SlideShare a Scribd company logo
1 of 14
L’article
Het lidwoord
Les articles
 Le = de, het
 La = de, het
 L’ = de, het
 Les = de voor meervoud
 Un = een
 Une = een -
 Des = meervoud van un/une, (bestaat niet in het nederlands)
Le garçon = de jongen
les garçons = de jongens (+S)
un garçon = een jongen
des garçons = jongens
garçon
Exemple: le & un :
• Le pantalon
• Un pantalon
• Le pull
• Un pull
• Le vélo
• Un vélo
La fille = het meisje
les filles = de meisjes (+S)
une fille = een meisje
des filles = meisjes
La fille
La soeur
La jeune dame
fille
Exemple la & une:
• La voiture
• Une voiture
• La maison
• Une maison
• La robe
• Une robe
Le of La wordt l’
vooreen klinker of een h die je niet hoort:
• L’hotel
• L’ami Un un ami = een vriend
• L’amie Une amie = een vriendin
Meervoud: Le, la en l’ wordt altijd les
• Le t-shirt → Les t-shirts
• Le vélo→ les vélos
• La voiture→ Les voitures
Meervoud: un, une wordt des
• Un t-shirt des t-shirts
• Un vélo des vélos
• Une voiture des voitures
Let op: bij meervoud altijd een s achter het znw.
Let op bij des: in het Nederlands
staat er dan geen lidwoord
Des t-shirts t-shirt : t-shirts
Des vélos : fietsen
Des voitures : auto’s
Huh, wat bedoel je? En hoe
klinkt dat dan?
• Kijk, daar staan bloemen !
• Regarde, il y a des fleurs !
• Of
• Ik wil graag patatjes
•
• Je voudrais des frites
Mannelijk , vrouwelijk, meervoud?
Vertaal naar het frans!!!
1. De fransman, , een fransman , de francaise, een francaise
2. De vader, de ouders, een ouder , ouders
3. Het zwembad , een zwembad
4. De winter, een winter
5. De school , de scholen, een school, scholen
6. Een huis, de huizen, een huis, huizen
7. De duitser, een duitser, de duitsers
8. De nederlander, een nederlandse, de nederlanders
9. De muziek
Mnl Vwl Klinker/h mv
De, het Le La L’ Les
Een Un Une des
Schema om te leren
Antwoorden:
Masculin(m), féminin(v), pluriel(mv)!
1. Le français, un français, la française, une française
2. Le père, les parents, un parent, des parents
3. La piscine , une piscine
4. l’hiver, un hiver
5. L’école, les écoles, un école, des écoles
6. Une maison, les maisons, une maison, des maisons
7. l’allemand, un allemand, les allemands
8. Le hollandais, une hollandaise, les hollandaises (geen stomme h)
9. La musique

More Related Content

Similar to L’article

Similar to L’article (7)

Power point uitleg bijv.nw deel 1
Power point uitleg bijv.nw deel 1Power point uitleg bijv.nw deel 1
Power point uitleg bijv.nw deel 1
 
20200520 helder schrijven
20200520 helder schrijven 20200520 helder schrijven
20200520 helder schrijven
 
Opfrisser NL - deel 1
Opfrisser NL - deel 1Opfrisser NL - deel 1
Opfrisser NL - deel 1
 
Wat hoe portugees
Wat hoe portugeesWat hoe portugees
Wat hoe portugees
 
SEB_schrijfvaardigheid leerstof_
SEB_schrijfvaardigheid leerstof_SEB_schrijfvaardigheid leerstof_
SEB_schrijfvaardigheid leerstof_
 
Cursus Nederlands
Cursus NederlandsCursus Nederlands
Cursus Nederlands
 
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptxGrammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
Grammatica voor NT2-docenten B1 en hoger.pptx
 

L’article

  • 2. Les articles  Le = de, het  La = de, het  L’ = de, het  Les = de voor meervoud  Un = een  Une = een -  Des = meervoud van un/une, (bestaat niet in het nederlands)
  • 3. Le garçon = de jongen les garçons = de jongens (+S) un garçon = een jongen des garçons = jongens garçon
  • 4. Exemple: le & un : • Le pantalon • Un pantalon • Le pull • Un pull • Le vélo • Un vélo
  • 5. La fille = het meisje les filles = de meisjes (+S) une fille = een meisje des filles = meisjes La fille La soeur La jeune dame fille
  • 6. Exemple la & une: • La voiture • Une voiture • La maison • Une maison • La robe • Une robe
  • 7. Le of La wordt l’ vooreen klinker of een h die je niet hoort: • L’hotel • L’ami Un un ami = een vriend • L’amie Une amie = een vriendin
  • 8. Meervoud: Le, la en l’ wordt altijd les • Le t-shirt → Les t-shirts • Le vélo→ les vélos • La voiture→ Les voitures
  • 9. Meervoud: un, une wordt des • Un t-shirt des t-shirts • Un vélo des vélos • Une voiture des voitures Let op: bij meervoud altijd een s achter het znw.
  • 10. Let op bij des: in het Nederlands staat er dan geen lidwoord Des t-shirts t-shirt : t-shirts Des vélos : fietsen Des voitures : auto’s
  • 11. Huh, wat bedoel je? En hoe klinkt dat dan? • Kijk, daar staan bloemen ! • Regarde, il y a des fleurs ! • Of • Ik wil graag patatjes • • Je voudrais des frites
  • 12. Mannelijk , vrouwelijk, meervoud? Vertaal naar het frans!!! 1. De fransman, , een fransman , de francaise, een francaise 2. De vader, de ouders, een ouder , ouders 3. Het zwembad , een zwembad 4. De winter, een winter 5. De school , de scholen, een school, scholen 6. Een huis, de huizen, een huis, huizen 7. De duitser, een duitser, de duitsers 8. De nederlander, een nederlandse, de nederlanders 9. De muziek Mnl Vwl Klinker/h mv De, het Le La L’ Les Een Un Une des
  • 13. Schema om te leren
  • 14. Antwoorden: Masculin(m), féminin(v), pluriel(mv)! 1. Le français, un français, la française, une française 2. Le père, les parents, un parent, des parents 3. La piscine , une piscine 4. l’hiver, un hiver 5. L’école, les écoles, un école, des écoles 6. Une maison, les maisons, une maison, des maisons 7. l’allemand, un allemand, les allemands 8. Le hollandais, une hollandaise, les hollandaises (geen stomme h) 9. La musique