SlideShare a Scribd company logo
1 of 23
PRESENTATIESESSIE VOV PEDAGOGIE VOORE-LEARNING Evelyn Cloosen& Marleen Madou
INHOUD E-learning: leerstijlen implementeren Welke leerstijl heeft u? Leerobjectieven bepalen Designobjectieven bepalen Nextgeneration De juiste assesments Evalueer uw pedagogische aanpak
LEERSTIJLEN IMPLEMENTEREN READ/WRITE VISUEEL AUDITIEF KINESTETISCH
1.1 Read/write Gedrukte oefeningen Bijvoorbeeld op scherm: lezen
1.2 Visual
1.3 Auditief
1.4 Kinestetisch
2. WELKE LEERSTIJL HEEFT U? 1. Je gaat naar een eetgelegenheid of restaurant met enkele vrienden. Je dient een menu te kiezen. Wat doe je?  A. Je overloopt met je wijsvinger van boven naar beneden heel de kaart.  B. Je kijkt rond naar wat er in de borden van andere gasten ligt.  C. Je kiest iets naar aanleiding van de beschrijvingen uit de kaart.  D. Je vraagt uitleg aan de ober of vrienden om zo je keuze te kunnen bepalen.   2. Je bent reisgids en een groep toeristen willen informatie over een wildpark. Wat doe je?  A. Je neemt ze mee naar het park en wandelt het hele park met hen door.  B. Je toont hen internetfoto’s of foto’s uit een boek.  C. Je geeft hen een beschrijvende folder .  D. Je praat erover gezien je het wildpark kent.   3. Je plant een groepsvakantie. Je wil wat informatie uitwisselen met de groepsleden. Wat doe je?  A. Je knipt fotomateriaal uit en je maakt een collage.  B. Je gebruikt een website om hen bezienswaardigheden aan te tonen.  C. Je stuurt hen een bestaand document op met beschrijvende teksten.  D. Je telefoneert hen een voor een op. 4. Je wil een nieuw computerprogramma instuderen. Wat doe je?  A. Je gebruikt je toetsenbord om meteen alles uit te testen.   B. Je volgt een stap-voor-stap boek waar de schermfoto’s de handelingen aanduiden.  C. Je leest bijgevoegde handleiding.  D. Je vraagt info aan collega’s welke het programma kennen.   5. Iemand vraagt je onderweg hoe hij het centrum van de stad kan bereiken. Wat doe je?  A. Je bent in de buurt en loopt even mee.  B. Je geeft een stratenplannetje af dat je bij je hebt.  C. Je schrijft vlug de goede richting even op.  D. Je legt hem gewoon de goede richting uit.  
2. WELKE LEERSTIJL HEEFT U? 6. Je zit in een vierdaagse training. Het liefst heb je:  A. Demonstraties en praktische oefeningen.  B. Veel diagrammen, grafieken.  C. Een goed handboek en notitieboek.  D. Een vraag & antwoord sessie, groepsdiscussies.   7. Je hebt na de training een test moeten uitvoeren en je zou graag feedback hierover willen. Je wil:  A. Het goede antwoord opzoeken dat gepubliceerd is op het internet zodat je het jouwe kunt vergelijken.  B. Een grafiek waarin je resultaten schematisch zijn weergegeven per vraag.  C. Deze feedback liefst schriftelijk ontvangen, met je resultaten. D. Deze feedback van de trainer ontvangen tijdens een gesprek. 8. De nieuwe spelling is je nog niet helemaal vertrouwd. Je twijfelt aan het woord pannenkoek of pannekoek. Wat doe je?  A. Je zoekt het op in een woordenboek.  B. Je probeert je voor te stellen hoe de woorden er geschreven uitzien.  C. Je schrijft de beide woorden langs elkaar op en kiest er eentje uit.  D. Je denkt na over de uitspraak en hoe het verschilt klinkt.   9. Als je geen rekening moet houden met de prijs, wat is de meest invloedbare beslissing bij de aankoop van een wetenschappelijk boek?  A. Gebeurtenissen uit het echte leven, met ervaringen en voorbeelden.  B. Het uitzicht van het boek trekt je erg aan.  C. Sommige stukken uit het boek lezen snel en gemakkelijk.   D. Je vrienden spreken erover en kunnen het je echt aanbevelen.   10. Je hebt een probleem met je knie en gaat voor het eerst met dit probleem naar je dokter. Wat wil je?  A. De dokter toont een gipsmodel van een samenstelling van de knie en toont aan waar het probleem zich situeert.  B. De dokter heeft een scherm en toont op een diagram wat fout loopt.  C. De dokter geeft je internetadressen waar je meer over het probleem kan lezen.  D. De dokter beschrijft je gewoon hetgeen fout loopt in je knie.    
2. OEFENING: WELKE LEERSTIJL HEEFT U? (1/2)
Wat moet de cursist kennen? Wat moet de cursist beheersen? Wat moet de cursist weten? Wat moet de cursist kunnen toepassen? 3. LEEROBJECTIEVEN BEPALEN
3.1 ReusableLearningObjects (RLO) ReusableLearningObjects (RLO) Logische opbouw 1 objectief per RLO Herbruikbaar Combineerbaar
4. DESIGNOBJECTIEVEN BEPALEN
4.1 Tekst met beeld Bijvoorbeeld voor termen en definities
4.2 Audio & video Bijvoorbeeld voor processen
4.3 Animaties Bijvoorbeeld om klantensituaties te illustreren
5. NEXT GENERATION
6. DE JUISTE ASSESMENTS ,[object Object]
Voorkennis meten
Dynamisch paden bepalen
Tussentijdse vragen
Onderdeel begrepen / niet begrepen
Eindtest,[object Object]

More Related Content

Similar to Presentatiesessie VOV: pedagogie voor e-learning

Handboek Workshopmakers - Plan Nederland
Handboek Workshopmakers - Plan Nederland Handboek Workshopmakers - Plan Nederland
Handboek Workshopmakers - Plan Nederland Plan Youth NL
 
Powerpoint 120110 Deel 1
Powerpoint 120110 Deel 1Powerpoint 120110 Deel 1
Powerpoint 120110 Deel 1guest250dde1
 
Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)
Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)
Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)ADIBib
 
Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...
Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...
Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...Studiekeuzeconferentie
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docxsarahstynen
 

Similar to Presentatiesessie VOV: pedagogie voor e-learning (6)

Handboek Workshopmakers - Plan Nederland
Handboek Workshopmakers - Plan Nederland Handboek Workshopmakers - Plan Nederland
Handboek Workshopmakers - Plan Nederland
 
Powerpoint 120110 Deel 1
Powerpoint 120110 Deel 1Powerpoint 120110 Deel 1
Powerpoint 120110 Deel 1
 
Enquete scriptie[1]
Enquete scriptie[1]Enquete scriptie[1]
Enquete scriptie[1]
 
Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)
Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)
Basis handleiding leerkrachten voor Beeldtaal (voorlopige versie, door Evy Raes)
 
Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...
Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...
Informatie of desinformatie: avonturen van de Keuzegidsredactie met waarheids...
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 

Presentatiesessie VOV: pedagogie voor e-learning

  • 1. PRESENTATIESESSIE VOV PEDAGOGIE VOORE-LEARNING Evelyn Cloosen& Marleen Madou
  • 2. INHOUD E-learning: leerstijlen implementeren Welke leerstijl heeft u? Leerobjectieven bepalen Designobjectieven bepalen Nextgeneration De juiste assesments Evalueer uw pedagogische aanpak
  • 3. LEERSTIJLEN IMPLEMENTEREN READ/WRITE VISUEEL AUDITIEF KINESTETISCH
  • 4. 1.1 Read/write Gedrukte oefeningen Bijvoorbeeld op scherm: lezen
  • 8. 2. WELKE LEERSTIJL HEEFT U? 1. Je gaat naar een eetgelegenheid of restaurant met enkele vrienden. Je dient een menu te kiezen. Wat doe je?  A. Je overloopt met je wijsvinger van boven naar beneden heel de kaart.  B. Je kijkt rond naar wat er in de borden van andere gasten ligt.  C. Je kiest iets naar aanleiding van de beschrijvingen uit de kaart.  D. Je vraagt uitleg aan de ober of vrienden om zo je keuze te kunnen bepalen.   2. Je bent reisgids en een groep toeristen willen informatie over een wildpark. Wat doe je?  A. Je neemt ze mee naar het park en wandelt het hele park met hen door.  B. Je toont hen internetfoto’s of foto’s uit een boek.  C. Je geeft hen een beschrijvende folder .  D. Je praat erover gezien je het wildpark kent.   3. Je plant een groepsvakantie. Je wil wat informatie uitwisselen met de groepsleden. Wat doe je?  A. Je knipt fotomateriaal uit en je maakt een collage.  B. Je gebruikt een website om hen bezienswaardigheden aan te tonen.  C. Je stuurt hen een bestaand document op met beschrijvende teksten.  D. Je telefoneert hen een voor een op. 4. Je wil een nieuw computerprogramma instuderen. Wat doe je?  A. Je gebruikt je toetsenbord om meteen alles uit te testen.  B. Je volgt een stap-voor-stap boek waar de schermfoto’s de handelingen aanduiden.  C. Je leest bijgevoegde handleiding.  D. Je vraagt info aan collega’s welke het programma kennen.   5. Iemand vraagt je onderweg hoe hij het centrum van de stad kan bereiken. Wat doe je?  A. Je bent in de buurt en loopt even mee.  B. Je geeft een stratenplannetje af dat je bij je hebt.  C. Je schrijft vlug de goede richting even op.  D. Je legt hem gewoon de goede richting uit.  
  • 9. 2. WELKE LEERSTIJL HEEFT U? 6. Je zit in een vierdaagse training. Het liefst heb je:  A. Demonstraties en praktische oefeningen.  B. Veel diagrammen, grafieken.  C. Een goed handboek en notitieboek.  D. Een vraag & antwoord sessie, groepsdiscussies.   7. Je hebt na de training een test moeten uitvoeren en je zou graag feedback hierover willen. Je wil:  A. Het goede antwoord opzoeken dat gepubliceerd is op het internet zodat je het jouwe kunt vergelijken.  B. Een grafiek waarin je resultaten schematisch zijn weergegeven per vraag.  C. Deze feedback liefst schriftelijk ontvangen, met je resultaten. D. Deze feedback van de trainer ontvangen tijdens een gesprek. 8. De nieuwe spelling is je nog niet helemaal vertrouwd. Je twijfelt aan het woord pannenkoek of pannekoek. Wat doe je?  A. Je zoekt het op in een woordenboek.  B. Je probeert je voor te stellen hoe de woorden er geschreven uitzien.  C. Je schrijft de beide woorden langs elkaar op en kiest er eentje uit.  D. Je denkt na over de uitspraak en hoe het verschilt klinkt.   9. Als je geen rekening moet houden met de prijs, wat is de meest invloedbare beslissing bij de aankoop van een wetenschappelijk boek?  A. Gebeurtenissen uit het echte leven, met ervaringen en voorbeelden.  B. Het uitzicht van het boek trekt je erg aan.  C. Sommige stukken uit het boek lezen snel en gemakkelijk.  D. Je vrienden spreken erover en kunnen het je echt aanbevelen.   10. Je hebt een probleem met je knie en gaat voor het eerst met dit probleem naar je dokter. Wat wil je?  A. De dokter toont een gipsmodel van een samenstelling van de knie en toont aan waar het probleem zich situeert.  B. De dokter heeft een scherm en toont op een diagram wat fout loopt.  C. De dokter geeft je internetadressen waar je meer over het probleem kan lezen.  D. De dokter beschrijft je gewoon hetgeen fout loopt in je knie.    
  • 10. 2. OEFENING: WELKE LEERSTIJL HEEFT U? (1/2)
  • 11. Wat moet de cursist kennen? Wat moet de cursist beheersen? Wat moet de cursist weten? Wat moet de cursist kunnen toepassen? 3. LEEROBJECTIEVEN BEPALEN
  • 12. 3.1 ReusableLearningObjects (RLO) ReusableLearningObjects (RLO) Logische opbouw 1 objectief per RLO Herbruikbaar Combineerbaar
  • 14. 4.1 Tekst met beeld Bijvoorbeeld voor termen en definities
  • 15. 4.2 Audio & video Bijvoorbeeld voor processen
  • 16. 4.3 Animaties Bijvoorbeeld om klantensituaties te illustreren
  • 18.
  • 22. Onderdeel begrepen / niet begrepen
  • 23.
  • 24. 7. EVALUEER UW PEDAGOGISCHE AANPAK Evaluatieframework voor opleiding – Kirkpatrick (1959)
  • 25. 7. EVALUEER UW PEDAGOGISCHE AANPAK Evaluatieframework voor opleiding – Kirkpatrick (1959)
  • 26.
  • 29.

Editor's Notes

  1. EC