12. Stoïcijnen > stoa = zuilengang, waar
Zeno van Citium (333 – 262 v. Chr.)
zijn school stichtte.
Wat gebeurt, moet
gebeuren. Aanvaard de
wisselingen van het lot.
12
14. 18
En ook enige van de Epikureïsche en
Stoïcijnse wijsgeren twistten met
hem…
niet omgekeerd: hij twistte met hén…
14
15. 18
… en sommigen zeiden: Wat zou die
betweter willen beweren?
King James: babbler
St.Vert.: klapper
Conc. Version: rook (= roek)
voetnoot Telos vert.: graantjespikker
15
16. 18
… Maar anderen: Hij schijnt een
verkondiger van vreemde goden te
zijn…
16
17. 18
… want hij bracht het evangelie van
Jezus en de opstanding.
“vreemde goden”
17
18. 19
En zij namen hem mede en brachten
hem naar de Areopagus…
Mars heuvel
= waar het hoog gerechtshof zetelde
18
19. 19
… en zeiden: Zouden wij ook mogen
vernemen, wat dit voor een nieuwe
leer is, waarvan gij spreekt?
19
20. 20
Want gij brengt ons enige vreemde
dingen ten gehore; wij wensten dan
wel te weten, wat dit zeggen wil.
20
21. 21
Alle Atheners nu en de
vreemdelingen, die zich daar
ophielden, hadden voor niets anders
tijd over dan om iets nieuws te zeggen
of te horen.
21
22. 22
En Paulus, voor de Areopagus
staande, zeide…
lett. in het midden van …
22
23. 22
… Mannen van Athene, ik zie voor
mijn ogen, dat gij in elk opzicht
buitengewoon ontzag voor godheden
hebt…
Athene had de reputatie meer
afgodsbeelden te hebben dan inwoners
23
24. 23
…want toen ik door uw stad liep en
de voorwerpen uwer verering
aanschouwde…
24
25. 23
… heb ik ook een altaar gevonden…
= voetstuk
25
26. 23
… met het opschrift: Aan een
onbekende god…
> agnost
26
27. 23
… Wat gij dan, zonder het te kennen,
vereert, dat verkondig ik u.
27
31. 24
… die de wereld gemaakt heeft en AL
wat daarin is…
31
32. 24
… die een Heer is van hemel en
aarde, woont niet in tempels met
handen gemaakt,
27
Zou God dan waarlijk op aarde
wonen? Zie, de hemel, zelfs de hemel
der hemelen, kan U niet bevatten,
hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd
heb.
1Koningen 8
32
33. 25
en laat Zich ook niet door
mensenhanden dienen, alsof Hij nog
iets nodig had…
33
34. 25
… daar Hij zelf aan allen leven en
adem en alles geeft.
NIETS heeft een schepsel van zichzelf
34