Geert Driessen (2004) ITSInfo De feminisering van het basisonderwijs.pdf
1. De feminisering van het basisonderwijs
De feminisering van het onderwijs staat momenteel sterk in de belangstelling.
sommige pedagogen vrezen datjongens door toename van het aantal vrouwelijke
leerkrachten mannelijke rolmodellen gaan missen, wat slecht zou uitpakken voor hun
prestaties en gedrag. ook het onderwijsveld zelf deelt die angst. Een recent uitge-
voerde enquète liet zien dat bijna driekwart van het onderwijspersoneel feminise-
ring als een probleem beschouwt. Het zou de kwaliteit van het onderwijs bedreigen
en slecht zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongens. opinies zijn
nog geen feiten en empirisch onderzoek naar de gevolgen van feminisering bleek
in Nederland nog niet verricht te zijn. vandaar dat het Ministerie van onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen het ITS verzocht die in kaart te brengen.
Buitenlandse ervaringen
ln de Verenigde Staten, Engeland en
Australië wordt de discussie over feminise-
ring al veel langer en heftiger gevoerd. ln
die landen zijn ook overheidsmaatregelen
Benomen om meer mannelijke leerkrachten
voor de klas te krijgen, hoewel onderzoek
dat dat beleid zou moeten ondersteunen
nagenoeg ontbreekt Vanuit feministische
hoek is hier dan ook veel kritiek op. Men
vraagt zich af of er wel sprake is van een
'jongensprobleem'. Als er al verschillen zijn
tussen jongens en meisjes dan manifesteren
die zich in verschillende fasen en hebben ze
ook betrekking op verschillende aspecten
van de schoolloopbaan.
Een ander discussiepunt heeft betrekking
op de oorzakelijke koppeling van het aantal
vrouwelijke leerkrachten aan de lagere pres-
taties en het negatievere gedrag van jon-
gens. Als tussenliggende schakel wordt in
dit verband het concept 'mannelijk rolmo-
del' ingevoerd. Vanuit feministisch perspec-
tief wordt dit als achterhaald, simplístisch
en naïef beoordeeld.
Toenemende feminisering
Hoe staat het in Nederland met de femi-
nisering van het onderwijs? Om die vraag
te beantwoorden is onder meer gebruik
gemaakt van het PRIMA-onderzoek. Dat
is een tweejaarlijks |TS-onderzoek onder
6oo basisscholen met in totaal 6o.ooo
leerlingen. Analyse van de gegevens maakt
duidelijk dat circa 8oozo van de leerkrachten
in het basisonderwijs een vrouw is, en dat
dat percentage licht stijgt Daarnaast is ruim
Soouo van de directeuren een man; dat per-
centage neemt de laatste jaren wat af. Bíj de
adjunct-directeuren zijn en blijven de man-
nen iets In de meerderheid. Van het onder-
wijsondersteunend personeel is driekwart
een vrouq en ook dat blijft vrij constant
Verschillen vrouwelijke en mannelijke
leerkrachten?
Zijn er verschillen tussen mannelijke en
vrouwelijke leerkrachten? Voor de beant-
woording van die vraag zijn de leerkrachten
vergeleken op een uitgebreid scala aan
kenmerken wat betreft hun achtergronden,
de klas waaraan ze lesgeven en hun onder-
wijsaanpak. De resultaten waren verrassend:
mannelijke en vrouwelijke leerkrachten
bleken nauwelijks te verschillen. ln feite
is er alleen een overtuigend verschil wat
betreít onderwijservaring: mannen hebben
gemiddeld ongeveer zo jaar ervaring als
leerkracht, tegen vrouwen r5 jaar. Verder
zijn er nog enkele kleinere verschillen: man
nen ieggen wat meer nadruk op cognitieve
onderwijsdoelen en ze hebben minder vaak
een duobaan.
Verschillen jongens en meisjes?
Het is van belang te weten ofjongens en
meisjes verschillen in prestatie, houding en
gedrag. ls er r-iberhaupt wel sprake van een
'jongensprobleem'? Analyse van de gege-
vens van de onvertraagde leerlingen (d.w.z.
die niet zijn blijven zitten of doorverwezen
naar het speciaal onderwijs) maakt duidelijk
dat er in het basisonderwijs maar weinig
verschiÍlen zijn. Meisjes scoren wat hoger
als gelet wordt op welbevinden, werkhou-
ding en sociaal gedrag. Qua prestaties doen
er zich geen verschillen voor.
Effecten van het geslacht van de leerkracht
De kernvraag was of de (geconstateerde
kleine) verschillen tussen jongens en
meisjes verklaard kunnen worden door het
geslacht van de leerkrachten. Dat is op drie
manieren nagegaan. Door te kijken naar
het totale aantal mannelijke leerkrachten
dat een leerling in de groepen .r
t/m 8 heeft
gehad, de fase waarin de leerling een man-
nelijke leerkracht heeft gehad (onderbouw,
bovenbouw), en of de leerling in groep g
een mannelijke leerkracht heeft gehad. De
resultaten van deze analyses Íaten zien, dat
er geen nadelige effecten van het geslacht
van de leerkrachten worden aangetoond
,z trs-truro I
NovEÀasen 2004
2. op prestaties, houdingen en gedragingen
van de leerlingen. Bovendien bleek die con_
clusie voor zowel jongens als meisjes, voor
kinderen uit lagere en hogere milieus, als
voor autochtone en allochtone leerlingen
te gelden. Dit betekent dus bijvoorbeeld
dat er geen nadelige consequenties zijn
voor Turkse jongens en evenmin voor
Nederlandse meisjes en ook niet voor jon_
gens van lager opgeleide ouders.
Emancipatorische redenen
Het onderzoek laat zien dat er geen bewijs
is voor de vermeende nadelige gevolgen van
de feminisering van het onderwus. Meer
vrouwen voor de klas leidt niet tot slechtere
prestaties en negatiever gedrag bij jongens.
Dat neemt niet weg dat er andere motieven
kunnen zijn, bijvoorbeeld emancipatorische,
om naar een evenwichtiger verdeling van
mannelijk en vrouwelijk onderwijspersoneel
te streven. En dat zou dan voor alle functies
moeten gelden: niet alleen voor het onder_
wijzend en ondersteunend personeel, maar
evenzeer voor de directie- en management_
functies. De minister heeft deze aanbeve_
ling inmiddels overgenomen.
RAPPoRT:
Geert Driessen & Jan Doesborgh,
De feminisering van het basisondertvijs. Effecten
van het geslachtvan de leerkrachten op de pres_
taties, de houding en het gedrag van de leer_
lingen.
Mern rNronuattt:
Geert Driessen
g.d riesse n@its. ru. n I
Strategie en beleid
Ondernemers of bestuurders hebben
een visie op de toekomst van de onder-
neming of instelling. Ze denken over
strategische concepten, succesformu les
of formats. Maar hoe krijg je de organi_
satie op het juiste spoor? Kunnen en wil_
len medewerkers voldoende enthousi-
asme opbrengen? Kortom: hoe realiseer
je strategie en ondernemingsbeleid. Een
goede aanpak is te vinden in het drie-
elementenmodel dat ITS recent ontwik_
kelde.
Het lïS heeft een rijke traditie op het
gebied van beleidsanalyse en beleidsonder_
zoek. Daarnaast is veel onderzoek gedaan
naar opvattingen en gedrag van mensen
binnen en buiten arbeidsorganisaties. Het
ITS koppelt nu deze expertise en kennis om
daarmee bedrijven en instellingen te onder_
steunen in hun streven naar realisatie van
beleid en strategie.
Drie eÍementen voor realisatie van
strategie en beleid
ln overleg wordt een voorstel op maat ont_
wikkeld voor het specifieke onderwerp dat
aan de orde is. ln kort tijdsbestek maakt ITS
met behulp van o.a. documentenanalyse,
diepte-interviews, focusgroepen, e-vragen_
lijsten, een doorlichting van de organisatie,
gericht op diagnose van problemen, ook als
in de onderneming
die nog niet manifest zijn. Open communi_
catie is belangrijk voor een succesvol ver_
volg. Feiten en meningen vormen de basis
voor een onderbouwd advies.
ln het kort komt het neer op 3 stappen:
Stap r: in kaart brengen en analyseren van
strategische mogelijkheden en openstaande
opties. Welke keuzes zijn er en met welke
gevolgen voor organisatie en personeel?
Het maken van een quick scan van de situ_
atie om tot een goede analyse te komen kan
daarbij dienstig zijn. Een goede analyse is
het eerste element.
Stap z: nader onderzoek van de huidige
situatie van de organisatie en aanwezige
competenties. Zo ontstaat een helder beeld
van de weg die afgelegd moet worden om
de beoogde resultaten daadwerkelijk te rea_
liseren. De interne feiten en mogelijkheden
onderzocht is het tweede elemenL
Stap 3: organiseren van een dialoog tussen
bestuur, management, ondernemlngsraad
en personeel. Op die manier ontstaat geza_
menlijk draagvlak als derde elemenl dat van
groot belang is voor succesvolle implemen_
tatie van strategie en beleid.
MEER tNFoRMAT|E:
Jan Heijink
j.heijink@its.ru.nl
Lra
i
I