weg van The Kids opgaan, want we zijn al een tijdje geleden afgestapt van dat stereotiepe punkgeram, net omdat het stereotiep is. Punk was aanvankelijk origineel, eerlijk en recht door zee, maar het is een modeverschijnsel geworden. Voor iedereen die het nog niet weet: punk is niet de vandaal uithangen door tegen vanalles en nog wat te schoppen, of pinten stuksmijten, of ambras verkopen. Als het dat is wat je wil, koop dan een nauw jeansvestje en schilder er AC/ DC op. Punk was voor ons een startsein, geen voorbeeld om na te apen, maar een begin om te evolueren naar een eigen stijl. Ik weet wel dat sommige punks ons verraders noemen. Als ze me dan ‘Disco-scabs!’ achterna roepen, kan ik alleen
  • 61. 6 1 maar lachen. Durven ze het me niet in mijn gezicht te zeggen? Zijn dat punks? Iemand die zoiets doet is een ‘so called friend’, en daar hou ik geen rekening mee. Met deze brief hoop ik te bereiken dat de mensen onze evolutie niet langer zien als verraad aan onze eigen principes. Binnenkort komt er een mini-lp uit van The Scabs. Daar zal een nieuwe versie van ‘Is This Life?’ opstaan. Luister ernaar en overtuig jezelf ervan dat dit geen disco is, het heeft er zelfs geen reet mee te maken.’ In het najaar van 1981 verschijnt niet alleen ‘There’s Nothing Wrong/Beat Me Up’ maar ook het haastig in mekaar gebricoleerde compilatiealbum No Big Business, met daarop Belgische acts als Luc Van Acker & Didi De Paris, Siglo XX en The Scabs. De pers slaat en zalft. De Hoogstraatse Gazet, dat naast een kolom met aankondigingen van notariële verkopen in de Kempen wat plaats heeft vrijgehouden voor een artikel over The Scabs, vindt het initiatief van veel goeie wil getuigen maar betreurt tegelijk het povere resultaat. Eén song steekt er volgens de Hoogstraatse redacteur evenwel bovenuit: ‘Is This Life?’. De mening van Humo loopt nagenoeg gelijk. Dat de verzamelaar weinig goeie muziek bevat maar dat het een nobel initiatief is, een collectie van twaalf al dan niet interessante naamkaartjes die je krijgt aangeboden voor maximum tweehonderd frank. De ‘goed bewerkte agressiviteit’ van The Scabs wordt in de recensie ‘leuk’ bevonden. Deversievan‘IsThisLife?opNoBigBusinessmagdanleukzijn,evengoedkunnendeadjectieven‘rudimentair’ en ‘primitief’ worden bovengehaald, wat op zich geen schande hoeft te zijn. Guy Swinnen heeft een andere mening over dat laatste. «De opname van deze track, die plaatsvond in het huis van producer Roland Beelen, was een van onze grootste muzikale teleurstellingen ooit. Op de viersporenrecorder van Roland klonk het fantastisch maar op plaat bleef er niets meer van over. Bovendien hoor je mij op deze versie ‘haven’t I got the right to live like I like’ zingen, terwijl het natuurlijk ‘as I like’ moet zijn. Je zou voor minder het schaamrood op de wangen krijgen.» Ruth Janssen treedt Guy bij. «Ik heb die versie al lang niet meer gehoord – mijn broer Luc heeft mijn exemplaar van No Big Business geleend en nooit meer teruggeven, de smeerlap – maar ik herinner me wel de abominabele klank. Het klinkt voor geen meter! ‘Is This Life?’ leefde wel heel erg bij de fans, ze werden gek als het gespeeld werd tijdens concerten.»
  • 62. Backstage! Foto boven: Jan Van Eycken van De Kreuners. Linksboven: manager Ruth Janssen. Linksmidden: Kreuner Eric Wauters. Linksonder: Kreuners-manager Joe Robeyns. Foto’s boven op pagina 63: gelegenheidsgitarist Peter Clemens (links), Cisse Vangeel (rechts) en Guy Swinnen met fans (onder).
  • 63.
  • 64.
  • 65. 6 5 Weinigen weten dit, maar ook Wim Mertens heeft ooit nog een versie van ‘Is This Life?’ geproducet. Ja, díe Wim Mertens, de gerenommeerde componist wiens ‘Struggle For Pleasure’ werd gebruikt in reclamespots van Proximus. Mertens’ opnames van ‘Is This Life?’ en ‘Waste My Breath’ vinden plaats in de periode dat ‘No Big Business’ en ‘There’s Nothing Wrong’ uitkomen. Guy Swinnen vindt Wim Mertens en The Scabs niet per definitie een vreemde combinatie: «Vergeet niet dat we, naast een punkband, toch ook een new wave-groep wilden zijn. En new wave-groepen experimenteren nu eenmaal met elektronica. Maar toch, een rare kwiet, die Wim. Ter voorbereiding van de opnames hadden we een kennismakingsgesprek in een café. Wim droeg een groene, loden jas. Zo’n parka-achtig geval waaraan jagers zich graag mogen bezondigen. In het college waar ik school had gelopen, droegen alleen de brave Hendrikjes zo’n jas. Totaal aseksueel! Maar het paste bij Wim Mertens, en bij zijn brilletje. Ik herinner me hem vooral als een intellectueel, als alles wat The Scabs niet waren. Maar die opnames waren dik oké, al hebben we er nooit iets mee gedaan.» Frankie: «Verschrikkelijk waren die opnames. Een ramp! Wim Mertens wilde er iets symfonisch van maken, iets dat in de verste verte niets met The Scabs te maken had. Gelukkig is het nooit op plaat beland.» De Opel Record ‘59 van Guy die werd gebruikt voor de singlehoes van ‘Matchbox Car’. Links: Marktrock begin jaren tachtig.
  • 66. 6 6 Here’s To You, Gang! Gelukkig belandt de derde, definitieve versie van ‘Is This Life?’ wél op de mini-lp Here’s To You, Gang!. Niet zomaar een mini-lp, maar een statement van de jaren tachtig, een uithaal, een korte, snelle en opwindende trip doorheen de frustraties van vier ongeduldige jongemannen. En, niet onbelangrijk, met ‘Matchbox Car’ bevat Here’s To You, Gang! dé hymne van een generatie. De titel van de mini-lp baseert Guy losjes op een dialoog tussen Humphrey Bogart (Rick) en Ingrid Bergman (Ilsa) in ‘Casablanca’, het romantisch drama uit 1942 van Michael Curtiz. Ilsa: ‘I can’t fight it anymore. I ran away from you once. I can’t do it again. Oh, I don’t know what’s right any longer. You have to think for both of us. For all of us.’ Rick: ‘All right, I will. Here’s looking at you, kid.’ Met here’s to you, gang bedoelt Guy net zoveels als: dit zijn wij, neem ons zoals we zijn. Autobiografisch, want dat is precies wat hij als drieëntwintigjarige wel vaker wil roepen. In april 1983, net na de release van Here’s To You, Gang!, vertelt hij in het blad Backstage: ‘Toen ik als pas afgestudeerde graficus nergens werk vond omwille van mijn uiterlijk – rechtopgekamde haren, oorbellen, veiligheidsspelden – zag ik vaak dat minder sterke kandidaten de job wel kregen, alleen al omdat ze een pak droegen. Daar gaat ‘Is This Life?’ over.’ They don’t accept my clothes They don’t accept my hair They want to put me in a monkey suit
  • 67. Ten tijde van ‘No Pay Today’, twee jaar na de eerste ‘Indiana Jones’-film.
  • 68.
  • 69. Links: Frankie backstage tijdens Torhout/Werchter 1983. Rechts: The Scabs proberen de sfeer van The Cure’s Seventeen Seconds-hoes na te bootsen.
  • 70. 7 0 ‘‘Matchbox Car’ gaat over een bepaalde gebeurtenis in mijn kleutertijd’, vertelt Swinnen begin jaren tachtig in een blad. ‘Nadat een vriendje bij mij was komen spelen, vond ik mijn favoriet speelgoedautootje niet meer terug. Ik dacht dat het gewoon per ongeluk was zoekgeraakt en vergat het, tot ik maanden later bij dat vriendje op bezoek ging. Dáár lag míjn autootje: hij had het gewoon gestolen. Naïef als ik was kon ik niet geloven dat iemand tot zoiets in staat was. ‘Waste My Breath’ heb ik geschreven na een eindeloze discussie met Berre over het huwelijk. Hij was al dik tevreden met zijn krant, zijn pantoffels en zijn vrouw. Alsof die drie per definitie in hetzelfde rijtje thuishoren. Die routinementaliteit vind ik walgelijk. Dat verlagen van de mens, een vrouw in dit geval, tot een object, tot een ding om mee te vrijen. Dat huichelachtige rollenpatroon wordt er bij de mens natuurlijk op allerlei manieren ingestampt: door middel van reclame, opvoeding... Iedereen belooft je rozengeur en maneschijn, maar als je om je heen kijkt blijkt iedereen iedereen te belazeren. Zo’n televisieserie als ‘Dallas’, bijvoorbeeld, da’s toch de grootste rotzooi? En iedereen zit zich daar aan te vergapen. Mensen dragen maskers, verbergen hun gevoelens. In ‘Trapped By The Rain’ vertel ik dan weer hoe je na een jaar van vruchteloos werk zoeken toch vanzelf gaat toegeven aan de geplogenheden van het systeem. Je kan niet anders, want van stempelen word je gek: net voor de stempelcontrole opstaan, ’s middags met je slaapdronken kop wat rondhangen en ’s avonds pinten gaan pakken. Verder niks. Ik stompte zodanig af dat ik gezegd heb: Oké, jullie willen me niet met spelden? Dan krijgen jullie me zónder, maar vanbinnen zal ik niet veranderen.’ Zevenentwintig jaar later, op zijn vijftigste, heeft Guy die attitude wat bijgesteld: «Gelukkig verandert een mens met ouder worden. Je kan tenslotte niet kwaad blijven.» «Het was Walter Grootaers van De Kreuners die ons destijds heeft aangespoord Here’s To You, Gang! op te nemen. Hij zei: ‘Je mag met ons mee op tournee, maar dan moet je wel een plaat uitbrengen.’» Walter Grootaers: «Of het werkelijk zo is gegaan, weet ik niet meer. Maar ik herinner me wel nog de eerste keer dat ik The Scabs aan het werk zag. Dat was namelijk zo fantastisch dat ik inderdaad besloot hen in het najaar van 1982 mee te vragen op tournee. Het was niet de eerste keer dat we jong talent op die manier een kans gaven, we hadden het eerder ook al gedaan met De Kommeniste. Na dat toertje met The Scabs is Joe Robeyns, onze manager, in gang geschoten.» Guy: «Joe contacteerde producer Jean-Marie Aerts en EMI. Met Jean-Marie werken was... speciaal. Als ik een gitaarriffje speelde, zei hij: ‘Wat is dit? Wat is hier de bedoeling van?’ ‘Euh, gewoon iets wat ik heb bedacht, Jean-Marie, iets dat ik goed vind.’ ‘Ik vind dat niet zo goed’, zei hij dan. ‘En waarom die rare sound? Dat equalizerpedaaltje díent helemaal niet om je klank te vervormen.’ Van een gewone boerenlul die blues speelde, was hij plots ‘Jean-Marie Aerts van T.C. Matic’ geworden. Dat gaf hem een reden om uitspraken te doen als: ‘Ik moeje voel’n, het moet van binn’n komen’, maar ik begreep hem niet altijd even goed.»
  • 71. 7 1 Jean-Marie Aerts: «Voor elk woord dat ik tijdens een opnamesessie zeg, is er een reden. Mijn aanpak: de groep registreren zoals de groep is, maar er ook nog iets aan toevoegen. De groep moet er iets van bijleren, dat is de bedoeling, zodat de muzikanten na de opnames van zichzelf kunnen zeggen dat ze gegroeid zijn.» Guy: «Het moet gezegd, de resultaten die Jean-Marie boekte, maakten alles goed. Die man wist wat hij deed, en nu begrijp ik hem wél.» Francis: «The Scabs evolueerden van rudimentaire punk naar datgene wat we op Here’s To You, Gang! ten gehore brachten: nog steeds punk, maar dankzij Jean-Marie wat meer gesofisticeerd. Kortom, de juiste mix van ritme en klank, niet te perfect, niet te slordig.» Arno Hintjens: «Ik vraag me af welke groep Jean-Marie destijds níet geproducet heeft. Als Jezus Christus Jean-Marie had gebeld om hem te producen, had hij het ook gedaan.» Jean-Marie Aerts: «Het was aangenaam werken met The Scabs. Ik heb onlangs nog eens naar Here’s To You, Gang! geluisterd, en het verraste me hoe goed die gasten eigenlijk speelden. Zeer strak, geen overbodige luxe in het pre-Protools-tijdperk. Knippen en plakken was toen lang niet zo makkelijk als nu. Alles wat je op Here’s To You, Gang! hoort, is dus echt gespeeld. En ook over de klank ben ik nog zeer te spreken: die mix tussen punk en dub is uitermate geslaagd. We hadden niet zoveel middelen, hoor: reverb, een echokamer en ideeën. De klank was het logische gevolg van de attitude die we toen hadden: je voelt het of je voelt het niet. Niets is gebeurd met voorbedachten rade. Het heeft met smaak te maken. Da’s volgens mij een van de redenen waarom die plaat een blijver is. De vrijheid die er vanaf straalt! Punk – en dan heb ik het niet over het modeverschijnsel, maar over de manier van leven – betekent voor mij vrijheid. Dub heeft dat ook. Als je naar Lee Scratch Perry luistert, denk je toch: wow, waar komt dat allemaal vandaan?» Koen Crets (roadie, en jeugdvriend van Frankie): «The Scabs zijn dan misschien geen topmuzikanten, maar het is wel een groep, dat wist ik al meteen toen ik Here’s To You, Gang! voor het eerst hoorde. Die plaat doet mij nog altijd iets. Ik herinner me dat Frankie bij mij thuis aankwam met Here’s To You, Gang! onder de arm: ‘Hij is af!’ We hebben er toen samen meerdere keren naar geluisterd op mijn krakkemikkig platenspelertje, dat zal ik nooit vergeten.» Frankie: «De productie van Jean-Marie Aerts is fantastisch. Ik vind Here’s To You, Gang! nog steeds de beste plaat die we ooit hebben gemaakt.» Wat dat betreft staan Frankie Saenen en Marc Mijlemans min of meer op één lijn. Jaren later zal Mijlemans zeggen dat The Scabs voor hem nooit meer zo goed kunnen zijn als ten tijde van Here’s To You, Gang!, maar dat het nog steeds een topgroep is die hem altijd na aan het hart zal liggen. Hóe goed hij Here’s To You, Gang! wel vindt, pent hij neer in een uiterst lovende recensie:
  • 72. 7 2 ‘Vorig jaar rond deze tijd debuteerde het jonge groepje Allez Allez met de mini-lp African Queen, een schokgolf van vitaliteit, een bescheiden aardbeving. Dit jaar bereikten The Scabs met hun eerste mini-lp Here’s To You, Gang! hetzelfde effect, want ook dit is een korte, maar accurate soundtrack voor het leven in België vandaag. Goed, er zijn wel meer mensen die intuïtief aanvoelen waar het hic et nunc om te doen is maar Guy Swinnen heeft het uitzonderlijke talent om dat hic et nunc om te zetten in songs, en als wij songs schrijven dan bedoelen wij ook songs, die dingen waar er te weinig van zijn, weet u wel. Van die gave, toen nog slechts embryonaal aanwezig, getuigden ze al met hun singles ‘So Called Friends/Frozen Faces’ en ‘There’s Nothing Wrong/Beat Me Up’ en die haalden wel de jukebox van Bij Wiske in Diest maar niet de erkenning die ze verdienden. Daarna was er nog de Scabsbijdrage aan de No Big Business-lp, ‘Is This Life?’, een rommelig opgenomen maar onvergetelijke uithaal naar het herenvolk dat niet wil leven en laten leven. De nieuwe versie van ‘Is This Life?’ die Here’s To You, Gang! siert, is typerend voor de op zeer korte tijd gerealiseerde stap vooruit die The Scabs hebben gezet: ze hebben hun plaats, hun spoor gevonden en stomen nu door, bestemming onbekend maar dat maakt niks uit want het is om het stomen zelf begonnen. Het hoge niveau van Here’s To You, Gang! is te danken aan zanger-gitarist Guy Swinnen, gitarist Francis Vangeel, drummer Frankie Saenen en bassist Robert Bergen, maar hebben geholpen: de goeie omstandigheden waarin ze de plaat hebben kunnen opnemen (ICP studio’s) en producer Jean-Marie Aerts, die het geluid van The Scabs met veel eerbied en vakmanschap heeft vastgelegd. Het geluid van The Scabs zou in Franstalige, hippe kringen omschreven worden als ‘un peu démodé’, wat eigenlijk betekent: krachtig, zonder synthesizers, moderne rock ’n roll máár rock ’n roll. Niks démodé, geboren uit de punk, dat wel, maar geëvolueerd naar strakke, harde maar melodieuze... euh... rock ’n roll, dus. Dat moet ook, want The Scabs zijn nog steeds kwaad, voelen zich machteloos en grijpen daarom schreeuwend naar het beetje macht dat binnen hun bereik ligt. De macht door kracht van de rock ’n roll, de trots van de verliezer.’ ‘Maar laten we het simpel houden, want dat doen The Scabs, godzijdank, ook. Vanaf het echt schitterende, bijtende ‘Waste MyBreath’,aldeeersteéndebeste,soberopgebouwdrondeengitaarriffenwatdrumslagen,venijniggezongendoorSwinnen, dansende haat. Een stamp onder de ballen van alles wat boven staat en niet naar beneden wil komen. Dan het herwerkte ‘Is This Life?’, waarin een van de duizenden schoolverlaters zich met een vloek en een zucht afvraagt of er dan niks meer voor hem is weggelegd dan een dopkaart en gezaag om zijn oren. ‘They don’t accept my clothes, they don’t accept my hair, they want to put me in some monkey suit’ en ‘Haven’t I got the right to live as I like?’. Pertinente vraag. Spetterende gitaren en donkere bas laten daarna ‘I don’t want your company’ losbarsten: korte, sterke, dansbare en agressieve song, ik vráág niks meer. ‘Trapped By The Rain’, volgt: de verveling onderhoudend gemaakt zoals dat ook in ’77 al een paar keer indrukwekkend gedaan werd, de claustrofobie die wanhopig aan stukken wordt getrapt. Tenslotte, ‘Matchbox Car’, over de kleine klappen des levens en hoe daar overheen te komen en zélf een klap van een song. Eerlijk: ik heb niet de bedoeling om dit allemaal te overdrijven, om een vertekend beeld te geven, om mee te gaan met het heersende chauvinisme, maar ik kan het verdraaid ook niet helpen dat ik kapot ben van Here’s To You, Gang! van The Scabs. U moest het zelf ’s proberen.’