Inmiddels zijn voor de groepen 3 en 4 de nieuwe toetsen Rekenen-Wiskunde 3.0 beschikbaar.
We bespreken kort de opbouw en rapportagemogelijkheden van deze toetsen. Daarbij gaan we
specifiek in op de nieuwe rapportagemogelijkheid kaal-context en de relatie met de toets Rekenen-
Basisbewerkingen. Deze toets helpt u in kaart brengen of uw leerlingen kale opgaven vlot en goed
uit het hoofd kunnen oplossen.
Vanaf dit schooljaar zijn de nieuwe toetsen Begrijpend lezen 3.0 beschikbaar voor groep 3 en 4.
We vertellen u meer over de inhoud van de toetsen: wat is er nieuw en hoe interpreteert u de
resultaten? In dit kader staan we nadrukkelijk stil bij het werken met Taalprofielen. Daarmee kunt
u de toetsresultaten voor de verschillende taalonderdelen in samenhang bekijken.
This chapter discusses using algebra to represent and solve problems involving addition, subtraction, and finding patterns and rules. It includes the following key points:
- Lesson 3-1 covers writing and evaluating expressions with variables and addition/subtraction.
- Lesson 3-2 explains how to solve addition and subtraction equations mentally without using models.
- Lesson 3-3 introduces identifying extra and missing information in word problems in order to write and solve the correct equations.
- Lesson 3-4 teaches finding patterns in tables and writing rules as equations that can be used to determine future terms in the pattern.
Inmiddels zijn voor de groepen 3 en 4 de nieuwe toetsen Rekenen-Wiskunde 3.0 beschikbaar.
We bespreken kort de opbouw en rapportagemogelijkheden van deze toetsen. Daarbij gaan we
specifiek in op de nieuwe rapportagemogelijkheid kaal-context en de relatie met de toets Rekenen-
Basisbewerkingen. Deze toets helpt u in kaart brengen of uw leerlingen kale opgaven vlot en goed
uit het hoofd kunnen oplossen.
Vanaf dit schooljaar zijn de nieuwe toetsen Begrijpend lezen 3.0 beschikbaar voor groep 3 en 4.
We vertellen u meer over de inhoud van de toetsen: wat is er nieuw en hoe interpreteert u de
resultaten? In dit kader staan we nadrukkelijk stil bij het werken met Taalprofielen. Daarmee kunt
u de toetsresultaten voor de verschillende taalonderdelen in samenhang bekijken.
This chapter discusses using algebra to represent and solve problems involving addition, subtraction, and finding patterns and rules. It includes the following key points:
- Lesson 3-1 covers writing and evaluating expressions with variables and addition/subtraction.
- Lesson 3-2 explains how to solve addition and subtraction equations mentally without using models.
- Lesson 3-3 introduces identifying extra and missing information in word problems in order to write and solve the correct equations.
- Lesson 3-4 teaches finding patterns in tables and writing rules as equations that can be used to determine future terms in the pattern.
3. William heeft 2 stapels munten ter waarde van € 16,50. Hij maakt van die twee stapels 1 stapel. Hoeveel € heeft hij in totaal?
4. William heeft 2 stapels munten ter waarde van € 16,50. Hij maakt van die twee stapels 1 stapel. Hoeveel € heeft hij in totaal? Willam: “ Om uit te rekenen hoeveel geld ik heb doe ik 2 x 16,50.”
5. William heeft 2 stapels munten ter waarde van € 16,50. Hij maakt van die twee stapels 1 stapel. Hoeveel € heeft hij in totaal? Willam: “ Om uit te rekenen hoeveel geld ik heb doe ik 2 x 16,50.” William: “ Ik reken dat uit door eerst 16 te verdubbelen, ik krijg dan 32. Daarna verdubbel ik de 0,50 Euro, ik krijg dan € 1. Ik heb dus in totaal 32 + 1 = € 33.”
6. William heeft 2 stapels munten ter waarde van € 16,50. Hij maakt van die twee stapels 1 stapel. Hoeveel € heeft hij in totaal? Willam: “ Om uit te rekenen hoeveel geld ik heb doe ik 2 x 16,50.” William: “ Ik reken dat uit door eerst 16 te verdubbelen, ik krijg dan 32. Daarna verdubbel ik de 0,50 Euro, ik krijg dan € 1. Ik heb dus in totaal 32 + 1 = € 33.” William : “Vermenigvuldigen met 2 is hetzelfde als verdubbelen.”
7. Nu heeft William 4 stapels van 12,20 gemaakt. Hoeveel € heeft hij in totaal?
8. Nu heeft William 4 stapels van 12,20 gemaakt. Hoeveel € heeft hij in totaal? Om uit te rekenen hoeveel € hij heeft, verdubbelt hij het aantal € door er 2 gelijk stapels van te maken.
9. Nu heeft William 4 stapels van 12,20 gemaakt. Hoeveel € heeft hij in totaal? Om uit te rekenen hoeveel € hij heeft, verdubbelt hij het aantal € door er 2 gelijk stapels van te maken. Daarna verdubbelt hij nog een keer het aantal € door er 1 stapel te maken.
10. Nu heeft William 4 stapels van 12,20 gemaakt. Hoeveel € heeft hij in totaal? Om uit te rekenen hoeveel € hij heeft, verdubbelt hij het aantal € door er 2 gelijk stapels van te maken. Daarna verdubbelt hij nog een keer het aantal € door er 1 stapel te maken. William: Vermenigvuldigen met 4 is hetzelfde als twee keer verdubbelen!
11. Wilma doet het tegengestelde van William. Ze heeft 1 stapel van € 12,40 en wil er 2 gelijk stappels maken. Hoeveel geld komt er dan per stapel?
12. Wilma doet het tegengestelde van William. Ze heeft 1 stapel van € 12,40 en wil er 2 gelijk stappels maken. Hoeveel geld komt er dan per stapel? Wilma: “ Ik wil uitrekenen hoeveel 12,40 : 2 is.”
13. Wilma doet het tegengestelde van William. Ze heeft 1 stapel van € 12,40 en wil er 2 gelijk stappels maken. Hoeveel geld komt er dan per stapel? Wilma: “ Ik wil uitrekenen hoeveel 12,40 : 2 is.” Wilma : Dat doe ik door eerst de 12 te halveren, ik krijg dan 6. Daarna halveer ik de 0,40 Euro, ik krijg dan € 0,20. 6 +0,40 = 6,40. Ik krijg dus 2 stapels, elke van € 6,20.”
14. Wilma doet het tegengestelde van William. Ze heeft 1 stapel van € 12,40 en wil er 2 gelijk stappels maken. Hoeveel geld komt er dan per stapel? Wilma: “ Ik wil uitrekenen hoeveel 12,40 : 2 is.” Wilma : Dat doe ik door eerst de 12 te halveren, ik krijg dan 6. Daarna halveer ik de 0,40 Euro, ik krijg dan € 0,20. 6 +0,40 = 6,40. Ik krijg dus 2 stapels, elke van € 6,20.” Wilma: “Delen door 2 is hetzelfde als halveren!”
15. Wilma heeft nu 1 stapel van € 20,80. Ze wil het bedrag in 4 gelijk stapels verdelen.
16. Wilma heeft nu 1 stapel van € 20,80. Ze wil het bedrag in 4 gelijk stapels verdelen. Ze halveert het aantal € per stapel door er 2 gelijke stappels van te maken.
17. Wilma heeft nu 1 stapel van € 20,80. Ze wil het bedrag in 4 gelijk stapels verdelen. Ze halveert het aantal € per stapel door er 2 gelijke stappels van te maken. Daarna halveert ze het bedrag per stapel nog een keer door er 4 gelijke stapels van te maken. Wilma : “Delen door 4 is hetzelfde als 2 keer halveren.”