SlideShare a Scribd company logo
Cantemus Domino 125 jaar
Cantemus Domino
125 jaar
Parochie van Maria Sterre der Zee, gemeenschap H. Jacobus de Meerdere
’s-Gravenhage – 2015
4
Op het koor
Verspreid door dit boekje is onder de titel Op het koor een serie foto’s
opgenomen die fotograaf Frank Jansen op Pinksteren 2015 maakte op de
koortribune.
5
Inhoud
Voorwoord – Over grenzen heen
Ten geleide – 125 jaar zingen voor de heer
Cantemus Domino 125 jaar
Muziek in de kerk van de H. Jacobus de Meerdere
De orgels van de kerk van de H. Jacobus de Meerdere
Portretten
Colofon
6
8
10
21
26
35
42
6
Voorwoord
Over grenzen heen
Zang is grenzeloos. Op de eerste plaats kunnen mensen van overal genieten
van muziek en zang kunnen zij met elkaar luisteren zodat hun onderlinge
band versterkt wordt. Natuurlijk zijn er smaken die verschillen en stijlen die
variëren. Er is voor elk wat wils en ieder mens heeft ergens wel een antenne die
gevoelig is voor muziek en zang. Zo kan de rijkdom aan verschillen in de muziek
en de zang mensen van allerlei achtergrond bij elkaar brengen en met elkaar
verbinden over grenzen van smaken en stijlen heen.
Zang is ook grenzeloos omdat de taal van liederen niet altijd letterlijk verstaan
hoeft te worden. Niet het rationele begrip van de boodschap van een lied staat
voorop, want er is ook een boodschap die het verstandelijke begrip overstijgt,
die de ziel raakt en haar in beweging brengt. Juist het Latijn dat gebezigd wordt
in de zang die Cantemus Domino ten gehore brengt, kan vehikel zijn van
religieuze ontroering die sterker is dan het rationele verstaan van de woordelijke
boodschap die in een tekst verscholen zit.
Evenzeer wordt de grens van de tijd door zang overstegen. De schola cantorum
zingt Gregoriaanse melodieën die vaak teruggaan tot de Middeleeuwen, soms
zelfs de achtste en negende eeuw. Ook de polyfone misgezangen in de liturgie
van de eucharistie kunnen vele tientallen of zelfs honderden jaren oud zijn.
Wanneer deze oude muziek ten gehore wordt gebracht, komen we in aanraking
met de mensen die deze muziek lang geleden gemaakt hebben of deze in hun
eigen tijd gehoord hebben.
Tenslotte reiken de zang en de muziek die in onze kerk klinken door Cantemus
Domino en zijn dirigent en ondersteunende musici, over de grenzen van ons
menselijke bestaan heen. Zij reiken naar God. Zij zijn bedoeld als lofprijzing
voor God die de mens geschapen heeft en de aarde in het bestaan geroepen. Zij
helpen de mens die als het ware los gemaakt wordt van de kleinheid van zijn
menselijke en aardse bestaan.
De mens mag zich voor even verheffen en zich verbonden weten met
de engelen in het gewelf van de St. Jacobuskerk. Hun stemmen zullen
meeklinken in ons koor, zo zingt menige prefatie. Dus de ultieme grens tussen
hemel en aarde wordt door de zang overstegen.
Daarom is het een grote vreugde dat het koor Cantemus Domino 125 jaar lang
zijn zang en muziek laat horen ter ondersteuning van de liturgie in de kerk van
7
de H. Jacobus de Meerdere. 125 Jaar dienstbaarheid aan de verkondiging van
het Evangelie van Jezus Christus in de liturgie is reden tot grote dankbaarheid.
God die de bron is van de talenten, heeft mensen geïnspireerd tot deze zang en
tot het samenspel dat in een koor immer nodig is. Mede namens alle priesters
die voorgaan in de eucharistie in deze prachtig gerestaureerde kerk, wil ik het
koor van harte feliciteren. Koorleden, bestuursleden, dirigent-organist wil ik
toewensen dat de grenzeloze inspiratie nog vele jaren mag doorklinken in de
zang en de muziek ter ere van God en ten dienste van de vreugde van mensen.
Cantemus Domino en pro iucunditate hominum –
Laten wij zingen voor de Heer en tot plezier van de mens
Ad van der Helm,
Vicaris
8
Ten geleide
125 jaar zingen voor de Heer
Sinds 1890 zingt het kerkelijk zangkoor Cantemus Domino in de kerk aan de
Parkstraat in Den Haag, gewijd aan de Heilige Jacobus de Meerdere. Dat is
inmiddels een zeer respectabel aantal jaren, een eeuw en dan nog een kwart
eeuw erbij. Er zijn maar weinig bedrijven in Nederland die deze leeftijd halen en
ook voor een koor is het een prestatie zó lang met elkaar verbonden te blijven.
In dit jubileumboekje beschrijft Herman Rosenberg de historie van het koor in
vogelvlucht, het ontstaan, de eerste jaren en dan het verloop tot aan 2015 toe. In
dit overzicht wordt ook duidelijk wanneer het oorspronkelijke mannenkoor de
metamorfose heeft beleefd naar een gemengd koor, wat we in 2015 nog steeds
zijn. Jos Laus, koordirigent en organist van de St. Jacobuskerk sinds tien jaar,
geeft een overzicht van het muzikale repertoire en de rol van het kerkorgel.
Tenslotte heeft Pieter Schelfhout van een aantal koorleden via interviews hun
koorervaringen opgetekend, zodat hun beleving van de koorzang tastbaar
wordt. Met een serie foto’s wordt wat geschreven is ook getoond, waaronder het
19de-eeuwse vaandel van Cantemus Domino met de beeltenis van St. Caecilia.
Het koor heeft in 125 jaar veel meegemaakt. Niet alleen de wereld is veranderd,
maar ook in de R.K.-kerk, zeker na de Tweede Wereldoorlog. De verzuilde
samenleving verdween langzaam en de secularisatie en ontkerkelijking namen
toe. Het vanzelfsprekende van de kerkgang, de Roomse tradities en het ‘Rijke
Roomse Leven’ zijn enigszins naar de achtergrond verdwenen. Wat binnen in
de R.K.-kerk plaatsvindt heeft een andere ondergrond gekregen. Daarom is
het bijzonder dat juist in de St. Jacobuskerk veel waarde werd en wordt nog
steeds gehecht aan de Latijnse liturgie en de bijbehorende koorzang. Het lijkt
wel of kerk en koor samen de schatbewaarder zijn geworden van deze traditie,
die meer is dan zo maar een traditie, omdat het Latijn ons verbindt met de
katholieke kerk als geheel.
Om deze schat te kunnen bewaren in de nabije én verre toekomst is een goede
verstandhouding en ook een wederzijdse inspiratie nodig tussen de zangers en
zangeressen van Cantemus Domino aan de ene kant en de kerkgangers van St.
Jacobus de Meerdere aan de andere kant. Deze verstandhouding moet ook de
bron zijn waaruit nieuwe leden tot Cantemus Domino kunnen toetreden, zodat
het koor gevoed blijft met nieuwe zangers en zangeressen.
9
Moge het jubileum 125 jaar Cantemus Domino de relatie tussen kerkgangers
en koor versterken en daarmee bijdragen aan de gemeenschappelijke opgave de
muziek en zang behorend bij de Latijnse liturgie tot in lengte van jaren te laten
klinken.
Jacques Duivenvoorden,
Voorzitter Cantemus Domino
10
Cantemus Domino 125 jaar
Door Herman Rosenberg
De geschiedenis van het zangcollege Cantemus Domino is met zijn vele
hoogtepunten en ook minder geslaagde periodes nauw verbonden met die van
de katholieke kerk in Nederland. De vernieuwingen in de kerk van de jaren
zestig leidden bijvoorbeeld tot de omvorming van het traditionele mannenkoor
tot een gemend koor. En had uiteraard ook ingrijpende gevolgen voor het
repertoire. De historie van het koor wordt ook gekenmerkt door grote inzet
en betrokkenheid van zijn leden. Die zijn een voorwaarde voor een goed
functionerend koor. Tegelijk kunnen ze ook leiden tot emoties en conflicten,
vooral als er veranderingen op til zijn. Al die dingen komen we tegen in de
geschiedenis van Cantemus Domino, dat sinds 1890 elke zondag paraat heeft
gestaan en nog staat om de eredienst op te luisteren in de kerk van de H. Jacobus
de Meerdere aan de Parkstraat in Den Haag.
Voor een gedetailleerde geschiedenis ontbreekt hier niet alleen de ruimte, maar
ontbreken ook de bronnen. Het koorarchief over de periode 1890-1945 ging op
3 maart 1945 verloren bij het bombardement op het Bezuidenhout, waarbij de
woning van koorsecretaris Jacques van den Broek in de as werd gelegd. Toch is
er uit andere bronnen – het parochiearchief, documenten van en over de diverse
dirigenten en organisten, materiaal van de ‘buren’ (Boskantparochie) wel een
beeld te schetsen. Over de jaren ná ‘45 is er wel archiefmateriaal beschikbaar.
We volgen hier in grote lijnen de bijdragen in het jubileumboekje van een kwart
eeuw geleden - Cantemus Domino, 1890-1990 – en vullen dat aan met een
overzicht van de laatste 25 jaar.
Voorgeschiedenis
Cantemus Domino bestaat 125 jaar. Dat voert ons terug naar 1890, maar dan
rijst meteen de vraag welk koor er dan zong vanaf 1878, toen de nieuwe St.
Jacobus in gebruik werd genomen. En wie zongen er dáárvoor, in de periode dat
de parochie twee kerken gebruikte, de schuilkerk aan de Oude Molstraat en de
Hofkapel op het Binnenhof? De lezer zij gewaarschuwd, de voorgeschiedenis
van CD, zoals we onze naam voor het gemak zullen afkorten, is een roerige!
Het verhaal begint in 1811 toen een nieuw koor werd opgericht, dat de missen
in beide kerken – op het Binnenhof dus én in de Oude Molstraat – diende op
te luisteren. De naam van dit zangcollege luidde Deo et Ecclesiae Sacrum (Aan
God en de Kerk gewijd). Met name de ruime Hofkapel bood gelegenheid tot het
uitvoeren van grotere missen met orkestbegeleiding. Behalve composities van
11
nu vrijwel vergeten toondichters als Franz-Georg Bühler uit Augsburg en de
Amsterdammer F. Wansing, stonden ook missen van Mozart en Haydn op het
repertoire. Zo’n vier keer per jaar werden dergelijke ‘muziekmissen’ uitgevoerd
en ze trokken volle kerken.
Maar er lagen problemen op de loer. Het bestieren van twee kerkgebouwen en
dan ook nog eens de ‘grote staat’ die werd gevoerd in een van de twee, bleek
de krachten van de parochie te boven te gaan. Pastoor J.F. Sem sloeg aan het
reorganiseren en had binnen de kortste keren met iedereen ruzie, over geld.
Met het College van Diakenen, maar ook met het zangkoor. Dat moest het vanaf
1829 zonder orkest stellen, want de pastoor weigerde de musici nog langer te
betalen. Het leek nog een tijdje goed te gaan, want organist Arnold Christiaans
(1811-1902) verzorgde voortaan de begeleiding.
Maar pastoor Sem bezuinigde door. In 1832 kwam hij frontaal in botsing met
het koor, toen hij aankondigde dat Christiaans ontslagen zou worden. Het koor
was razend en deelde mede dat het zou ‘ophouden den kerkelijken dienst waar
te nemen van het oogenblik af dat de organist A. Christiaans zal ophouden
als zoodanig werkzaam te zijn’. Sem drukte door en ontbond het opstandige
zangcollege. Maar de zangers van Deo et Ecclesiae Sacrum lieten zich niet zo
maar aan de kant schuiven. Ze stapten collectief over naar wat later bekend zou
worden als de Boskantparochie. Al op 15 augustus 1832 zong het koor de mis
in de voormalige kapel van de Franse ambassade aan de Casuariestraat, die een
decennium later zou worden vervangen door de kerk van de H.H. Antonius en
Lodewijk (‘Boskantkerk’) aan de Prinsessegracht.
Pastoor Sem liet zich evenmin uit het veld slaan. Hij vroeg oud-koorzanger
W.L. van Dooren een nieuw koor te formeren. En hoewel de vertrokken zangers
uitdrukkelijk hadden gesteld dat de naam van hun koor niet door anderen
mocht worden gebruikt, deed de eigenwijze Sem dat wel. Het nieuwe koor van
de Hofkapel en de schuilkerk kreeg óók de naam Deo et Ecclesiae Sacrum.
Daardoor hebben er tot 1890 letterlijk naast elkaar twee kerkkoren met deze
naam bestaan. Het koor van de Boskant heeft deze naam tot ver in de 20ste
eeuw gevoerd.
Na enige jaren was het nieuwe koor weer op sterkte en konden weer grote
missen worden uitgevoerd. Als dirigent trad toen geregeld B.A. Graue op,
contrabassist van de Koninklijke Hofkapel. Verschillende beroemde namen
komen we in de volgend decennia tegen in de Hofkapel. Op Pasen 1834 zong
de beroemdste sopraan van haar tijd, de Duitse Henriëtte Sontag (gravin Rossi,
1805-1854), de solo’s.
12
Zij had elf jaar eerder de titelrol gezongen bij de première van Euryanthe van
Carl Maria von Weber in Wenen en zong later in alle grote operahuizen van
Europa. Van meer structurele aard was de betrokkenheid bij de kerkmuziek
in de Hofkapel van Johannes Verhulst (1816-1891), die zou uitgroeien tot een
centrale figuur in het Nederlandse muziekleven in de tweede helft van de 19de
eeuw. Hij was in 1836-1837 organist in de Hofkapel, waarna hij naar Duitsland
vertrok om te gaan studeren bij Mendelssohn.
De dames weg
Eén grote omwenteling uit de 19de-eeuw kan hier niet ongenoemd blijven. In
1865 viel op het Provinciaal Concilie in Utrecht het besluit dat vrouwen geen lid
meer mochten zijn van kerkkoren. Dit had uiteraard grote gevolgen. Het was in
één keer afgelopen met de concertmissen. In hoog tempo werden missen van
Haydn en Mozart bewerkt voor mannenkoor. Zowel bij de zangers als bij de
kerkgangers vielen deze missen in de smaak. Maar professionele musici waren
ze een gruwel. Bijvoorbeeld Carel Lodewijk Willem Wirtz (1841-1935). Als zoon
van de dirigent van het koor van de Teresiakerk aan het Westeinde, kreeg Wirtz
een brede muzikale vorming. Hij studeerde aan de Koninklijke Muziekschool in
Den Haag en het conservatorium in Brussel en werd een bekend pianosolist en
–pedagoog. Van 1860 tot 1879 leidde hij het koor van de Hofkapel en dus ook,
zij het kort, dat van de nieuwe kerk aan de Parkstraat. Bij de inwijding van de
kerk klonk Haydns Nelsonmesse,in een bewerking voor mannenkoor!
De beroemde sopraan Henriëtte
Sonta zong op Pasen 1834 in de
Hofkapel
13
Na een periode waarin Wirtz zich geheel toelegde op het lesgeven en
componeren, keerde hij in 1886 terug in Parkstraat als ‘eere-directeur in functie’.
Er was hem in het vooruitzicht gesteld dat hij de bezem door de muziekkast
mocht halen. Tevens zou er een jongenskoor worden geformeerd, zodat muziek
van Palestrina en tijdgenoten kon worden uitgevoerd. Wirtz ging er vol tegenaan
en slaagde er inderdaad in polyfone muziek uit te voeren.
Maar hij ondervond daarbij forse tegenwerking. Binnen een jaar diende hij bij
deken mgr. G.F. Drabbe zijn ontslag in. Maar nu was de boot aan. De deken
sommeerde de koorzangers in een woedende brief de ‘pas ingeslagen weg naar
den echten kerkzang’ te blijven volgen en niet terug te keren naar het oude
repertoire, waarvan hij zo had gehoopt dat het ‘voor altoos’ in de kast was
opgeborgen. Het bleef onrustig. De zangers bleven klagen en organist J. Kapteijn
maakte zich, volgens Wirtz, schuldig aan ‘lasterende kwaadsprekendheid’. Voor
deken J.Th.A. Heijligers, de opvolger van Drabbe, was de maat niet veel later
vol. Op Pasen 1890, kennelijk voldeed het koor op dat hoogfeest niet aan zijn
verlichtingen, hief hij Deo et Ecclesiae Sacrum op.
Een nieuw koor
Deken Heijligers zei niet alleen A maar ook B. Op 8 juli 1890 richtte hij een
nieuw parochiekoor op onder de zinspreuk Cantemus Domino, Laten wij zingen
voor de Heer. De naam is ontleend aan wat sinds de herstelde paasliturgie de
derde tussenzang is in de lange woorddienst van de Paaswake. De voorafgaande
lezing (Exodus 14 en 15) beschrijft de tocht van de Joden door de drooggevallen
Rode Zee.
Carel Lodewijk Willem Wirtz,
de eerste dirigent van Cantemus
Domino
14
Het nieuwe koor begon met twaalf zangers, slechts de helft van het aantal leden
van het oude koor. Velen zagen die nieuwe aanpak van Wirtz niet zitten, maar
deze zette door. Kennelijk bestond ook het jongenskoor nog,
want de eerste mis die CD uitvoerde, was er een van Palestrina. Lang heeft het
dirigentschap van Wirtz niet geduurd, want al in 1891 vertrok hij. Er schijnen
toch weer problemen met de zangers te zijn geweest, die maar niet konden
wennen aan het Renaissance-repertoire. Tussen 1891 en 1943 werd CD geleid
door achtereenvolgens A. Weimar, Y. van den Boch, Frans Haring, Jan Bakker,
kapelaan De Wildt, Leo Korpel en Piet van den Oever.
Onder de opvolgers van Wirtz domineerde opnieuw muziek voor mannenkoor.
Daarbij moet wel worden aangetekend dat er aan het begin van de 20ste eeuw
steeds meer nieuw materiaal beschikbaar kwam van Nederlandse componisten,
zodat minder vaak de dubieuze bewerkingen van Haydn- en Mozartmissen
klonken. Composities van de Haarlemse componist Philip Loots (1865-1916),
waaronder zijn grote Magdalena-mis, en van de Amsterdammer Hubert
Cuypers (1873-1960), werden kort na verschijnen in studie genomen en
uitgevoerd. Dat geldt ook voor een aantal motetten van Alphons Diepenbrock
Op het koor
15
(1862-1921). Later kwam daar ook muziek van Jan Nieland (1903-1963) en van
de Hagenaar Jaap Vranken (1897-1956) bij. In de eerste decennia van de 20ste
was de mannenkoorzang zeer in trek. Er waren veel concerten en concoursen
buiten de kerk, waar de heren van CD geregeld aan deelnamen. In 1913
bijvoorbeeld, namen maar liefst twee kwartetten geformeerd uit koorleden
deel aan het ‘Stedelijk Kwartetconcours’ in Diligentia. Een jaar later nam men
deel aan een ‘Grooten Nationalen Zangwedstrijd’ in Haarlem, waar Loots in
de jury zat. Of er prijzen werden gewonnen is niet bekend. Op concoursen In
1906 en 1921 was dat wel het geval. Duidelijk is dat Cantemus Domino al in de
jaren ’10 en ’20 van de 20ste eeuw een goede reputatie genoot. Niet voor niets
ontstond in de rijen van dit koor het initiatief om een groot Haags, niet-kerkelijk
mannenkoor op te richten. In 1917 ontstond zo het bekende koor Die Haghe
Sanghers.
Feesten en potreizen
Cantemus Domino is altijd behalve een zangcollege ook een vereniging geweest
met aandacht voor de gezelligheid. Hoogtepunten waren (en zijn) de jaarlijkse
vieringen van het Ceciliafeest. Tot in de jaren zestig van de 20ste eeuw gebeurde
dat altijd op de naamdag van de heilige, 21 november. De ochtendmis werd
gezongen en dan volgde de jaarvergadering. ’s Avonds zag men elkaar terug
op de pastorie voor feestelijk samenzijn. Vanaf 1917 dineerden de zangers
meestal in een goed restaurant, zoals ’t Gouden Hooft, Boschlust aan de
Bezuidenhoutseweg of Riche bij de ingang van de Passage op het Buitenhof.
Het vaandel van Cantemus
Domino met afbeelding van de H.
Cecilia, ontstaan rond 1890
16
Na de Tweede Wereldoorlog was het oude Hotel du Passage jarenlang de vaste
stek. De maaltijden werden opgeluisterd met zang. Niet zelden klonken opera-
aria’s of Duitse drinkliederen.Aan het begin van de 20ste eeuw raakte ook de
zogeheten ‘Potreis’ in zwang, een reisje dus dat (grotendeels) werd betaald uit
de pot, de koorkas. Aanvankelijk ging het om relatief eenvoudige uitstapjes,
bijvoorbeeld naar Nijmegen of De Steeg. Maar al snel reisde men langs de
Rijn of naar België. Kort voor de Tweede Wereldoorlog bezocht het koor zelfs
Canterbury. Na de oorlog ging het opnieuw vaak naar de Rijn, bijvoorbeeld naar
Boppard of Rüdesheim. In 1969 gingen de heren en hun echtgenotes, die bij
uitzondering mee mochten, zelfs vijf dagen naar het Zwitserse stadje Ilanz. De
organisatie was in handen van koorlid Jan Rops.
Woelige tijden
Na de Tweede Wereldoorlog leek het lang alsof alles bij het oude zou blijven. Op
25 mei 1945 kwamen de leden bijeen in de pastorie. Deken Van der Tuijn wijdde
enige woorden aan de verschrikkingen van de bezetting, maar al snel ging hij
over tot de orde van de dag: te weinig zangers voor het lof, op tijd komen, het
gregoriaans moet beter. Het waren punten die jaar na jaar terug zouden blijven
komen.
Maar er ging wél iets veranderen. Pastoor J.R. van Dael liet het koor aan het
begin van de jaren zestig al weten dat de tijden van de ‘romantische muziek’
voorbij waren en dat hij hoopte dat spoedig ‘Nederlandse psalmen’ zouden
klinken in de St. Jacobus. Hij verwees naar het net begonnen Tweede Vaticaans
Concilie. Die kerkvergadering herzag de oude liturgie en bepaalde dat naast het
Latijn voortaan ook de landstaal was toegestaan. In vele Nederlandse kerken
leidde dat tot drastische ingrepen. Koren zagen zich van de ene op de andere
dag beroofd van hun repertoire. Niet Cantemus Domino. De progessieve
pastoor Van Dael overleed in 1965. Zijn opvolger L.C.J. Wüst bleek een
voorstander van de (vernieuwde) Latijnse liturgie. En ook de parochieherders
na hem, Harry J.M. Hofstede en Ad van der Helm waren en zijn dat. Zo bleef de
zondagse Latijnse hoogmis in de Parkstraat bestaan, tot op de dag van vandaag.
De dames terug
Maar het repertoire van het koor veranderde wel. Opvallend was al dat bij
het 75-jarig bestaan van het koor in 1965 nu eens niet de Magdalena-mis
van Loots klonk, maar de Mis in G van Schubert, met orkestbegeleiding en
solisten. Het jongenskoor Laus Infantium dat de parochie toen kende – het
werd geleid door broeder Bernardo – zong de sopraan- en altpartij. Directeur-
organist Jan Schmitz (1916-2001), die het koor sinds 1944 leidde, studeerde
ook missen in van Gretchaninoff, Strategier en Andriessen. Schmitz zorgde
verder voor een renovatie en uitbreiding van het orgel. Hij was een bekende
17
figuur in de Nederlandse orgelwereld en was geregeld op de radio te horen.
Schmitz’ opvolger Hans Braun richtte in 1970, toen het jongenskoor begon te
verlopen, het dameskoor Canticum Novum op. Daar moesten de herenzangers
aan wennen, maar Braun liet hen weten dat de dames van ‘vitaal belang’ waren
om het repertoire verder te vernieuwen. De dirigent kreeg volop steun van
de jonge organist Ton van Eck. Uiteindelijk werden de koren in 1977 na veel
gedoe samengevoegd. Pastoor Wüst had hier sterk op aangedrongen. Het eerste
gemengde bestuur bestond uit Theo Vogels (voorzitter), Antoon Gaemers, Mia
Vergroesen, Betty Frijters, Cocky van de Kamp en Jan Rops. Vanaf 1979 werd
het koor geleid door de bekende Haagse musicus Sipke de Jong.
De kerk dicht?
Eind jaren zestig leek het laatste uur te hebben geslagen voor de trotse St.
Jacobuskerk. Teruglopend kerkbezoek en de slechte staat van onderhoud
van het gebouw maakten dat het kerkbestuur er geen gat meer in zag. Men
besloot de kerk te sluiten. Sloop leek onafwendbaar. Maar daar was lang
niet iedereen het mee eens. Er ontstond een comité van actieve parochianen,
waarin ook koorleden een rol speelden. Met behulp van de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg slaagde dat erin het bisdom en minister Marga Klompé te
overtuigen van de waarde van de kerk, de enige schepping van bouwmeester
Op het koor
18
Pierre Cuypers in Den Haag. De kerk kwam op de monumentenlijst en kreeg
een restauratiesubsidie. Sindsdien is veel werk gemaakt van het onderhoud en
de conservering van de kerk en zijn interieur. Muzikaal gezien was van groot
belang dat in 1976 het Adema-orgel van de te slopen Spaarnekerk in Haarlem
kon worden aangekocht. Het pijpwerk van het oude Maarschalkerweerd-orgel
werd erin opgenomen.
CD 100 jaar
1990 werd een echt jubeljaar voor Cantemus Domino. De voorbereidingen
begonnen al twee jaar eerder. Een commissie onder leiding van Antoon
Gaemers bereidde niet alleen een feest voor, maar zelfs een heel jaar vol met
activiteiten, in november culminerend in een Romereis. De viering begon eind
1989 al met een kerstconcert in samenwerking met het Haags Matrozenkoor.
Verschillende gastkoren zongen de mis in het feestjaar, waaronder het koor St.
Martinus uit Weert, het Hulster Gemengd Koor en Deo Sacrum uit Poeldijk.
Met dat laatste koor werd ook twee keer samen opgetreden. De gezamenlijke
herenkoren deden oude tijden herleven met een uitvoering van de gedeeltelijk
achtstemmige Missa in honorem Sanctae Mariae Magdalenae van Philip Loots
(de ‘Grote Loots’). Op het feest van kerkwijding in september klonk, weer samen
met Poeldijk, de dubbelkorige Missa Christus Rex van Hendrik Andriessen.
Voor de eigenlijke jubileummis op 8 juli werd de omvangrijke Messe in D-dur
van Antonin Dvorák ingestudeerd.
Rome
Hoogtepunt van het jaar was van 9 t/m 12 november de reis naar Rome. Het
koor zong er drie keer de mis, in de basiliek van Sint Paulus buiten de Muren,
in de Friese Kerk vlakbij het Vaticaan en in de St. Pieter ter gelegenheid van het
Willibrordusjaar (Missa Te Deum Laudamus van Andriessen). Ook nam het
koor deel aan een audiëntie in de grote Nervi-hal (Paulus VI Auditorium) en
Cantemus Domino juicht
paus Johannes Paulus II
toe in de audiëntiehal van
Vaticaanstad, 1990
19
zong daar enige motetten. Paus Johannes Paulus II kwam het koor zelf bedanken
en liet zich te midden van de koorleden fotograferen.
Moeilijke jaren en nieuw perspectief
Het komt voor bij koren en orkesten, maar het gebeurt in de buitenwereld
ook geregeld. Soms blijkt een leidinggevende, ondanks een goed verlopen
sollicitatieprocedure, toch niet te passen in de organisatie. Het ‘matcht’ niet, er
is geen ‘klik’, heet dat dan. Het overkwam Cantemus Domino na het afscheid van
Sipke de Jong in 1995. Zijn opvolger Albert-Jan Roelofs en CD bleken ondanks
veel goede wil en bemiddeling niet met elkaar overweg te kunnen. Dat leidde
in 1996 tot het afhaken van negentien leden, bijna de helft van het koor. Het
kerkbestuur liet zich evenwel niet onder druk zetten en bleef achter de dirigent
staan. Voor het koor braken andere tijden aan. Er verschenen noodgedwongen
kleinere, drie- en tweestemmige missen op het repertoire. Wel slaagde Roelofs
erin door de oprichting van een projectkoor geregeld toch grotere missen uit
te voeren, zoals de lang niet gezongen Missa Festiva van de Haagse componist
Marius Monnikendam (1896-1977).
Toen er eind 1999 opnieuw spanningen ontstonden rond de werkwijze van de
dirigent, had het kerkbestuur er genoeg van. Roelofs werd in het nieuwe jaar vrij
plotseling op non-actief gesteld; het kwam voor de meeste koorleden als een
verrassing. In dezelfde periode vertrok Ton van Eck. Hij werd organist van de
Kathedrale Basiliek St. Bavo in Haarlem.
Er volgden nog enige ‘magere’ jaren. Het koor werd achtereenvolgens geleid
door Tiddo Braun, de zoon van Hans, en Peter Priem. Organist was in deze
periode Jeroen Pijpers. Omdat Priem niet elke zondag aanwezig kon zijn, kreeg
hij assistentie van René Mahieu, die onder Sipke de Jong wel eens was ingevallen
en ook wel eens meezong. Al met al een weinig bevredigende situatie die het
koorbestuur in 2004 deden constateren dat het moeilijk werken was met ‘twee
kapiteins op één schip’.
20
Restauratie en herstel
Nog dezelfde zomer volgden ingrijpende besluiten. Er trad een nieuw bestuur
aan onder leiding van parochiaan Dré Olgers, die geen lid was van het koor,
maar zich juist daardoor met enige distantie over de problemen kon buigen. De
Rijswijkse musicus en orgeldeskundige Jos Laus werd aangetrokken als dirigent-
organist. Er werd dus in één keer afscheid genomen van Priem, Mahieu en
Pijpers. Dat bleek, hoewel hun inzet en kwaliteiten nooit ter discussie hebben
gestaan, een goede ingreep. Het koor had na een kleine tien jaar van wisselingen
in de leiding behoefte aan rust en stabiliteit. Die kwamen er onder leiding van
Laus en Olgers. Het beste bewijs daarvoor was dat het ledental weer langzaam
begon te groeien.
Missen van Mozart en Schubert verschenen weer op het repertoire. Voor het
koor nieuwe missen als die van Claudio Monteverdi, Johann Ernst Eberlin,
Joseph Haydn (Nicolai Messe) en Herman Strategier werden met succes in
studie genomen en uitgevoerd.
De opbloei van Cantemus Domino liep min of meer synchroon met het de
laatste grote kerkrestauratie. Tussen 2001 en 2010 werd het volledige interieur
van de kerk hersteld. Ook het orgel onderging een restauratie en uitbreiding.
Nog meer dan voorheen vormen nu koorzang, liturgie en architectuur één
inspirerend geheel. Dat het nog lang zo moge blijven!
Koorzangers tussen de
steigers tijdens de grote
restauratie van de
kerk, 2005
21
Muziek in de kerk van de H. Jacobus de Meerdere
Door Jos Laus
Het 125- jarig bestaan van het parochieel Dames en herenkoor Cantemus
Domino nodigt uit stil te staan bij de muzikale activiteiten die dit koor aan de
dag legt. Bij het eeuwfeest in 1990 verscheen een mooi jubileumboekje, waarin
een goed beeld geschetst werd van de geschiedenis van het koor. Een van de
auteurs van toen, Herman Rosenberg, heeft nu de geschiedenis opnieuw verteld
en ook de laatste kwart eeuw belicht. Mij werd als dirigent/organist gevraagd
nader in te gaan op de huidige kerkmuziekpraktijk in de Jacobuskerk en de
functie van het pijporgel hierin.
Toen ik ruim tien jaar geleden werd aangesteld als koordirigent en organist,
stond de kerk aan de binnenkant in de steigers en trof ik een koor aan dat in
feite nog maar een schim was van het  gezelschap dat in de gloriedagen o.l.v.
Jan Schmitz, Hans Braun en Sipke de Jong furore maakte; een koor met een
zekere naam, opgebouwd in die lange eeuw sinds de oprichting in 1890. Allerlei
wisselingen in de directie en andere interne verwikkelingen hadden niet alleen
het ledental doen slinken, maar daarmee ook de mogelijkheden verkleind om
goede kerkmuziek op een verantwoord niveau uit te voeren. Uitvoering van
vierstemmige werken voor gemengd koor was moeilijk. Men wilde wel iets,
maar de mogelijkheden waren beperkt. Duidelijk was dat ook het koor in de
steigers moest.
Bij de overstap van mijn vorige werkplek werd mij alle hulp en steun toegezegd
door een nieuw koorbestuur om een inhaalslag te gaan maken. Geen kleine
uitdaging! Een van de hulpmiddelen daartoe was de inzet van gastzangers voor
grotere projecten. Naast de gebruikelijke repetitieavond op woensdag werd er
met regelmaat een zaterdagochtend ingelast om op een gedegen manier het
wat grotere repertoire gestalte te geven. Een en ander bleef niet zonder succes
en een groot aantal gastzangers van het eerste uur maakt thans deel uit van het
gemengde koor.
Aantrekkingskracht
Het intensief repeteren wierp uiteindelijk niet alleen zijn vruchten af, maar
wat belangrijker was: het bereikte resultaat en de uitstraling droegen bij tot
een grotere aantrekkingskracht. Het was aantrekkelijk om lid te worden en
kerkmuziek op hoog niveau uit te voeren. Stevige acquisit
tie voor nieuwe leden was niet direct nodig. De leden kwamen min of meer
vanzelf. Het verloop was nihil en door deze stabiliteit werd het mogelijk groter
22
repertoire in studie te nemen. Daarnaast waren er ook leden toegetreden
die - met een vaak meer dan verdienstelijke stem - het mogelijk maakten de
voorgeschreven soli in de grote missen door eigen leden te laten verzorgen.
Cantemus Domino had in het verleden dus een grote traditie opgebouwd op het
gebied van de kerkmuziek. Grote missen uit het repertoire voor mannenkoor
werden weliswaar niet vaak meer gezongen, maar incidenteel kwam een grote
mis nog wel eens op de lessenaar. Ook de tijd van de jongenskoren lag inmiddels
al ver achter ons. Het zwaartepunt van het repertoire van Cantemus Domino lag
in de jaren zeventig, tachtig en negentig van de 20ste eeuw bij de koorwerken
van de Weense Klassieken als Haydn en Mozart. Het lag dan ook voor de hand
om die draad uit het verleden weer op te pakken en hier en daar uit te breiden.
Naast de gemengde koorzang kent de Jacobuskerk in haar Romeinse liturgie
ook de eenstemmige gregoriaanse zang, uitgevoerd door de Schola Cantorum.
Dit gezelschap van heren – eveneens een onderdeel van Cantemus Domino
– verzorgt iedere zondag de wisselende gregoriaanse gezangen van de dag
conform de kalender van het liturgisch jaar. In combinatie met de Schola
ontstond een schema waarbij het gemengde koor eens per veertien dagen
de vaste gezangen voor haar rekening neemt, terwijl de Schola dan alleen de
wisselende gezangen uitvoert. Hoogtepunt vormen de plechtigheden van de
Goede Week. Alle gregoriaanse gezangen van die dagen worden gezongen met
als markant moment de gezongen Latijnse passies op Palmzondag en Goede
Vrijdag, een taak die is toebedeeld aan de pastoor/vicaris (Christus), de magister
cantus van de Schola (Synagoga) en een voorzanger, die als evangelist optreedt
(Evangelista). Vanzelfsprekend is de belasting voor de leden van de Schola groot,
maar daar staat de inspiratie en muzikale rijkdom tegenover, die uit dit alles
tot iedereen komt! De plechtige Hoogmis van Pasen vormt dan de muzikale
apotheose van de Goede Week; een feestelijke Missa (meestal met orkest) wordt
uitgevoerd met aansluitend het Halleluia uit de Messiah van G.F. Händel.
Deze rijkdom aan muzikale mogelijkheden bood volop de kans het repertoire
van het gemengde koor naar andere kerkmuzikale stijlen uit te breiden. Kleinere
missen van Anton Bruckner (Missa Choralis en de Missa in C) als mede
motetten van Edward Elgar en werken van César Franck (Ave Maria en Psalm
150) werden in studie genomen als representanten van de laat 19de-eeuwse
kerkmuziek. De 18e eeuw wordt vertegenwoordigd door missen van Antonio
Caldara, Johann Jos. Fux en Johann Ernst Eberlin. De stijl van hun muziek
laat zich kenmerken als laatbarok of vroeg klassiek en is niet al te moeilijk om
uit te voeren. Bovendien zijn deze missen in lengte beknopter van opzet in
vergelijking met de vele andere grote missen. Kerkelijke plechtigheden konden
in de afgelopen eeuwen aanzienlijk langer duren! Veel van hun composities
23
waren voorzien van een begeleiding door twee violen, een violoncello en basso
continuo. De gangbare uitvoeringspraktijk van de kerkmuziek in die dagen,
omdat veel (klooster)kerken en kerken aan het Hof beschikten over een orkest;
het orgel was dan een ondergeschikt begeleidingsinstrument. Op de rol van het
orgel kom ik later nog terug.
Orkest
De belangstelling van de parochianen en de steun van het kerkbestuur om
de kerkmuziek in de Jacobuskerk op goed niveau en in stijl met orkest uit te
voeren (je zou kunnen spreken van een voorbeeldfunctie), bracht een donateur
van Cantemus Domino ertoe het koor jaarlijks te laten profiteren van het
rendement van een aantal aandelen. Voorwaarde voor deze vrijgevigheid
was dat met genoemd rendement een orkest gefinancierd zou worden ter
ondersteuning van de koorzang in de viering van de plechtige Kerstnachtmis.
Inmiddels is dit alweer een jaarlijkse traditie die de koorzangers veel genoegen
verschaft ook de orkestleden, die altijd met plezier komen spelen. De orkestjes
worden – al naar gelang de bezetting dat vraagt – samengesteld uit studenten
van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en uit regionale orkesten.
Ook docenten van het KC en muziekscholen schromen niet hun medewerking
te verlenen aan deze uitvoeringen.Om het muzikale spectrum van het koor
Op het koor
24
nog verder uit bouwen werd in achterliggende jaren ook gekeken naar het
kerkmuzikale repertoire van de jaren vijftig. In goede tijden had het koor al
eens muziek gezongen van Hendrik Andriessen en Marius Monnikendam.
Grote missen met een gematigd modern klankidioom en vaak voorzien van
spectaculaire orgelbegeleidingen. Hoewel door sommige parochianen als
(te) modern beschouwd, kwam deze voortreffelijke kerkmuziek toch op het
repertoire; voor de uitvoering van de Missa Christus Rex van Andriessen, werd
in 1990 een beroep gedaan op de koorvrienden van Deo Sacrum uit Poeldijk.
Gaandeweg werd dit repertoire gemeengoed van Cantemus Domino en zo kon
het gebeuren dat er een CD verscheen met daarop de uitvoering van de Missa
Te Deum Laudamus en de Septem Cantica Sacra van Hendrik Andriessen.
Sinds jaar en dag vindt in de Jacobuskerk de pontificale eucharistieviering plaats
van de herdenking van de Pauskeuze. Het gehele Nederlandse Episcopaat en
leden van het Corps Diplomatique zijn dan op uitnodiging van de Nuntiatuur
verzameld in de Jacobuskerk om met grote luister de Pauskeuze te vieren. Een
gilde van vendelzwaaiers verleent medewerking en Cantemus Domino verzorgt
de liturgische gezangen. Zo is het al jaren traditie dat aan het eind van die
viering de zogenaamde Pausmars (Marche Solemnelle) van Charles Gounod
ten gehore wordt gebracht door een ensemble van koperblazers en pauken.
De aanwezigheid van deze musici maakt het ook mogelijk repertoire op de
lessenaar te plaatsen, waarbij het koor door koper en orgel wordt begeleid. Zo
kwamen met succes werken van Marius Monnikendam (Missa Festiva), Albert
de Klerk ( Missa ad modum Tubae) en Herman Strategier (Missa sine Nomine
II) tot uitvoering.
Motetten
Met regelmaat zingt Cantemus Domino motetten uit diverse stijlperioden.
Meestal worden deze motetten a Capella uitgevoerd, het geen wil zeggen:
geheel zonder begeleiding. Het koor moet het dus geheel op eigen kracht doen.
Nauwkeurig luisteren naar de andere stempartijen, op de goede toonhoogte
blijven etc. Voorwaar geen sinecure; nota bene een koor dat niet a capella kan
zingen, mag zich eigenlijk geen koor noemen! Nu is het goed zingen van een
klein à capella motet al behoorlijk veeleisend, laat staan een complete missa.
Ooit had Cantemus Domino een dergelijke mis (Missa Brevis) van Giovanni
da Palestrina op het repertoire, maar deze veeleisende manier van zingen was
verdwenen en de prachtige partituren lagen te verstoffen in het muziekarchief!
Indachtig dat een koor ook a capella moet kunnen zingen werd de Missa a 4
voces van Claudio Monteverdi in studie genomen. De uiteindelijke uitvoering na
vele repetities bracht een kleine euforie tot stand, de koorleden werden als het
ware boven zichzelf uitgetild door het behaalde resultaat. Zo is er dus een begin
gemaakt om ook deze stijl binnen het scala van mooie kerkmuziek en plaats
25
geven in het repertoire van Cantemus Domino.
Niet onvermeld mag blijven de medewerking van Cantemus Domino aan de
TV-uitzendingen van KRO/RKK. In verschillende bezettingen als gemengd
koor, dameskoor en Schola Cantorum treedt het gezelschap al weer enige
jaren een drietal zondagen per jaar letterlijk en figuurlijk in de spotlights. De
verzorgde en rijke liturgie van de Jacobuskerk in Den Haag wordt blijkbaar ook
landelijk zeer gewaardeerd.
De steigers die ik bij mijn aantreden in de Jacobuskerk aantrof zijn al jaren
geleden verdwenen. Het gebouw toont zich zelf in alle pracht. Ook de steigers
die rondom Cantemus Domino moesten worden opgetrokken vanwege ‘werk in
opbouw’ zijn inmiddels afgebroken; het resultaat mag bewonderd worden en er
valt muzikaal veel te genieten, maar net als bij een fraai gebouw dient niet alleen
het metselwerk onderhouden te worden, maar verdiend ook het fundament alle
zorg! De inspanningen van alle betrokkenen, bestuur en leden, de initiatieven
en vooral de inspiratie - dit alles wijst erop dat we de toekomst van Cantemus
Domino met vertrouwen tegemoet kunnen zien.
Het was en is mij een genoegen als bouwmeester aan dit proces te hebben
mogen meewerken!
Op het koor
26
De orgels van de kerk van de H. Jacobus de Meerdere
Door Jos Laus
De geschiedenis van het huidige hoofdorgel op de koortribune is niet alleen
verbonden met de orgelhistorie van de voormalige Dominicuskerk aan het
Spaarne te Haarlem, maar ook met de geschiedenis van de Jacobusstatie aan
de Oude Molstraat en de Hofkapel in Den Haag. In de 19de eeuw was de
begeleiding van ‘muziekmissen’ aanvankelijk vaak toevertrouwd aan kleine
orkestjes. Ontbraken de middelen, eerst dan bediende men zich van het orgel.
Het vocaal solistendom vierde hoogtij en vele grote stadskerken hadden op
hoogtijdagen meer weg van een concertzaal dan van een kerk.
Het zal duidelijk zijn dat de rooms-katholieke kerkmuziek bij uitstek, het
Gregoriaans, meer en meer in de verdrukking kwam. Allengs kwamen er dan
ook meer protesten tegen deze ingeburgerde muziekpraktijk en liet een verbod
niet lang op zich wachten. Het Provinciaal Concilie van Utrecht maakte in 1865
dan ook korte metten met deze muziekbeoefening tijdens de liturgieviering: het
orgel werd aangewezen als het muziekinstrument bij uitstek voor de begeleiding
van de koorzang. Met deze voorgestane zuivering werd weliswaar het kerkorkest
geëlimineerd, maar bleef wel de mogelijkheid open de orkestmuziek voor orgel
te bewerken.
Toch bleef het orgel voorbestemd om een ondergeschikte en dienende rol
te spelen, want het mocht de gezangen van het koor (muziek in Palestrina-
stijl die sterk werd aanbevolen door de Cäcilienverein uit Regensburg) niet
overstemmen. Een logisch gevolg hiervan was dan ook het in de tweede helft
van de 19de eeuw in zwang rakende orgeltype met zijn vele achtvoets-registers;
ook de vele kleuringsmogelijkheden in de registers werden per definitie een
eis, te meer daar men het orgel als vervanger van het kleurrijke orkest ging
beschouwen.
In feite zien we in katholieke kring het orgeltype veranderen in een symfonisch
instrument met hier en daar zelfs solistische allure. Vanwege de vele
tegenstellingen tussen de protestantse en rooms-katholieke denominaties zal
het niemand bevreemden dat in katholieke kring slechts geloofsgenoten werden
gevraagd de orgels te bouwen. Het zijn met name katholieke orgelmakers als
Adema en Maarschalkerweerd, die zich oriënteerden op het werk van de Franse
orgelmaker Aristide Cavaillé-Coll (1811-1899) en zijn noviteiten op technisch
en artistiek gebied in hun eigen werk incorporeerden.
27
Nieuwe kerk
In 1878 krijgen de Utrechtse orgelmakers Pieter en Michael Maarschalkerweerd
de opdracht het oude orgel van de Hofkapel over te brengen naar de nieuw
gebouwde St. Jacobuskerk aan de Parkstraat. Zoals in die tijd nogal eens
gebruikelijk was werden bij de inrichting van een nieuw kerkgebouw veel
meubilair en gebruiksvoorwerpen meegenomen uit het oude bedehuis. Hoewel
de Jacobuskerk thans geldt als een Gesamtkunstwerk van de befaamde architect
P.J.H. Cuypers, heeft het blijkbaar eertijds aan financiën ontbroken om hem
ook de opdracht te geven een nieuw orgelfront te ontwerpen en een vermaard
orgelmaker als Maarschalkerweerd, Adema, Vollebregt of Ypma in samenhang
daarmee een nieuw orgel te laten maken.
Vader en zoon Maarschalkerweerd beperken zich inderdaad tot alleen
overplaatsing en technisch herstel van een instrument dat uit oudere elementen
blijkt te bestaan. Het gaat om een orgel dat in beginsel door Johannes
Mitterreither (1733-1800) was gemaakt voor de Jacobusstatie aan de Oude
Molstraat en later was overgeplaatst naar de Hofkapel.
Volgens de gegevens in het Maarschalkerweerd-archief wordt het orgel
vervolgens door Maarschalkerweerd & Zoon onderhouden. Eerst in 1905 krijgt
Michael Maarschalkerweerd de opdracht het orgel uit te breiden, want het was
Op het koor
28
feitelijk veel te klein voor de grote neogotische kerk van Cuypers. Hij handhaaft
het hoofdwerk van Mitterreither/Kam (windlade en pijpwerk), maar verwijdert
het positief. In plaats daarvan maakt hij een nieuwe positieflade voor 10
registers en voegt een zelfstandig pedaal van 6 stemmen toe. Het geheel krijgt
een nieuwe mechanische toets- en registertractuur en is bespeelbaar vanaf een
nieuwe vrijstaande speeltafel.
Derde klavier
In 1929 krijgen de opvolgers van Michael Maarschalkerweerd ( overleden
in 1915) de opdracht het orgel schoon te maken en uit te breiden met een
derde klavier. Het pijpwerk voor dit derde klavier wordt op een pneumatische
windlade (kegellade) geplaatst. Blijkbaar had men in die tijd geen probleem
met twee verschillende tractuursoorten in één orgel! Toch beviel het orgel
blijkbaar maar matig, want tien jaar later begonnen de besprekingen voor een
algehele restauratie van het instrument, waarbij men er nog van uitging dat de
dispositie en de vormgeving van de oude orgelkas gehandhaafd zouden blijven.
In 1943 werd het eerste voorstel gedaan om een nieuwe orgelkas te maken die
Op het koor
29
meer in de allure van de neogotiek van Cuypers zou passen. Opvallend zijn de
plannen van de orgelmaker Vermeulen te Alkmaar/Weert, die weliswaar een
restauratie ziet zitten, maar vanwege de slechte akoestische omstandigheden
niet een herplaatsing op het hoog gelegen oksaal! De overlevering wil dat hij
een voorstel indiende het instrument achter in de kerk op de begane grond te
herbouwen. Vanzelfsprekend werd dit voorstel door de toenmalige adviseurs
en het kerkbestuur verworpen en moest Vermeulen het instrument met
enige tegenzin in 1948 toch op de orgeltribune herbouwen; wel wist hij in
de restauratieplannen een 4de klavier als rugpositief op te nemen, waardoor
het instrument beter in de kerkruimte zou klinken. Het bleef bij een plan,
het rugwerk werd nooit gerealiseerd. De oude Rococo-orgelkas sneuvelde
en in plaats hiervan kwam een zinken facade. De trompet van Kam werd
vervangen, het overige Mitterreither/Kam-pijpwerk bleef bewaard, behalve
het frontpijpwerk. Een nieuwe moderne vrijstaande speeltafel naar het elektro-
pneumatische systeem completeerde het geheel.
Mankementen
Al in de vroege jaren zestig van de vorige eeuw doen de eerste technische
mankementen zich voor. Het zal alleen nog maar erger worden. In 1967 zijn
er voorzichtige voorstellen om het instrument op te knappen, ondanks de
heterogene samenstelling van pijpwerk en technische onderdelen. Deze plannen
vinden uiteindelijk geen doorgang omdat in die jaren de geruchten gaan dat
men voornemens is de kerk te sluiten, met alle gevolgen van dien. Gelukkig
keert het tij en overleeft het fraaie Haagse kerkgebouw van Cuypers de kaalslag.
Het gebouw krijgt zelfs de status van Rijksmonument. Het kerkbestuur gaat
voortvarend te werk en neemt de restauratie van het kerkgebouw ter hand. Men
denkt zelfs na over een verantwoorde restauratie van het orgel, waarbij het front
van het orgel meer in overeenstemming zou moeten worden gebracht met de
architectuur van de kerk.
De toenmalige adviseur namens de Katholieke Klokken en Orgelraad (KKOR),
Hans van der Harst zag niets in wederom een restauratie van het instrument.
Ook Ton van Eck - als opvolger van Jan Schmitz aangetreden in de functie van
organist in 1969 – zag niets in het ‘oplappen’ van het heterogene materiaal. De
oplossing kwam op onverwachte wijze. Waar de Jacobuskerk van Den Haag een
beoogde sluiting overleefde, viel in Haarlem voor de kerk van de O.L.Vrouw
van de H. Rozenkrans en de H. Dominicus aan het Spaarne het doek. Met de
aankoop van het aldaar aanwezige en te koop aangeboden Adema-orgel (1890)
zou de orgelproblematiek van de Haagse Jacobuskerk opgelost zijn.
30
Een vernieuwd orgel
De firma Adema-Schreurs kreeg de opdracht het Haarlemse instrument te
combineren met de goede en bruikbare elementen van het Haagse orgel om zo
te komen tot een groot romantisch orgel van Franse signatuur. Voor dit werk
tekende Hubert Schreurs, directeur/eigenaar van de toenmalige firma Adema in
1976.
In de loop der jaren werden nog tal van verbeteringen aan het instrument
aangebracht, waarbij de nadruk lag op de zogenaamde Franse tongwerken.
Het was in die jaren een van de eerste instrumenten die beschikte over een
elektronische registratiecomputer (Setzer). Het instrument kreeg 53 registers
verdeeld over Grand Orgue (manuaal I), Positif, (manuaal II) en Récit (manuaal
III), alsmede Pédale. Het kreeg een plaats op de hoge koortribune, enigszins
verscholen achter de torentoog, zodat het zangkoor nog over voldoende ruimte
kon beschikken. De vrijstaande speeltafel kreeg een plaats direct achter de
balustrade met zicht op het orgelfront.
Het orgelfront dat in
1976 werd geplaatst
31
Op het koor
32
PEDALE GRAND ORGUE ACCOUPLEMENTS
1. Contrebasse 32’ 27. Prestant 16’ 61. Tir. GO
2. Flûte 16’ 28. Bourdon 16’ 62. Tir. POS
3. Soubasse 16’ 29. Montre 8’ 63. Tir. REC
4. Flûte 8 ‘ 30. Portunal 8’ 64. Acc. POS - GO
5. Basse 8’ 31. Bourdon 8’ 65. Acc. REC - GO
6. Flûte 4’ 32. Flûte harmonique 8’ 66. Acc. REC - POS
7. Fourniture 4 rgs * 33. Nasard 5 1/3’
8. Contrebombarde 32’ * 34. Prestant 4’
9. Bombarde 16’ * 35. Flûte octaviante 4’
10. Trompette 8’ * 36. Quinte 2 2/3’
11. Clairon 4’ * 37. Doublette 2’ *
38. Fourniture	 4 rgs *
39. Cymbale 3 rgs *
40. Cornet 5 rgs *
41. Baryton 16’ *
42. Trompette 8’ *
43. Clairon 4’ *
POSITIF EXPRESSIF RECIT EXPRESSIF
12. Bourdon 16’ 44. Viole maior 16’
13. Principal 8’ 45. Viole de Gambe 8’
14. Salicional 8’ 46. Voix céleste 8’
15. Bourdon 8’ 47. Flûte harmonique 8’
16. Quintaton 8’ 48. Cor de Nuit 8’
17. Prestant 4’ 49. Viole 4’
18. Flûte douce 4’ 50. Flûte octaviante
19. Nasard 2 2/3’ 51. Viole de Quinte 2 2/3’ *
20. Doublette 2’ * 52. Octavin 2’ *
21. Tierce 1 3/5’ 53. Plein-Jeu	 4 rgs *
33
22. Larigot 1 1/3’	 54. Jeu de Clochettes 3 rgs
23. Plein-Jeu 4 rgs * 55. Basson Hautbois 8’
24. Trompette 8’ * 56. Voix humaine 8’
25. Cromorne 8’ 57. Bombarde	 16’ *
26. Tremblant	 58. Trompette 8’ *
59. Clairon 4’ *
60. Tremblant
Ambitus: 	 Manualen C-g’’’
		 Pedaal C-f’
Uitbreidingen 2009 zijn cursief aangegeven.
34
Restauratie 2007-2009
De grote kerkrestauratie was mede aanleiding om het orgel schoon te maken,
herstelwerk uit te voeren en een kleine uitbreiding in de geest van Adema/Maar-
schalkerweerd door te voeren. Het werk werd in fasen uitgevoerd, zodat het
instrument gedeeltelijk beschikbaar bleef voor de liturgie. De magazijnbalg van
het Positif werd opnieuw beleerd. Het pijpwerk werd schoongemaakt, waarbij
tevens alle steminrichtingen werden hersteld. Enkele duizenden lederen mem-
branen werden door vrijwilligers onder het toeziend oog van de orgelmaker
vernieuwd. Ook waren het die vrijwilligers die allerlei mogelijke hand en span-
diensten verrichtten. De eertijds buitenwerking gestelde crescendokast werd in
ere hersteld, waartoe een nieuw houten raamwerk en dito jaloezieën door de
orgelmaker werden vervaardigd.
Om de klankuitstraling te verbeteren- het orgel is immers zeer hoog geplaatst-
werden enige houten panelen achter de middentoren verwijderd. De houten
pijpen van Bourdon 16 vt (GO) en Violon 16 vt (Réc), die in een doorgang
waren geposteerd, kregen een andere plaats toebedeeld, zodat de orgelklank
onbelemmerd de kerk in kan. Om de klank nog meer richting te geven werden
de relatief dunne dakdelen voorzien van hard en zeer glad plaatmateriaal. De
windvoorziening werd gecontroleerd, waarbij de nadruk lag op de verschillende
winddrukken per werk.
Veel aandacht is gegeven aan het pijpwerk. Een niet altijd goed toegepaste wind-
druk had veel steminrichtingen beschadigd. Alle steminrichtingen zijn opnieuw
gesoldeerd. De als te slap ervaren overblazende fluiten (Flûte Harmonique 8 vt
en 4 vt) werden teruggebracht op hun oorspronkelijke grotere lengte, waardoor
de toonvorming en de uiteindelijke klank verbeterd kon worden. Grote zorg
baarde de staat van de zogenaamde tongwerken van het Récit en het Grand
Orgue; in de vroege jaren negentig van de vorige eeuw waren de tongwerken
van het GO, Baryton en Trompette, al behandeld tegen metaaloxidatie en het
verwijderen van loodwit; de tongwerken van het Récit waren nog niet behan-
deld. In 2005 was de staat van deze tongwerken zo slecht dat het oxydatieproces
de soldeernaden van de stevelvoeten deed scheuren. Alle tongwerken die aang-
etast waren zijn ultrasoon schoongemaakt en daarna voorzien van een sterke
metaallak om dit voortschrijdend proces enigszins te temperen. Zorg voor de
toekomst is hier echter wel geboden.
Tot de werkzaamheden ook de wijziging en aanpassing van de speeltafel. Niet
alleen was de lessenaar zo hoog geplaatst dat nekkramp voor een kleine bespeler
niet ondenkbaar was, ook het zicht van de dirigent/organist op de koorzangers
was onvoldoende. Doordat een kleine wijziging en uitbreiding met vier registers
35
(zie dispositiebijlage) van de dispositie was voorzien, diende een herschikking
van de registerwippers plaats te vinden. Deze hergroepering maakte het mo-
gelijk dat de lessenaar 15 cm. lager geplaatst kon worden. Gelijktijdig met deze
herschikking werd een nieuwe registratiecomputer (Setzer) geplaatst.
Na al het technisch herstel werd de intonatie van het pijpwerk ter hand ge-
nomen. Pijp voor pijp werd nagelopen op sterkte en klankexpressie. Door de
gerepareerde steminrichtingen was er in de intonatie veel te winnen en kon de
orgelmaker zijn werk optimaal afronden. Het resultaat is overweldigend, de
klank pakt beter in elkaar en het merendeel der registers heeft aan schoonheid
en kwaliteit gewonnen. Ondanks de plaatsing op de hoge koortribune en ver
weg in de toren nis, klinkt het instrument beneden in de kerk nu duidelijker dan
voorheen. De schoonmaak en het herstel van de muren van het kerkgebouw
dragen daar in niet te onderschatten mate aan bij. Een groots resultaat!
Epiloog
Een orgel van een dergelijke allure en uitgebreide dispositie van 57 sprekende
registers verdient eigenlijk een kroon. Bij orgels denkt men dan al gauw aan
een klankkroon in de hoge ligging van de registers. Maar deze is volop aan-
wezig. Hier wordt gedoeld op de basis van het geluid: de lage ligging. Waar nu
de Bombarde 16 vt en de Contrabasse 32 vt de laagste regionen glans geven,
ontbreekt een Contrabombarde 32 vt. In de speeltafel is al wel een registerknop
aangebracht; er is ook nog ruimte in de orgelkas om dat grote register te plaat-
sen. Laten we hopen dat financiering van dit register niet lang op zich zal laten
wachten. Dit orgel verdient een dergelijke bekroning!
Portretten
Door Pieter Schelfhout
Het huidige ledenbestand van Cantemus Domino bestaat uit een zeer
gevarieerde groep mensen. Je kunt er (voormalige) ondernemers aantreffen,
naast personen zonder beroep; ambtenaren naast huisvrouwen, administratief
medewerkers naast musici, en zelfs een enkele student. Al deze mensen slagen
er niet alleen in om tenminste elke woensdag en zondag het voor enige uren
op voet van gelijkheid met elkaar uit te houden, maar zelfs om daar met elkaar
plezier aan te beleven. Zij hebben in 2015 net als hun verre voorgangers uit 1890
het gemeenschappelijke doel om de eredienst in de St. Jacobuskerk op een waar-
dige wijze muzikaal op te luisteren.
36
Om onze diversiteit te illustreren stellen we graag vier van onze leden aan u
voor. Deze zijn willekeurig gekozen; het had net zo goed een ander viertal kun-
nen zijn.
Teresa van der Lubbe
Sopraan
‘Muziek verbindt mensen’
Teresa Van der Lubbe-Neervoort is als twintiger één van de jongste leden van
Cantemus Domino.Nadat zij in 2007 via haar toekomstige schoonfamilie kennis
gemaakt had met de Sint Jacobus is zij geleidelijk aan steeds meer betrokken
geraakt bij de geloofsgemeenschap. De eerste stap in dit proces was echter het
toetreden tot de gelederen van Cantemus Domino. In 2014 is zij lid van het
bestuur van de Sint Jacobusparochie geworden. Sinds de oprichting van de
huidige parochie van Maria, Sterre der Zee voert zij daarvan het secretariaat.
Zij kan in die functie zowel haar expertise die zij in haar studie en als voormalig
consultant verworven had en haar behoefte om op het ideële vlak bezig te zijn,
goed kwijt.
Teresa bekent zelf dat, hoewel ze al besloten had koorlid te worden, haar mo-
tivatie nog werd versterkt toen ze hoorde dat Cantemus Domino een reis naar
Parijs zou gaan maken. Teresa heeft als kind al gezongen en zou lid worden van
het kinderkoor van de St Janskathedraal in Den Bosch toen een verhuizing van
haar ouders daar een streep door zette. Daarna heeft ze zich geconcentreerd op
vioolspelen. Eenmaal lid van Cantemus Domino maakt zij daar duidelijk werk
van. Zolang dat mogelijk was heeft zij lessen gevolgd bij Maria Fiselier, een bek-
ende mezzo-sopraan die nu een internationale zangcarrière heeft. Teresa heeft
een prachtige stem en neemt alleen of samen met Madelon Christians-Steens de
sopraan-soli voor haar rekening. Voorheen zong zij die ook wel samen met haar
schoonmoeder Elles van der Lubbe. Teresa neemt ook deel aan het kleinkoor
dat Jos Laus uit de gelederen van CD heeft geformeerd.
Teresa wordt niet gehinderd door het feit dat zij een van de jongste koorleden
37
is. Vaak valt het haar niet eens op. Dat schrijft zij toe aan de gemeenschappeli-
jke inzet voor de liturgie en de wonderbaarlijke werking van muziek om heel
verschillende mensen met elkaar te verbinden. Als jonge gehuwde vrouw nog
zonder kinderen en met een trouw kerkbezoek is zij misschien ook niet precies
als veel van haar leeftijdsgenoten. Op repetities vindt Teresa het gezellig, er
wordt een zekere humor met elkaar gedeeld en met enkelen van de dames heeft
zij ook buiten de repetities om goed contact.
Als een van de meer begaafde zangeressen heeft zij geen moeite met verschillen
in zangkwaliteit tussen de leden. Wel zouden repetities misschien effectiever
kunnen zijn als er af en toe tijd zou zijn voor een repetitie per stemgroep. Het
koor moet er ook naar blijven streven om het repertoire voldoende afwisselend
te houden. Teresa is erg blij met de reacties op de inspanningen van het koor die
zij zo vaak van de kerkgangers verneemt.
Rogier Tesson,
Tenor
‘De liturgie vormt óns’
Is lid sinds 2005. Hij is getrouwd en vader van twee jonge kinderen. Hij is
werkzaam bij een van de Haagse ministeries. Hij heeft een druk maatschappelijk
leven. Hij zingt op de zondagen niet alleen het meerstemmige repertoire, maar
ook de wisselende gregoriaanse gezangen. Op de zondagen dat er alleen grego-
riaans gezongen wordt is hij ook geregeld van de partij.
Rogier heeft wegens het sacrale en hoogkerkelijke karakter van de liturgie ge-
kozen voor de Jacobus. Met name bij het Gregoriaans ligt zijn hart vanwege het
contemplatieve en verheven karakter. ,,Van het Gregoriaans kun je stil worden.
Het ontwapent je. In de liturgie word je jezelf bewust onderdeel te zijn van
een wijsheidstraditie van eeuwen,’’ zegt hij. Rogier verwijst in dit verband met
instemming naar de uitspraak van kardinaal Daneels dat, vrij geciteerd, het er
niet primair om draait dat wij de liturgie vormen maar dat de liturgie ons vormt.
De latijnse liturgie opent door haar sacraliteit een venster op het transcendente,
datgene wat onze alledaagse werkelijkheid overstijgt, en daar is behoefte aan,
38
meent Rogier, dat zou ook jongeren kunnen aanspreken. Maar aan de andere
kant is zij ook niet bepaald laagdrempelig. Daarin schuilt een zekere paradox.
Van belang is een schone en waardige liturgie te combineren met een inclusieve
manier van kerk zijn. De Jacobus moet haar open en uitnodigende karakter be-
houden en waar mogelijk versterken. Laat zien dat de kerk volop in de 21e eeuw
staat en hoe ons geloofsgoed mensen van nu kan verrijken. Laat vooral ook zien
hoe wetenschap en hedendaagse filosofie kunnen harmoniëren met de leer van
de kerk. Bij veel mensen is sprake van een schisma tussen hoofd en hart. Een
van de primaire taken van het pastoraat is in deze tijd om die kloof te overbrug-
gen.
Rogier voelt zich goed thuis op Cantemus Domino. Er hangt een vriendelijke
sfeer, Jos Laus is een prettige dirigent, er wordt hard gewerkt. Bestuursleden zijn
heel consciëntieus en de onlangs afgetreden voorzitter Dré Olgers heeft in de
loop der jaren veel zorg aan het koor besteed. Alhoewel het goed gaat met het
koor moeten we ons gelet op de snelle secularisatie afvragen hoe we er over 10
jaar voorstaan. Zijn we in staat ons koor te voldoende te verjongen? Wat kunnen
we op termijn bijdragen aan de liturgie van de Jacobus. Er moet iets gebeuren
en het maken van keuzes is daarom onvermijdelijk. Hier is visieontwikkeling
door het bestuur noodzakelijk. Aanwas van nieuwe leden die nog midden in het
arbeidsproces staan zou heel welkom zijn.
De lat wordt hoog gelegd: we hebben een vol programma en streven naar per-
fectie. Het is daarbij de kunst om toch een zekere ontspannenheid te bewaren.
Joke Metz
Sopraan
‘Mooi om de oude teksten te
zingen’
Joke Metz is een van onze gewaardeerde sopranen. Zij is sinds 2002 officieel
lid, maar heeft al sinds 1994 projectmatig meegewerkt aan uitvoeringen van
Cantemus Domino. Joke is met het koor in aanraking gekomen via Rob Sangen,
die zij kende van haar werk bij het inmiddels opgeheven Stadsgewest Haaglan-
39
den. Rob was toen al lid en is dat nog steeds. Voor Joke lag het minder voor
de hand om meteen volledig lid te worden, omdat zij geen banden had met de
rk-kerk en zij daarom eerst wilde aanzien hoe deelname aan de liturgie haar zou
bevallen. Joke heeft een vrijzinnig protestantse achtergrond, maar beschouwt
zichzelf als katholiek, zij het niet als rooms-katholiek. Zij is als zodanig niet de
eerste en ook niet de enige binnen Cantemus Domino. Inmiddels is zij volledig
ingeburgerd in de geloofsgemeenschap van de St. Jacobuskerk en voelt zij zich
op haar gemak op het koor. Ook daar is zij goed en hartelijk ontvangen. Buit-
en de repetities om gaat zij wel eens met collega-zangers naar een uitvoering
of tentoonstelling, maar het zelf meezingen blijft toch het belangrijkste in de
contacten.
Joke is een enthousiaste zangeres. Zij vertelt dat zij, als zij na een vermoeiende
dag werken naar repetitie kwam, zij aan het eind van de avond verkwikt en
uitgerust naar huis kon gaan; nu is ze met pensioen. Joke is altijd blij als na de
zomerstop in augustus de repetities weer beginnen. Zij geniet van het samen
muziek maken en is overtuigd van de zowel lichamelijk als geestelijk heilzame
werking van de zang.
Joke is bewust lid van een kerkkoor. Het heeft iets speciaals om telkens opnieuw
bezig te zijn met dezelfde eeuwenoude (Latijnse) teksten waarin al zoveel gener-
aties hun geloof hebben uitgedrukt. Het Gregoriaans laat zij echter moeiteloos
aan de mannen over, hoewel dat in veel gemeenschappen ook door vrouwen
gezongen wordt.
Joke ziet het koor nog steeds kwalitatief vooruitgaan. Zij schrijft dat toe aan
de uitstekende leiding van Jos Laus, die steeds kritisch maar toch ook geduldig
blijft en aan de instroom van een aantal nieuwe leden die zelf een aanzienlijke
expertise en ervaring meebrachten. Maar Joke is er ook van overtuigd dat we
nog altijd versterking nodig hebben, al was het maar om er zeker van te zijn dat
het koor dóórkan als er iemand onverhoopt mocht uitvallen.
Joke vindt het een voorrecht om te kunnen zingen. Zij vermoedt dat ze het als
sopraan misschien wat makkelijker heeft omdat dat meestal de melodie-voeren-
de partij is. Zij heeft zelf ook zanglessen genomen en als ‘vriend van het Neder-
lands Kamerkoor’ heeft zij meermaals deelgenomen aan de zangdagen die dat
professionele koor af en toe zijn relaties aanbiedt.
Tot besluit zegt Joke: ,,Als onderdeel van de uitgebreide en zorgvuldige liturgie
waarmee de geloofsgemeenschap zich wil onderscheiden, is de koorzang en
40
daarmee het zangkoor van wezenlijk belang voor de St. Jacobuskerk. Het is te
hopen dat Cantemus Domino aan die eisen kan blijven voldoen.’’
Henk Simonis
Bas
‘Altijd al in de ban van
de St. Jacobus’
Niet alleen is Henk Simonis in 1977 lid geworden van Cantemus Domino en
gaat hij alle anderen daarmee ruim vóór, hij stamt ook nog uit een familie die
een band heeft met de voormalige St. Jacobusparochie die meerdere generaties
teruggaat. Toch is deze vriendelijke, actieve en jong ogende man de bescheiden-
heid zelve.
Grootvader Simonis was al ‘voorkeursparochiaan’ voordat die term was uit-
gevonden: eigenlijk vallend onder de parochie van de H. Theresia kerkte hij in
de St. Jacobus. Vader Simonis deed hetzelfde. Hij was elektrotechnicus en heeft
als zodanig in de loop der jaren talloze werkzaamheden voor de kerk verricht,
pro deo natuurlijk. Sterker nog: als belangrijk weldoener van de parochie bracht
hij zelfs geld méé. Maar hij mocht niet in het middenschip van de kerk zitten,
want dat was voorbehouden aan degenen die wel binnen het parochiegebied
woonden. Gelukkig had hij een oplettende zwager die als koster van de St. Jaco-
bus hem toch een plaatsje met zicht op het hoogaltaar kon bezorgen. Dit zijn
verhoudingen die we ons tegenwoordig niet meer kunnen voorstellen.
De jonge Henk ging al vroeg met zijn vader mee naar de Parkstraat terwijl de
rest van het gezin elders ter kerke ging. De orgelconcerten in de St. Jacobus be-
schouwt Henk als het begin van zijn muzikale opvoeding. Henk bleek over aan-
zienlijke artistieke talenten te beschikken. Hij had een goede stem en werd lid
van het Haags Matrozenkoor. Met dit koor heeft hij verschillende grote reizen
gemaakt. In meerdere Europese hoofdsteden werd er opgetreden en er werden
zelfs prijzen gewonnen.
Henks tekentalent is er zelfs de oorzaak van geweest dat hij geen priester ge-
worden is. Door de vader in dit goed katholieke gezin werd voor de oudste zoon
de hoop gekoesterd en erop aangestuurd dat deze naar het seminarie zou gaan.
De toenmalige pastoor Van Dael vond evenwel dat er eerst beoordeeld moest
41
worden of Henk daarvoor wel geschikt was. Uit de afgenomen test bleek echter
dat Henk meer aanleg had voor een artistiek beroep.
Tegenvaller voor vader en het seminarie werd uitgesloten. De onderwijscongre-
gatie van de Broeders van Maastricht vond dit kunstzinnige ‘gebrek’ echter geen
bezwaar en nam Henk graag op als toekomstig medebroeder. Zo heeft hij bij
deze orde zijn Mulo A en B en de kweekschool gedaan.
Aan het eind van zijn opleiding was de inmiddels wat meer gerijpte Henk echter
tot de overtuiging gekomen dat het leven binnen een religieuze congregatie toch
niet zijn keuze was. Hij besloot geen professie te doen, waarna een carrière in de
burgermaatschappij volgde. De invloed van de pastoor van de St. Jacobus heeft
dus ook voor de levensweg van Henk een grote rol gespeeld.
Henk herinnert zich de Sint Jacobuskerk nog als een ‘chique’ kerk. Dat hier de
Pausmis werd gecelebreerd en dat de katholieke diplomaten hier naar de H.Mis
kwamen gaf de parochie standing.
De diakenen/collectanten droegen jacquet en zwarte handschoenen. Zij zaten
op banken met rood fluweel. De koorleden (in die tijd mannen) droegen donker
kostuum en witte handschoenen als zij naar beneden kwamen om als eersten de
Communie te ontvangen.
Voor Henk heeft Cantemus Domino onder leiding de dirigenten Jan Schmitz
en Sipke de Jong zijn beste tijd gehad. Daarna is er een periode van veel onrust
geweest, met een korte opleving onder Tiddo Braun. Het koor had altijd een ei-
gen positie binnen de parochie gehad en dat werkte goed. Toen het kerkbestuur
zich meer met Cantemus Domino ging inlaten, zijn er niet altijd wijze besluiten
genomen. Onder Jos Laus is de rust inmiddels weer volledig teruggekeerd. Dat
de vorige voorzitter Dré Olgers deze professional heeft weten aan te trekken is
zijn grote verdienste geweest.
42
Colofon
Teksten: Ad van der Helm, Jacques Duivenvoorden, Herman Rosenberg, Jos
Laus en Pieter Schelfhout.
Eindredactie: Herman Rosenberg
Foto’s: Frank Jansen, Herman Rosenberg, Mariëtte Huisman, Jos van der Lubbe.
Het jubileumboekje is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de
Jubileumcommissie 125 jaar Cantemus Domino, die bestaat uit de volgende
koorleden: Jenny van Hemert, Thérèse Athmer, Pieter Schelfhout, Henk Tromp-
per en Jacques Duivenvoorden.
Op het koor
43
Printen | Plotservice | Kopiëren | Scanservice | Archief Digitaliseren
Digitaal Drukken | Digitaal Zeefdrukken | Digitaal Frezen | Lamineren | Plastificeren
Repro- van de Kamp BV | Wegastraat 40 | 2516 AP Den Haag
Telefoon: (070) 347 64 64 | www. reprovandekamp.nl
OUDE VRIENDEN
HELPEN ELKAAR
125 jaar-cantemus-domino-final-hres zware versie

More Related Content

More from Jacques Duivenvoorden

Jan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdf
Jan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdfJan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdf
Jan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdf
Jacques Duivenvoorden
 
Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...
Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...
Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...
Jacques Duivenvoorden
 
Jacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdf
Jacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdfJacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdf
Jacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdf
Jacques Duivenvoorden
 
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Jacques Duivenvoorden
 
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Jacques Duivenvoorden
 
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Jacques Duivenvoorden
 
Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...
Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...
Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...
Jacques Duivenvoorden
 
Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119
Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119
Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119
Jacques Duivenvoorden
 
Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...
Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...
Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...
Jacques Duivenvoorden
 
Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...
Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...
Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...
Jacques Duivenvoorden
 
Presentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakije
Presentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakijePresentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakije
Presentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakije
Jacques Duivenvoorden
 
Stamreeks leiss van der lis 20180315
Stamreeks leiss van der lis 20180315Stamreeks leiss van der lis 20180315
Stamreeks leiss van der lis 20180315
Jacques Duivenvoorden
 
Bim positioneren en verankeren in wet en regelgeving
Bim positioneren en verankeren in wet  en regelgevingBim positioneren en verankeren in wet  en regelgeving
Bim positioneren en verankeren in wet en regelgeving
Jacques Duivenvoorden
 
Pagina 7 9 van od1702
Pagina 7 9 van od1702Pagina 7 9 van od1702
Pagina 7 9 van od1702
Jacques Duivenvoorden
 
Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614
Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614
Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614
Jacques Duivenvoorden
 
Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...
Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...
Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...
Jacques Duivenvoorden
 
Od 2016 02-006-008
Od 2016 02-006-008Od 2016 02-006-008
Od 2016 02-006-008
Jacques Duivenvoorden
 
Od 2015 08-lr-006-008
Od 2015 08-lr-006-008Od 2015 08-lr-006-008
Od 2015 08-lr-006-008
Jacques Duivenvoorden
 
Od 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques Duivenvoorden
Od 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques DuivenvoordenOd 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques Duivenvoorden
Od 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques Duivenvoorden
Jacques Duivenvoorden
 
061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1
061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1
061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1
Jacques Duivenvoorden
 

More from Jacques Duivenvoorden (20)

Jan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdf
Jan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdfJan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdf
Jan+Jansz+Duijvenvoorde+alias+Lapper+versie+0.123+20230619.pdf
 
Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...
Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...
Historisch Bewoningsonderzoek boerderij bij de kapel op het Langeveld later D...
 
Jacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdf
Jacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdfJacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdf
Jacobus Duivenvoorden en de drie Woelwijken in de 19e eeuw versie 20220923.pdf
 
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
 
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
 
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
Chronologische documentenverzameling jan jansz duijvenvoorde alias lapper ver...
 
Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...
Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...
Historisch huisonderzoek woelwijk familie heemskerk voorschoten 1707 tot 1762...
 
Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119
Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119
Bewoningshistorie boerderij woelwijk (voorschoten) 1540 1651 versie 20191119
 
Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...
Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...
Historisch huisonderzoek woelwijk in voorschoten. familie van outshoorn eigen...
 
Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...
Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...
Mijn Tsjechische grootvader Josef Křížek, legionair in Frankrijk. Presentatie...
 
Presentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakije
Presentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakijePresentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakije
Presentatie wfa nederland 21 april 2018 100 jaar tsjechoslowakije
 
Stamreeks leiss van der lis 20180315
Stamreeks leiss van der lis 20180315Stamreeks leiss van der lis 20180315
Stamreeks leiss van der lis 20180315
 
Bim positioneren en verankeren in wet en regelgeving
Bim positioneren en verankeren in wet  en regelgevingBim positioneren en verankeren in wet  en regelgeving
Bim positioneren en verankeren in wet en regelgeving
 
Pagina 7 9 van od1702
Pagina 7 9 van od1702Pagina 7 9 van od1702
Pagina 7 9 van od1702
 
Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614
Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614
Voorstel nationale bim strategie voor hergebruik van bim-data geo bim 20160614
 
Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...
Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...
Outline bim strategie rijk, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten en pr...
 
Od 2016 02-006-008
Od 2016 02-006-008Od 2016 02-006-008
Od 2016 02-006-008
 
Od 2015 08-lr-006-008
Od 2015 08-lr-006-008Od 2015 08-lr-006-008
Od 2015 08-lr-006-008
 
Od 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques Duivenvoorden
Od 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques DuivenvoordenOd 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques Duivenvoorden
Od 2015 nr 5 Ketenarchivering voor de Omgevingswet Jacques Duivenvoorden
 
061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1
061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1
061114 ipo bij12_factsheet_a3-def.1
 

125 jaar-cantemus-domino-final-hres zware versie

  • 2.
  • 3. Cantemus Domino 125 jaar Parochie van Maria Sterre der Zee, gemeenschap H. Jacobus de Meerdere ’s-Gravenhage – 2015
  • 4. 4 Op het koor Verspreid door dit boekje is onder de titel Op het koor een serie foto’s opgenomen die fotograaf Frank Jansen op Pinksteren 2015 maakte op de koortribune.
  • 5. 5 Inhoud Voorwoord – Over grenzen heen Ten geleide – 125 jaar zingen voor de heer Cantemus Domino 125 jaar Muziek in de kerk van de H. Jacobus de Meerdere De orgels van de kerk van de H. Jacobus de Meerdere Portretten Colofon 6 8 10 21 26 35 42
  • 6. 6 Voorwoord Over grenzen heen Zang is grenzeloos. Op de eerste plaats kunnen mensen van overal genieten van muziek en zang kunnen zij met elkaar luisteren zodat hun onderlinge band versterkt wordt. Natuurlijk zijn er smaken die verschillen en stijlen die variëren. Er is voor elk wat wils en ieder mens heeft ergens wel een antenne die gevoelig is voor muziek en zang. Zo kan de rijkdom aan verschillen in de muziek en de zang mensen van allerlei achtergrond bij elkaar brengen en met elkaar verbinden over grenzen van smaken en stijlen heen. Zang is ook grenzeloos omdat de taal van liederen niet altijd letterlijk verstaan hoeft te worden. Niet het rationele begrip van de boodschap van een lied staat voorop, want er is ook een boodschap die het verstandelijke begrip overstijgt, die de ziel raakt en haar in beweging brengt. Juist het Latijn dat gebezigd wordt in de zang die Cantemus Domino ten gehore brengt, kan vehikel zijn van religieuze ontroering die sterker is dan het rationele verstaan van de woordelijke boodschap die in een tekst verscholen zit. Evenzeer wordt de grens van de tijd door zang overstegen. De schola cantorum zingt Gregoriaanse melodieën die vaak teruggaan tot de Middeleeuwen, soms zelfs de achtste en negende eeuw. Ook de polyfone misgezangen in de liturgie van de eucharistie kunnen vele tientallen of zelfs honderden jaren oud zijn. Wanneer deze oude muziek ten gehore wordt gebracht, komen we in aanraking met de mensen die deze muziek lang geleden gemaakt hebben of deze in hun eigen tijd gehoord hebben. Tenslotte reiken de zang en de muziek die in onze kerk klinken door Cantemus Domino en zijn dirigent en ondersteunende musici, over de grenzen van ons menselijke bestaan heen. Zij reiken naar God. Zij zijn bedoeld als lofprijzing voor God die de mens geschapen heeft en de aarde in het bestaan geroepen. Zij helpen de mens die als het ware los gemaakt wordt van de kleinheid van zijn menselijke en aardse bestaan. De mens mag zich voor even verheffen en zich verbonden weten met de engelen in het gewelf van de St. Jacobuskerk. Hun stemmen zullen meeklinken in ons koor, zo zingt menige prefatie. Dus de ultieme grens tussen hemel en aarde wordt door de zang overstegen. Daarom is het een grote vreugde dat het koor Cantemus Domino 125 jaar lang zijn zang en muziek laat horen ter ondersteuning van de liturgie in de kerk van
  • 7. 7 de H. Jacobus de Meerdere. 125 Jaar dienstbaarheid aan de verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus in de liturgie is reden tot grote dankbaarheid. God die de bron is van de talenten, heeft mensen geïnspireerd tot deze zang en tot het samenspel dat in een koor immer nodig is. Mede namens alle priesters die voorgaan in de eucharistie in deze prachtig gerestaureerde kerk, wil ik het koor van harte feliciteren. Koorleden, bestuursleden, dirigent-organist wil ik toewensen dat de grenzeloze inspiratie nog vele jaren mag doorklinken in de zang en de muziek ter ere van God en ten dienste van de vreugde van mensen. Cantemus Domino en pro iucunditate hominum – Laten wij zingen voor de Heer en tot plezier van de mens Ad van der Helm, Vicaris
  • 8. 8 Ten geleide 125 jaar zingen voor de Heer Sinds 1890 zingt het kerkelijk zangkoor Cantemus Domino in de kerk aan de Parkstraat in Den Haag, gewijd aan de Heilige Jacobus de Meerdere. Dat is inmiddels een zeer respectabel aantal jaren, een eeuw en dan nog een kwart eeuw erbij. Er zijn maar weinig bedrijven in Nederland die deze leeftijd halen en ook voor een koor is het een prestatie zó lang met elkaar verbonden te blijven. In dit jubileumboekje beschrijft Herman Rosenberg de historie van het koor in vogelvlucht, het ontstaan, de eerste jaren en dan het verloop tot aan 2015 toe. In dit overzicht wordt ook duidelijk wanneer het oorspronkelijke mannenkoor de metamorfose heeft beleefd naar een gemengd koor, wat we in 2015 nog steeds zijn. Jos Laus, koordirigent en organist van de St. Jacobuskerk sinds tien jaar, geeft een overzicht van het muzikale repertoire en de rol van het kerkorgel. Tenslotte heeft Pieter Schelfhout van een aantal koorleden via interviews hun koorervaringen opgetekend, zodat hun beleving van de koorzang tastbaar wordt. Met een serie foto’s wordt wat geschreven is ook getoond, waaronder het 19de-eeuwse vaandel van Cantemus Domino met de beeltenis van St. Caecilia. Het koor heeft in 125 jaar veel meegemaakt. Niet alleen de wereld is veranderd, maar ook in de R.K.-kerk, zeker na de Tweede Wereldoorlog. De verzuilde samenleving verdween langzaam en de secularisatie en ontkerkelijking namen toe. Het vanzelfsprekende van de kerkgang, de Roomse tradities en het ‘Rijke Roomse Leven’ zijn enigszins naar de achtergrond verdwenen. Wat binnen in de R.K.-kerk plaatsvindt heeft een andere ondergrond gekregen. Daarom is het bijzonder dat juist in de St. Jacobuskerk veel waarde werd en wordt nog steeds gehecht aan de Latijnse liturgie en de bijbehorende koorzang. Het lijkt wel of kerk en koor samen de schatbewaarder zijn geworden van deze traditie, die meer is dan zo maar een traditie, omdat het Latijn ons verbindt met de katholieke kerk als geheel. Om deze schat te kunnen bewaren in de nabije én verre toekomst is een goede verstandhouding en ook een wederzijdse inspiratie nodig tussen de zangers en zangeressen van Cantemus Domino aan de ene kant en de kerkgangers van St. Jacobus de Meerdere aan de andere kant. Deze verstandhouding moet ook de bron zijn waaruit nieuwe leden tot Cantemus Domino kunnen toetreden, zodat het koor gevoed blijft met nieuwe zangers en zangeressen.
  • 9. 9 Moge het jubileum 125 jaar Cantemus Domino de relatie tussen kerkgangers en koor versterken en daarmee bijdragen aan de gemeenschappelijke opgave de muziek en zang behorend bij de Latijnse liturgie tot in lengte van jaren te laten klinken. Jacques Duivenvoorden, Voorzitter Cantemus Domino
  • 10. 10 Cantemus Domino 125 jaar Door Herman Rosenberg De geschiedenis van het zangcollege Cantemus Domino is met zijn vele hoogtepunten en ook minder geslaagde periodes nauw verbonden met die van de katholieke kerk in Nederland. De vernieuwingen in de kerk van de jaren zestig leidden bijvoorbeeld tot de omvorming van het traditionele mannenkoor tot een gemend koor. En had uiteraard ook ingrijpende gevolgen voor het repertoire. De historie van het koor wordt ook gekenmerkt door grote inzet en betrokkenheid van zijn leden. Die zijn een voorwaarde voor een goed functionerend koor. Tegelijk kunnen ze ook leiden tot emoties en conflicten, vooral als er veranderingen op til zijn. Al die dingen komen we tegen in de geschiedenis van Cantemus Domino, dat sinds 1890 elke zondag paraat heeft gestaan en nog staat om de eredienst op te luisteren in de kerk van de H. Jacobus de Meerdere aan de Parkstraat in Den Haag. Voor een gedetailleerde geschiedenis ontbreekt hier niet alleen de ruimte, maar ontbreken ook de bronnen. Het koorarchief over de periode 1890-1945 ging op 3 maart 1945 verloren bij het bombardement op het Bezuidenhout, waarbij de woning van koorsecretaris Jacques van den Broek in de as werd gelegd. Toch is er uit andere bronnen – het parochiearchief, documenten van en over de diverse dirigenten en organisten, materiaal van de ‘buren’ (Boskantparochie) wel een beeld te schetsen. Over de jaren ná ‘45 is er wel archiefmateriaal beschikbaar. We volgen hier in grote lijnen de bijdragen in het jubileumboekje van een kwart eeuw geleden - Cantemus Domino, 1890-1990 – en vullen dat aan met een overzicht van de laatste 25 jaar. Voorgeschiedenis Cantemus Domino bestaat 125 jaar. Dat voert ons terug naar 1890, maar dan rijst meteen de vraag welk koor er dan zong vanaf 1878, toen de nieuwe St. Jacobus in gebruik werd genomen. En wie zongen er dáárvoor, in de periode dat de parochie twee kerken gebruikte, de schuilkerk aan de Oude Molstraat en de Hofkapel op het Binnenhof? De lezer zij gewaarschuwd, de voorgeschiedenis van CD, zoals we onze naam voor het gemak zullen afkorten, is een roerige! Het verhaal begint in 1811 toen een nieuw koor werd opgericht, dat de missen in beide kerken – op het Binnenhof dus én in de Oude Molstraat – diende op te luisteren. De naam van dit zangcollege luidde Deo et Ecclesiae Sacrum (Aan God en de Kerk gewijd). Met name de ruime Hofkapel bood gelegenheid tot het uitvoeren van grotere missen met orkestbegeleiding. Behalve composities van
  • 11. 11 nu vrijwel vergeten toondichters als Franz-Georg Bühler uit Augsburg en de Amsterdammer F. Wansing, stonden ook missen van Mozart en Haydn op het repertoire. Zo’n vier keer per jaar werden dergelijke ‘muziekmissen’ uitgevoerd en ze trokken volle kerken. Maar er lagen problemen op de loer. Het bestieren van twee kerkgebouwen en dan ook nog eens de ‘grote staat’ die werd gevoerd in een van de twee, bleek de krachten van de parochie te boven te gaan. Pastoor J.F. Sem sloeg aan het reorganiseren en had binnen de kortste keren met iedereen ruzie, over geld. Met het College van Diakenen, maar ook met het zangkoor. Dat moest het vanaf 1829 zonder orkest stellen, want de pastoor weigerde de musici nog langer te betalen. Het leek nog een tijdje goed te gaan, want organist Arnold Christiaans (1811-1902) verzorgde voortaan de begeleiding. Maar pastoor Sem bezuinigde door. In 1832 kwam hij frontaal in botsing met het koor, toen hij aankondigde dat Christiaans ontslagen zou worden. Het koor was razend en deelde mede dat het zou ‘ophouden den kerkelijken dienst waar te nemen van het oogenblik af dat de organist A. Christiaans zal ophouden als zoodanig werkzaam te zijn’. Sem drukte door en ontbond het opstandige zangcollege. Maar de zangers van Deo et Ecclesiae Sacrum lieten zich niet zo maar aan de kant schuiven. Ze stapten collectief over naar wat later bekend zou worden als de Boskantparochie. Al op 15 augustus 1832 zong het koor de mis in de voormalige kapel van de Franse ambassade aan de Casuariestraat, die een decennium later zou worden vervangen door de kerk van de H.H. Antonius en Lodewijk (‘Boskantkerk’) aan de Prinsessegracht. Pastoor Sem liet zich evenmin uit het veld slaan. Hij vroeg oud-koorzanger W.L. van Dooren een nieuw koor te formeren. En hoewel de vertrokken zangers uitdrukkelijk hadden gesteld dat de naam van hun koor niet door anderen mocht worden gebruikt, deed de eigenwijze Sem dat wel. Het nieuwe koor van de Hofkapel en de schuilkerk kreeg óók de naam Deo et Ecclesiae Sacrum. Daardoor hebben er tot 1890 letterlijk naast elkaar twee kerkkoren met deze naam bestaan. Het koor van de Boskant heeft deze naam tot ver in de 20ste eeuw gevoerd. Na enige jaren was het nieuwe koor weer op sterkte en konden weer grote missen worden uitgevoerd. Als dirigent trad toen geregeld B.A. Graue op, contrabassist van de Koninklijke Hofkapel. Verschillende beroemde namen komen we in de volgend decennia tegen in de Hofkapel. Op Pasen 1834 zong de beroemdste sopraan van haar tijd, de Duitse Henriëtte Sontag (gravin Rossi, 1805-1854), de solo’s.
  • 12. 12 Zij had elf jaar eerder de titelrol gezongen bij de première van Euryanthe van Carl Maria von Weber in Wenen en zong later in alle grote operahuizen van Europa. Van meer structurele aard was de betrokkenheid bij de kerkmuziek in de Hofkapel van Johannes Verhulst (1816-1891), die zou uitgroeien tot een centrale figuur in het Nederlandse muziekleven in de tweede helft van de 19de eeuw. Hij was in 1836-1837 organist in de Hofkapel, waarna hij naar Duitsland vertrok om te gaan studeren bij Mendelssohn. De dames weg Eén grote omwenteling uit de 19de-eeuw kan hier niet ongenoemd blijven. In 1865 viel op het Provinciaal Concilie in Utrecht het besluit dat vrouwen geen lid meer mochten zijn van kerkkoren. Dit had uiteraard grote gevolgen. Het was in één keer afgelopen met de concertmissen. In hoog tempo werden missen van Haydn en Mozart bewerkt voor mannenkoor. Zowel bij de zangers als bij de kerkgangers vielen deze missen in de smaak. Maar professionele musici waren ze een gruwel. Bijvoorbeeld Carel Lodewijk Willem Wirtz (1841-1935). Als zoon van de dirigent van het koor van de Teresiakerk aan het Westeinde, kreeg Wirtz een brede muzikale vorming. Hij studeerde aan de Koninklijke Muziekschool in Den Haag en het conservatorium in Brussel en werd een bekend pianosolist en –pedagoog. Van 1860 tot 1879 leidde hij het koor van de Hofkapel en dus ook, zij het kort, dat van de nieuwe kerk aan de Parkstraat. Bij de inwijding van de kerk klonk Haydns Nelsonmesse,in een bewerking voor mannenkoor! De beroemde sopraan Henriëtte Sonta zong op Pasen 1834 in de Hofkapel
  • 13. 13 Na een periode waarin Wirtz zich geheel toelegde op het lesgeven en componeren, keerde hij in 1886 terug in Parkstraat als ‘eere-directeur in functie’. Er was hem in het vooruitzicht gesteld dat hij de bezem door de muziekkast mocht halen. Tevens zou er een jongenskoor worden geformeerd, zodat muziek van Palestrina en tijdgenoten kon worden uitgevoerd. Wirtz ging er vol tegenaan en slaagde er inderdaad in polyfone muziek uit te voeren. Maar hij ondervond daarbij forse tegenwerking. Binnen een jaar diende hij bij deken mgr. G.F. Drabbe zijn ontslag in. Maar nu was de boot aan. De deken sommeerde de koorzangers in een woedende brief de ‘pas ingeslagen weg naar den echten kerkzang’ te blijven volgen en niet terug te keren naar het oude repertoire, waarvan hij zo had gehoopt dat het ‘voor altoos’ in de kast was opgeborgen. Het bleef onrustig. De zangers bleven klagen en organist J. Kapteijn maakte zich, volgens Wirtz, schuldig aan ‘lasterende kwaadsprekendheid’. Voor deken J.Th.A. Heijligers, de opvolger van Drabbe, was de maat niet veel later vol. Op Pasen 1890, kennelijk voldeed het koor op dat hoogfeest niet aan zijn verlichtingen, hief hij Deo et Ecclesiae Sacrum op. Een nieuw koor Deken Heijligers zei niet alleen A maar ook B. Op 8 juli 1890 richtte hij een nieuw parochiekoor op onder de zinspreuk Cantemus Domino, Laten wij zingen voor de Heer. De naam is ontleend aan wat sinds de herstelde paasliturgie de derde tussenzang is in de lange woorddienst van de Paaswake. De voorafgaande lezing (Exodus 14 en 15) beschrijft de tocht van de Joden door de drooggevallen Rode Zee. Carel Lodewijk Willem Wirtz, de eerste dirigent van Cantemus Domino
  • 14. 14 Het nieuwe koor begon met twaalf zangers, slechts de helft van het aantal leden van het oude koor. Velen zagen die nieuwe aanpak van Wirtz niet zitten, maar deze zette door. Kennelijk bestond ook het jongenskoor nog, want de eerste mis die CD uitvoerde, was er een van Palestrina. Lang heeft het dirigentschap van Wirtz niet geduurd, want al in 1891 vertrok hij. Er schijnen toch weer problemen met de zangers te zijn geweest, die maar niet konden wennen aan het Renaissance-repertoire. Tussen 1891 en 1943 werd CD geleid door achtereenvolgens A. Weimar, Y. van den Boch, Frans Haring, Jan Bakker, kapelaan De Wildt, Leo Korpel en Piet van den Oever. Onder de opvolgers van Wirtz domineerde opnieuw muziek voor mannenkoor. Daarbij moet wel worden aangetekend dat er aan het begin van de 20ste eeuw steeds meer nieuw materiaal beschikbaar kwam van Nederlandse componisten, zodat minder vaak de dubieuze bewerkingen van Haydn- en Mozartmissen klonken. Composities van de Haarlemse componist Philip Loots (1865-1916), waaronder zijn grote Magdalena-mis, en van de Amsterdammer Hubert Cuypers (1873-1960), werden kort na verschijnen in studie genomen en uitgevoerd. Dat geldt ook voor een aantal motetten van Alphons Diepenbrock Op het koor
  • 15. 15 (1862-1921). Later kwam daar ook muziek van Jan Nieland (1903-1963) en van de Hagenaar Jaap Vranken (1897-1956) bij. In de eerste decennia van de 20ste was de mannenkoorzang zeer in trek. Er waren veel concerten en concoursen buiten de kerk, waar de heren van CD geregeld aan deelnamen. In 1913 bijvoorbeeld, namen maar liefst twee kwartetten geformeerd uit koorleden deel aan het ‘Stedelijk Kwartetconcours’ in Diligentia. Een jaar later nam men deel aan een ‘Grooten Nationalen Zangwedstrijd’ in Haarlem, waar Loots in de jury zat. Of er prijzen werden gewonnen is niet bekend. Op concoursen In 1906 en 1921 was dat wel het geval. Duidelijk is dat Cantemus Domino al in de jaren ’10 en ’20 van de 20ste eeuw een goede reputatie genoot. Niet voor niets ontstond in de rijen van dit koor het initiatief om een groot Haags, niet-kerkelijk mannenkoor op te richten. In 1917 ontstond zo het bekende koor Die Haghe Sanghers. Feesten en potreizen Cantemus Domino is altijd behalve een zangcollege ook een vereniging geweest met aandacht voor de gezelligheid. Hoogtepunten waren (en zijn) de jaarlijkse vieringen van het Ceciliafeest. Tot in de jaren zestig van de 20ste eeuw gebeurde dat altijd op de naamdag van de heilige, 21 november. De ochtendmis werd gezongen en dan volgde de jaarvergadering. ’s Avonds zag men elkaar terug op de pastorie voor feestelijk samenzijn. Vanaf 1917 dineerden de zangers meestal in een goed restaurant, zoals ’t Gouden Hooft, Boschlust aan de Bezuidenhoutseweg of Riche bij de ingang van de Passage op het Buitenhof. Het vaandel van Cantemus Domino met afbeelding van de H. Cecilia, ontstaan rond 1890
  • 16. 16 Na de Tweede Wereldoorlog was het oude Hotel du Passage jarenlang de vaste stek. De maaltijden werden opgeluisterd met zang. Niet zelden klonken opera- aria’s of Duitse drinkliederen.Aan het begin van de 20ste eeuw raakte ook de zogeheten ‘Potreis’ in zwang, een reisje dus dat (grotendeels) werd betaald uit de pot, de koorkas. Aanvankelijk ging het om relatief eenvoudige uitstapjes, bijvoorbeeld naar Nijmegen of De Steeg. Maar al snel reisde men langs de Rijn of naar België. Kort voor de Tweede Wereldoorlog bezocht het koor zelfs Canterbury. Na de oorlog ging het opnieuw vaak naar de Rijn, bijvoorbeeld naar Boppard of Rüdesheim. In 1969 gingen de heren en hun echtgenotes, die bij uitzondering mee mochten, zelfs vijf dagen naar het Zwitserse stadje Ilanz. De organisatie was in handen van koorlid Jan Rops. Woelige tijden Na de Tweede Wereldoorlog leek het lang alsof alles bij het oude zou blijven. Op 25 mei 1945 kwamen de leden bijeen in de pastorie. Deken Van der Tuijn wijdde enige woorden aan de verschrikkingen van de bezetting, maar al snel ging hij over tot de orde van de dag: te weinig zangers voor het lof, op tijd komen, het gregoriaans moet beter. Het waren punten die jaar na jaar terug zouden blijven komen. Maar er ging wél iets veranderen. Pastoor J.R. van Dael liet het koor aan het begin van de jaren zestig al weten dat de tijden van de ‘romantische muziek’ voorbij waren en dat hij hoopte dat spoedig ‘Nederlandse psalmen’ zouden klinken in de St. Jacobus. Hij verwees naar het net begonnen Tweede Vaticaans Concilie. Die kerkvergadering herzag de oude liturgie en bepaalde dat naast het Latijn voortaan ook de landstaal was toegestaan. In vele Nederlandse kerken leidde dat tot drastische ingrepen. Koren zagen zich van de ene op de andere dag beroofd van hun repertoire. Niet Cantemus Domino. De progessieve pastoor Van Dael overleed in 1965. Zijn opvolger L.C.J. Wüst bleek een voorstander van de (vernieuwde) Latijnse liturgie. En ook de parochieherders na hem, Harry J.M. Hofstede en Ad van der Helm waren en zijn dat. Zo bleef de zondagse Latijnse hoogmis in de Parkstraat bestaan, tot op de dag van vandaag. De dames terug Maar het repertoire van het koor veranderde wel. Opvallend was al dat bij het 75-jarig bestaan van het koor in 1965 nu eens niet de Magdalena-mis van Loots klonk, maar de Mis in G van Schubert, met orkestbegeleiding en solisten. Het jongenskoor Laus Infantium dat de parochie toen kende – het werd geleid door broeder Bernardo – zong de sopraan- en altpartij. Directeur- organist Jan Schmitz (1916-2001), die het koor sinds 1944 leidde, studeerde ook missen in van Gretchaninoff, Strategier en Andriessen. Schmitz zorgde verder voor een renovatie en uitbreiding van het orgel. Hij was een bekende
  • 17. 17 figuur in de Nederlandse orgelwereld en was geregeld op de radio te horen. Schmitz’ opvolger Hans Braun richtte in 1970, toen het jongenskoor begon te verlopen, het dameskoor Canticum Novum op. Daar moesten de herenzangers aan wennen, maar Braun liet hen weten dat de dames van ‘vitaal belang’ waren om het repertoire verder te vernieuwen. De dirigent kreeg volop steun van de jonge organist Ton van Eck. Uiteindelijk werden de koren in 1977 na veel gedoe samengevoegd. Pastoor Wüst had hier sterk op aangedrongen. Het eerste gemengde bestuur bestond uit Theo Vogels (voorzitter), Antoon Gaemers, Mia Vergroesen, Betty Frijters, Cocky van de Kamp en Jan Rops. Vanaf 1979 werd het koor geleid door de bekende Haagse musicus Sipke de Jong. De kerk dicht? Eind jaren zestig leek het laatste uur te hebben geslagen voor de trotse St. Jacobuskerk. Teruglopend kerkbezoek en de slechte staat van onderhoud van het gebouw maakten dat het kerkbestuur er geen gat meer in zag. Men besloot de kerk te sluiten. Sloop leek onafwendbaar. Maar daar was lang niet iedereen het mee eens. Er ontstond een comité van actieve parochianen, waarin ook koorleden een rol speelden. Met behulp van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg slaagde dat erin het bisdom en minister Marga Klompé te overtuigen van de waarde van de kerk, de enige schepping van bouwmeester Op het koor
  • 18. 18 Pierre Cuypers in Den Haag. De kerk kwam op de monumentenlijst en kreeg een restauratiesubsidie. Sindsdien is veel werk gemaakt van het onderhoud en de conservering van de kerk en zijn interieur. Muzikaal gezien was van groot belang dat in 1976 het Adema-orgel van de te slopen Spaarnekerk in Haarlem kon worden aangekocht. Het pijpwerk van het oude Maarschalkerweerd-orgel werd erin opgenomen. CD 100 jaar 1990 werd een echt jubeljaar voor Cantemus Domino. De voorbereidingen begonnen al twee jaar eerder. Een commissie onder leiding van Antoon Gaemers bereidde niet alleen een feest voor, maar zelfs een heel jaar vol met activiteiten, in november culminerend in een Romereis. De viering begon eind 1989 al met een kerstconcert in samenwerking met het Haags Matrozenkoor. Verschillende gastkoren zongen de mis in het feestjaar, waaronder het koor St. Martinus uit Weert, het Hulster Gemengd Koor en Deo Sacrum uit Poeldijk. Met dat laatste koor werd ook twee keer samen opgetreden. De gezamenlijke herenkoren deden oude tijden herleven met een uitvoering van de gedeeltelijk achtstemmige Missa in honorem Sanctae Mariae Magdalenae van Philip Loots (de ‘Grote Loots’). Op het feest van kerkwijding in september klonk, weer samen met Poeldijk, de dubbelkorige Missa Christus Rex van Hendrik Andriessen. Voor de eigenlijke jubileummis op 8 juli werd de omvangrijke Messe in D-dur van Antonin Dvorák ingestudeerd. Rome Hoogtepunt van het jaar was van 9 t/m 12 november de reis naar Rome. Het koor zong er drie keer de mis, in de basiliek van Sint Paulus buiten de Muren, in de Friese Kerk vlakbij het Vaticaan en in de St. Pieter ter gelegenheid van het Willibrordusjaar (Missa Te Deum Laudamus van Andriessen). Ook nam het koor deel aan een audiëntie in de grote Nervi-hal (Paulus VI Auditorium) en Cantemus Domino juicht paus Johannes Paulus II toe in de audiëntiehal van Vaticaanstad, 1990
  • 19. 19 zong daar enige motetten. Paus Johannes Paulus II kwam het koor zelf bedanken en liet zich te midden van de koorleden fotograferen. Moeilijke jaren en nieuw perspectief Het komt voor bij koren en orkesten, maar het gebeurt in de buitenwereld ook geregeld. Soms blijkt een leidinggevende, ondanks een goed verlopen sollicitatieprocedure, toch niet te passen in de organisatie. Het ‘matcht’ niet, er is geen ‘klik’, heet dat dan. Het overkwam Cantemus Domino na het afscheid van Sipke de Jong in 1995. Zijn opvolger Albert-Jan Roelofs en CD bleken ondanks veel goede wil en bemiddeling niet met elkaar overweg te kunnen. Dat leidde in 1996 tot het afhaken van negentien leden, bijna de helft van het koor. Het kerkbestuur liet zich evenwel niet onder druk zetten en bleef achter de dirigent staan. Voor het koor braken andere tijden aan. Er verschenen noodgedwongen kleinere, drie- en tweestemmige missen op het repertoire. Wel slaagde Roelofs erin door de oprichting van een projectkoor geregeld toch grotere missen uit te voeren, zoals de lang niet gezongen Missa Festiva van de Haagse componist Marius Monnikendam (1896-1977). Toen er eind 1999 opnieuw spanningen ontstonden rond de werkwijze van de dirigent, had het kerkbestuur er genoeg van. Roelofs werd in het nieuwe jaar vrij plotseling op non-actief gesteld; het kwam voor de meeste koorleden als een verrassing. In dezelfde periode vertrok Ton van Eck. Hij werd organist van de Kathedrale Basiliek St. Bavo in Haarlem. Er volgden nog enige ‘magere’ jaren. Het koor werd achtereenvolgens geleid door Tiddo Braun, de zoon van Hans, en Peter Priem. Organist was in deze periode Jeroen Pijpers. Omdat Priem niet elke zondag aanwezig kon zijn, kreeg hij assistentie van René Mahieu, die onder Sipke de Jong wel eens was ingevallen en ook wel eens meezong. Al met al een weinig bevredigende situatie die het koorbestuur in 2004 deden constateren dat het moeilijk werken was met ‘twee kapiteins op één schip’.
  • 20. 20 Restauratie en herstel Nog dezelfde zomer volgden ingrijpende besluiten. Er trad een nieuw bestuur aan onder leiding van parochiaan Dré Olgers, die geen lid was van het koor, maar zich juist daardoor met enige distantie over de problemen kon buigen. De Rijswijkse musicus en orgeldeskundige Jos Laus werd aangetrokken als dirigent- organist. Er werd dus in één keer afscheid genomen van Priem, Mahieu en Pijpers. Dat bleek, hoewel hun inzet en kwaliteiten nooit ter discussie hebben gestaan, een goede ingreep. Het koor had na een kleine tien jaar van wisselingen in de leiding behoefte aan rust en stabiliteit. Die kwamen er onder leiding van Laus en Olgers. Het beste bewijs daarvoor was dat het ledental weer langzaam begon te groeien. Missen van Mozart en Schubert verschenen weer op het repertoire. Voor het koor nieuwe missen als die van Claudio Monteverdi, Johann Ernst Eberlin, Joseph Haydn (Nicolai Messe) en Herman Strategier werden met succes in studie genomen en uitgevoerd. De opbloei van Cantemus Domino liep min of meer synchroon met het de laatste grote kerkrestauratie. Tussen 2001 en 2010 werd het volledige interieur van de kerk hersteld. Ook het orgel onderging een restauratie en uitbreiding. Nog meer dan voorheen vormen nu koorzang, liturgie en architectuur één inspirerend geheel. Dat het nog lang zo moge blijven! Koorzangers tussen de steigers tijdens de grote restauratie van de kerk, 2005
  • 21. 21 Muziek in de kerk van de H. Jacobus de Meerdere Door Jos Laus Het 125- jarig bestaan van het parochieel Dames en herenkoor Cantemus Domino nodigt uit stil te staan bij de muzikale activiteiten die dit koor aan de dag legt. Bij het eeuwfeest in 1990 verscheen een mooi jubileumboekje, waarin een goed beeld geschetst werd van de geschiedenis van het koor. Een van de auteurs van toen, Herman Rosenberg, heeft nu de geschiedenis opnieuw verteld en ook de laatste kwart eeuw belicht. Mij werd als dirigent/organist gevraagd nader in te gaan op de huidige kerkmuziekpraktijk in de Jacobuskerk en de functie van het pijporgel hierin. Toen ik ruim tien jaar geleden werd aangesteld als koordirigent en organist, stond de kerk aan de binnenkant in de steigers en trof ik een koor aan dat in feite nog maar een schim was van het  gezelschap dat in de gloriedagen o.l.v. Jan Schmitz, Hans Braun en Sipke de Jong furore maakte; een koor met een zekere naam, opgebouwd in die lange eeuw sinds de oprichting in 1890. Allerlei wisselingen in de directie en andere interne verwikkelingen hadden niet alleen het ledental doen slinken, maar daarmee ook de mogelijkheden verkleind om goede kerkmuziek op een verantwoord niveau uit te voeren. Uitvoering van vierstemmige werken voor gemengd koor was moeilijk. Men wilde wel iets, maar de mogelijkheden waren beperkt. Duidelijk was dat ook het koor in de steigers moest. Bij de overstap van mijn vorige werkplek werd mij alle hulp en steun toegezegd door een nieuw koorbestuur om een inhaalslag te gaan maken. Geen kleine uitdaging! Een van de hulpmiddelen daartoe was de inzet van gastzangers voor grotere projecten. Naast de gebruikelijke repetitieavond op woensdag werd er met regelmaat een zaterdagochtend ingelast om op een gedegen manier het wat grotere repertoire gestalte te geven. Een en ander bleef niet zonder succes en een groot aantal gastzangers van het eerste uur maakt thans deel uit van het gemengde koor. Aantrekkingskracht Het intensief repeteren wierp uiteindelijk niet alleen zijn vruchten af, maar wat belangrijker was: het bereikte resultaat en de uitstraling droegen bij tot een grotere aantrekkingskracht. Het was aantrekkelijk om lid te worden en kerkmuziek op hoog niveau uit te voeren. Stevige acquisit tie voor nieuwe leden was niet direct nodig. De leden kwamen min of meer vanzelf. Het verloop was nihil en door deze stabiliteit werd het mogelijk groter
  • 22. 22 repertoire in studie te nemen. Daarnaast waren er ook leden toegetreden die - met een vaak meer dan verdienstelijke stem - het mogelijk maakten de voorgeschreven soli in de grote missen door eigen leden te laten verzorgen. Cantemus Domino had in het verleden dus een grote traditie opgebouwd op het gebied van de kerkmuziek. Grote missen uit het repertoire voor mannenkoor werden weliswaar niet vaak meer gezongen, maar incidenteel kwam een grote mis nog wel eens op de lessenaar. Ook de tijd van de jongenskoren lag inmiddels al ver achter ons. Het zwaartepunt van het repertoire van Cantemus Domino lag in de jaren zeventig, tachtig en negentig van de 20ste eeuw bij de koorwerken van de Weense Klassieken als Haydn en Mozart. Het lag dan ook voor de hand om die draad uit het verleden weer op te pakken en hier en daar uit te breiden. Naast de gemengde koorzang kent de Jacobuskerk in haar Romeinse liturgie ook de eenstemmige gregoriaanse zang, uitgevoerd door de Schola Cantorum. Dit gezelschap van heren – eveneens een onderdeel van Cantemus Domino – verzorgt iedere zondag de wisselende gregoriaanse gezangen van de dag conform de kalender van het liturgisch jaar. In combinatie met de Schola ontstond een schema waarbij het gemengde koor eens per veertien dagen de vaste gezangen voor haar rekening neemt, terwijl de Schola dan alleen de wisselende gezangen uitvoert. Hoogtepunt vormen de plechtigheden van de Goede Week. Alle gregoriaanse gezangen van die dagen worden gezongen met als markant moment de gezongen Latijnse passies op Palmzondag en Goede Vrijdag, een taak die is toebedeeld aan de pastoor/vicaris (Christus), de magister cantus van de Schola (Synagoga) en een voorzanger, die als evangelist optreedt (Evangelista). Vanzelfsprekend is de belasting voor de leden van de Schola groot, maar daar staat de inspiratie en muzikale rijkdom tegenover, die uit dit alles tot iedereen komt! De plechtige Hoogmis van Pasen vormt dan de muzikale apotheose van de Goede Week; een feestelijke Missa (meestal met orkest) wordt uitgevoerd met aansluitend het Halleluia uit de Messiah van G.F. Händel. Deze rijkdom aan muzikale mogelijkheden bood volop de kans het repertoire van het gemengde koor naar andere kerkmuzikale stijlen uit te breiden. Kleinere missen van Anton Bruckner (Missa Choralis en de Missa in C) als mede motetten van Edward Elgar en werken van César Franck (Ave Maria en Psalm 150) werden in studie genomen als representanten van de laat 19de-eeuwse kerkmuziek. De 18e eeuw wordt vertegenwoordigd door missen van Antonio Caldara, Johann Jos. Fux en Johann Ernst Eberlin. De stijl van hun muziek laat zich kenmerken als laatbarok of vroeg klassiek en is niet al te moeilijk om uit te voeren. Bovendien zijn deze missen in lengte beknopter van opzet in vergelijking met de vele andere grote missen. Kerkelijke plechtigheden konden in de afgelopen eeuwen aanzienlijk langer duren! Veel van hun composities
  • 23. 23 waren voorzien van een begeleiding door twee violen, een violoncello en basso continuo. De gangbare uitvoeringspraktijk van de kerkmuziek in die dagen, omdat veel (klooster)kerken en kerken aan het Hof beschikten over een orkest; het orgel was dan een ondergeschikt begeleidingsinstrument. Op de rol van het orgel kom ik later nog terug. Orkest De belangstelling van de parochianen en de steun van het kerkbestuur om de kerkmuziek in de Jacobuskerk op goed niveau en in stijl met orkest uit te voeren (je zou kunnen spreken van een voorbeeldfunctie), bracht een donateur van Cantemus Domino ertoe het koor jaarlijks te laten profiteren van het rendement van een aantal aandelen. Voorwaarde voor deze vrijgevigheid was dat met genoemd rendement een orkest gefinancierd zou worden ter ondersteuning van de koorzang in de viering van de plechtige Kerstnachtmis. Inmiddels is dit alweer een jaarlijkse traditie die de koorzangers veel genoegen verschaft ook de orkestleden, die altijd met plezier komen spelen. De orkestjes worden – al naar gelang de bezetting dat vraagt – samengesteld uit studenten van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en uit regionale orkesten. Ook docenten van het KC en muziekscholen schromen niet hun medewerking te verlenen aan deze uitvoeringen.Om het muzikale spectrum van het koor Op het koor
  • 24. 24 nog verder uit bouwen werd in achterliggende jaren ook gekeken naar het kerkmuzikale repertoire van de jaren vijftig. In goede tijden had het koor al eens muziek gezongen van Hendrik Andriessen en Marius Monnikendam. Grote missen met een gematigd modern klankidioom en vaak voorzien van spectaculaire orgelbegeleidingen. Hoewel door sommige parochianen als (te) modern beschouwd, kwam deze voortreffelijke kerkmuziek toch op het repertoire; voor de uitvoering van de Missa Christus Rex van Andriessen, werd in 1990 een beroep gedaan op de koorvrienden van Deo Sacrum uit Poeldijk. Gaandeweg werd dit repertoire gemeengoed van Cantemus Domino en zo kon het gebeuren dat er een CD verscheen met daarop de uitvoering van de Missa Te Deum Laudamus en de Septem Cantica Sacra van Hendrik Andriessen. Sinds jaar en dag vindt in de Jacobuskerk de pontificale eucharistieviering plaats van de herdenking van de Pauskeuze. Het gehele Nederlandse Episcopaat en leden van het Corps Diplomatique zijn dan op uitnodiging van de Nuntiatuur verzameld in de Jacobuskerk om met grote luister de Pauskeuze te vieren. Een gilde van vendelzwaaiers verleent medewerking en Cantemus Domino verzorgt de liturgische gezangen. Zo is het al jaren traditie dat aan het eind van die viering de zogenaamde Pausmars (Marche Solemnelle) van Charles Gounod ten gehore wordt gebracht door een ensemble van koperblazers en pauken. De aanwezigheid van deze musici maakt het ook mogelijk repertoire op de lessenaar te plaatsen, waarbij het koor door koper en orgel wordt begeleid. Zo kwamen met succes werken van Marius Monnikendam (Missa Festiva), Albert de Klerk ( Missa ad modum Tubae) en Herman Strategier (Missa sine Nomine II) tot uitvoering. Motetten Met regelmaat zingt Cantemus Domino motetten uit diverse stijlperioden. Meestal worden deze motetten a Capella uitgevoerd, het geen wil zeggen: geheel zonder begeleiding. Het koor moet het dus geheel op eigen kracht doen. Nauwkeurig luisteren naar de andere stempartijen, op de goede toonhoogte blijven etc. Voorwaar geen sinecure; nota bene een koor dat niet a capella kan zingen, mag zich eigenlijk geen koor noemen! Nu is het goed zingen van een klein à capella motet al behoorlijk veeleisend, laat staan een complete missa. Ooit had Cantemus Domino een dergelijke mis (Missa Brevis) van Giovanni da Palestrina op het repertoire, maar deze veeleisende manier van zingen was verdwenen en de prachtige partituren lagen te verstoffen in het muziekarchief! Indachtig dat een koor ook a capella moet kunnen zingen werd de Missa a 4 voces van Claudio Monteverdi in studie genomen. De uiteindelijke uitvoering na vele repetities bracht een kleine euforie tot stand, de koorleden werden als het ware boven zichzelf uitgetild door het behaalde resultaat. Zo is er dus een begin gemaakt om ook deze stijl binnen het scala van mooie kerkmuziek en plaats
  • 25. 25 geven in het repertoire van Cantemus Domino. Niet onvermeld mag blijven de medewerking van Cantemus Domino aan de TV-uitzendingen van KRO/RKK. In verschillende bezettingen als gemengd koor, dameskoor en Schola Cantorum treedt het gezelschap al weer enige jaren een drietal zondagen per jaar letterlijk en figuurlijk in de spotlights. De verzorgde en rijke liturgie van de Jacobuskerk in Den Haag wordt blijkbaar ook landelijk zeer gewaardeerd. De steigers die ik bij mijn aantreden in de Jacobuskerk aantrof zijn al jaren geleden verdwenen. Het gebouw toont zich zelf in alle pracht. Ook de steigers die rondom Cantemus Domino moesten worden opgetrokken vanwege ‘werk in opbouw’ zijn inmiddels afgebroken; het resultaat mag bewonderd worden en er valt muzikaal veel te genieten, maar net als bij een fraai gebouw dient niet alleen het metselwerk onderhouden te worden, maar verdiend ook het fundament alle zorg! De inspanningen van alle betrokkenen, bestuur en leden, de initiatieven en vooral de inspiratie - dit alles wijst erop dat we de toekomst van Cantemus Domino met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Het was en is mij een genoegen als bouwmeester aan dit proces te hebben mogen meewerken! Op het koor
  • 26. 26 De orgels van de kerk van de H. Jacobus de Meerdere Door Jos Laus De geschiedenis van het huidige hoofdorgel op de koortribune is niet alleen verbonden met de orgelhistorie van de voormalige Dominicuskerk aan het Spaarne te Haarlem, maar ook met de geschiedenis van de Jacobusstatie aan de Oude Molstraat en de Hofkapel in Den Haag. In de 19de eeuw was de begeleiding van ‘muziekmissen’ aanvankelijk vaak toevertrouwd aan kleine orkestjes. Ontbraken de middelen, eerst dan bediende men zich van het orgel. Het vocaal solistendom vierde hoogtij en vele grote stadskerken hadden op hoogtijdagen meer weg van een concertzaal dan van een kerk. Het zal duidelijk zijn dat de rooms-katholieke kerkmuziek bij uitstek, het Gregoriaans, meer en meer in de verdrukking kwam. Allengs kwamen er dan ook meer protesten tegen deze ingeburgerde muziekpraktijk en liet een verbod niet lang op zich wachten. Het Provinciaal Concilie van Utrecht maakte in 1865 dan ook korte metten met deze muziekbeoefening tijdens de liturgieviering: het orgel werd aangewezen als het muziekinstrument bij uitstek voor de begeleiding van de koorzang. Met deze voorgestane zuivering werd weliswaar het kerkorkest geëlimineerd, maar bleef wel de mogelijkheid open de orkestmuziek voor orgel te bewerken. Toch bleef het orgel voorbestemd om een ondergeschikte en dienende rol te spelen, want het mocht de gezangen van het koor (muziek in Palestrina- stijl die sterk werd aanbevolen door de Cäcilienverein uit Regensburg) niet overstemmen. Een logisch gevolg hiervan was dan ook het in de tweede helft van de 19de eeuw in zwang rakende orgeltype met zijn vele achtvoets-registers; ook de vele kleuringsmogelijkheden in de registers werden per definitie een eis, te meer daar men het orgel als vervanger van het kleurrijke orkest ging beschouwen. In feite zien we in katholieke kring het orgeltype veranderen in een symfonisch instrument met hier en daar zelfs solistische allure. Vanwege de vele tegenstellingen tussen de protestantse en rooms-katholieke denominaties zal het niemand bevreemden dat in katholieke kring slechts geloofsgenoten werden gevraagd de orgels te bouwen. Het zijn met name katholieke orgelmakers als Adema en Maarschalkerweerd, die zich oriënteerden op het werk van de Franse orgelmaker Aristide Cavaillé-Coll (1811-1899) en zijn noviteiten op technisch en artistiek gebied in hun eigen werk incorporeerden.
  • 27. 27 Nieuwe kerk In 1878 krijgen de Utrechtse orgelmakers Pieter en Michael Maarschalkerweerd de opdracht het oude orgel van de Hofkapel over te brengen naar de nieuw gebouwde St. Jacobuskerk aan de Parkstraat. Zoals in die tijd nogal eens gebruikelijk was werden bij de inrichting van een nieuw kerkgebouw veel meubilair en gebruiksvoorwerpen meegenomen uit het oude bedehuis. Hoewel de Jacobuskerk thans geldt als een Gesamtkunstwerk van de befaamde architect P.J.H. Cuypers, heeft het blijkbaar eertijds aan financiën ontbroken om hem ook de opdracht te geven een nieuw orgelfront te ontwerpen en een vermaard orgelmaker als Maarschalkerweerd, Adema, Vollebregt of Ypma in samenhang daarmee een nieuw orgel te laten maken. Vader en zoon Maarschalkerweerd beperken zich inderdaad tot alleen overplaatsing en technisch herstel van een instrument dat uit oudere elementen blijkt te bestaan. Het gaat om een orgel dat in beginsel door Johannes Mitterreither (1733-1800) was gemaakt voor de Jacobusstatie aan de Oude Molstraat en later was overgeplaatst naar de Hofkapel. Volgens de gegevens in het Maarschalkerweerd-archief wordt het orgel vervolgens door Maarschalkerweerd & Zoon onderhouden. Eerst in 1905 krijgt Michael Maarschalkerweerd de opdracht het orgel uit te breiden, want het was Op het koor
  • 28. 28 feitelijk veel te klein voor de grote neogotische kerk van Cuypers. Hij handhaaft het hoofdwerk van Mitterreither/Kam (windlade en pijpwerk), maar verwijdert het positief. In plaats daarvan maakt hij een nieuwe positieflade voor 10 registers en voegt een zelfstandig pedaal van 6 stemmen toe. Het geheel krijgt een nieuwe mechanische toets- en registertractuur en is bespeelbaar vanaf een nieuwe vrijstaande speeltafel. Derde klavier In 1929 krijgen de opvolgers van Michael Maarschalkerweerd ( overleden in 1915) de opdracht het orgel schoon te maken en uit te breiden met een derde klavier. Het pijpwerk voor dit derde klavier wordt op een pneumatische windlade (kegellade) geplaatst. Blijkbaar had men in die tijd geen probleem met twee verschillende tractuursoorten in één orgel! Toch beviel het orgel blijkbaar maar matig, want tien jaar later begonnen de besprekingen voor een algehele restauratie van het instrument, waarbij men er nog van uitging dat de dispositie en de vormgeving van de oude orgelkas gehandhaafd zouden blijven. In 1943 werd het eerste voorstel gedaan om een nieuwe orgelkas te maken die Op het koor
  • 29. 29 meer in de allure van de neogotiek van Cuypers zou passen. Opvallend zijn de plannen van de orgelmaker Vermeulen te Alkmaar/Weert, die weliswaar een restauratie ziet zitten, maar vanwege de slechte akoestische omstandigheden niet een herplaatsing op het hoog gelegen oksaal! De overlevering wil dat hij een voorstel indiende het instrument achter in de kerk op de begane grond te herbouwen. Vanzelfsprekend werd dit voorstel door de toenmalige adviseurs en het kerkbestuur verworpen en moest Vermeulen het instrument met enige tegenzin in 1948 toch op de orgeltribune herbouwen; wel wist hij in de restauratieplannen een 4de klavier als rugpositief op te nemen, waardoor het instrument beter in de kerkruimte zou klinken. Het bleef bij een plan, het rugwerk werd nooit gerealiseerd. De oude Rococo-orgelkas sneuvelde en in plaats hiervan kwam een zinken facade. De trompet van Kam werd vervangen, het overige Mitterreither/Kam-pijpwerk bleef bewaard, behalve het frontpijpwerk. Een nieuwe moderne vrijstaande speeltafel naar het elektro- pneumatische systeem completeerde het geheel. Mankementen Al in de vroege jaren zestig van de vorige eeuw doen de eerste technische mankementen zich voor. Het zal alleen nog maar erger worden. In 1967 zijn er voorzichtige voorstellen om het instrument op te knappen, ondanks de heterogene samenstelling van pijpwerk en technische onderdelen. Deze plannen vinden uiteindelijk geen doorgang omdat in die jaren de geruchten gaan dat men voornemens is de kerk te sluiten, met alle gevolgen van dien. Gelukkig keert het tij en overleeft het fraaie Haagse kerkgebouw van Cuypers de kaalslag. Het gebouw krijgt zelfs de status van Rijksmonument. Het kerkbestuur gaat voortvarend te werk en neemt de restauratie van het kerkgebouw ter hand. Men denkt zelfs na over een verantwoorde restauratie van het orgel, waarbij het front van het orgel meer in overeenstemming zou moeten worden gebracht met de architectuur van de kerk. De toenmalige adviseur namens de Katholieke Klokken en Orgelraad (KKOR), Hans van der Harst zag niets in wederom een restauratie van het instrument. Ook Ton van Eck - als opvolger van Jan Schmitz aangetreden in de functie van organist in 1969 – zag niets in het ‘oplappen’ van het heterogene materiaal. De oplossing kwam op onverwachte wijze. Waar de Jacobuskerk van Den Haag een beoogde sluiting overleefde, viel in Haarlem voor de kerk van de O.L.Vrouw van de H. Rozenkrans en de H. Dominicus aan het Spaarne het doek. Met de aankoop van het aldaar aanwezige en te koop aangeboden Adema-orgel (1890) zou de orgelproblematiek van de Haagse Jacobuskerk opgelost zijn.
  • 30. 30 Een vernieuwd orgel De firma Adema-Schreurs kreeg de opdracht het Haarlemse instrument te combineren met de goede en bruikbare elementen van het Haagse orgel om zo te komen tot een groot romantisch orgel van Franse signatuur. Voor dit werk tekende Hubert Schreurs, directeur/eigenaar van de toenmalige firma Adema in 1976. In de loop der jaren werden nog tal van verbeteringen aan het instrument aangebracht, waarbij de nadruk lag op de zogenaamde Franse tongwerken. Het was in die jaren een van de eerste instrumenten die beschikte over een elektronische registratiecomputer (Setzer). Het instrument kreeg 53 registers verdeeld over Grand Orgue (manuaal I), Positif, (manuaal II) en Récit (manuaal III), alsmede Pédale. Het kreeg een plaats op de hoge koortribune, enigszins verscholen achter de torentoog, zodat het zangkoor nog over voldoende ruimte kon beschikken. De vrijstaande speeltafel kreeg een plaats direct achter de balustrade met zicht op het orgelfront. Het orgelfront dat in 1976 werd geplaatst
  • 32. 32 PEDALE GRAND ORGUE ACCOUPLEMENTS 1. Contrebasse 32’ 27. Prestant 16’ 61. Tir. GO 2. Flûte 16’ 28. Bourdon 16’ 62. Tir. POS 3. Soubasse 16’ 29. Montre 8’ 63. Tir. REC 4. Flûte 8 ‘ 30. Portunal 8’ 64. Acc. POS - GO 5. Basse 8’ 31. Bourdon 8’ 65. Acc. REC - GO 6. Flûte 4’ 32. Flûte harmonique 8’ 66. Acc. REC - POS 7. Fourniture 4 rgs * 33. Nasard 5 1/3’ 8. Contrebombarde 32’ * 34. Prestant 4’ 9. Bombarde 16’ * 35. Flûte octaviante 4’ 10. Trompette 8’ * 36. Quinte 2 2/3’ 11. Clairon 4’ * 37. Doublette 2’ * 38. Fourniture 4 rgs * 39. Cymbale 3 rgs * 40. Cornet 5 rgs * 41. Baryton 16’ * 42. Trompette 8’ * 43. Clairon 4’ * POSITIF EXPRESSIF RECIT EXPRESSIF 12. Bourdon 16’ 44. Viole maior 16’ 13. Principal 8’ 45. Viole de Gambe 8’ 14. Salicional 8’ 46. Voix céleste 8’ 15. Bourdon 8’ 47. Flûte harmonique 8’ 16. Quintaton 8’ 48. Cor de Nuit 8’ 17. Prestant 4’ 49. Viole 4’ 18. Flûte douce 4’ 50. Flûte octaviante 19. Nasard 2 2/3’ 51. Viole de Quinte 2 2/3’ * 20. Doublette 2’ * 52. Octavin 2’ * 21. Tierce 1 3/5’ 53. Plein-Jeu 4 rgs *
  • 33. 33 22. Larigot 1 1/3’ 54. Jeu de Clochettes 3 rgs 23. Plein-Jeu 4 rgs * 55. Basson Hautbois 8’ 24. Trompette 8’ * 56. Voix humaine 8’ 25. Cromorne 8’ 57. Bombarde 16’ * 26. Tremblant 58. Trompette 8’ * 59. Clairon 4’ * 60. Tremblant Ambitus: Manualen C-g’’’ Pedaal C-f’ Uitbreidingen 2009 zijn cursief aangegeven.
  • 34. 34 Restauratie 2007-2009 De grote kerkrestauratie was mede aanleiding om het orgel schoon te maken, herstelwerk uit te voeren en een kleine uitbreiding in de geest van Adema/Maar- schalkerweerd door te voeren. Het werk werd in fasen uitgevoerd, zodat het instrument gedeeltelijk beschikbaar bleef voor de liturgie. De magazijnbalg van het Positif werd opnieuw beleerd. Het pijpwerk werd schoongemaakt, waarbij tevens alle steminrichtingen werden hersteld. Enkele duizenden lederen mem- branen werden door vrijwilligers onder het toeziend oog van de orgelmaker vernieuwd. Ook waren het die vrijwilligers die allerlei mogelijke hand en span- diensten verrichtten. De eertijds buitenwerking gestelde crescendokast werd in ere hersteld, waartoe een nieuw houten raamwerk en dito jaloezieën door de orgelmaker werden vervaardigd. Om de klankuitstraling te verbeteren- het orgel is immers zeer hoog geplaatst- werden enige houten panelen achter de middentoren verwijderd. De houten pijpen van Bourdon 16 vt (GO) en Violon 16 vt (Réc), die in een doorgang waren geposteerd, kregen een andere plaats toebedeeld, zodat de orgelklank onbelemmerd de kerk in kan. Om de klank nog meer richting te geven werden de relatief dunne dakdelen voorzien van hard en zeer glad plaatmateriaal. De windvoorziening werd gecontroleerd, waarbij de nadruk lag op de verschillende winddrukken per werk. Veel aandacht is gegeven aan het pijpwerk. Een niet altijd goed toegepaste wind- druk had veel steminrichtingen beschadigd. Alle steminrichtingen zijn opnieuw gesoldeerd. De als te slap ervaren overblazende fluiten (Flûte Harmonique 8 vt en 4 vt) werden teruggebracht op hun oorspronkelijke grotere lengte, waardoor de toonvorming en de uiteindelijke klank verbeterd kon worden. Grote zorg baarde de staat van de zogenaamde tongwerken van het Récit en het Grand Orgue; in de vroege jaren negentig van de vorige eeuw waren de tongwerken van het GO, Baryton en Trompette, al behandeld tegen metaaloxidatie en het verwijderen van loodwit; de tongwerken van het Récit waren nog niet behan- deld. In 2005 was de staat van deze tongwerken zo slecht dat het oxydatieproces de soldeernaden van de stevelvoeten deed scheuren. Alle tongwerken die aang- etast waren zijn ultrasoon schoongemaakt en daarna voorzien van een sterke metaallak om dit voortschrijdend proces enigszins te temperen. Zorg voor de toekomst is hier echter wel geboden. Tot de werkzaamheden ook de wijziging en aanpassing van de speeltafel. Niet alleen was de lessenaar zo hoog geplaatst dat nekkramp voor een kleine bespeler niet ondenkbaar was, ook het zicht van de dirigent/organist op de koorzangers was onvoldoende. Doordat een kleine wijziging en uitbreiding met vier registers
  • 35. 35 (zie dispositiebijlage) van de dispositie was voorzien, diende een herschikking van de registerwippers plaats te vinden. Deze hergroepering maakte het mo- gelijk dat de lessenaar 15 cm. lager geplaatst kon worden. Gelijktijdig met deze herschikking werd een nieuwe registratiecomputer (Setzer) geplaatst. Na al het technisch herstel werd de intonatie van het pijpwerk ter hand ge- nomen. Pijp voor pijp werd nagelopen op sterkte en klankexpressie. Door de gerepareerde steminrichtingen was er in de intonatie veel te winnen en kon de orgelmaker zijn werk optimaal afronden. Het resultaat is overweldigend, de klank pakt beter in elkaar en het merendeel der registers heeft aan schoonheid en kwaliteit gewonnen. Ondanks de plaatsing op de hoge koortribune en ver weg in de toren nis, klinkt het instrument beneden in de kerk nu duidelijker dan voorheen. De schoonmaak en het herstel van de muren van het kerkgebouw dragen daar in niet te onderschatten mate aan bij. Een groots resultaat! Epiloog Een orgel van een dergelijke allure en uitgebreide dispositie van 57 sprekende registers verdient eigenlijk een kroon. Bij orgels denkt men dan al gauw aan een klankkroon in de hoge ligging van de registers. Maar deze is volop aan- wezig. Hier wordt gedoeld op de basis van het geluid: de lage ligging. Waar nu de Bombarde 16 vt en de Contrabasse 32 vt de laagste regionen glans geven, ontbreekt een Contrabombarde 32 vt. In de speeltafel is al wel een registerknop aangebracht; er is ook nog ruimte in de orgelkas om dat grote register te plaat- sen. Laten we hopen dat financiering van dit register niet lang op zich zal laten wachten. Dit orgel verdient een dergelijke bekroning! Portretten Door Pieter Schelfhout Het huidige ledenbestand van Cantemus Domino bestaat uit een zeer gevarieerde groep mensen. Je kunt er (voormalige) ondernemers aantreffen, naast personen zonder beroep; ambtenaren naast huisvrouwen, administratief medewerkers naast musici, en zelfs een enkele student. Al deze mensen slagen er niet alleen in om tenminste elke woensdag en zondag het voor enige uren op voet van gelijkheid met elkaar uit te houden, maar zelfs om daar met elkaar plezier aan te beleven. Zij hebben in 2015 net als hun verre voorgangers uit 1890 het gemeenschappelijke doel om de eredienst in de St. Jacobuskerk op een waar- dige wijze muzikaal op te luisteren.
  • 36. 36 Om onze diversiteit te illustreren stellen we graag vier van onze leden aan u voor. Deze zijn willekeurig gekozen; het had net zo goed een ander viertal kun- nen zijn. Teresa van der Lubbe Sopraan ‘Muziek verbindt mensen’ Teresa Van der Lubbe-Neervoort is als twintiger één van de jongste leden van Cantemus Domino.Nadat zij in 2007 via haar toekomstige schoonfamilie kennis gemaakt had met de Sint Jacobus is zij geleidelijk aan steeds meer betrokken geraakt bij de geloofsgemeenschap. De eerste stap in dit proces was echter het toetreden tot de gelederen van Cantemus Domino. In 2014 is zij lid van het bestuur van de Sint Jacobusparochie geworden. Sinds de oprichting van de huidige parochie van Maria, Sterre der Zee voert zij daarvan het secretariaat. Zij kan in die functie zowel haar expertise die zij in haar studie en als voormalig consultant verworven had en haar behoefte om op het ideële vlak bezig te zijn, goed kwijt. Teresa bekent zelf dat, hoewel ze al besloten had koorlid te worden, haar mo- tivatie nog werd versterkt toen ze hoorde dat Cantemus Domino een reis naar Parijs zou gaan maken. Teresa heeft als kind al gezongen en zou lid worden van het kinderkoor van de St Janskathedraal in Den Bosch toen een verhuizing van haar ouders daar een streep door zette. Daarna heeft ze zich geconcentreerd op vioolspelen. Eenmaal lid van Cantemus Domino maakt zij daar duidelijk werk van. Zolang dat mogelijk was heeft zij lessen gevolgd bij Maria Fiselier, een bek- ende mezzo-sopraan die nu een internationale zangcarrière heeft. Teresa heeft een prachtige stem en neemt alleen of samen met Madelon Christians-Steens de sopraan-soli voor haar rekening. Voorheen zong zij die ook wel samen met haar schoonmoeder Elles van der Lubbe. Teresa neemt ook deel aan het kleinkoor dat Jos Laus uit de gelederen van CD heeft geformeerd. Teresa wordt niet gehinderd door het feit dat zij een van de jongste koorleden
  • 37. 37 is. Vaak valt het haar niet eens op. Dat schrijft zij toe aan de gemeenschappeli- jke inzet voor de liturgie en de wonderbaarlijke werking van muziek om heel verschillende mensen met elkaar te verbinden. Als jonge gehuwde vrouw nog zonder kinderen en met een trouw kerkbezoek is zij misschien ook niet precies als veel van haar leeftijdsgenoten. Op repetities vindt Teresa het gezellig, er wordt een zekere humor met elkaar gedeeld en met enkelen van de dames heeft zij ook buiten de repetities om goed contact. Als een van de meer begaafde zangeressen heeft zij geen moeite met verschillen in zangkwaliteit tussen de leden. Wel zouden repetities misschien effectiever kunnen zijn als er af en toe tijd zou zijn voor een repetitie per stemgroep. Het koor moet er ook naar blijven streven om het repertoire voldoende afwisselend te houden. Teresa is erg blij met de reacties op de inspanningen van het koor die zij zo vaak van de kerkgangers verneemt. Rogier Tesson, Tenor ‘De liturgie vormt óns’ Is lid sinds 2005. Hij is getrouwd en vader van twee jonge kinderen. Hij is werkzaam bij een van de Haagse ministeries. Hij heeft een druk maatschappelijk leven. Hij zingt op de zondagen niet alleen het meerstemmige repertoire, maar ook de wisselende gregoriaanse gezangen. Op de zondagen dat er alleen grego- riaans gezongen wordt is hij ook geregeld van de partij. Rogier heeft wegens het sacrale en hoogkerkelijke karakter van de liturgie ge- kozen voor de Jacobus. Met name bij het Gregoriaans ligt zijn hart vanwege het contemplatieve en verheven karakter. ,,Van het Gregoriaans kun je stil worden. Het ontwapent je. In de liturgie word je jezelf bewust onderdeel te zijn van een wijsheidstraditie van eeuwen,’’ zegt hij. Rogier verwijst in dit verband met instemming naar de uitspraak van kardinaal Daneels dat, vrij geciteerd, het er niet primair om draait dat wij de liturgie vormen maar dat de liturgie ons vormt. De latijnse liturgie opent door haar sacraliteit een venster op het transcendente, datgene wat onze alledaagse werkelijkheid overstijgt, en daar is behoefte aan,
  • 38. 38 meent Rogier, dat zou ook jongeren kunnen aanspreken. Maar aan de andere kant is zij ook niet bepaald laagdrempelig. Daarin schuilt een zekere paradox. Van belang is een schone en waardige liturgie te combineren met een inclusieve manier van kerk zijn. De Jacobus moet haar open en uitnodigende karakter be- houden en waar mogelijk versterken. Laat zien dat de kerk volop in de 21e eeuw staat en hoe ons geloofsgoed mensen van nu kan verrijken. Laat vooral ook zien hoe wetenschap en hedendaagse filosofie kunnen harmoniëren met de leer van de kerk. Bij veel mensen is sprake van een schisma tussen hoofd en hart. Een van de primaire taken van het pastoraat is in deze tijd om die kloof te overbrug- gen. Rogier voelt zich goed thuis op Cantemus Domino. Er hangt een vriendelijke sfeer, Jos Laus is een prettige dirigent, er wordt hard gewerkt. Bestuursleden zijn heel consciëntieus en de onlangs afgetreden voorzitter Dré Olgers heeft in de loop der jaren veel zorg aan het koor besteed. Alhoewel het goed gaat met het koor moeten we ons gelet op de snelle secularisatie afvragen hoe we er over 10 jaar voorstaan. Zijn we in staat ons koor te voldoende te verjongen? Wat kunnen we op termijn bijdragen aan de liturgie van de Jacobus. Er moet iets gebeuren en het maken van keuzes is daarom onvermijdelijk. Hier is visieontwikkeling door het bestuur noodzakelijk. Aanwas van nieuwe leden die nog midden in het arbeidsproces staan zou heel welkom zijn. De lat wordt hoog gelegd: we hebben een vol programma en streven naar per- fectie. Het is daarbij de kunst om toch een zekere ontspannenheid te bewaren. Joke Metz Sopraan ‘Mooi om de oude teksten te zingen’ Joke Metz is een van onze gewaardeerde sopranen. Zij is sinds 2002 officieel lid, maar heeft al sinds 1994 projectmatig meegewerkt aan uitvoeringen van Cantemus Domino. Joke is met het koor in aanraking gekomen via Rob Sangen, die zij kende van haar werk bij het inmiddels opgeheven Stadsgewest Haaglan-
  • 39. 39 den. Rob was toen al lid en is dat nog steeds. Voor Joke lag het minder voor de hand om meteen volledig lid te worden, omdat zij geen banden had met de rk-kerk en zij daarom eerst wilde aanzien hoe deelname aan de liturgie haar zou bevallen. Joke heeft een vrijzinnig protestantse achtergrond, maar beschouwt zichzelf als katholiek, zij het niet als rooms-katholiek. Zij is als zodanig niet de eerste en ook niet de enige binnen Cantemus Domino. Inmiddels is zij volledig ingeburgerd in de geloofsgemeenschap van de St. Jacobuskerk en voelt zij zich op haar gemak op het koor. Ook daar is zij goed en hartelijk ontvangen. Buit- en de repetities om gaat zij wel eens met collega-zangers naar een uitvoering of tentoonstelling, maar het zelf meezingen blijft toch het belangrijkste in de contacten. Joke is een enthousiaste zangeres. Zij vertelt dat zij, als zij na een vermoeiende dag werken naar repetitie kwam, zij aan het eind van de avond verkwikt en uitgerust naar huis kon gaan; nu is ze met pensioen. Joke is altijd blij als na de zomerstop in augustus de repetities weer beginnen. Zij geniet van het samen muziek maken en is overtuigd van de zowel lichamelijk als geestelijk heilzame werking van de zang. Joke is bewust lid van een kerkkoor. Het heeft iets speciaals om telkens opnieuw bezig te zijn met dezelfde eeuwenoude (Latijnse) teksten waarin al zoveel gener- aties hun geloof hebben uitgedrukt. Het Gregoriaans laat zij echter moeiteloos aan de mannen over, hoewel dat in veel gemeenschappen ook door vrouwen gezongen wordt. Joke ziet het koor nog steeds kwalitatief vooruitgaan. Zij schrijft dat toe aan de uitstekende leiding van Jos Laus, die steeds kritisch maar toch ook geduldig blijft en aan de instroom van een aantal nieuwe leden die zelf een aanzienlijke expertise en ervaring meebrachten. Maar Joke is er ook van overtuigd dat we nog altijd versterking nodig hebben, al was het maar om er zeker van te zijn dat het koor dóórkan als er iemand onverhoopt mocht uitvallen. Joke vindt het een voorrecht om te kunnen zingen. Zij vermoedt dat ze het als sopraan misschien wat makkelijker heeft omdat dat meestal de melodie-voeren- de partij is. Zij heeft zelf ook zanglessen genomen en als ‘vriend van het Neder- lands Kamerkoor’ heeft zij meermaals deelgenomen aan de zangdagen die dat professionele koor af en toe zijn relaties aanbiedt. Tot besluit zegt Joke: ,,Als onderdeel van de uitgebreide en zorgvuldige liturgie waarmee de geloofsgemeenschap zich wil onderscheiden, is de koorzang en
  • 40. 40 daarmee het zangkoor van wezenlijk belang voor de St. Jacobuskerk. Het is te hopen dat Cantemus Domino aan die eisen kan blijven voldoen.’’ Henk Simonis Bas ‘Altijd al in de ban van de St. Jacobus’ Niet alleen is Henk Simonis in 1977 lid geworden van Cantemus Domino en gaat hij alle anderen daarmee ruim vóór, hij stamt ook nog uit een familie die een band heeft met de voormalige St. Jacobusparochie die meerdere generaties teruggaat. Toch is deze vriendelijke, actieve en jong ogende man de bescheiden- heid zelve. Grootvader Simonis was al ‘voorkeursparochiaan’ voordat die term was uit- gevonden: eigenlijk vallend onder de parochie van de H. Theresia kerkte hij in de St. Jacobus. Vader Simonis deed hetzelfde. Hij was elektrotechnicus en heeft als zodanig in de loop der jaren talloze werkzaamheden voor de kerk verricht, pro deo natuurlijk. Sterker nog: als belangrijk weldoener van de parochie bracht hij zelfs geld méé. Maar hij mocht niet in het middenschip van de kerk zitten, want dat was voorbehouden aan degenen die wel binnen het parochiegebied woonden. Gelukkig had hij een oplettende zwager die als koster van de St. Jaco- bus hem toch een plaatsje met zicht op het hoogaltaar kon bezorgen. Dit zijn verhoudingen die we ons tegenwoordig niet meer kunnen voorstellen. De jonge Henk ging al vroeg met zijn vader mee naar de Parkstraat terwijl de rest van het gezin elders ter kerke ging. De orgelconcerten in de St. Jacobus be- schouwt Henk als het begin van zijn muzikale opvoeding. Henk bleek over aan- zienlijke artistieke talenten te beschikken. Hij had een goede stem en werd lid van het Haags Matrozenkoor. Met dit koor heeft hij verschillende grote reizen gemaakt. In meerdere Europese hoofdsteden werd er opgetreden en er werden zelfs prijzen gewonnen. Henks tekentalent is er zelfs de oorzaak van geweest dat hij geen priester ge- worden is. Door de vader in dit goed katholieke gezin werd voor de oudste zoon de hoop gekoesterd en erop aangestuurd dat deze naar het seminarie zou gaan. De toenmalige pastoor Van Dael vond evenwel dat er eerst beoordeeld moest
  • 41. 41 worden of Henk daarvoor wel geschikt was. Uit de afgenomen test bleek echter dat Henk meer aanleg had voor een artistiek beroep. Tegenvaller voor vader en het seminarie werd uitgesloten. De onderwijscongre- gatie van de Broeders van Maastricht vond dit kunstzinnige ‘gebrek’ echter geen bezwaar en nam Henk graag op als toekomstig medebroeder. Zo heeft hij bij deze orde zijn Mulo A en B en de kweekschool gedaan. Aan het eind van zijn opleiding was de inmiddels wat meer gerijpte Henk echter tot de overtuiging gekomen dat het leven binnen een religieuze congregatie toch niet zijn keuze was. Hij besloot geen professie te doen, waarna een carrière in de burgermaatschappij volgde. De invloed van de pastoor van de St. Jacobus heeft dus ook voor de levensweg van Henk een grote rol gespeeld. Henk herinnert zich de Sint Jacobuskerk nog als een ‘chique’ kerk. Dat hier de Pausmis werd gecelebreerd en dat de katholieke diplomaten hier naar de H.Mis kwamen gaf de parochie standing. De diakenen/collectanten droegen jacquet en zwarte handschoenen. Zij zaten op banken met rood fluweel. De koorleden (in die tijd mannen) droegen donker kostuum en witte handschoenen als zij naar beneden kwamen om als eersten de Communie te ontvangen. Voor Henk heeft Cantemus Domino onder leiding de dirigenten Jan Schmitz en Sipke de Jong zijn beste tijd gehad. Daarna is er een periode van veel onrust geweest, met een korte opleving onder Tiddo Braun. Het koor had altijd een ei- gen positie binnen de parochie gehad en dat werkte goed. Toen het kerkbestuur zich meer met Cantemus Domino ging inlaten, zijn er niet altijd wijze besluiten genomen. Onder Jos Laus is de rust inmiddels weer volledig teruggekeerd. Dat de vorige voorzitter Dré Olgers deze professional heeft weten aan te trekken is zijn grote verdienste geweest.
  • 42. 42 Colofon Teksten: Ad van der Helm, Jacques Duivenvoorden, Herman Rosenberg, Jos Laus en Pieter Schelfhout. Eindredactie: Herman Rosenberg Foto’s: Frank Jansen, Herman Rosenberg, Mariëtte Huisman, Jos van der Lubbe. Het jubileumboekje is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de Jubileumcommissie 125 jaar Cantemus Domino, die bestaat uit de volgende koorleden: Jenny van Hemert, Thérèse Athmer, Pieter Schelfhout, Henk Tromp- per en Jacques Duivenvoorden. Op het koor
  • 43. 43 Printen | Plotservice | Kopiëren | Scanservice | Archief Digitaliseren Digitaal Drukken | Digitaal Zeefdrukken | Digitaal Frezen | Lamineren | Plastificeren Repro- van de Kamp BV | Wegastraat 40 | 2516 AP Den Haag Telefoon: (070) 347 64 64 | www. reprovandekamp.nl OUDE VRIENDEN HELPEN ELKAAR