1. Titel Fiche
Gegevens
Datum:
Plaats:
Ontwerper:
Type gebouw:
Primaire bronnen:
...
Secundaire bronnen:
Overzichtswerken:
Artikels:
Internetbronnen:
....
Bibliografie
Vormelijke beschrijving
Eigen beschrijving
In dit onderdeel staan alle basisgegevens van het gebouw zo-
dat diegene die de fiche consulteert het gebouw onmiddellijk
in haar context kan plaatsen.
Hier geef je een overzicht van de meest relevante publicaties
(minstens 5) die je over dit gebouw kon vinden met de juiste
bibliografische annotatie. Idealiter bevat dit verschillende
soorten bronmateriaal (overzichtswerken, boeken, artikels...)
Zorg dat de bibliografie evenwichtig en samenhangend is.
Organiseer de bibliografie volgens type bron (monografiën,
artikels ...) en maak een onderscheid tussen primaire en
secundaire bronnen.
In een bibliografie staan ook werken die je niet geconsulteerd
hebt. Maak op één of andere manier duidelijk welke werken
je geconsulteerd hebt en welke niet.
In deze sectie geef je in eigen woorden een beschrijving van
het gebouw. Doe dit volgens een consequent protocol. (van
binnen naar buiten, eerst de algemene vorm en inzoomend
op de detaillering, beschrijving van horizontale en vertikale
elementen) Zie bvb Hypnerotomachia Poliphili
Je geeft je fiche een titel.Logischerwijs bevat deze de naam
van je gebouw.

2. Beschrijving door anderen
Afbeeldingen
Referentieprojecten
Opmerkingen
Samenstellers van de fiche
In deze sectie citeer je relevante passages uit je
bronmateriaal, met de gepaste bibliografische annotatie.
Selecteer op een intelligente manier een aantal afbeeldingen.
Afbeeldingen zijn voorzien van een titel en bronvermelding.
Deze titel maak je zelf en maakt duidelijk waarom je deze
afbeelding gekozen hebt.
Afbeeldingen komen enkel in dit onderdeel voor!
Verzamel minstens 3 referentiewerken. Dit kunnen enerzijds
gebouwen zijn waarop de architect zich gebaseerd heeft,
anderzijds kunnen dit gebouwen zijn die geïnspireerd zijn op
je gebouw. Maak een onderscheid tussen de twee. Vermeld
naam, datum, plaats, ontwerper, type en relatie tot je
gebouw. Vermeld enkel referentiewerken die aangehaald
worden in je bronmateriaal.
Zaken die niet thuishoren onder voorgaande categoriën maar
die je essentieel vindt om dit gebouw te kunnen begrijpen,
horen thuis in dit onderdeel. Voorbeeld: de rol van het
gebouw in het oeuvre van de architect, de inspiratie van de
architect...
De namen van de verschillende groepsleden.