2. Johannes 9
1 En terwijl hij passeerde
nam hij een mens waar,
blind vanuit geboorte.
3. Johannes 9
1 En terwijl hij passeerde
nam hij een mens waar,
blind vanuit geboorte.
2 En de discipelen vroegen hem, zeggende:
Rabbi, wie zondigde?
Deze of de ouders van hem
dat hij blind geboren zou worden?
4. Johannes 9
1 En terwijl hij passeerde
nam hij een mens waar,
blind vanuit geboorte.
2 En de discipelen vroegen hem, zeggende:
Rabbi, wie zondigde?
Deze of de ouders van hem
dat hij blind geboren zou worden?
3 Jezus antwoordde:
noch deze zondigde,
noch de ouders van hem,
maar de werken van God
zouden openbaar gemaakt worden in hem.
5. Johannes 9
4 Ik moet werken
de werken van degene die mij zendt,
terwijl [het] dag is.
Een nacht komt,
waarin niemand kan werken.
andere handschriften: "wij moeten... "
niet logisch: "... die mij zendt"
6. Johannes 9
4 Ik moet werken
de werken van degene die mij zendt,
terwijl [het] dag is.
Een nacht komt,
waarin niemand kan werken.
nl. wanneer de Heer afwezig zal zijn
zie volgend vers
7. Johannes 9
4 Ik moet werken
de werken van degene die mij zendt,
terwijl [het] dag is.
Een nacht komt,
waarin niemand kan werken.
nl. de wondertekenen doen die de Heer deed
(b.v. een blindgeborene genezen)
8. Johannes 9
5 Zolang ik in de wereld zou zijn,
ben ik [het] licht van de wereld.
> de dag (licht) spreekt van de
tijd van de presentie van de Heer
9. Johannes 9
6 Deze dingen zeggende,
spuwde hij op de grond
en maakte modder vanuit de spuug
en hij streek hem de modder op de ogen.
wat de Heer nu gaat doen
spreekt van "de dag"
10. Johannes 9
6 Deze dingen zeggende,
spuwde hij op de grond
en maakte modder vanuit de spuug
en hij streek hem de modder op de ogen.
vergl. Mar.7:33 en 8:23
speeksel = wat de mond voortbrengt
een type van woord (Gods)
water, ook een type van 'woord'
11. Johannes 9
6 Deze dingen zeggende,
spuwde hij op de grond
en maakte modder vanuit de spuug
en hij streek hem de modder op de ogen.
de man werd nog blinder dan hij al was...
zoals de Heer een blind volk aantrof
maar haar zelf ook verblindde >
12. Johannes 12
39 Hierom konden zij niet geloven,
omdat Jesaja elders gezegd heeft:
40 Hij heeft hun ogen verblind
en hun hart verhard,
dat zij niet met hun ogen zien,
met hun hart verstaan
en zich bekeren,
en Ik hen geneze.
13. Johannes 9
7 En hij zei tot hem: ga heen,
was je in de badvijver van Siloam,
dat wordt vertaald 'gezonden'.
Hij dan ging weg en waste zich
en kwam ziende.
• met water uit de Gihon-bron
• in Jes.8:6 genoemd "de wateren
van Siloach" >
14. Johannes 9
7 En hij zei tot hem: ga heen,
was je in de badvijver van Siloam,
dat wordt vertaald 'gezonden'.
Hij dan ging weg en waste zich
en kwam ziende.
waarmee is gezegd: de locatie-naam
verklaart het wonder:
Siloach = type van Christus (3:17):
water, wassing, gezonden
16. Johannes 9
7 En hij zei tot hem: ga heen,
was je in de badvijver van Siloam,
dat wordt vertaald 'gezonden'.
Hij dan ging weg en waste zich
en kwam ziende.
Gr. middenvorm:
> actief en passief
17. Johannes 9
7 En hij zei tot hem: ga heen,
was je in de badvijver van Siloam,
dat wordt vertaald 'gezonden'.
Hij dan ging weg en waste zich
en kwam ziende.
een type van Israëls genezing:
eerst blind en verblind;
ziende gemaakt op de sabbat
= type van Messiaanse rijk
18. structuur van Johannes 9:
8:59 de Heer en de Farizeeën
1-7 de Heer en de man
8-12 de buren en de man
13-17 de Farizeeën en de man
18-23 de ouders en de man
24-34 de Farizeeën en de man
35-38 de Heer en de man
39-41 de Heer en Farizeeën
het eigenlijke wonder: vers 1 t/m 7
de reactie van ongeloof: 34 verzen!
19. Johannes 9
8 De buren dan
en zij die hem aanschouwden,
dat hij vroeger bedelaar was,
zeiden: is dat niet degene
die zit en bedelde?
20. Johannes 9
8 De buren dan
en zij die hem aanschouwden,
dat hij vroeger bedelaar was,
zeiden: is dat niet degene
die zit en bedelt?
21. Johannes 9
9 Anderen zeiden: hij is het.
Weer anderen zeiden:
nee, maar hij lijkt op hem.
Hij zei: ik ben het.
22. Johannes 9
10 Zij zeiden dat tot hem:
hoe werden jou dan de ogen geopend?
23. Johannes 9
11 Hij antwoordde en zei:
de mens die Jezus genoemd wordt,
maakte modder
en streek het op de ogen...
24. Johannes 9
11 ... en zei tot mij:
ga heen naar Siloam en was je.
Ik ging heen, waste mij en keek op.
Gr. anablepo
lett. op (omhoog) kijken (Mat.14:19)
eventueel: weer kijken
(maar n.v.t. op deze man)
25. Johannes 9
12 En zij zeiden tot hem: waar is hij?
En hij zei: ik weet het niet.
26. Johannes 9
13 En zij leidden hem,
die eens blind was,
naar de Farizeeën.
dezelfde dag nog?
27. Johannes 9
14 Nu was het sabbat,
op de dag dat Jezus modder maakte
en de ogen opende van hem.
typerend voor het wonder (vergl. 5:10)!
28. Johannes 9
15 Opnieuw dan
vroegen ook de Farizeeën aan hem
hoe hij opkeek.
Hij nu zei tot hen:
hij heeft modder op mijn ogen gelegd
en ik waste mij en ik zie!
29. Johannes 9
15 Opnieuw dan
vroegen ook de Farizeeën aan hem
hoe hij opkeek.
Hij nu zei tot hen:
hij heeft modder op mijn ogen gelegd
en ik waste mij en ik zie!
30. Johannes 9
16 Sommigen dan
vanuit de Farizeeën zeiden:
deze mens is niet van God,
want hij bewaart de sabbat niet...
het maken van modder was voor hen een werk
het verblindde hen, om het wonder te zien
vergl. het dragen van matrasje (5:8)
31. Johannes 9
16 ... Maar anderen zeiden:
hoe kan een mens, een zondaar
zulke tekenen doen?
En er was verdeeldheid onder hen.
geen 'werken' maar tekenen!
32. Johannes 9
16 ... Maar anderen zeiden:
hoe kan een mens, een zondaar
zulke tekenen doen?
En er was verdeeldheid onder hen.
nl. de Farizeeën
33. Johannes 9
17 Zij zeiden dan weer tot de blinde:
wat zeg jij aangaande hem,
dat hij jouw ogen opende.
Hij nu zei: hij is een profeet.
34. Johannes 9
17 Zij zeiden dan weer tot de blinde:
wat zeg jij aangaande hem,
dat hij jouw ogen opende.
Hij nu zei: hij is een profeet.
35. Johannes 9
18 De Joden dan geloofden niet
aangaande hem dat hij blind was en opkeek,
totdat zij de ouders ontboden
van degene die opkeek.
36. Johannes 9
18 De Joden dan geloofden niet
aangaande hem dat hij blind was en opkeek,
totdat zij de ouders ontboden
van degene die opkeek.
37. Johannes 9
19 En zij vroegen hen en zeiden:
is dit jullie zoon
van wie jullie zeggen
dat hij blind werd geboren?
Hoe ziet hij dan op dit moment?
38. Johannes 9
19 En zij vroegen hen en zeiden:
is dit jullie zoon
van wie jullie zeggen
dat hij blind werd geboren?
Hoe ziet hij dan op dit moment?
39. Johannes 9
20 Zijn ouders antwoordden dan en zeiden:
wij weten dat dit onze zoon is
en dat hij blind werd geboren.
40. Johannes 9
20 Zijn ouders antwoordden dan en zeiden:
wij weten dat dit onze zoon is
en dat hij blind werd geboren.
41. Johannes 9
21 Maar hoe hij nu ziet,
weten wij niet.
Of wie zijn ogen opende,
wij weten het niet.
Vraag het hem,
hij heeft de leeftijd,
hij zal voor zichzelf spreken.
42. Johannes 9
21 Maar hoe hij nu ziet,
weten wij niet.
Of wie zijn ogen opende,
wij weten het niet.
Vraag het hem,
hij heeft de leeftijd,
hij zal voor zichzelf spreken.
43. Johannes 9
21 Maar hoe hij nu ziet,
weten wij niet.
Of wie zijn ogen opende,
wij weten het niet.
Vraag het hem,
hij heeft de leeftijd,
hij zal voor zichzelf spreken.
44. Johannes 9
22 Deze dingen zeiden zijn ouders,
omdat zij de Joden vreesden...
45. Johannes 9
22 ... Want de Joden waren reeds
overeengekomen dat in het geval dat iemand
hem zou belijden als Christus,
hij uit de synagoge zou worden gezet.
46. Johannes 9
22 ... Want de Joden waren reeds
overeengekomen dat in het geval dat iemand
hem zou belijden als Christus,
hij uit de synagoge zou worden gezet.
vergl. 12:42 >
47. Johannes 12
42 En toch geloofden
zelfs uit de oversten
velen in Hem,
maar ter wille van de Farizeeen
kwamen zij er niet voor uit,
om niet uit de synagoge
te worden gebannen...
48. Johannes 9
23 Daarom zeiden zijn ouders:
hij heeft de leeftijd,
vraag het aan hem.
49. Johannes 9
24 Zij ontboden dan
voor de tweede keer de mens
die blind was en zeiden tot hem:
geef heerlijkheid aan God,
wij weten dat deze mens een zondaar is.
zie structuur >
50. structuur van Johannes 9:
8:59 de Heer en de Farizeeën
1-7 de Heer en de man
8-12 de buren en de man
13-17 de Farizeeën en de man
18-23 de ouders en de man
24-34 de Farizeeën en de man
35-38 de Heer en de man
39-41 de Heer en Farizeeën
51. Johannes 9
24 Zij ontboden dan
voor de tweede keer de mens
die blind was en zeiden tot hem:
geef heerlijkheid aan God,
wij weten dat deze mens een zondaar is.
52. Johannes 9
25 Hij dan antwoordde:
of hij een zondaar is, weet ik niet,
één ding weet ik,
dat ik die blind was,
op dit moment kan zien.
Gr. eido
= weten op basis van waarneming
53. Johannes 9
25 Hij dan antwoordde:
of hij een zondaar is, weet ik niet,
één ding weet ik,
dat ik die blind was,
op dit moment kan zien.
vergl. andere voorkomens >
54. Psalm 27:4
Eén ding heb ik van JAHWEH gevraagd,
dit zoek ik:
te verblijven in het huis van JAHWEH
al de dagen van mijn leven,
om de liefelijkheid van JAHWEH
te aanschouwen,
en om te onderzoeken in zijn tempel.
Marcus 10:21
En Jezus, hem aanziende,
kreeg hem lief en zeide tot hem:
één ding ontbreekt u,
ga heen, verkoop al wat gij hebt
en geef het aan de armen...
55. Filippi 3:14
... maar één ding doe ik:
vergetende hetgeen achter mij ligt
en mij uitstrekkende
naar hetgeen voor mij ligt,
jaag ik naar het doel,
om de prijs der roeping Gods,
die van boven is,
in Christus Jezus.
56. Johannes 9
26 Zij zeiden tot hem:
wat deed hij met jou?
Hoe opende hij jou de ogen?
57. Johannes 9
27 Hij antwoordde hen:
ik zei het jullie reeds
en jullie luisteren niet.
Waarom willen jullie het opnieuw horen?
Willen jullie soms zijn leerlingen worden?
58. Johannes 9
27 Hij antwoordde hen:
ik zei het jullie reeds
en jullie luisteren niet.
Waarom willen jullie het opnieuw horen?
Willen jullie soms zijn leerlingen worden?
59. Johannes 9
28 En zij scholden hem uit en zeiden:
jij bent een leerling van hem,
maar wij zijn leerlingen van Mozes.
Johannes 5:46
Want indien jullie Mozes geloofden,
zouden jullie ook Mij geloven,
want hij heeft van Mij geschreven.
60. Johannes 9
29 Wij weten
dat God tot Mozes heeft gesproken
maar van deze weten wij niet vanwaar hij is.
61. Johannes 9
30 De mens antwoordde en zei tot hen:
in dit is toch het wonderbaarlijke,
dat jullie niet weten vanwaar hij is
maar mij de ogen opent.
62. Johannes 9
30 De mens antwoordde en zei tot hen:
in dit is toch het wonderbaarlijke,
dat jullie niet weten vanwaar hij is
maar mij de ogen opent.
terwijl ze telkens met stelligheid
zeiden "wij weten..." (24,29)
63. Johannes 9
31 Wij weten
dat God geen zondaars hoort,
maar indien iemand eerbied heeft voor God
en zijn wil zou doen,
die hoort Hij.
64. Johannes 9
31 Wij weten
dat God geen zondaars hoort,
maar indien iemand eerbied heeft voor God
en zijn wil zou doen,
die hoort Hij.
65. Johannes 9
32 Vanuit de aeon wordt het niet gehoord
dat iemand de ogen
van een blindgeborene opent.