Met een schok hebben we het ons moeten realiseren: je kunt niet alleen maar nieuw bouwen. Aandacht voor het bestaande en de vernieuwing ervan is essentieel. Dat geldt zeker ook voor bedrijventerreinen; een onderwerp met hoge beleidsactualiteit. De vraag die daarbij speelt is wanneer ingrijpen aan de orde is. Wat de een (bijvoorbeeld de wethouder) verouderd vindt, hoeft de ander (bijvoorbeeld de ondernemer) nog niet zo te ervaren. Een zo objectief mogelijk instrument moet worden ingezet om de veroudering te meten. Daarbij is er rekening mee te houden dat de drempelwaarde voor verschillende typen van terreinen kan variëren en daarmee de mate van ingrijpen. Van elk terrein de kwaliteiten willen maximaliseren leidt tot overinvesteringen.
De laatste jaren wordt kritischer gekeken naar de behoefteramingen voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties. De kritiek concentreert zich op de rol van het beleid van verschillende overheden bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen, het ontbreken van kwalitatieve locatiekenmerken in de behoefteramingen en de vraag of de prognoses wel juist zijn. In dit artikel beargumenteren wij dat veranderingen in de economie en wijzigingen in ruimtelijke voorkeuren vragen om aanpassingen in de prognosemodellen, in het bijzonder de BedrijfsLocatieMonitor.
Een segmentatie van bedrijfslocaties is van belang om bedrijven een geschikte vestigingsplek te bieden. Het gaat daarbij niet alleen om monofunctionele werklocaties (bedrijventerreinen en kantorenparken), maar ook om verspreid voorkomende locaties in of buiten de stad. Bij voorkeur is een dergelijke segmentatie breed toepasbaar en herkenbaar voor zowel overheden als ondernemers. In dit artikel wordt een voorstel gedaan voor een indeling op basis van mate van verwevenheid en ruimtelijke kwaliteit.
2003 - Business parks in Engeland - De lessen - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
Uiteenlopende ontwikkelingen leiden er toe dat in de bedrijventerreinplanning niet alleen meer wordt gekeken naar de kwantiteit, maar zeker ook naar de kwaliteit. Waar het gaat om het realiseren van kwaliteit op bedrijventerreinen kunnen Engelse business parks interessante aanknopingspunten bieden. Het gaat er daarbij niet om het realiseren van hoogwaardige bedrijventerreinen, maar om het ontwikkelen van integrale concepten waarbij het bedrijventerreinproduct optimaal is afgestemd op de wensen en eisen van de beoogde doelgroep.
De komende jaren zal er nog steeds een grote vraag zijn naar bedrijventerreinen. Steeds meer ondernemers hebben behoefte aan dergelijke professionele, speciaal voor bedrijven opgezette locaties. Wat ook uit dat onderzoek naar voren kwam, is dat ondernemers in toenemende mate waar-de hechten aan kwaliteit, aan de representativiteit van een locatie. Een vergelijking met Engelse business parks wordt gemaakt.
De laatste jaren wordt kritischer gekeken naar de behoefteramingen voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties. De kritiek concentreert zich op de rol van het beleid van verschillende overheden bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen, het ontbreken van kwalitatieve locatiekenmerken in de behoefteramingen en de vraag of de prognoses wel juist zijn. In dit artikel beargumenteren wij dat veranderingen in de economie en wijzigingen in ruimtelijke voorkeuren vragen om aanpassingen in de prognosemodellen, in het bijzonder de BedrijfsLocatieMonitor.
Een segmentatie van bedrijfslocaties is van belang om bedrijven een geschikte vestigingsplek te bieden. Het gaat daarbij niet alleen om monofunctionele werklocaties (bedrijventerreinen en kantorenparken), maar ook om verspreid voorkomende locaties in of buiten de stad. Bij voorkeur is een dergelijke segmentatie breed toepasbaar en herkenbaar voor zowel overheden als ondernemers. In dit artikel wordt een voorstel gedaan voor een indeling op basis van mate van verwevenheid en ruimtelijke kwaliteit.
2003 - Business parks in Engeland - De lessen - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
Uiteenlopende ontwikkelingen leiden er toe dat in de bedrijventerreinplanning niet alleen meer wordt gekeken naar de kwantiteit, maar zeker ook naar de kwaliteit. Waar het gaat om het realiseren van kwaliteit op bedrijventerreinen kunnen Engelse business parks interessante aanknopingspunten bieden. Het gaat er daarbij niet om het realiseren van hoogwaardige bedrijventerreinen, maar om het ontwikkelen van integrale concepten waarbij het bedrijventerreinproduct optimaal is afgestemd op de wensen en eisen van de beoogde doelgroep.
De komende jaren zal er nog steeds een grote vraag zijn naar bedrijventerreinen. Steeds meer ondernemers hebben behoefte aan dergelijke professionele, speciaal voor bedrijven opgezette locaties. Wat ook uit dat onderzoek naar voren kwam, is dat ondernemers in toenemende mate waar-de hechten aan kwaliteit, aan de representativiteit van een locatie. Een vergelijking met Engelse business parks wordt gemaakt.
Wat wil de eindgebruiker. Op naar een vraaggestuurde kantorenmarkt.Jaap Dijkema
Wat wil de eindgebruiker. Op naar een vraaggestuurde kantorenmarkt. Inzicht in gebruikerswensen kantoren.
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek naar wensen van kantoorgebruikers zijn:
De dynamiek van en in organisaties is toegenomen en dat vraagt om meer aanpassend vermogen van de fysieke en virtuele omgeving van organisaties zonder structurele verbouwingen. Oplossingen liggen deels in de concepten van het vastgoed, hospitalitydiensten en huurcontracten.
Het gebruik van kantoorruimte verschilt sterk per type organisatie. Informatie over gebruikerstypologieën is vrijwel niet beschikbaar. Duidelijk is wel dat de kantoorbehoefte per medewerker afneemt naar circa 16m2 vvo per FTE. Grote organisaties met meer dan 250 medewerkers gaven aan dat ze 15 procent minder vierkante meters willen. Hele grote (>1000 medewerkers) willen zelfs 33% minder.
De bereikbaarheid, zowel per auto als per openbaar vervoer, blijft voor eindgebruikers het belangrijkste criterium bij een locatiekeuze.
Huurders vragen om dienstverlening en willen niet éénmalig maar blijvend gefaciliteerd worden in hun portfolio. Ook willen zij inzicht in de Total Cost of Occupancy.
Multi-tenantconcepten worden door de eindgebruiker in toenemende mate gewenst, mits op bepaalde plekken eigen identiteit kan worden aangebracht.
Nieuw advies over de aanpak van verouderde bedrijventerreinen geeft hoop, maar Jacques van Dinteren en Erwin van der Krabben plaatsen vraagtekens bij het realiteitsgehalte van de voorgestelde oplossingen.
Monique Arkesteijn en Kees Rezelman blikken in een interview met Property NL vooruit naar het jaar 2020. De vraag naar kantoorruimte krimpt spectaculair in de tussenliggende periode menen zij. Hoe dienen aanbieders van vastgoed hiermee om te gaan. Wat zijn de belangen van de eindgebruiker hierin? Lees hier het complete interview.
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
De ideeën rond duurzame bedrijventerreinen hebben in het verleden vrij sterk gestalte gekregen langs de lijn van de ecologie. De maatschappelijke en economische invalshoeken mogen echter niet worden vergeten. Juist de gebrekkige aandacht voor grondkosten en investeringen in gebouwen (als economisch aspect) heeft geleid tot een weinig duurzaam gebruik van bedrijventerreinen.
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
De ideeën rond duurzame bedrijventerreinen hebben in het verleden vrij sterk gestalte gekregen langs de lijn van de ecologie. De maatschappelijke en economische invalshoeken mogen echter niet worden vergeten. Juist de gebrekkige aandacht voor grondkosten en investeringen in gebouwen (als economisch aspect) heeft geleid tot een weinig duurzaam gebruik van bedrijventerreinen.
2009 - Regionale aanpak bedrijventerreinenbeleid - Openbaar BestuurJacques Van Dinteren
Over nut en noodzaak van een regionale aanpak in het bedrijventerreinenbeleid. Door niet voor een gemeentelijke maar een regionale invalshoek te kiezen kunnen de huidige problemen beter worden aangepakt.
De Real Estate Norm (REN) is een beo ordelingsmethode
voor de kwaliteit van
kantoorgebouwen en hun locaties. Het is
tevens een belangrijke stap op weg naar
een eenduidige normering van vastgoedprojecten.
Volgens de makers betekent
de methode zowel nationaal als internationaal
een doorbraak in de bouw- en
vastgoedwereld. BOUW 13-12-1991
Artikel met zes vragen over herbestemming van industrieel, cultureel en religieus vastgoed. Gepubliceerd in Architectuur en Stedenbouw in oktober 2007.
Marketing is onderbenut in de woningontwikkeling. Traditioneel is het een verkoop ondersteunend middel, terwijl het de potentie heeft van een strategisch instrument dat bedrijfseconomische waarde stuurt en versterkt. De consument wil namelijk meer zeggenschap in de ontwikkeling van zijn woning. Een mooie afwerking is niet meer voldoende. Consumenten moeten worden betrokken bij indeling, locatiekwaliteit en beleving. Daar gaat het om bij het verleiden van de consument. Drs. Niek Verveen is in 2008 afgestudeerd met een Master Projectontwikkeling aan de Amsterdam School of Real Estate. In zijn afstudeeronderzoek –Consumentgerichte Woninginnovatie – beschrijft hij voorwaarden om op een winstgevende manier marketing toe te passen. Hij pleit voor een centrale plaats van de marketingorganisatie in het ontwikkelingsproces.
2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...Jacques Van Dinteren
In het kader van het Interreg-project ‘Revitalisering Oude Industriehavens’ kregen de acht deelnemende steden te maken met een aantal gelijkaardige problemen, zoals de omgang met erfgoed.
Een consortium bestaande uit The Missing Link, Royal Haskoning en Kleio Advies BV adviseerde zes van de acht deelnemende steden in dit Interreg-project over de omgang met het erfgoed. De adviesbureaus hebben veel ervaring met het benoemen van de historische identiteit van plekken
en weten deze ervaring te benutten in nieuwe toepassingen. Samen met de havensteden werkten ze verhaallijnen uit, die de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe wijken zullen bevorderen.
Dit hoofdstuk geeft het traject weer dat het consortium met de steden heeft doorlopen. Werkbezoeken en een workshop brachten verscheidene leerpunten naar boven, en gaven steden de gelegenheid om te leren van elkaars aanpak. Het proces maakte duidelijk dat erfgoed meerdere betekenissen heeft en dat de waarde van erfgoed subjectief is. Wat wel en niet te bewaren bleek bovendien niet alleen een praktische keuze,
maar heeft ook te maken met doelgroepen. Alleen door een vooraf geformuleerde visie op de omgang met erfgoed, kan het meerwaarde toevoegen aan de ruimte.
Wat wil de eindgebruiker. Op naar een vraaggestuurde kantorenmarkt.Jaap Dijkema
Wat wil de eindgebruiker. Op naar een vraaggestuurde kantorenmarkt. Inzicht in gebruikerswensen kantoren.
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek naar wensen van kantoorgebruikers zijn:
De dynamiek van en in organisaties is toegenomen en dat vraagt om meer aanpassend vermogen van de fysieke en virtuele omgeving van organisaties zonder structurele verbouwingen. Oplossingen liggen deels in de concepten van het vastgoed, hospitalitydiensten en huurcontracten.
Het gebruik van kantoorruimte verschilt sterk per type organisatie. Informatie over gebruikerstypologieën is vrijwel niet beschikbaar. Duidelijk is wel dat de kantoorbehoefte per medewerker afneemt naar circa 16m2 vvo per FTE. Grote organisaties met meer dan 250 medewerkers gaven aan dat ze 15 procent minder vierkante meters willen. Hele grote (>1000 medewerkers) willen zelfs 33% minder.
De bereikbaarheid, zowel per auto als per openbaar vervoer, blijft voor eindgebruikers het belangrijkste criterium bij een locatiekeuze.
Huurders vragen om dienstverlening en willen niet éénmalig maar blijvend gefaciliteerd worden in hun portfolio. Ook willen zij inzicht in de Total Cost of Occupancy.
Multi-tenantconcepten worden door de eindgebruiker in toenemende mate gewenst, mits op bepaalde plekken eigen identiteit kan worden aangebracht.
Nieuw advies over de aanpak van verouderde bedrijventerreinen geeft hoop, maar Jacques van Dinteren en Erwin van der Krabben plaatsen vraagtekens bij het realiteitsgehalte van de voorgestelde oplossingen.
Monique Arkesteijn en Kees Rezelman blikken in een interview met Property NL vooruit naar het jaar 2020. De vraag naar kantoorruimte krimpt spectaculair in de tussenliggende periode menen zij. Hoe dienen aanbieders van vastgoed hiermee om te gaan. Wat zijn de belangen van de eindgebruiker hierin? Lees hier het complete interview.
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
De ideeën rond duurzame bedrijventerreinen hebben in het verleden vrij sterk gestalte gekregen langs de lijn van de ecologie. De maatschappelijke en economische invalshoeken mogen echter niet worden vergeten. Juist de gebrekkige aandacht voor grondkosten en investeringen in gebouwen (als economisch aspect) heeft geleid tot een weinig duurzaam gebruik van bedrijventerreinen.
2008 - Bedrijven als sprinkhanenplaag - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
De ideeën rond duurzame bedrijventerreinen hebben in het verleden vrij sterk gestalte gekregen langs de lijn van de ecologie. De maatschappelijke en economische invalshoeken mogen echter niet worden vergeten. Juist de gebrekkige aandacht voor grondkosten en investeringen in gebouwen (als economisch aspect) heeft geleid tot een weinig duurzaam gebruik van bedrijventerreinen.
2009 - Regionale aanpak bedrijventerreinenbeleid - Openbaar BestuurJacques Van Dinteren
Over nut en noodzaak van een regionale aanpak in het bedrijventerreinenbeleid. Door niet voor een gemeentelijke maar een regionale invalshoek te kiezen kunnen de huidige problemen beter worden aangepakt.
De Real Estate Norm (REN) is een beo ordelingsmethode
voor de kwaliteit van
kantoorgebouwen en hun locaties. Het is
tevens een belangrijke stap op weg naar
een eenduidige normering van vastgoedprojecten.
Volgens de makers betekent
de methode zowel nationaal als internationaal
een doorbraak in de bouw- en
vastgoedwereld. BOUW 13-12-1991
Artikel met zes vragen over herbestemming van industrieel, cultureel en religieus vastgoed. Gepubliceerd in Architectuur en Stedenbouw in oktober 2007.
Marketing is onderbenut in de woningontwikkeling. Traditioneel is het een verkoop ondersteunend middel, terwijl het de potentie heeft van een strategisch instrument dat bedrijfseconomische waarde stuurt en versterkt. De consument wil namelijk meer zeggenschap in de ontwikkeling van zijn woning. Een mooie afwerking is niet meer voldoende. Consumenten moeten worden betrokken bij indeling, locatiekwaliteit en beleving. Daar gaat het om bij het verleiden van de consument. Drs. Niek Verveen is in 2008 afgestudeerd met een Master Projectontwikkeling aan de Amsterdam School of Real Estate. In zijn afstudeeronderzoek –Consumentgerichte Woninginnovatie – beschrijft hij voorwaarden om op een winstgevende manier marketing toe te passen. Hij pleit voor een centrale plaats van de marketingorganisatie in het ontwikkelingsproces.
2011 - Handboek voor waterfrontontwikkeling in kleine en middelgrote steden -...Jacques Van Dinteren
In het kader van het Interreg-project ‘Revitalisering Oude Industriehavens’ kregen de acht deelnemende steden te maken met een aantal gelijkaardige problemen, zoals de omgang met erfgoed.
Een consortium bestaande uit The Missing Link, Royal Haskoning en Kleio Advies BV adviseerde zes van de acht deelnemende steden in dit Interreg-project over de omgang met het erfgoed. De adviesbureaus hebben veel ervaring met het benoemen van de historische identiteit van plekken
en weten deze ervaring te benutten in nieuwe toepassingen. Samen met de havensteden werkten ze verhaallijnen uit, die de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe wijken zullen bevorderen.
Dit hoofdstuk geeft het traject weer dat het consortium met de steden heeft doorlopen. Werkbezoeken en een workshop brachten verscheidene leerpunten naar boven, en gaven steden de gelegenheid om te leren van elkaars aanpak. Het proces maakte duidelijk dat erfgoed meerdere betekenissen heeft en dat de waarde van erfgoed subjectief is. Wat wel en niet te bewaren bleek bovendien niet alleen een praktische keuze,
maar heeft ook te maken met doelgroepen. Alleen door een vooraf geformuleerde visie op de omgang met erfgoed, kan het meerwaarde toevoegen aan de ruimte.
2019 - The 4th industrial revolution and science parks - Paper for 36th iasp ...Jacques Van Dinteren
During the fourth industrial revolution there could be competition between science parks and innovation districts. The latter seems to be a better answer to changing demand by innovative companies and knowledge workers. However, the science park concept is not static. We think the science park has its own position amidst industrial innovation campuses and innovation districts. But (old, depreciated) science parks need to adjust to the new era. Management of science parks might find inspiration in the characteristics of innovation districts. We propose three considerations that might help science parks to remain competitive:
Consider adding housing (including an impact on service level and reachability);
Consider a shift towards multiple target groups;
Consider to lay more emphasis on community management.
Especially with regard to the first two considerations one has to keep in mind that a science park is not a closed entity. Setting out new strategies also requires a re-orientation of the position and role of science parks in their urban and regional context.
2019 - The emergence of innovation districts in the UK - Paper for 36th iasp ...Jacques Van Dinteren
Innovation districts are urban areas with networks of knowledge-producing organisations such as universities, research bodies, teaching hospitals, cultural institutions, and knowledge-intensive businesses. Innovation districts are becoming the locations of choice for spin-out, start-up, and scale-up science and technology driven firms, as well as for larger businesses undertaking research and development.
There has been previous work on innovation districts in the US and London, but the UK story is less well-known. This paper looks at the progress and lessons from the six innovation districts that form the UK Innovation Districts Group. Whilst these projects are at different stages of development, their success to date and future potential is clear. Through major investments in new campuses and cultural buildings, public spaces, physical and digital infrastructure, and proactive curation of social, research and business networks, innovation districts are emerging as some of our most significant and productive economic locations.
2018 - The university as a catalyst in innovation district development - Pape...Jacques Van Dinteren
In this paper, we focus on the role of universities in innovation districts. Regarding the growing interest in innovation districts, the question arises if an innovation district can do without a university. Or, the other way round, can a university campus be a good starting point for an innovation district? Can an innovation district be successful without a university? In which way can a university function as a catalyst in innovation district development?
The outcomes of research and recent developments suggest that it is relevant to have a university or an annexe of a university in an innovation district, as distance does matter. However, there are yet no hard research outcomes that make it clear that the success of an innovation district is dependent upon a university. Apart from that, the cases described here, in short, suggest that the establishment of a university or annexe can help the development of an innovation district by creating trust and contributing to a positive image of the development.
2017 - Ruimte voor kennisontwikkeling - Management en OrganisatieJacques Van Dinteren
Moderne economieën worden gedragen door kennisontwikkeling en innovatie. Kennis is zo belangrijk, dat het leidt tot wereldomspannende netwerken. Toch blijft nabijheid van belang. Dat heeft geleid tot concentratiepunten: science parks, industriële co-innovatieparken en innovatiedistricten (tezamen: ‘innovation areas’). Die komen echter alleen tot stand als in de regio aan essentiële voorwaarden kan worden voldaan. Op de locatie zelf vraagt dat onder meer om een zeer specifiek management dat in de afgelopen drie decennia sterk is geëvolueerd. Het richt zich op gebouwen, maar is zich in de loop van de tijd veel meer gaan richten op het organiseren van kennisuitwisseling en creëren van een community. Duidelijk is ook geworden dat een innovation area moet worden gezien als onderdeel van een regio. Uiteindelijk is juist de regio essentieel, met daarbinnen een aantal innovation areas. Met dat schaalniveau zijn we ver weg van het gebouwniveau. Daarmee wordt de betekenis van de specifieke R&D-gebouwen niet ontkend, maar wordt duidelijk gemaakt dat dit in het geval van innovatieve bedrijven en kennisinstellingen slechts een element is in een uitermate complex geheel.
While the emphasis early on was on the physical development, along the way developers started realising that science and technology parks (STPs) require an entirely different approach. This paper starts with presenting an overview of the development of the STP-concept and the impact of management on the success of these parks. In The Netherlands that success is to a certain extent often hampered by the fact that several parties are involved, having their own responsibilities. A simple model is described in which daily management can have control over the socio-economic and the physical aspects. This model can also be used for co-innovation parks and the upcoming concept of innovation districts (all together: innovation areas). In the last part it is stated that changing concepts have led to changes in management and this evolution will continue due to, among others, globalisation.
2010 - Hoe werken we straks en waar - Stedenbouw en Ruimtelijke OrdeningJacques Van Dinteren
Het streven naar een sterkere menging van functies wordt geremd door de bestaande wetgeving op onder meer het vlak van milieu. Door niet zo zeer te kijken naar een menging van gebouwen, maar de toekomstige plekken waar gewerkt kan worden als uitgangspunt te nemen, komen mogelijkheden meer en eerder in beeld. Dat laat onverlet dat op bestaande werklocaties ook wel een en ander mag veranderen.
2010 - Bedrijventerreinenmanagement is geen PPS - RO MagazineJacques Van Dinteren
Steeds vaker wordt het beheer van de ruimte bij locatie- en gebiedsontwikkeling meegenomen in de afspraken tussen overheid en ontwikkelende partners. Ook bij bedrijventerreinen komt dit in beeld. Over een dergelijke samenwerking tussen publieke en private partijen wordt in dit verband soms wat lichtvaardig gedacht.
Onder het oude regiem van wet- en regelgeving op de grondmarkt was het niet altijd mogelijk om bij locatieontwikkelingen een goed of redelijk kostenverhaal te realiseren bij ontwikkelende partijen. Om tegemoet te komen aan de geconstateerde problemen is per 1 juli 2008 de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en, als onderdeel daarvan, de Grondexploitatiewet (hoofdstuk 6 Wro)) ingevoerd. De vraag is of het nieuwe instrumentarium inderdaad gaat werken zoals beoogd.
2009 - Sterkere regionale aanpak van bedrijventerreinenbeleid noodzakelijk - ...Jacques Van Dinteren
Plotseling stonden ze op de Haagse politieke agenda: de bedrijventerreinen. Het ruimtebeslag ervan, de verouderingsproblematiek en de negatieve bijdrage aan de verrommeling van Nederland waren onder meer de aanleiding. In een brief aan de Tweede Kamer hebben ministers Van der Hoeven en Cramer onomwonden laten weten dat regionale planning en samenwerking essentieel is om beter met bedrijventerreinen om te gaan. Wat moet dan veranderen?
2009 - Science parks a real estate development or regional economic value - P...Jacques Van Dinteren
Given the increased importance of knowledge as a production factor in many companies it is not surprising that there is a growing interest in the development of science and technology parks. These parks often have a high quality. The question comes up whether a science park is a real estate concept or an ‘engine’ that stimulates the exchange of information and innovation.
Research results (mainly in the United Kingdom) suggest that for entrepreneurs the importance of proximity to other firms and universities is limited when it comes to strategic knowledge. Being established on a science or technology park can nevertheless be interesting for firms: a stimulating informal circuit can occur and, moreover, the proximity of a university offers possibilities to attract young talent. With regard to attracting people in a labour market that will become more and more stressed in the coming decade, the high quality of the buildings and environment of a science park can be of importance. In that light a science park could be a real estate concept rather than an engine for innovation. If such a high quality development will have success attention has to be paid to, among others, location, market and target group identification, management and customer orientation.
In this paper I will elaborate these ideas and I will present the results of research on two science parks in the Netherlands. Are these parks of importance for the regional economy (linkages, innovation) or are science parks mainly a real estate concept?
2009 - Science parks - economic engines or a real estate concept - Real Estat...Jacques Van Dinteren
Given the increased importance of knowledge as a production factor in many companies it is not surprising that there is a growing interest in the development of science and technology parks. These parks often have a high quality. The question comes up whether a science park is a real estate concept or an ‘engine’ that stimulates the exchange of strategic information and innovation.
Birmingham komt uit een diep dal. Eind jaren tachtig werd een nieuwe koers ingezet om tot een radicale ombuiging te komen. Nadat eerst een aantal grote publieke investeringen waren gedaan, werd vervolgens de samenwerking met private partijen in gang gezet. Een groot aantal projecten zorgt voor een opgaande lijn met Brindleyplace als een opvallende locatieontwikkeling. Maar Birmingham is er nog niet.
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate MagazineJacques Van Dinteren
Om kennisuitwisseling tussen universiteiten en bedrijven, maar ook tussen bedrijven onderling te bevorderen zijn
vooral in de laatste twee decennia science parks tot ontwikkeling gekomen. Gaat het hier om sec vastgoedontwikkelingen of hebben deze werkmilieus een duidelijke meerwaarde voor universiteiten en de regionale economie? Een kleine literatuurverkenning
2007 - Science parks en universiteiten - Real Estate Magazine
2010 - Een oud bedrijventerrein is niet altijd verouderd - Real Estate Magazine
1. H e t m e t e n v a n d e k w a l i t e i t o p v e r o u d e r d e
b e d r i j v e n t e r r e i n e n
EEN OUD
BEDRIJVENTERREIN IS
NIET ALTIJD VEROUDERD
Met een schok hebben we het ons moeten realiseren: je kunt niet alleen maar nieuw bouwen. Aandacht voor het
bestaande en de vernieuwing ervan is essentieel. Dat geldt zeker ook voor bedrijventerreinen — een onderwerp met
hoge beleidsactualiteit. De vraag die daarbij speelt is wanneer ingrijpen aan de orde is. Wat de een (bijvoorbeeld de
wethouder) verouderd vindt, hoeft de ander (bijvoorbeeld de ondernemer) nog niet zo te ervaren. Een zo objectief
mogelijk instrument moet worden ingezet om de veroudering te meten. Daarbij is er rekening mee te houden dat
de drempelwaarde voor verschillende typen van terreinen kan variëren en daarmee de mate van ingrijpen. Van elk
terrein de kwaliteiten willen maximaliseren leidt tot overinvesteringen.
Jacques van Dinteren
Bij veel commercieel vastgoed, winkels wellicht in
mindere mate, is de focus de afgelopen jaren sterk
gericht geweest op nieuwbouw. Hoewel een en ander
per regio kan verschillen, is er vaak meer gebouwd dan
er vraag was. Er is geen sprake van een gezonde druk op
de markt en verhuizen naar nieuwbouw is voor bedrijven
niet al te moeilijk. Dat kan doorgaans tegen aantrekkelijke
prijzen worden gerealiseerd, zeker bij bedrijventerreinen.
De problemen die nu ontstaan zijn bij het verkrijgen van
financiële middelen voor bouwprojecten en gebiedsont-
wikkelingen bij de banken hebben echter een sterke rem
gezet op nieuwbouw en als het ware een periode van
bezinning ingeluid. Het heeft geleid tot het kritisch tegen
het licht houden van behoefteramingen en tot aandacht
voor de bestaande voorraad. Dit artikel beperkt zich tot
bedrijventerreinen. De situatie op deze markt kan kort
worden geschetst als een overaanbod in meerdere regio’s
doordat is uitgegaan van hoge groeiscenario’s en zeer
Figuur 1. Gehanteerde typologie van bedrijventerreinen (segmentatie).Figuur 1. Gehanteerde typologie van bedrijventerreinen (segmentatie).
Functies
Standaard
Logistiek accent
Accent op beperken
milieuhinder
Kwaliteitsniveau / Verschijningsvorm
Functioneel
Functioneel
bedrijventerrein
X
Bedrijventerrein voor
milieuhinderlijke
bedrijvigheid
Modern
Modern
bedrijventerrein
Logistiek bedrijven-
terrein
X
Hoogwaardig
Hoogwaardig
bedrijventerrein
X
X
REM72.indb 17 13-10-2010 10:38:28
2. Tabel 1. Aan de totaalscores toegekende waarderingen.Tabel 1. Aan de totaalscores toegekende waarderingen.
Score Waardering
Zwaar onvoldoende
Onvoldoende
Redelijk
Goed
Uitstekend
Gevolg
Revitalisering is een onmogelijkheid. Transformatie naar een andere functie is aan de orde.
Zware revitalisering aan de orde, mogelijk transformatie.
Revitalisering.
Geen ingrijpen nodig, maar door goed beheer op peil houden.
Geen ingrijpen nodig, maar door goed beheer op peil houden. Terrein kan een voorbeeldfunctie
hebben.
0
21
41
61
81
-
-
-
-
-
20
40
60
80
100
veel gemeenten uitgingen van het idee dat geen enkel
bedrijf in de buurgemeente zou willen zitten, maar altijd
voor hun grondgebied zou kiezen. Daarenboven is het
een hoogst onvolwassen markt waar de professionele
vastgoedspelers nauwelijks in beeld zijn. Het is mooi dat
de problemen op bedrijventerreinen sinds enkele jaren
zo sterk in de belangstelling staan, maar anderzijds is het
triest dat een deel van de problematiek, namelijk die van
de veroudering, al in het begin van de jaren tachtig werd
gesignaleerd. Het duurde evenwel tot het midden van
de jaren negentig voordat enige belangstelling voor het
onderwerp ontstond. In het verlengde daarvan kwam lang-
zaamaan belangstelling voor de beheerproblematiek en
de noodzaak van regionale afstemming en samenwerking
tussen gemeenten. Nu de herstructurering van verouderde
bedrijventerreinen voor de rijksoverheid een hot item is
geworden, is het risico van doodknuffelen aanwezig. Een
verschijnsel dat zich vooral op bestuurlijk niveau lijkt voor
te doen. Een verouderd terrein wordt dan als een interes-
sante case voor profilering gezien. Het terrein verdient nu
wellicht hoogstens het cijfer 4, maar de wethouder besluit
een flinke inspanning te doen en er een 8 van te maken.
Wat bij het vaststellen van de te volgen aanpak echter te
vaak wordt vergeten, is te vragen of de plannen aansluiten
bij de eisen van de voor dat terrein beoogde doelgroep
van ondernemers. In plaats van te streven naar die 8 is het
voor die ondernemers misschien allang best als het terrein
naar een 6 wordt getild.
Misschien zijn er ook gevallen waarbij een bedrijven-
terrein zo verouderd is (letterlijk zo waardeloos is), dat
geconcludeerd moet worden dat het niet meer loont erin
te investeren. Een terrein kan zo door woonbebouwing
zijn ‘ingehaald’ of zo slecht bereikbaar zijn geworden dat
elk toekomstperspectief voor het behoud van de hui-
dige functie ontbreekt. Het is dan vanuit een financieel
oogpunt mogelijk interessanter om het moment af te
wachten waarop een gevoel van urgentie ontstaat om het
terrein geheel te transformeren naar een functie die dan
het beste past, gegeven de locatie en de markt. Momenteel
wordt er standaard te veel van uitgegaan dat elk verouderd
bedrijventerrein moet worden gerevitaliseerd. De vraag
die vaker gesteld moet worden is of dat voor elk terrein
loont. Om vast te kunnen stellen wat bij een verouderd
bedrijventerrein een goede te volgen strategie is, moet een
zo objectief mogelijke beoordelingssystematiek beschik-
baar zijn. In lijn met het voorgaande moet dat dan wel een
methode zijn die rekening houdt met de verschillende
eisen van ondernemers en daarmee met de verschillende
typen bedrijventerreinen. De vraag is hoe daarin te dif-
ferentiëren. Gesteld zou kunnen worden dat niveaus van
ruimtelijke kwaliteit een goed uitgangspunt zijn. In de
volgende paragraaf wordt dat eerst verder uiteengezet,
voordat dieper ingegaan wordt op de methodiek voor het
meten van de veroudering van bedrijventerreinen.
Terreinen in kwaliteiten
De huidige indeling die in Nederland gehanteerd wordt
om het type bedrijventerrein aan te duiden is weinig
onderscheidend. Veruit de meeste terreinen worden
aangeduid als modern gemengd1
. Hierdoor kan de indruk
ontstaan dat er tussen de terreinen weinig verschil bestaat
in verschijningsvorm. Maar als de kwaliteit van terreinen
als uitgangspunt wordt genomen, dan zijn de verschillen
in de praktijk erg groot. En juist die kwaliteitsverschillen
moeten de basis vormen voor een onderscheid in typen
bedrijventerreinen. Vooral ook omdat uit tal van onderzoe-
ken is gebleken dat ondernemers bij vestigingsplaatskeu-
zes aspecten van ruimtelijke kwaliteit zwaarder mee zijn
gaan wegen (Van Dinteren, 2008; Meester en Pellenbarg,
2008). Over het algemeen komt het erop neer dat een
groot gedeelte van de ondernemers de lat hoger is gaan
leggen als het gaat om uiteenlopende vestigingsplaats-
kenmerken, vooral die ten aanzien van representativiteit.
Dat betekent zeker niet dat elke ondernemer meteen op
een hoogwaardig terrein wil zitten. De bandbreedte van
de kwaliteitsschaal neemt toe, maar er blijft zeker ook een
categorie ondernemers bestaan die met een zeer eenvou-
Functioneel
Modern
Hoogwaardig
Logistiek
Milieubelastend
Onbekend
7%
37%
6%
21%
28%
1%
Figuur 2. Verdeling van Brabantse bedrijventerreinen over de onder-
scheiden typen (hectares).
REM72.indb 18 13-10-2010 10:38:31
3. dig terrein tevreden is. Deze verandering in vestigings-
plaatseisen pleit voor een nieuwe indeling in typen bedrij-
venterreinen die uitgaat van ruimtelijke kwaliteit (van
Dinteren, 2008). In overleg met medewerkers van de pro-
vincie Noord-Brabant en betrokken externe partijen (zoals
Kamer van Koophandel, werkgeversorganisatie; milieu-
beweging en andere) is hierover verder van gedachten
gewisseld in het kader van een kwaliteitsbeoordeling van
ruim 600 bedrijventerreinen in de provincie. Doel van die
exercitie was het goed in beeld krijgen van de veroudering
van terreinen en daarmee van de herstructureringsopgave.
Gekozen is voor een indeling in drie kwaliteitsniveaus:
functioneel, modern en hoogwaardig. Bij een functioneel
terrein leggen de ondernemers de lat lager wat betreft de
verschijningsvorm dan bij een modern of hoogwaardig
terrein. Op een dergelijke indeling kan verder worden
gevarieerd als de aard van de bedrijvigheid daar aanlei-
ding toe geeft, als er maar gezorgd wordt dat het aantal te
onderscheiden segmenten hanteerbaar blijft. In het geval
van het Brabantse project zijn op basis van de mogelijke
functies op een terrein twee subgroepen onderscheiden.
In de eerste plaats de terreinen voor milieubelastende
bedrijvigheid; een subcategorie van de functionele ter-
reinen (Figuur 1). In de beoordeling hebben vooral de
nabijheid van woningen en ontsluitingskarakteristieken
een zwaarder gewicht gekregen. Bij de moderne terrei-
nen is logistiek als een subcategorie onderscheiden. Bij
deze terreinen is de laatste decennia meer aandacht voor
de kwaliteit ontstaan. In vergelijking met een doorsnee
modern terrein ligt hier een sterker accent op ontsluitings-
kwaliteiten en multimodaliteit.
Het bleek dat aan de hand van foto’s en een overzicht-
stabel met onderscheidende kenmerken het voor de
verantwoordelijke ambtenaren van de Brabantse gemeen-
ten doorgaans niet veel moeite kostte om de terreinen in
hun gemeente in een van deze categorieën in te delen.
Om die toedeling te kunnen maken beschikten ze over
een overzicht van de ideaaltypische kenmerken van de
onderscheiden segmenten en over referentiefoto’s. Het
leverde een palet op van terreinen dat veel gevarieerder is
dan bij de nu veelal gehanteerde indeling gebruikelijk is
(Figuur 2). Opmerkelijk is dat in Noord-Brabant specifieke
terreinen voor logistiek weinig voorkomen. Blijkbaar zit
die functie toch meer verspreid over verschillende typen
terreinen dan dat deze zich concentreert op een specifiek
logistiek terrein.
Veroudering
Bekijken we de verdeling over de vijf segmenten, dan is
het overgrote deel van de terreinen van een functioneel
niveau. De vraag die gesteld kan worden, maar niet beant-
woord in dit kader, is of dit een verdeling is die aansluit
op de toekomstige wensen van bedrijven. De economie is
immers permanent aan wijzigingen onderhevig; nieuwe
bedrijfssectoren komen op met weer hun eigen eisen. Een
bedrijventerrein uit de jaren vijftig lijkt nauwelijks op een
Figuur 3. Schematische weergave bepaling herontwikkelingspotentie.Figuur 3. Schematische weergave bepaling herontwikkelingspotentie.
Relevante
kenmerken
bedrijventerreinen
Per type terrein
gewichten toekennen
aan kenmerken
Meten van de
kwaliteit
Herontwikkelings-
potentie
bedrijventerreinen
Organisatie en
beheer
Plannen voor
herstructurering
Kansen en
bedreigingen
Typologie van
bedrijventerreinen
Indicatoren
slagkracht gemeente
Economische
indicatoren
Totaal
arbeidsplaatsen
Arbeidsplaatsen
per ha.
Toegevoegde
waarde
REM72.indb 19 13-10-2010 10:38:34
4. recent aangelegd terrein. Voor de provincie Limburg aan-
leiding om te stellen dat elk nieuw aan te leggen bedrij-
venterrein minimaal moet beantwoorden aan de eisen
die aan het segment ‘modern bedrijventerrein’ worden
gesteld (provincie Limburg, 2008). Nog
los van de toekomstige veranderingen,
kan ook voor nu al worden vastgesteld
dat tal van bedrijventerreinen de ontwik-
kelingen niet hebben kunnen bijbenen.
Een deel van de terreinen voldoet niet
(meer) aan de eisen die door overheid
en ondernemers gesteld worden. Dat is
wat we dan ‘veroudering’ noemen. Om
vast te kunnen stellen wat verouderd is,
moet er rekening mee worden gehouden
dat ondernemers verschillende eisen
aan het kwaliteitsniveau stellen. Wat de
hoogte van die eisen zijn bij de verschil-
lende typen terreinen kan feitelijk het
beste worden achterhaald door een
onderzoek onder ondernemers. Daar
is in het Brabant-project om praktische
redenen van afgezien. Gebruik is gemaakt van beschikbare
informatie over vestigingsplaatseisen van ondernemers
en van werksessies met betrokkenen die op dit terrein
actief zijn. Voor 26 kwaliteitskenmerken (een deel van alle
verzamelde informatie) zijn voor de vijf onderscheiden
typen terreinen de minimaal te behalen scores vastgesteld
op een schaal lopend van 1 tot 4. Vervolgens zijn alle ruim
600 bedrijventerreinen bezocht (samen met medewerkers
van de gemeente en vertegenwoordigers van het bedrijfs-
leven) en is elk terrein op die 26 kenmerken beoordeeld.
Om de beoogde objectiviteit te kunnen waarborgen is het
team van vijftien beoordelaars gezamenlijk getraind in
waarnemen en beoordelen. Via een omrekeningsmethode
is ervoor gezorgd dat de totaalscore voor een terrein kon
variëren van 0 tot 1002
, waarbij wel het gevoel bestaat
dat — gegeven de aandacht in Nederland voor ruimtelijke
ontwikkelingen en kwaliteit — de kans op scores lager dan
40 niet hoog werden geschat. Zover laten we het niet snel
komen, is dan de veronderstelling, vooropgesteld dat de
financiële middelen aanwezig zijn. In Tabel 1 is weerge-
geven welke interpretatie aan de totaalscores gegeven
kan worden. De precieze situatie van een terrein bepaalt
echter altijd de uiteindelijk te kiezen strategie.
Bij een score lager dan 60 wordt ervan uitgegaan dat
sprake is van veroudering. Dat is in Noord-Brabant bij 16
procent van het terreinoppervlak aan de orde (voor de
Nederlandse situatie werd een nagenoeg gelijk percen-
tage geraamd; Taskforce, 2008). Terreinen met een zware
onvoldoende komen niet voor. In het licht van de hiervoor
gemaakte opmerking is dat niet geheel onverwacht.
Terreinen die duidelijk onvoldoende scoren komen wel
voor, maar het aandeel daarvan in het totale terreinop-
pervlak is met 0,2 procent beperkt. Terreinen die redelijk
scoren hebben een aandeel van 16 procent (opnieuw: in
termen van oppervlak). Van de terreinen die onder de 60
scoren blijkt dat deze over alle onderscheiden segmenten
verspreid zijn, maar met een zekere oververtegenwoor-
diging van de functionele terreinen. Om het beeld dan
even volledig te maken: 67 procent van
het oppervlak aan bedrijventerreinen
valt in de categorie ‘goed’ en 17 procent
van het terreinoppervlak is als ‘uitste-
kend’ gekwalificeerd. Dat betekent dat
ongeveer 2700 ha bedrijventerrein in
Noord-Brabant in aanmerking komt voor
een revitalisering. De daarmee gemoeide
kosten worden geraamd op 660 miljoen
euro. Tot en met 2013 is voor de pro-
vincie een rijksbijdrage van 20,3 miljoen
euro te verwachten. Juist met het oog
op die financiën kan dan geconcludeerd
worden dat het probleem nu duidelijk in
beeld is gebracht, maar de oplossing nog
niet in zicht is. De provincie heeft in het
verleden echter al middelen vrijgemaakt
en de Brabantse Herstructureringsmaat-
schappij voor Bedrijventerreinen (de BHB, een samen-
werkingsverband van de provincie Noord-Brabant en de
Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij) zet deze onder
meer in om door (vastgoed)ontwikkelingen op verou-
derde terreinen vliegwieleffecten tot stand te brengen. Het
is een participatiefonds, dat erop gericht is om gemaakte
herstructureringsplannen daadwerkelijk tot uitvoering te
brengen. Dit doet de BHB door een risicodragende par-
ticipatie in een deelproject en/of een lokaal of regionaal
herstructureringsfonds aan te gaan. De BHB richt zich op
de herontwikkeling van privaat eigendom op bedrijventer-
reinen en betrekt daar de professionele vastgoedsector
en de gemeenten bij. In het participatiefonds van de BHB
is tot 2015 54,5 miljoen euro beschikbaar. Dit is inclusief
de 10 miljoen euro die de provincie Noord-Brabant heeft
ingezet in het kader van het maatregelenpakket economi-
sche recessie voor de jaren 2009-2010.
Niet alleen kijken naar ruimtelijke kwaliteit
Het zijn echter niet alleen de euro’s die bepalen wat de
komende jaren bereikt kan worden. Naast de ruimtelijke
kwaliteit van terreinen zijn ook andere zaken aan te wijzen
die de kans op een geslaagde herstructurering beïnvloe-
den. Dat betreft in de eerste plaats de slagkracht van een
gemeente. Ten tweede kan de economische betekenis van
een bedrijventerrein worden meegenomen in de discussie
over de prioriteitstellingen bij de herstructurering
(Figuur 3). In de database die is opgebouwd naar aanlei-
ding van de terreinbeoordelingen zijn daarom niet alleen
de beoordelingsscores opgenomen, maar ook variabelen
die deze twee invalshoeken weergeven.
Bij de slagkracht van de gemeente valt onder meer te
denken aan organisatie en beheer. Organiserend vermo-
gen is een belangrijke voorwaarde om publieke en private
DE
OPLOSSING
IS NOG
NIET IN
ZICHT
REM72.indb 20 13-10-2010 10:38:35
5. partijen met elkaar samen te laten werken. Relevant zijn
onder andere een goede (gevestigde) samenwerking
tussen gemeenten en ondernemers (de ondernemersor-
ganisatie moet een hoge participatiegraad hebben) en een
gemeentelijk beheer- en handhavings-
plan. Relevant is zeker ook de vraag of er
al een plan van aanpak is gemaakt voor
de herstructurering. Als goed uitgewerkte
plannen beschikbaar zijn — en zeker als
deze gepaard gaan met het beschikbaar
stellen van financiële middelen — is de
kans op het snel in gang zetten van een
herstructureringsproces immers reëel.
Daarnaast is het van belang de kan-
sen en mogelijke bedreigingen, die van
invloed kunnen zijn op een in gang te
zetten herstructureringsproces, in beeld
te hebben. Kansen doen zich bijvoorbeeld
voor in de volgende situaties:
de mogelijkheid van een gedeeltelijke
herprofilering of transformatie (om
geld te genereren);
het vertrek van een groot bedrijf op afzienbare termijn
(de ruimte die beschikbaar komt);
een sterke verbetering van de ontsluiting.
Bedreigingen kunnen zich bijvoorbeeld in de volgend
situaties voordoen:
oprukkende woonbebouwing, ingesloten raken van het
terrein;
milieuruimte is (op papier) volledig opgebruikt.
Tot slot kunnen economische indicatoren in de overwe-
gingen worden meegenomen. Het is niet altijd eenvoudig
om specifiek voor een bedrijventerrein over dergelijke
indicatoren te kunnen beschikken. Haalbaar zijn veelal
gegevens over het absolute aantal arbeidsplaatsen en het
gemiddelde aantal arbeidsplaatsen per hectare. Soms is
informatie beschikbaar over de toegevoegde waarde van
de op het terrein gevestigde bedrijven (of kan dat wor-
den benaderd met kengetallen). Bij de tweede en derde
indicator moet wel goed in ogenschouw worden genomen
om welk type terrein het gaat. Een logistiek terrein wordt
vaak gekenmerkt door een verhoudingsgewijs laag aantal
arbeidsplaatsen per hectare. Dit wil vervolgens
niet zeggen dat dit terrein van minder econo-
misch belang is voor de gemeente of de regio
dan een standaardterrein dat hoger ‘scoort’ bij
deze indicator. Zonder transport staat immers
alles stil (aldus de slogan van de transportsec-
tor)?
Overinvesteringen voorkomen
Het zal duidelijk zijn dat bij het prioriteren van de
aanpak van verouderde bedrijventerreinen meerdere
invalshoeken moeten worden meegenomen. Door met
de drie voornoemde invalshoeken te
werken (kwaliteit, slagkracht, economi-
sche betekenis) wordt een goed onder-
bouwde en objectieve basis gelegd voor
het bepalen van de herstructureringsop-
gave. In de regionale bijeenkomsten die
zijn gehouden bleek dat de uitkomsten
van de beoordelingen voor de betrokken
gemeenteambtenaren zeer herkenbaar
waren. Betoogd is hier ook dat we het
begrip ‘veroudering’ moeten relateren
aan de eisen die de beoogde doelgroep
stelt. Daarmee rekening houdend zal
kunnen worden geconstateerd dat niet
elk oud terrein per definitie verouderd
is. Of veroudering aan de orde is wordt
bepaald door de eisen die de op een
terrein gevestigde ondernemers aan hun
bedrijfsomgeving stellen. Een niet onbelangrijk punt met
het oog op de financiering van de revitalisering van bedrij-
venterreinen. Aan de hand van het hier behandelde voor-
beeld van Noord-Brabant is (opnieuw) duidelijk geworden
dat dit een enorm probleem is (zie ook Taskforce, 2008).
Een goede kwaliteitsmeting die rekening houdt met het
op een terrein beoogde kwaliteitsniveau (gegeven de
doelgroep) is daarom van belang om overinvesteringen
te voorkomen. Tegelijkertijd geven de laagste scores een
duidelijk beeld van waar spoedeisende hulp aan de orde
is. Als er sprake is van zeer lage scores — die in Noord-
Brabant nauwelijks aan de orde waren — zullen we vaker
moeten besluiten in het geheel niet meer te investeren
en het terrein aan zijn lot over te laten tot het moment
waarop door de waardeloos-heid van het terrein zich
nieuwe ontwikkelperspectieven aandienen.
Noten
1. Daarnaast worden onderscheiden: gemengd plus terrein (voor milieuhinderlijke bedrijven),
hoogwaardig bedrijvenpark, transport & distributiepark en zeehaventerreinen.
2. In het Brabantse project is tevens gewerkt met modellen waarbij bepaalde kenmerken in de
beoordeling zwaarder werden meegewogen. Zo werd een beleidsmodel onderscheiden waarbij voor de
provincie belangrijke zaken zwaarder werden meegewogen, en een ondernemersmodel dat specifieke
ondernemerseisen nadrukkelijker liet meetellen.
Literatuurverwijzingen
Dinteren, J. van (2008), Bedrijventerreinen als speelveld, oratie Rijksuniversiteit
Groningen. Nijmegen / Groningen: Royal Haskoning/Rijksuniversiteit Groningen.
Meester, W. en P.H. Pellenbarg (2008), Bedrijventerreinen. De mening van Noord-
Nederlandse ondernemers. Groningen: Rijksuniversiteit.
Provincie Limburg (2008), Programma Werklocaties Limburg 2020. Maastricht.
Taskforce (Her)ontwikkeling bedrijventerreinen (2008), Kansen voor kwaliteit.
Prof. dr. Jacques van Dinteren is productmanager UrbanSolutions bij
Royal Haskoning en bijzonder hoogleraar Economische Geografie aan de faculteit
Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen.
HET TERREIN
VERDIENT
NU WELLICHT
HOOGSTENS
HET CIJFER 4
REM72.indb 21 13-10-2010 10:38:36