1. 34 ZATERDAG 18 JUNI 2016
NICOLE LUCAS
“Van jongs af aan heb ik gezegd; ik ga talen
studeren en dan naar het buitenland. Ik kom
van Sicilië, uit een beschermende en leuke fa-
milie. Maar ik voelde me helemaal niet thuis in
mijn omgeving. De maffiacultuur, het nepotis-
me; het was alsof ik niet bij die cultuur hoorde.
Ik voelde afkeer van veel van wat ik hoorde en
zag. Ik wist dat ik me niet zou kunnen ont-
plooien in een omgeving waarin je als individu
niets kunt zonder ‘vrienden’ die je verder kun-
nen helpen.
In 1989, ik was 22, kwam ik naar Nederland,
naar Amsterdam, om te studeren. Ik kon mee-
doen aan een uitwisselingsproject, in feite was
dat mijn excuus om weg te gaan uit Palermo. Ik
zou hier drie maanden blijven. Maar die drie
maanden werden er zes, toen werd het een jaar,
twee jaar en nu ben ik er nog. Ik kon snel bij de
universiteit aan de slag als lexicograaf, woor-
denboekmaker. Ik heb meegewerkt aan het
woordenboek Italiaans-Nederlands van Van
Dale.
Toen ik hier arriveerde, was ik helemaal niet
bezig met mijn identiteit, mijn afkomst. Pas na
een jaar of tien kwam het besef dat ik een mi-
grant ben. En dat besef was eigenlijk helemaal
niet prettig. Ik ontdekte dat ik moeite had met
Nederland, hoe leuk ik het er tegelijk ook had.
Ik merkte dat ik ook hier een buitenstaander
was. In Italië was ik anders, maar hier net zo
goed. Ik praatte veel te luid, zag er anders uit,
paste nergens bij. Mamma mia, ik raakte echt
gefrustreerd.
Ik realiseerde me dat ik niets wist over me-
zelf, mijn geschiedenis en over Italianen in Ne-
derland.Wie zijn zij, wanneer zijn ze hier geko-
men, wat doen ze precies hier? Er was nauwe-
lijks iets over ze te vinden en uit frustratie, ik
gebruik het woord nog maar een keer, ben ik
gaan graven.
Italianen leven niet in de verbeelding van
Nederlanders. Het gewone volk associeert ze
met pizza en ijs. Er is niets mis met pizza en ijs,
maar als dat het enige is! Dat vind ik een beetje
vernederend en daar verzet ik mij tegen. De ge-
schiedenis van de Italianen hier is jarenlang ge-
negeerd. Natuurlijk, we zijn met veel minder
dan de Turken en Marokkanen. Het gaat om
een kleine groep, maar met een geschiedenis
die het waard is om geboekstaafd te worden. Ik
gunde de Italianen een plaats in de Nederland-
se geschiedenis.
Ik ben gaan zoeken, lezen, praten met dui-
zend-en-een mensen, eigenlijk al vanaf 2000.
Ik maakte eerder een documentaire en schreef
een boek, ‘De Spaghettiflat’, over Italianen die
hier in de jaren vijftig en zestig als gastarbeider
kwamen. Dit nieuwe boek gaat ook over eerde-
re en latere generaties. Over middeleeuwse
bankiers, handelaren uit de Gouden Eeuw,
achttiende-eeuwse schoorsteenvegers, over
terrazzowerkers die vanaf eind negentiende
eeuw vloeren kwamen leggen en hun nazaten,
en over studenten zoals ik, van weer later.
Soms ontdekte ik dingen waar ik echt blij van
werd. Zo ben ik er achter gekomen dat er hier in
de Tweede Wereldoorlog Italiaanse anti-fascis-
ten waren. Een bekende beeldhouwer bijvoor-
beeld, Fred Carasso, die na de oorlog belangrij-
ke monumenten heeft gemaakt in onder meer
Rotterdam en Amsterdam. En Mario Montes-
sori, kleinzoon van Maria, die op de fiets van
Amsterdam naar de Biesbosch reed voor het
verzet.
Inmiddels heb ik me met mijn cultuur en
mijn Siciliaanse achtergrond verzoend en ge-
niet ik zelfs van mijn positie als buitenstaan-
der. Ik ben een Siciliaanse, een Italiaanse, een
Nederlandse en een Europese. In feite besta ik
uit verschillende, door elkaar lopende laagjes.
Als een goede tiramisu.”
Daniela Tasca: 1001 Italianen. Vijf eeuwen
immigratie in de Nederlanden. Athenaeum –
Polak&Van Gennep; 225 blz. € 19,99
‘Polderitalianen zijn meer dan
pizzabakkers en ijsmakers’
Daniela Tasca (1966), programmamaakster
en schrijfster
‘Ik besta uit
verschillende
laagjes, als
een goede
tiramisu’
vandaar dit boek