2. Inleiding
WAT NIET? WAT WEL?
Erkende opleiding met erkend diploma Survival-kit aanbieden aan beginnende
trainers / inzicht krijgen in ‘trainingsproces’
Een excuus om niet meer bij te scholen,
deze bijscholing is een START
Instapdrempel naar sport specifieke (VTS)
cursus verkleinen
WAAROM?
Op vraag van trainers….
Uit noodzaak…..
HOE?
“interactief”
“speels”
3. Opdracht 1
• Jan belt Mieke op met de vraag om de
training/ les over te nemen
• Jan (vraagt) en Mieke telefoneren
• De rest luistert, wat wordt er gevraagd?
5. Initiator / trainer
• Wees voorbereid!
• Hoe kom ik over als trainer? En kan ik daar iets
aan doen?
• Wat is mijn motivatie en welke invloed heeft dat
op mijn manier van training geven?
• Hoe geef ik instructie?
• (Wat met ‘storend gedrag’)
7. Opdracht 2
• Hoe bereid jij je voor op training?
• Heb je een schriftelijke
voorbereiding?
• Waar haal jij jouw inspiratie?
Tip: de cursustekst aspirant initiator
atletiek is een MUST voor elke
atletiektrainer bij de benjamins,
pupillen en miniemen!
8. Start2teach tip
Zorg dat je voorbereid bent!
Voorbereiding is het halve werk
De beste improvisatie is de goed voorbereide
10. Hoe kom ik over als trainer (2)
• Opdracht 2: start van een nieuw seizoen (2014-
2015) Je komt de sportzaal binnen, stelt je kort
voor, leidt de eerste oefening in, … .
• Observatoren: welke factoren beïnvloeden die
eerste indruk ?
11. Hoe kom ik over als trainer? (3)
• Gesproken taal (verbaal)
• Sekse (man/vrouw)
• Lichaamsbouw: rond, atletisch, mager, …
• Gelaat
• Lichaamshouding
• Gebaren
• Oogcontact
• Ruimte of nabijheid
• Stilte
• stemtaal
‘het voorkomen’
LICHAAMSTAAL
12. Hoe kom ik over als trainer? (4)
Denk je na over je lichaamstaal én
gebruik deze bij het geven van een uitleg!
Besef:
- Lichaamstaal dient de verbale taal te
ondersteunen (=versterkend)
- Indien er tegenspraak is tussen
lichaamstaal en verbale taal haalt de
lichaamstaal de bovenhand (=afzwakkend)
- Lichaamstaal kan verbale taal vervangen
13. Waarom geef ik training (1)
Opdracht 3:
- Wanneer ben jij begonnen met training
geven?
- Wat is jouw motivatie om training te geven?
- Is jouw motivatie nu nog steeds hetzelfde als
in jouw beginperiode of heb je nu andere
drijfveren?
14. Waarom geef
ik training (2)
Opdracht 3:
Welke 3 uitspraken
spreken jou het meest
aan?
15. Waarom geef ik training (3)
Controlled motivation vs autonomous motivation
Gecontroleerd Autonoom
Verleid om iets te doen (beloning) Keuze en vrije wil
Verplicht om iets te doen (straf) Interesse en plezier
Prestatiegericht Taakgericht
≈ extrinsieke motivatie ≈ intrinsieke motivatie
MOETIVATIE MOTIVATIE
Uiteraard heeft jouw motivatie om training te geven een invloed op de manier waarop
je training zal geven: eerder prestatiegericht of eerder taakgericht/opleidingsgericht
De manier waarop jij training zal geven zal een invloed hebben op de ‘motivatie’ van
de spelers/kinderen waaraan jij training zal geven!
16. Start2teach tip
Het enthousiasme van de trainer is de motor van
het trainingsproces. Zorg dat je passie uitstraalt,
let op jouw houding en lichaamstaal. Zorg dat je
een positieve coach bent. Toon de juiste attitude.
Kennis van jouw sport is belangrijk
17. Opdracht 4: Hoe geef ik instructie?
Opdracht:
- 3 verschillende trainers leggen elk een
oefening uit.
- Hoe geven ze instructie?
- Wat valt op?
- Wat vind je goed, wat zou je anders doen?
18. Hoe geef ik instructie?
• KISS (Keep It Simple and Short)
• Een beeld zegt meer dan 1000 woorden
• Ondersteun demo met uitleg in plaats van
uitleg te ondersteunen met demo!
• Opstelling groep is belangrijk: iedereen moet
alles kunnen horen en zien
• Gebruik “protocols”
20. Het belang van protocols
• Een protocol is een set van regels, afspraken
en gebruiken die steeds weerkeren
• Werk met protocols
– voor start van de training
– verzamelen van de deelnemers
– beëindigen van de uitleg / van start gaan van de
oefening
– beëindigen van de training
21. Opdracht 5
Geef zelf enkele voorbeelden van protocols
– Begin van de training
– ‘Samenroepen’ van de deelnemers
– Start van de oefening
Voorbeeldprotocol start van een training
Hoe verwelkom je de deelnemers op jouw training?
Hoe roep je hen samen? Ondersteun je dit met gebaren?
Wat doe je als je alle deelnemers verzameld hebt?
Hoe start de training?
22. Hoe geef ik instructie? (2)
Gebruik van de zones als trainer
– Intieme zone (0-0,5m)
• Aanspreken ongewenst gedrag
• Betrokkenheid verhogen
• Troostend gebaar
• Aanduiden van een positie
• …
Opmerking: let op met het gebruik ervan
– Persoonlijke zone (0,5 m -1m)
– Persoonlijke coaching/feedback
– Coaching tijdens de oefening
– Gesprek na de training
– ....
– Sociale zone (1,5m – 3 m): coaching over grotere afstand, uitleg van een oefening
– Publieke zone ( meer dan 3 m): coaching over grotere afstand, feedback tijdens een wedstrijd
KERN:
• Hou de afstand voldoende klein
• Grotere afstand = verbaal krachtig met non-verbale ondersteuning !
23. Start2teach tip
Praat letterlijk en figuurlijk op het niveau van het kind:
Praat niet vanuit de hoogte maar kom op ooghoogte.
Zorg voor een eenvoudig en aangepaste taalgebruik.
Breng langzaam vakterminologie aan
24. Wat met ‘storend, onaangepast gedrag’ (1)
• Voorkomen is beter dan genezen
• Wat als het toch misloopt? Hoe aanpakken?
25. Storend gedrag: voorkomen is beter dan genezen…
Storend gedrag vermijden door:
• Goede organisatie
• Duidelijkheid (instructies)
• Motiverende spelvormen / oefeningen / coaching
(aangepast aan de leeftijd!!!)
• Lichaamstaal
• Positief klimaat ~ positieve coach
– “ ik geloof erin dat … ”
– “ ik ben ervan overtuigd dat … ”
– “ je zal nog extra aandacht moeten besteden aan…”
– “ goed gewerkt allemaal …”
en …..
27. Storend gedrag: wat als het toch misloopt?
Opdracht 6:
• trainer legt een oefening uit, één speler is constant
andere spelers aan het ‘ambeteren’, trainer reageert….
Opdracht 7:
• Trainer legt een oefening uit, een speler is afgeleid en is
totaal niet aan het opletten
Opdracht 8:
• Trainer legt een oefening uit
• Één van de spelers begint te zagen: “zo een domme
oefening, wat is het nu daar nu weer van, waarom
moeten e nu zoiets doen”
28. Storend gedrag: wat als het toch misloopt?
1. Treed zo snel mogelijk op bij de geringste aanzet van de
speler
2. Herinneren aan de afgesproken regel
3. Directe aanpaktechnieken:
– Positief ‘herformuleren’
– “Straffen” (ongewenst gedrag) en belonen (gewenst gedrag)
– Humor / spiegelen
– Stilzwijgende signalentechniek / non-verbaal berispen
– Veralgemening
– Onmiddellijk feedback
4. Consequenties uitvoeren (maar opgelet)
30. Procedures en methodes
• Optimaal gebruik van ruimte
• Optimaal gebruik van de beschikbare tijd
• Organisatievormen / werkvormen
• Opbouw van een training
32. Optimaal gebruik van ruimte
• Optimaal gebruik van ruimte =
ruimtemanagement
• Materiaal dat niet meer nodig is opruimen
• Gebruik de volledige voorziene trainingszone!
• Vermijd ‘traffic jam’ (oplossingen: ontdubbelen,
standenwerk, enz…)
33. Optimaal gebruik van tijd
• Optimaal gebruik van tijd = tijdsmanagement
• Materiaal op voorhand klaar zetten
• Kinderen zelf materiaal laten nemen of
assistent materiaal laten aanreiken directe
instructie)
• Vlotte overgangen – logische opbouw
• Werken met één basisoefening en daarop
verschillende variaties
34. Organisatievormen (1)
• Klassikaal systeem:
– Iedereen doet op het zelfde moment dezelfde
oefeningen
– Makkelijk voor de lesgever
– Meestal is binnen dit systeem differentiatie nodig
35. Organisatievormen (2)
• Doorschuifsysteem (standenwerk /circuit):
– Er zijn verschillende standen
– Aan elke stand werkt men een bepaalde tijd, dan
schuift men door
– Werken met kijkwijzers (instructiekaarten)
– Differentiatie is nodig
36. Organisatievormen (3)
• Zelfstandig laddersysteem
– Een reeks van verschillende oefeningen
– Van makkelijk naar moeilijk
– Iedereen doorloopt op eigen tempo
– Men komt vanzelf tot differentiatie
37. Start2teach tip
Zorg voor variatie in werkvormen!
Verandering van spijs doet eten
Zorg voor aangepaste oefenstof
Differentieer
40. Evaluatie
Opdracht 9:
• Hoe evalueer jij jouw eigen training?
• Geef concrete tips
• Vb de training was helemaal niet zoals je
verwacht had, jij dacht dat je een fantastische
training had voorbereid maar de sporters
vonden er maar niets aan.
41. Evaluatie!
• Stel vragen aan de deelnemers!
• Maak aantekening op jouw voorbereidingsformulier
– In verband met beleving +/0/-
– In verband met intensiteit + /0/-
– In verband met aantal acties per speler+/0/-
– Doelstelling bereikt +/0/-
– Bij “–” zoek je naar aanpassingen in organisatie, werkvormen, enz…
• Filmopname kan helpen, komt jouw zelfevaluatie
overeen met wat je ziet op video?
42. Opdracht 10
• Wat heb je onthouden, geef 5 ‘tips’ waar je
zeker iets aan hebt
• Waar ben je het absoluut niet mee eens?
• Stel dat jij deze opleiding zou geven, wat zou
je veranderen?