SlideShare a Scribd company logo
1 of 20
Veilig optreden nabij Elektriciteit
1
Onderwerp Veilig repressief optreden nabij elektriciteit
Auteurs Johan Dirksen (Tennet),
Maarten van Riet (Alliander)
Henk Steens (In opdracht van Landelijk Netwerk Incidentbestrijding)
Michael Bertels (in opdracht van Vakgroep Bouwen, Landelijk netwerk
Risicobeheersing)
Datum 28 juni 2017
Versie Ter consultatie achterban.
Openbaar beschikbaar vanaf 29 juni 2017.
1.1 Totstandkoming
De handleiding is opgesteld door vertegenwoordigers van Brandweer Nederland en Netbeheer
Nederland. Andere hulpverleningsdiensten zijn niet betrokken geweest. De handleiding is echter wel
geschikt voor andere hulpverleningsdiensten en zij kunnen er hun voordeel mee doen.
1.2 Doel
Het doel van deze notitie is Landelijke uniformiteit in de wijze van veilig repressief optreden nabij
elektriciteit voor de hulpverleningsdiensten, gebaseerd op de standaarden van de netbeheerders.
Landelijke uniformiteit in de wijze van samenwerken op de plaats incident tussen landelijke
netbeheerder en de veiligheidsregio bij incidenten en crises.
Duidelijkheid voor de netbeheerder welke inspanning en slagkracht (of beperking daarvan) zij mogen
verwachten van de hulpverleningsdiensten.
1.3 Doelgroep
Deze handleiding richt zich op beleidsmakers, technisch specialisten en onderwijskundigen. De
handleiding is niet gericht op gebruik in het veld, maar levert daarvoor wel de technische
uitgangspunten en creëert duidelijkheid over verdeling van verantwoordelijkheden.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
2
Veilig optreden nabij elektriciteit
2 Definities
Laagspanning (LS): minder dan 1000 Volt wisselspanning of 1500 Volt gelijkspanning (Bouwbesluit
artikel 1.1, Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 3.1 lid e en f).
Hoogspanning (HS): spanning hoger dan Laagspanning. In Nederland wordt in de praktijk niet meer
dan 380kV gebruikt voor transport.
Middenspanning (MS): In de Nederlandse wetgeving wordt het onderscheid tussen midden- en
hoogspanning niet gemaakt. Bij de netbeheerders zijn de wisselspanningsystemen voor HS
onderverdeeld in HS en MS. Middenspanning is hoger dan 1kV en lager dan 25kV (BEI BHS 2.1.1).
Het Vlaamse “Algemeen Regelement op Elektrische Installaties” heeft als definitie voor
middenspanning; 1 – 50kV.
Lijnen kabels en installaties:
Het elektriciteitsvoorzieningsysteem omvat alle installaties en geleiders die gebruikt worden om
elektriciteit te transporteren, te transformeren, te distribueren en te leveren aan installaties die op het
systeem zijn aangesloten. Hieronder vallen ook de eigen bedrijfsinstallaties (accu’s, secundaire
installaties en tertiaire installaties).
Onderdelen van het elektriciteitsvoorzieningsysteem die uitsluitend bedoeld zijn voor transport over
enige afstand bestaan uit:
- Lijnen: voorzieningen voor het bovengrondse transport van elektriciteit. Zijn niet voorzien van
isolatie aan de buitenzijde.
- Kabels: voorzieningen voor het ondergrondse transport van elektriciteit. Zijn wel voorzien van
isolatie aan de buitenzijde.
Alle overige onderdelen worden als “installatie” aangeduid.
Elektrische bedrijfsruimte: een ruimte of plaats met elektrisch materieel dat voornamelijk is
bestemd voor het bedrijf van een elektrische installatie.
Onderstation: De plaats waar het landelijke net voor hoogspanning gekoppeld wordt aan regionaal
net. Het kan bestaan uit een schakeltuin (installatie in de open lucht) en een elektrische bedrijfsruimte
(omzetting van 25 tot 380 kV naar minimaal 10 kV, NEN 3840: artikel 3.1.201.).
Spanningsloos: Elektrisch veilig. Het spanningsloos maken bestaat uit 5 stappen beschreven in §6.2
van de BEI-BHS. Na het doorlopen van de vijf stappen is de voorziening elektrisch voldoende veilig.
Er is dan bijvoorbeeld ook geen sprake meer van restspanning op parallel lopende
hoogspanninglijnen of een gevaar voor herinschakelen. Er kan mogelijk wel sprake zijn van een risico
op vertraagde explosie, zie §5.2. In de communicatie tussen de netbeheerder en de hulpdiensten
wordt uitsluitend de term “spanningsloos” gebruikt. Om misverstanden te voorkomen wordt er niet
gesproken over bijvoorbeeld “uitschakelen”, “veilig stellen” etc.
Basisbegrippen zoals spanning en stroom worden als bekend verondersteld.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
3
3 Informatievoorziening
De netbeheerders stellen geo – informatie over de locaties van onderdelen in de infrastructuur van
het nationale nettransport (transport van HS plus onderstations) ter beschikking aan de hulpverleners.
(Daar zijn ook de grootste risico’s, zie §5.1). {Op dit moment lopen er gesprekken tussen Richard
Flierman (TenneT) en Jaap Smits (Geo4OOV).
4 Bevoegdheden
Bij een incident aan of nabij infrastructuur voor hoog- of middenspannning wordt de netbeheerder
gealarmeerd. De meldkamer kan hoogspanning herkennen dankzij bovengenoemde informatie-
uitwisseling. Een bevoegd persoon1 van de netbeheerder gaat ter plaatse. Deze is herkenbaar aan
een blauw hesje met het opschrift “hoogspanning”. Het blauwe hesje wordt maar door één persoon
ter plaatse gedragen.
Een elektrische installatie moet als onveilig worden beschouwd totdat de bevoegde persoon van de
netbeheerder heeft verklaard dat de installatie “spanningsloos” is.
Bij brand of ander ongeval kan, op basis van de Wet veiligheidsregio’s, de burgemeester een bevel
geven (artikel 4 lid 2) en de brandweer een plaats betreden of hulpmiddel plaatsen (artikel 62).
Tegelijkertijd moeten de hulpverleners voorschriften voor arbeidsveiligheid respecteren. Zelfs bij een
incident zijn zij niet uitgezond van onderstaande regels:
 Een leek is niet bevoegd om een onderstation of een elektrische bedrijfsruimten voor
middenspanning te betreden, tenzij onder toezicht van een werk- of
installatieverantwoordelijke2.
 Een leek is niet bevoegd om installaties vóór de gebruiksmeter te bedienen. De brandweer is
niet bevoegd om handelingen te verrichten aan installaties voor midden- of
hoogspanning3.Hulpverleners verrichten dus ook geen handelingen om een installatie
spanningsloos te maken.
1 Minimaal aangewezen als “werkverantwoordelijke” door de netbeheerder.
2 Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 3.5.
3 NEN 3840 Reguliere bedrijfsvoering. Alleen voldoende onderrichte personen mogen installaties voor
hoogspanning bedienen.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
4
5 Risico-indeling
De risico’s (Hoofdstuk 6) van optreden nabij elektriciteit hangen sterk samen met de bedrijfsspanning
(Volt) en het maximale vermogen (VoltAmpère) van een installatie. Bedrijfsspanning kan volgens
bouw- en arbowetgeving worden ingedeeld in laag- en hoogspanning. Daarnaast wordt het begrip
“middenspanning” gebruikt. Het is voor een leek onmogelijk om onderscheid te maken tussen laag-
midden en hoogspanning. Het is daarom beter om aan te sluiten bij de manier waarop de
verantwoordelijkheden zijn verdeeld in de elektriciteitsbranche. Daarvoor wordt aansluiting gezocht bij
de “beheersgebieden” (Figuur 1). Of de risico’s van elektriciteit zich manifesteren is ook afhankelijk
van het soort installatie en de omstandigheden (§5.3).
5.1 Indeling naar spanning en verantwoordelijkheid
De nationale en regionale netbeheerders hebben samen, als “Netbeheer Nederland” een norm
vastgesteld: “Bedrijfsvoering van Elektrische Installaties, Branche Hoogspanning (en
Middenspanning) { versie 2017-04-15 }”, deze staat in de branche bekend als de “BEI BHS”.
In deze norm worden drie domeinen / beheersgebieden onderscheiden4 (Figuur 1):
1) Het domein LNB (Landelijk netbeheer). De landelijke netbeheerder is verantwoordelijk. In
de praktijk gaat het om spanningen van 110kV - 380kV in het landelijke hoogspanningsnet5.
2) Het domein Transport (25kV – 50kV) en
3) Het domein Distributie. De regionale netbeheerder is verantwoordelijk. In de praktijk gaat
het om spanningen6 van 400V (voor lokale distributie tot aan de gebruiksmeter) tot 25kV
(voor regionaal transport).
Daarnaast wordt in deze notitie een vierder domein benoemd:
4) Lokaal gebruik na de gebruiksmeter of laagspanning. De gebruiker is verantwoordelijk.
5.1.1 Spoor
Bij de Hogesnelheidslijn en de Betuwelijn wordt 25kV wisselspanning gebruikt. Bij normaal spoor
wordt < 1800V gelijkspanning toegepast. Bij industrie die veel elektriciteit gebruikt kunnen
voorzieningen voor middenspanning in eigen beheer zijn. Deze voorbeelden worden qua
gevaarssetting ingedeeld bij het domein “distributie”. In de praktijk zijn de betreffende voorzieningen
zijn ook als zodanig herkenbaar.
5.1.2 Decentrale opwekking en opslag
Windmolens, zonnepanelen, elektrische auto’s, noodstroomvoorzieningen etc. werken met
laagspanning. Bij windmolens op zee kan middenspanning aanwezig zijn in de voet van de molen.
4 Bei – BHS §2.1.1.
5 Elektriciteitswet artikel 10, lid 1 “Het landelijk hoogspanningsnet omvat de netten die bestemd zijn
voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110.000 Volt (= 110 kV) of hoger en die
als zodanig worden bedreven en landsgrensoverschrijdende netten met wisselstroom
6 In sommige gevallen wordt de term “Middenspanning” gebruikt, dat is in ieder geval meer dan 1 kV,
maar de bovengrens is niet vastgelegd (25kV – 100kV). Het Vlaamse “Algemeen Regelement op
Elektrische Installaties” heeft als definitie voor middenspanning; 1 – 50kV.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
5
Beheersgebieden (BEI BHS bijlage 1).
Hoogspanning
Middenspanning
Distributie tot aan de gebruiksmeter (verantwoordelijkheid regionale
netbeheerder).
Laagspanning
Gebruik na de gebruiksmeter (verantwoordelijkheid gebruiker).
Figuur 1. Beheersgebieden en de indeling HS, MS, LS.
Rood: Landelijk netbeheer (Hoogspanning), Blauw: regionaal transport en distributie
(Middenspanning). Daaronder wordt laagspanning gedistribueerd tot aan de gebruiksmeters.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
6
5.1.3 Praktische uitwerking voor risico-indeling
In deze handleiding wordt, gebaseerd op de uiteenzetting in de vorige paragraaf, gewerkt met
onderstaande indeling:
Landelijk: Landelijk netbeheerder is verantwoordelijk. Voorschriften voor hoogspanning zijn van
toepassing. Voorzieningen voor het transport van 25kV – 50kV vallen strikt genomen onder de
verantwoordelijkheid van de regionale netbeheerder. Door een leek zullen deze voorzieningen
worden herkend als “hoogspanning”.
Regionaal: Regionaal netbeheerder is verantwoordelijk. Voorschriften voor middenspanning zijn van
toepassing. Distributie tot aan de meter valt onder de verantwoordelijkheid van de regionaal
netbeheerder. Technisch gezien is er sprake van laagspanning. Omdat er grote vermogens in het
spel zijn worden toch de veiligheidsafstanden voor middenspanning toegepast.
Lokaal na de gebruiksmeter: Gebruiker is verantwoordelijk. Voorschriften voor laagspanning zijn van
toepassing.
Deze indeling heeft een aantal voordelen.
- De beheersgebieden (landelijk / regionaal) worden gebruikt door elektriciteitsbranche en zijn
voor hen daarom herkenbaar.
- De gebieden zijn kenmerkend voor de maatschappelijke impact bij een uitval van elektriciteit.
- Het is voor de hulpverlener bij een incident redelijk herkenbaar met welk gebied hij te maken
heeft en dus
o wie er verantwoordelijk is en aangesproken kan worden.
o wat passende veiligheidsmaatregelen zijn.
- De risico’s van elektriciteit worden onder andere bepaald door de spanning en het leverbaar
vermogen. Deze indeling is daar kenmerkend voor.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
7
5.2 Geleiding, vonkoverslag en doorslag
Vrijwel alle transportnetten in Nederland hebben geleiders die een spanning voeren ten opzicht van
aarde7. Dat wil zeggen dat als een voorwerp contact maakt met aarde én met de geleider er een
stroom gaat vloeien door het voorwerp.
Volgens de wet van Ohm is de sterkte van de stroom afhankelijk van de spanning en de weerstand
van het voorwerp. Bij laagspanning is alleen de wet van Ohm relevant.
Bij midden- en hoogspanning kan bovendien overslag door de lucht en doorslag door een isolerend
materiaal plaatsvinden. De lucht of het isolerend materiaal “bezwijkt”8 onder het elektrische veld en er
gaat stroom lopen.
Reguliere droge persoonlijke beschermingsmiddelen van de brandweer hebben voldoende weerstand
om, volgens de wet van Ohm, te beschermen tegen laagspanning. Bij middenspanning is er een grote
kans op doorslag van bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen en bij hoogspanning is er
bovendien een grote kans op overslag door de lucht. Bij midden- en hoogspanning spreekt men
daarom van een “gevarenzone”, zie Figuur 2.
Uit: Bijlage 8 van de BEI BHS 2016
Figuur 2. Zone’s nabij spanningvoerende delen.
Toelichting: Ongeïsoleerd actief deel is een onbeschermde geleider onder spanning.
In de gevarenzone is er kans op direct contact met de geleider of vonkoverslag. Daarbij wordt ook
rekening gehouden met pieken als gevolg van schakelen en blikseminslag elders in het systeem.
In de nabijheidszone bestaat er een kans dat men ongemerkt in de gevarenzone terecht komt.
7 Bij uitzondering worden zwevende netten toegepast. Bij de eerste fout (er is een sluiting naar aarde)
gaat er nog geen stroom vloeien. Zwevende netten (nu nog in bedrijf in Brabant, Limburg en Zeeland)
gaan verdwijnen in Nederland.
8 Dielectric breakdown.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
8
5.3 Omstandigheden
Naast het van toepassing zijnde beheersgebied zijn er een aantal andere omstandigheden die
bepalend zijn voor de risico’s van elektriciteit:
a. Is er sprake van een lijn, kabel of installatie.
b. Is de voorziening in normaal bedrijf of is er sprake van een onstabiele situatie.
c. Welke veiligheidsvoorzieningen zijn aanwezig in de installatie.
6 Relevante risico’s nabij elektrische installaties
Elektriciteit levert een gevaar op voor elektrocutie bij aanraking (§6.1), er kan veel energie vrijkomen
en sommige onderdelen kunnen exploderen (§6.2).
Daarnaast kunnen er gezondheidseffecten optreden als gevolg van elektromagnetische straling. Deze
effecten zijn niet maatgevend nabij installaties voor transport en distributie. Zeker niet als de
blootstelling is beperkt tot één inzet en de veiligheidsafstanden in acht genomen worden die gelden
voor het gevaar van aanraking. De gezondheidseffecten zijn wel relevant bij bijvoorbeeld
zendinstallaties die met hoog vermogen en hoge frequentie werken. Deze notitie gaat niet in op de
gevaren van dergelijke installaties.
6.1 Elektrocutie
6.1.1 Elektrisch circuit.
Als er elektriciteit vloeit door het menselijk lichaam kan dat schadelijk zijn voor de gezondheid9. Het
lichaam moet dan onderdeel uitmaken van een elektrisch circuit. Dat wil zeggen dat de elektriciteit
vanaf de bron intreedt in het menselijk lichaam en op een andere plaats vanaf het lichaam uittreedt en
terug vloeit naar de bron. Bij risicoanalyse of incidentonderzoek is daarom de eerste vraag; hoe kan
een circuit tot stand komen?
Figuur 3. Elektriciteit vloeit door een circuit.
Bron: “Gefahren der Elektrizität” W.Freynik.
Als stroom door een lichaam vloeit moet het de elektrische weerstand van dat lichaam (inclusief de
persoonlijke beschermingsmiddelen) overwonnen worden. De weerstand is meestal een vast
gegeven dat bepaald wordt door de omstandigheden. Een belangrijke rol spelen: de aanwezigheid
van persoonlijke beschermingsmiddelen, vochtigheid van de persoonlijke beschermingsmiddelen, de
ondergrond en het contactoppervlak van het lichaam met de geleider en de ondergrond.
9 Een schadelijke elektrische stroomdoorgang zonder dodelijke afloop heet elektrisering, met
dodelijke afloop heet elektrocutie. Omwille van herkenbaarheid wordt in deze notitie steeds het woord
“elektrocutie” gebruikt.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
9
Weerstand wordt overwonnen door spanning. Droge persoonlijke beschermingsmiddelen hebben een
weerstand die zo hoog is dat laagspanning geen gevaarlijke stroom kan geven. Bij midden- en
hoogspanning gaan doorslag en overslag een rol spelen. Het is daarom de spanning (laag – midden
– hoog) die maatgevend is voor de risico’s10. Uit praktisch oogpunt wordt uitgegaan van de
beheersgebieden in § 5.1.
Een stroom door het menselijk lichaam kan verschillende gevolgen hebben. De omvang van het
effect is afhankelijk van de stroomsterkte en tijdsduur van blootstelling.
- Schrikeffect of verkramping van de spieren waarbij de controle over het lichaam verloren gaat.
- Verstoring van het hartritme.
- Verbranding, aan oppervlakte en ín het lichaam. Vergiftiging als gevolg van de verbranding11.
Beschadiging van het zenuwstelsel.
Het ALARA12 principe is van kracht op blootstelling aan elektriciteit. Bij het behalen van operationele
doelen is een zekere blootstelling geoorloofd. 0,5mA wordt beschouwd als een veilige limiet om
ongestoord te kunnen werken13.
6.1.2 Directe aanraking
In deze notitie wordt verstaand onder elektrocutie door directe aanraking: elektrocutie als gevolg
van directe aanraking of vonkoverslag in de gevarenzone (Figuur 2).
Elektrocutie door directe aanraking wordt voorkomen door een veiligheidsafstand te hanteren van
minimaal de nabijheidsafstand (Figuur 2) plus één meter. Dit is gebaseerd op de interne richtlijn van
TenneT14. Voor het beheersgebied landelijk netbeheer wordt 4 + 1 meter gehanteerd. Voor het
beheersgebied regionaal netbeheer (inclusief spoor) wordt 1,75 + 0,5 meter gehanteerd15 (afgerond
2,5 meter).
Bij laagspanning na de gebruiksmeter wordt geen veiligheidsafstand gebruikt. Alleen directe
aanraking moet vermeden worden.
6.1.3 Indirecte aanraking
In deze notitie wordt verstaand onder elektrocutie door indirecte aanraking: elektrocutie als gevolg
van aanraking van bijvoorbeeld een boom, een bouwdeel, de ondergrond of bluswater dat zelf in
direct contact staat met een geleider.
Tijdens een incident kan er bluswater gebruikt worden of er kan sprake zijn van bijvoorbeeld een
instorting. Elektrocutie door indirecte aanraking kan dan een risico zijn. Bij normaal bedrijf van een
elektrische installatie is alleen elektrocutie door directe aanraking maatgevend.
10 Deze notitie gaat over installaties die voldoende vermogen hebben om een gevaarlijke stroom te
leveren.
11 Lichaamseigen stoffen kunnen ontbinden als gevolg van hitte of elektrochemische effecten. De
ontbindingsproducten kunnen giftig zijn.
12 As Low As Reasonably Achievable: zo laag als redelijkerwijs mogelijk is.
13 IEC 60479: Effects of current on human beings and livestock
14 TenneT kader document elektrische bedrijfsvoering (KEB). DEEL 2. §6.3 Veilige afstand.
15 BEI-BHS, Bijlage 8, Tabel A.1. Landelijk netbeheer tot 380kV, Regionaal netbeheer tot 70kV.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
10
6.1.3.1 Bouwdelen
Bij een incident kunnen bouwdelen in aanraking komen met geleiders. De gevaarsetting is met name
afhankelijk van de manier waarop dat bouwdeel met aarde verbonden is.
Bij installaties voor midden- en hoogspanning zijn voorzieningen getroffen voor potentiaalvereffening.
Dat bestaat uit onder andere ingegraven geleiders die verbonden zijn met een aardpen. Buiten de
installatie bestaat daarom, ook bij een incident, geen gevaar buiten de inrichting.
Reguliere gebouwen die in aanraking staan met hoogspanning moeten in zijn geheel als gevaarlijk
beschouwd worden. Vanaf de buitenzijde van het gebouw wordt rekening gehouden met
stapspanning (zie volgende paragraaf).
Indien bluswater zich in een aaneengesloten laag heeft verzameld op een vloer of plat dak is er ook
gevaar voor elektrocutie door indirecte aanraking. Als het water hoger dan de zolen staat of men
knielt in het water, dan kan de stroom via het water het lichaam bereiken. De stroom kan naar aarde
door contact met bijvoorbeeld de straalpijp, een stalen trapleuning of een radiator.
6.1.3.2 Stapspanning
Bij een storing of bij een incident kan er een grote stroom gaan lopen vanaf een geleider naar aarde.
Er kan dan een spanningstrechter ontstaan (Figuur 4). Binnen de spanningstrechter is sprake van
een stapspanning met een gevaar voor elektrocutie door aanraking met de ondergrond.
Bij bovengrondse lijnen is potentiaal vereffening alleen toegepast op de mast. Als er een lijn breekt en
deze ligt op de mast is er buiten de fundamenten van de mast geen gevaar op stapspanning. Als de
lijn breekt en deze valt op de ondergrond dan ontstaat daar een spanningstrechter. Er is dan wél
gevaar op elektrocutie door de stapspanning.
Figuur 4 Spanningstrechter bij hoogspanning.
Groen mannetje loopt nog geen gevaar. Grijs mannetje loopt gevaar.
Bron: “Gefahren der Elektrizität” W.Freynik.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
11
Bij hoogspanning kan in een worst case scenario voor een onbeschermd persoon een gevaarlijk
gebied ontstaan van 20 meter. Als de hoogspanningslijn op een gebouw terecht komt dan geldt deze
afstand vanaf de rand van dat gebouw. (Dit geldt niet voor gebouwen of inrichtingen voor midden- of
hoogspanning omdat deze zijn voorzien van veiligheidsvoorzieningen, zie vorige paragraaf).
De spanningstrechter kan zich ook vormen bij de bovenleiding van HSL of Betuwelijn. Als de
bovenleiding tussen de spoorstaven terecht komt dan zal de spanningstrechter niet voorbij de
spoorstaven reiken omdat de spoorstaven geaard zijn. In een worst case scenario (de bovenleiding
valt buiten de spoorstaven) kan een gevaarlijk gebied ontstaan. Deze is niet groter dan de
veiligheidsafstand voor aanraking (2,5 meter). Bij normaal spoor is de spanningstrechter
verwaarloosbaar klein.
Ondergrondse kabels voor midden- en hoogspanning zijn voorzien van een aardmantel. Er is dan
geen gevaar van stapspanning.
6.1.3.3 Bluswater
Bluswater kan stroom geleiden. Als het bluswater op de grond ligt heeft dat geen invloed op de vorm
van de spanningstrechter. Dezelfde regels blijven daar gelden. Gevaar vanwege indirecte geleiding
door bluswater op een vloer of dak is behandeld in §6.1.3.1.
Figuur 5 Indirect contact via een gebonden straal.
Illustratie: Drazenko Babij, Brandweer Rotterdam Rijnmond.
Een gebonden straal lage druk kan stroom geleiden richting de straalpijp en de pomp. Er zijn een
aantal omstandigheden die bijzonder ongunstig zijn:
- Gebruik van zeewater, omdat zeewater een goede geleider is16.
- Gebruik van groot watertransport. De stroom kan zich naar andere straalpijpvoerders verspreiden
via het gezamenlijke verdeelstuk.
- Gebruik van een straatwaterkanon. Een straat waterkanon kan over een ver bereik een gebonden
straal werpen.
Een sproeistraal lage druk kan geen stroom geleiden. Een straal hoge druk is op enige afstand van
de spuitmond niet meer gebonden.
Om elektrocutie door indirecte geleiding te voorkomen wordt er nabij elektriciteit geen gebonden
straal lage druk toegepast.
16 Uit een onderzoek bij de HSL blijkt het volgende; Straatwaterkanon, gebonden straal zeewater:
veilige afstand 40 meter.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
12
6.2 Hitte en explosie
Bij een fout in een elektrische installatie kan een vlamboog ontstaan en er kan zich een enorm
elektrisch vermogen ontwikkelen. Er komt daarbij veel hitte vrij, er kunnen giftige dampen ontstaan en
er kan een drukgolf ontstaan. In de buitenlucht dragen deze effecten minder ver dan in een gesloten
ruimte. Een hulpverlener van de brandweer met ademlucht is beter beschermd tegen dergelijke
effecten dan een onbeschermde hulpverlener.
Voor een hulpverlener van de brandweer met ademlucht is, in de buitenlucht, de veiligheidsafstand
voor aanraking tevens voldoende voor de bescherming tegen hitteontwikkeling. Voor onbeschermde
mensen geldt een veiligheidsafstand van 25 meter.
Verschillende installaties bevatten olie en er kan druk opbouw plaatsvinden in deze installaties. Bij
sommige installaties bestaat het gevaar voor explosie en scherfwerking. De netbeheerders schatten
deze risico’s in en nemen maatregelen. Risico-installaties worden vervangen of er worden tijdelijke
maatregelen getroffen: er wordt bijvoorbeeld een “plofkast” om de installatie gebouwd of er worden
containers met zand geplaatst tussen de installatie en de openbare weg of bebouwing. De risico’s
reiken niet buiten de inrichting.
6.3 Schade door blussing
Een offensieve blussing op een installatie die nog onder spanning staat brengt het risico’s met zich
mee dat:
- De isolatoren vervuild raken en er een vlamboog ontstaat.
- De olie in een installatie vervuild raakt. De olie verliest daardoor zijn isolerende werking en dat
kan leiden tot oververhitting in de installatie.
Er wordt daarom geen offensieve aanval gedaan op installaties voor midden of hoogspanning totdat
deze spanningsloos zijn gemaakt.
Met name het gebruik van bluspoeder en zeewater kan grote schade toebrengen aan elektrische
installaties. Gebruik bij voorkeur kooldioxide, indien in voldoende mate beschikbaar. Anders verdient
schoon leidingwater de voorkeur.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
13
7 Handelingsperspectief
7.1 Overzicht relevante risico’s
Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle relevante risico’s bij de beheersgebieden en de
maatregelen om deze risico’s te beheersen.
Landelijk netbeheer
(Hoogspanning)
Regionaal netbeheer en spoor
(Middenspanning)
Algemeen
uitgangspunt /
opstelplaats /
publiekslint.
25 meter afstand tot de
buitenzijde van installatie of
hartlijn van de transportlijn.
Alleen dichter benaderen indien
er een operationeel doel is.
2,5 meter afstand tot de buitenzijde
van een ruimte voor middenspanning.
Explosiegevaar met
scherfwerking
Netbeheerder heeft maatregelen getroffen om te voorkomen dat deze
effecten buiten de inrichting reiken.
Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat
netbeheerder aangeeft dat explosiegevaar niet aanwezig is.
Elektrische explosie
of vlamboog.
Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat de
netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is.
Brandweer met ademlucht mag onder aanwijzing van de netbeheerder
een installatie die onder spanning staat wel benaderen.
Geen offensieve aanval op elektrische installatie, totdat netbeheerder
aangeeft dat de installatie spanningsloos is.
Elektrocutie via de
ondergrond nabij
lijnbreuk.
20 meter of 20 meter vanaf een
regulier gebouw dat in
aanraking is met lijn.
Alleen bij HSL en Betuwelijn:
veiligheidsafstand 2,5 meter.
Elektrocutie via
bluswaterplas op
verdieping of dak
Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat de
netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is.
Elektrocutie via de
blusstraal
Geen gebonden straal gebruiken.
Elektrocutie door
directe aanraking
Veiligheidsafstand 5 meter Veiligheidsafstand 2,5 meter
Veilig optreden nabij Elektriciteit
14
7.2 Sturingsdriehoek
De informatie in de vorige paragraaf is nog te ingewikkeld en onoverzichtelijk om aan te bieden aan
het veld. Daarom wordt de informatie geordend met behulp van de sturingsdriehoek17.
Uitzondering:
Handel naar kennis en inzicht
Standaard uitzondering:
Pas regels toe
Standaard:
Handel naar routine.
Figuur 6 Sturingsdriehoek.
De sturingsdriehoek wordt onder andere gebruikt om aan te geven voor welke situaties het zinvol is
om voorschriften op te stellen. Het is onmogelijk om alle denkbare situaties en uitzonderingen in
voorschriften te vangen, de voorschriften zouden te ingewikkeld of te restrictief worden. Voor
uitzonderingen kun je beter op basis van inzicht en kennis een maatwerk oplossing bedenken als het
probleem zich aandient.
De veiligheidsvoorschriften die gelden onder standaard omstandigheden moeten als routine worden
ingetraind. Het raadplegen van regels zou te vertragend werken.
17 http://www.rizoomes.nl/sturingsdriehoek/
Veilig optreden nabij Elektriciteit
15
7.2.1 Standaard optreden hulpverleners.
Deze paragraaf gaat over de onderste laag in de sturingsdriehoek: standaard
optreden voor alle hulpverleners. Het is wenselijk dat deze informatie als parate
kennis aanwezig is bij de hulpverleners.
Lokaal:
Installaties voor elektriciteit en kabels worden niet aangeraakt. Een hoofdschakelaar
nabij de gebruiksmeter mag worden bediend.
Landelijk en regionaal
De netbeheerder wordt gewaarschuwd. Hij kan aangeven of de installatie
spanningsloos is en voor welke delen dat niet geldt.
Er geldt een veiligheidsafstand van 25 meter18 nabij Landelijke voorzieningen of 2,5
meter nabij regionale voorzieningen en bovenleiding. De veiligheidsafstand wordt
geteld vanaf de buitenzijde van een terrein, gebouw of transportlijn. Het terrein, het
gebouw of de ruimte voor midden- of hoogspanning wordt niet betreden. Er wordt
niet geblust in de richting van de lijn, kabel of installatie.
Hulpverleners verrichten geen handelingen aan lijnen, kabels of installaties.
7.2.2 Voorschriften bij standaard uitzonderingen.
In een stabiele situatie mogen publiek en hulpverleners een installatie benaderen tot
aan de buitenzijde. In een onstabiele situatie, zoals bij brand of instorting geldt een
veiligheidsafstand zoals bij “standaard optreden”.
Voor het redden of om uitbereiding van brand voorkomen kan een kabel, lijn of
installatie verder benaderd worden door de brandweer. Dan gelden onderstaande
voorschriften. Het is wenselijk dat deze voorschriften voor de brandweer te
raadplegen zijn tijdens een incident, bijvoorbeeld in de vorm van een instructiekaart,
aanvalsplan of operationeel handboek.
18 20 meter wordt naar boven afgerond naar 25 meter. Dit is een standaard veiligheidsafstand voor de
brandweer.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
16
Lokaal:
Geen beperking bij het blussen.
Er mag geknipt worden in kabels die daarvoor speciaal ontwikkeld zijn, zoals de “cut
loop” in een elektrische auto. Bij een snelle inzet gericht op redden mag een
brandwacht in aanraking komen met onbeschermde delen, mits zijn persoonlijke
beschermingsmiddelen compleet, droog en onbeschadigd zijn en hij
oogbescherming draagt (zoals gebruikelijk bij brand (vol gelaatsmasker) of
hulpverlening (veiligheidsbril of -scherm).
Regionaal
Indien het te voorzien is dat hulpverleners handelingen moeten verrichten aan
kabels, lijnen of installaties voor middenspanning (bijvoorbeeld het spanningsloos
maken van de bovenleiding) dan worden van te voren daarvoor mensen getraind en
aangewezen.
Een ruimte voor middenspanning mag tot aan de buitenzijde worden benaderd. Er
geldt een veiligheidsafstand van 2,5 meter tot geleiders.
Bij brand ademlucht gebruiken. Geen offensieve aanval op de installatie. Blussen
nabij een installatie bij voorkeur met CO2 of anders leidingwater. Blussen in de
richting van de installatie alleen met sproeistraal. Offensieve aanval op of nabij
kabels en lijnen alleen met sproeistraal.
Een ruimte voor middenspanning wordt uitsluitend betreden indien deze
spanningsloos is.
Landelijk
Bij lijnbreuk in het open veld blijft de veiligheidsafstand van 25 meter gehandhaafd
tot aan het punt waar de lijn de aarde raakt.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
17
Een terrein voor hoogspanning mag tot aan de buitenzijde worden benaderd. Er
geldt een veiligheidsafstand van 5 meter tot geleiders. Geen offensieve aanval op de
installatie, kabels of lijnen. Blussen in de richting van de installatie is alleen
geoorloofd met gebruik van adembescherming, met sproeistraal, bij voorkeur met
leidingwater.
Een terrein voor hoogspanning wordt uitsluitend betreden indien deze spanningsloos
is.
7.2.3 Uitzonderingen.
Indien er grote maatschappelijke belangen op het spel staan mag van bovenstaande
standaard veiligheidsvoorschriften worden afgeweken, maar er blijven altijd minimale
veiligheidsvoorschriften van toepassing.
Optreden in overleg met de netbeheerder, hij geeft bindend advies over de absoluut
minimale veiligheidsafstanden op basis van bijlage 8 van de BEI-BHS. Hulpverleners
mogen optreden in de nabijheidszone (Figuur 2) mits maatregelen zijn getroffen om
contact met de gevarenzone te voorkomen.
Alleen onder direct toezicht van de netbeheerder mogen hulpverleners een terrein-
of ruimte voor hoog – of middenspanning betreden / handelingen verrichten terwijl
deze in bedrijf is.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
18
8 VerzorgingsgebiedvanNetbeheerders enVeiligheidsregio’s in
Nederland.
Bron: J.W. van Aalst, www.imergis.nl
Netbeheerders (groen) en Veiligheidsregio’s (met oranje omrand) in Nederland.
1 januari 2015.
Endinet (Eindhoven) is eigendom van Alliander, deze is bij Liander gerekend.
Veilig optreden nabij Elektriciteit
19
8.1.1 Gemeenten
Over het algemeen is er in één gemeente één Netbeheerder actief.
Door gemeentelijke herindelingen gebeurt het een paar keer dat een gemeente meerdere
netbeheerders op haar grondgebied heeft:
- Leeuwarden (Fryslân): Enexis en Liander sinds de herindeling van Boarnsterhim
- Wijdemeren (Gooi en Vechtstreek): Liander en Stedin
- Steenwijkerland (IJsselland): Enexis en Rendo
- Hof van Twente (Twente): Enexis en Cogas
8.1.2 Veiligheidsregio’s
Minder dan de helft van de Veiligheidsregio’s heeft te maken met maar één Netbeheerder.
De overige veiligheidsregio’s hebben te maken met meerdere netbeheerders:
02 Fryslân (Liander, maar Enexis in een deel van Boarnsterhim).
03 Drenthe (Enexis, maar Rendo in Hoogeveen)
04 IJsselland (Enexis, maar Rendo in een deel van Steenwijkerland)
05 Twente (Enexis, maar Cogas in Almelo, Oldenzaal en een deel van Hof van Twente (Goor))
12 Kennemerland (Liander, maar Stedin in Zandvoort)
14 Gooi en Vechtstreek (Liander, maar Stedin in een deel van Wijdemeren)
15 Haaglanden (Stedin, maar Liander in Wassenaar en Westland Infra in Westland en Midden-
Delfland)
16 Hollands Midden (Liander in Noord en Stedin in Zuid)
22 Brabant-Zuidoost (Enexis, maar Liander in Eindhoven)
23 Limburg-Noord (Enexis, maar Stedin in Weert)
Veilig optreden nabij Elektriciteit
20
9 Geleiding van sproeistraal
Er zijn diverse vermeldingen in de literatuur dat een sproeistraal geen elektriciteit geleidt.
250kV op 6 ft (< 2 meter) of 33kV op 2ft (60cm) Geen geleiding bij sproeistraal zout of zout water.
Factory Mutual Engineering Corporation Handbook of Industrial Loss Prevention, Hoofdstuk: electrical
conductivity of extinguishing agents.
4kV op 3ft (< 1 meter) geen geleiding bij sproeistraal zout of zoet water.
Use of seawater for fighting electrical fires, NRL report memorandem 6475.

More Related Content

More from Michael Bertels

171020 adviesvaardigheden
171020 adviesvaardigheden 171020 adviesvaardigheden
171020 adviesvaardigheden Michael Bertels
 
Noord holland noord oms aanbieders
Noord holland noord oms aanbiedersNoord holland noord oms aanbieders
Noord holland noord oms aanbiedersMichael Bertels
 
Spoedcursus Organisatiekunde
Spoedcursus OrganisatiekundeSpoedcursus Organisatiekunde
Spoedcursus OrganisatiekundeMichael Bertels
 
Samenwerking multipartners
Samenwerking multipartnersSamenwerking multipartners
Samenwerking multipartnersMichael Bertels
 
Incident met zonnepanelen
Incident met zonnepanelenIncident met zonnepanelen
Incident met zonnepanelenMichael Bertels
 
Passende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIO
Passende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIOPassende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIO
Passende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIOMichael Bertels
 
Toelichting OMS landschap
Toelichting OMS landschapToelichting OMS landschap
Toelichting OMS landschapMichael Bertels
 

More from Michael Bertels (15)

171020 adviesvaardigheden
171020 adviesvaardigheden 171020 adviesvaardigheden
171020 adviesvaardigheden
 
Bob
BobBob
Bob
 
Noord holland noord oms aanbieders
Noord holland noord oms aanbiedersNoord holland noord oms aanbieders
Noord holland noord oms aanbieders
 
Spoedcursus Organisatiekunde
Spoedcursus OrganisatiekundeSpoedcursus Organisatiekunde
Spoedcursus Organisatiekunde
 
Dansen zonder fouten
Dansen zonder foutenDansen zonder fouten
Dansen zonder fouten
 
Samenwerking multipartners
Samenwerking multipartnersSamenwerking multipartners
Samenwerking multipartners
 
Incident met zonnepanelen
Incident met zonnepanelenIncident met zonnepanelen
Incident met zonnepanelen
 
Passende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIO
Passende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIOPassende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIO
Passende brandweerzorg bij automatische meldingen VOOR DE VEILIGHEIDSREGIO
 
Taskforce mk repressie
Taskforce mk repressieTaskforce mk repressie
Taskforce mk repressie
 
Toelichting OMS landschap
Toelichting OMS landschapToelichting OMS landschap
Toelichting OMS landschap
 
OMS landschap
OMS landschapOMS landschap
OMS landschap
 
Oms optimaal
Oms optimaalOms optimaal
Oms optimaal
 
Training Meldkamer MWB
Training Meldkamer MWBTraining Meldkamer MWB
Training Meldkamer MWB
 
Rbc toekomst oms
Rbc toekomst omsRbc toekomst oms
Rbc toekomst oms
 
Curve van ellende
Curve van ellendeCurve van ellende
Curve van ellende
 

Handreiking optreden hulpverleningsdiensten nabij elektra consultatie versie

  • 1. Veilig optreden nabij Elektriciteit 1 Onderwerp Veilig repressief optreden nabij elektriciteit Auteurs Johan Dirksen (Tennet), Maarten van Riet (Alliander) Henk Steens (In opdracht van Landelijk Netwerk Incidentbestrijding) Michael Bertels (in opdracht van Vakgroep Bouwen, Landelijk netwerk Risicobeheersing) Datum 28 juni 2017 Versie Ter consultatie achterban. Openbaar beschikbaar vanaf 29 juni 2017. 1.1 Totstandkoming De handleiding is opgesteld door vertegenwoordigers van Brandweer Nederland en Netbeheer Nederland. Andere hulpverleningsdiensten zijn niet betrokken geweest. De handleiding is echter wel geschikt voor andere hulpverleningsdiensten en zij kunnen er hun voordeel mee doen. 1.2 Doel Het doel van deze notitie is Landelijke uniformiteit in de wijze van veilig repressief optreden nabij elektriciteit voor de hulpverleningsdiensten, gebaseerd op de standaarden van de netbeheerders. Landelijke uniformiteit in de wijze van samenwerken op de plaats incident tussen landelijke netbeheerder en de veiligheidsregio bij incidenten en crises. Duidelijkheid voor de netbeheerder welke inspanning en slagkracht (of beperking daarvan) zij mogen verwachten van de hulpverleningsdiensten. 1.3 Doelgroep Deze handleiding richt zich op beleidsmakers, technisch specialisten en onderwijskundigen. De handleiding is niet gericht op gebruik in het veld, maar levert daarvoor wel de technische uitgangspunten en creëert duidelijkheid over verdeling van verantwoordelijkheden.
  • 2. Veilig optreden nabij Elektriciteit 2 Veilig optreden nabij elektriciteit 2 Definities Laagspanning (LS): minder dan 1000 Volt wisselspanning of 1500 Volt gelijkspanning (Bouwbesluit artikel 1.1, Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 3.1 lid e en f). Hoogspanning (HS): spanning hoger dan Laagspanning. In Nederland wordt in de praktijk niet meer dan 380kV gebruikt voor transport. Middenspanning (MS): In de Nederlandse wetgeving wordt het onderscheid tussen midden- en hoogspanning niet gemaakt. Bij de netbeheerders zijn de wisselspanningsystemen voor HS onderverdeeld in HS en MS. Middenspanning is hoger dan 1kV en lager dan 25kV (BEI BHS 2.1.1). Het Vlaamse “Algemeen Regelement op Elektrische Installaties” heeft als definitie voor middenspanning; 1 – 50kV. Lijnen kabels en installaties: Het elektriciteitsvoorzieningsysteem omvat alle installaties en geleiders die gebruikt worden om elektriciteit te transporteren, te transformeren, te distribueren en te leveren aan installaties die op het systeem zijn aangesloten. Hieronder vallen ook de eigen bedrijfsinstallaties (accu’s, secundaire installaties en tertiaire installaties). Onderdelen van het elektriciteitsvoorzieningsysteem die uitsluitend bedoeld zijn voor transport over enige afstand bestaan uit: - Lijnen: voorzieningen voor het bovengrondse transport van elektriciteit. Zijn niet voorzien van isolatie aan de buitenzijde. - Kabels: voorzieningen voor het ondergrondse transport van elektriciteit. Zijn wel voorzien van isolatie aan de buitenzijde. Alle overige onderdelen worden als “installatie” aangeduid. Elektrische bedrijfsruimte: een ruimte of plaats met elektrisch materieel dat voornamelijk is bestemd voor het bedrijf van een elektrische installatie. Onderstation: De plaats waar het landelijke net voor hoogspanning gekoppeld wordt aan regionaal net. Het kan bestaan uit een schakeltuin (installatie in de open lucht) en een elektrische bedrijfsruimte (omzetting van 25 tot 380 kV naar minimaal 10 kV, NEN 3840: artikel 3.1.201.). Spanningsloos: Elektrisch veilig. Het spanningsloos maken bestaat uit 5 stappen beschreven in §6.2 van de BEI-BHS. Na het doorlopen van de vijf stappen is de voorziening elektrisch voldoende veilig. Er is dan bijvoorbeeld ook geen sprake meer van restspanning op parallel lopende hoogspanninglijnen of een gevaar voor herinschakelen. Er kan mogelijk wel sprake zijn van een risico op vertraagde explosie, zie §5.2. In de communicatie tussen de netbeheerder en de hulpdiensten wordt uitsluitend de term “spanningsloos” gebruikt. Om misverstanden te voorkomen wordt er niet gesproken over bijvoorbeeld “uitschakelen”, “veilig stellen” etc. Basisbegrippen zoals spanning en stroom worden als bekend verondersteld.
  • 3. Veilig optreden nabij Elektriciteit 3 3 Informatievoorziening De netbeheerders stellen geo – informatie over de locaties van onderdelen in de infrastructuur van het nationale nettransport (transport van HS plus onderstations) ter beschikking aan de hulpverleners. (Daar zijn ook de grootste risico’s, zie §5.1). {Op dit moment lopen er gesprekken tussen Richard Flierman (TenneT) en Jaap Smits (Geo4OOV). 4 Bevoegdheden Bij een incident aan of nabij infrastructuur voor hoog- of middenspannning wordt de netbeheerder gealarmeerd. De meldkamer kan hoogspanning herkennen dankzij bovengenoemde informatie- uitwisseling. Een bevoegd persoon1 van de netbeheerder gaat ter plaatse. Deze is herkenbaar aan een blauw hesje met het opschrift “hoogspanning”. Het blauwe hesje wordt maar door één persoon ter plaatse gedragen. Een elektrische installatie moet als onveilig worden beschouwd totdat de bevoegde persoon van de netbeheerder heeft verklaard dat de installatie “spanningsloos” is. Bij brand of ander ongeval kan, op basis van de Wet veiligheidsregio’s, de burgemeester een bevel geven (artikel 4 lid 2) en de brandweer een plaats betreden of hulpmiddel plaatsen (artikel 62). Tegelijkertijd moeten de hulpverleners voorschriften voor arbeidsveiligheid respecteren. Zelfs bij een incident zijn zij niet uitgezond van onderstaande regels:  Een leek is niet bevoegd om een onderstation of een elektrische bedrijfsruimten voor middenspanning te betreden, tenzij onder toezicht van een werk- of installatieverantwoordelijke2.  Een leek is niet bevoegd om installaties vóór de gebruiksmeter te bedienen. De brandweer is niet bevoegd om handelingen te verrichten aan installaties voor midden- of hoogspanning3.Hulpverleners verrichten dus ook geen handelingen om een installatie spanningsloos te maken. 1 Minimaal aangewezen als “werkverantwoordelijke” door de netbeheerder. 2 Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 3.5. 3 NEN 3840 Reguliere bedrijfsvoering. Alleen voldoende onderrichte personen mogen installaties voor hoogspanning bedienen.
  • 4. Veilig optreden nabij Elektriciteit 4 5 Risico-indeling De risico’s (Hoofdstuk 6) van optreden nabij elektriciteit hangen sterk samen met de bedrijfsspanning (Volt) en het maximale vermogen (VoltAmpère) van een installatie. Bedrijfsspanning kan volgens bouw- en arbowetgeving worden ingedeeld in laag- en hoogspanning. Daarnaast wordt het begrip “middenspanning” gebruikt. Het is voor een leek onmogelijk om onderscheid te maken tussen laag- midden en hoogspanning. Het is daarom beter om aan te sluiten bij de manier waarop de verantwoordelijkheden zijn verdeeld in de elektriciteitsbranche. Daarvoor wordt aansluiting gezocht bij de “beheersgebieden” (Figuur 1). Of de risico’s van elektriciteit zich manifesteren is ook afhankelijk van het soort installatie en de omstandigheden (§5.3). 5.1 Indeling naar spanning en verantwoordelijkheid De nationale en regionale netbeheerders hebben samen, als “Netbeheer Nederland” een norm vastgesteld: “Bedrijfsvoering van Elektrische Installaties, Branche Hoogspanning (en Middenspanning) { versie 2017-04-15 }”, deze staat in de branche bekend als de “BEI BHS”. In deze norm worden drie domeinen / beheersgebieden onderscheiden4 (Figuur 1): 1) Het domein LNB (Landelijk netbeheer). De landelijke netbeheerder is verantwoordelijk. In de praktijk gaat het om spanningen van 110kV - 380kV in het landelijke hoogspanningsnet5. 2) Het domein Transport (25kV – 50kV) en 3) Het domein Distributie. De regionale netbeheerder is verantwoordelijk. In de praktijk gaat het om spanningen6 van 400V (voor lokale distributie tot aan de gebruiksmeter) tot 25kV (voor regionaal transport). Daarnaast wordt in deze notitie een vierder domein benoemd: 4) Lokaal gebruik na de gebruiksmeter of laagspanning. De gebruiker is verantwoordelijk. 5.1.1 Spoor Bij de Hogesnelheidslijn en de Betuwelijn wordt 25kV wisselspanning gebruikt. Bij normaal spoor wordt < 1800V gelijkspanning toegepast. Bij industrie die veel elektriciteit gebruikt kunnen voorzieningen voor middenspanning in eigen beheer zijn. Deze voorbeelden worden qua gevaarssetting ingedeeld bij het domein “distributie”. In de praktijk zijn de betreffende voorzieningen zijn ook als zodanig herkenbaar. 5.1.2 Decentrale opwekking en opslag Windmolens, zonnepanelen, elektrische auto’s, noodstroomvoorzieningen etc. werken met laagspanning. Bij windmolens op zee kan middenspanning aanwezig zijn in de voet van de molen. 4 Bei – BHS §2.1.1. 5 Elektriciteitswet artikel 10, lid 1 “Het landelijk hoogspanningsnet omvat de netten die bestemd zijn voor transport van elektriciteit op een spanningsniveau van 110.000 Volt (= 110 kV) of hoger en die als zodanig worden bedreven en landsgrensoverschrijdende netten met wisselstroom 6 In sommige gevallen wordt de term “Middenspanning” gebruikt, dat is in ieder geval meer dan 1 kV, maar de bovengrens is niet vastgelegd (25kV – 100kV). Het Vlaamse “Algemeen Regelement op Elektrische Installaties” heeft als definitie voor middenspanning; 1 – 50kV.
  • 5. Veilig optreden nabij Elektriciteit 5 Beheersgebieden (BEI BHS bijlage 1). Hoogspanning Middenspanning Distributie tot aan de gebruiksmeter (verantwoordelijkheid regionale netbeheerder). Laagspanning Gebruik na de gebruiksmeter (verantwoordelijkheid gebruiker). Figuur 1. Beheersgebieden en de indeling HS, MS, LS. Rood: Landelijk netbeheer (Hoogspanning), Blauw: regionaal transport en distributie (Middenspanning). Daaronder wordt laagspanning gedistribueerd tot aan de gebruiksmeters.
  • 6. Veilig optreden nabij Elektriciteit 6 5.1.3 Praktische uitwerking voor risico-indeling In deze handleiding wordt, gebaseerd op de uiteenzetting in de vorige paragraaf, gewerkt met onderstaande indeling: Landelijk: Landelijk netbeheerder is verantwoordelijk. Voorschriften voor hoogspanning zijn van toepassing. Voorzieningen voor het transport van 25kV – 50kV vallen strikt genomen onder de verantwoordelijkheid van de regionale netbeheerder. Door een leek zullen deze voorzieningen worden herkend als “hoogspanning”. Regionaal: Regionaal netbeheerder is verantwoordelijk. Voorschriften voor middenspanning zijn van toepassing. Distributie tot aan de meter valt onder de verantwoordelijkheid van de regionaal netbeheerder. Technisch gezien is er sprake van laagspanning. Omdat er grote vermogens in het spel zijn worden toch de veiligheidsafstanden voor middenspanning toegepast. Lokaal na de gebruiksmeter: Gebruiker is verantwoordelijk. Voorschriften voor laagspanning zijn van toepassing. Deze indeling heeft een aantal voordelen. - De beheersgebieden (landelijk / regionaal) worden gebruikt door elektriciteitsbranche en zijn voor hen daarom herkenbaar. - De gebieden zijn kenmerkend voor de maatschappelijke impact bij een uitval van elektriciteit. - Het is voor de hulpverlener bij een incident redelijk herkenbaar met welk gebied hij te maken heeft en dus o wie er verantwoordelijk is en aangesproken kan worden. o wat passende veiligheidsmaatregelen zijn. - De risico’s van elektriciteit worden onder andere bepaald door de spanning en het leverbaar vermogen. Deze indeling is daar kenmerkend voor.
  • 7. Veilig optreden nabij Elektriciteit 7 5.2 Geleiding, vonkoverslag en doorslag Vrijwel alle transportnetten in Nederland hebben geleiders die een spanning voeren ten opzicht van aarde7. Dat wil zeggen dat als een voorwerp contact maakt met aarde én met de geleider er een stroom gaat vloeien door het voorwerp. Volgens de wet van Ohm is de sterkte van de stroom afhankelijk van de spanning en de weerstand van het voorwerp. Bij laagspanning is alleen de wet van Ohm relevant. Bij midden- en hoogspanning kan bovendien overslag door de lucht en doorslag door een isolerend materiaal plaatsvinden. De lucht of het isolerend materiaal “bezwijkt”8 onder het elektrische veld en er gaat stroom lopen. Reguliere droge persoonlijke beschermingsmiddelen van de brandweer hebben voldoende weerstand om, volgens de wet van Ohm, te beschermen tegen laagspanning. Bij middenspanning is er een grote kans op doorslag van bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen en bij hoogspanning is er bovendien een grote kans op overslag door de lucht. Bij midden- en hoogspanning spreekt men daarom van een “gevarenzone”, zie Figuur 2. Uit: Bijlage 8 van de BEI BHS 2016 Figuur 2. Zone’s nabij spanningvoerende delen. Toelichting: Ongeïsoleerd actief deel is een onbeschermde geleider onder spanning. In de gevarenzone is er kans op direct contact met de geleider of vonkoverslag. Daarbij wordt ook rekening gehouden met pieken als gevolg van schakelen en blikseminslag elders in het systeem. In de nabijheidszone bestaat er een kans dat men ongemerkt in de gevarenzone terecht komt. 7 Bij uitzondering worden zwevende netten toegepast. Bij de eerste fout (er is een sluiting naar aarde) gaat er nog geen stroom vloeien. Zwevende netten (nu nog in bedrijf in Brabant, Limburg en Zeeland) gaan verdwijnen in Nederland. 8 Dielectric breakdown.
  • 8. Veilig optreden nabij Elektriciteit 8 5.3 Omstandigheden Naast het van toepassing zijnde beheersgebied zijn er een aantal andere omstandigheden die bepalend zijn voor de risico’s van elektriciteit: a. Is er sprake van een lijn, kabel of installatie. b. Is de voorziening in normaal bedrijf of is er sprake van een onstabiele situatie. c. Welke veiligheidsvoorzieningen zijn aanwezig in de installatie. 6 Relevante risico’s nabij elektrische installaties Elektriciteit levert een gevaar op voor elektrocutie bij aanraking (§6.1), er kan veel energie vrijkomen en sommige onderdelen kunnen exploderen (§6.2). Daarnaast kunnen er gezondheidseffecten optreden als gevolg van elektromagnetische straling. Deze effecten zijn niet maatgevend nabij installaties voor transport en distributie. Zeker niet als de blootstelling is beperkt tot één inzet en de veiligheidsafstanden in acht genomen worden die gelden voor het gevaar van aanraking. De gezondheidseffecten zijn wel relevant bij bijvoorbeeld zendinstallaties die met hoog vermogen en hoge frequentie werken. Deze notitie gaat niet in op de gevaren van dergelijke installaties. 6.1 Elektrocutie 6.1.1 Elektrisch circuit. Als er elektriciteit vloeit door het menselijk lichaam kan dat schadelijk zijn voor de gezondheid9. Het lichaam moet dan onderdeel uitmaken van een elektrisch circuit. Dat wil zeggen dat de elektriciteit vanaf de bron intreedt in het menselijk lichaam en op een andere plaats vanaf het lichaam uittreedt en terug vloeit naar de bron. Bij risicoanalyse of incidentonderzoek is daarom de eerste vraag; hoe kan een circuit tot stand komen? Figuur 3. Elektriciteit vloeit door een circuit. Bron: “Gefahren der Elektrizität” W.Freynik. Als stroom door een lichaam vloeit moet het de elektrische weerstand van dat lichaam (inclusief de persoonlijke beschermingsmiddelen) overwonnen worden. De weerstand is meestal een vast gegeven dat bepaald wordt door de omstandigheden. Een belangrijke rol spelen: de aanwezigheid van persoonlijke beschermingsmiddelen, vochtigheid van de persoonlijke beschermingsmiddelen, de ondergrond en het contactoppervlak van het lichaam met de geleider en de ondergrond. 9 Een schadelijke elektrische stroomdoorgang zonder dodelijke afloop heet elektrisering, met dodelijke afloop heet elektrocutie. Omwille van herkenbaarheid wordt in deze notitie steeds het woord “elektrocutie” gebruikt.
  • 9. Veilig optreden nabij Elektriciteit 9 Weerstand wordt overwonnen door spanning. Droge persoonlijke beschermingsmiddelen hebben een weerstand die zo hoog is dat laagspanning geen gevaarlijke stroom kan geven. Bij midden- en hoogspanning gaan doorslag en overslag een rol spelen. Het is daarom de spanning (laag – midden – hoog) die maatgevend is voor de risico’s10. Uit praktisch oogpunt wordt uitgegaan van de beheersgebieden in § 5.1. Een stroom door het menselijk lichaam kan verschillende gevolgen hebben. De omvang van het effect is afhankelijk van de stroomsterkte en tijdsduur van blootstelling. - Schrikeffect of verkramping van de spieren waarbij de controle over het lichaam verloren gaat. - Verstoring van het hartritme. - Verbranding, aan oppervlakte en ín het lichaam. Vergiftiging als gevolg van de verbranding11. Beschadiging van het zenuwstelsel. Het ALARA12 principe is van kracht op blootstelling aan elektriciteit. Bij het behalen van operationele doelen is een zekere blootstelling geoorloofd. 0,5mA wordt beschouwd als een veilige limiet om ongestoord te kunnen werken13. 6.1.2 Directe aanraking In deze notitie wordt verstaand onder elektrocutie door directe aanraking: elektrocutie als gevolg van directe aanraking of vonkoverslag in de gevarenzone (Figuur 2). Elektrocutie door directe aanraking wordt voorkomen door een veiligheidsafstand te hanteren van minimaal de nabijheidsafstand (Figuur 2) plus één meter. Dit is gebaseerd op de interne richtlijn van TenneT14. Voor het beheersgebied landelijk netbeheer wordt 4 + 1 meter gehanteerd. Voor het beheersgebied regionaal netbeheer (inclusief spoor) wordt 1,75 + 0,5 meter gehanteerd15 (afgerond 2,5 meter). Bij laagspanning na de gebruiksmeter wordt geen veiligheidsafstand gebruikt. Alleen directe aanraking moet vermeden worden. 6.1.3 Indirecte aanraking In deze notitie wordt verstaand onder elektrocutie door indirecte aanraking: elektrocutie als gevolg van aanraking van bijvoorbeeld een boom, een bouwdeel, de ondergrond of bluswater dat zelf in direct contact staat met een geleider. Tijdens een incident kan er bluswater gebruikt worden of er kan sprake zijn van bijvoorbeeld een instorting. Elektrocutie door indirecte aanraking kan dan een risico zijn. Bij normaal bedrijf van een elektrische installatie is alleen elektrocutie door directe aanraking maatgevend. 10 Deze notitie gaat over installaties die voldoende vermogen hebben om een gevaarlijke stroom te leveren. 11 Lichaamseigen stoffen kunnen ontbinden als gevolg van hitte of elektrochemische effecten. De ontbindingsproducten kunnen giftig zijn. 12 As Low As Reasonably Achievable: zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. 13 IEC 60479: Effects of current on human beings and livestock 14 TenneT kader document elektrische bedrijfsvoering (KEB). DEEL 2. §6.3 Veilige afstand. 15 BEI-BHS, Bijlage 8, Tabel A.1. Landelijk netbeheer tot 380kV, Regionaal netbeheer tot 70kV.
  • 10. Veilig optreden nabij Elektriciteit 10 6.1.3.1 Bouwdelen Bij een incident kunnen bouwdelen in aanraking komen met geleiders. De gevaarsetting is met name afhankelijk van de manier waarop dat bouwdeel met aarde verbonden is. Bij installaties voor midden- en hoogspanning zijn voorzieningen getroffen voor potentiaalvereffening. Dat bestaat uit onder andere ingegraven geleiders die verbonden zijn met een aardpen. Buiten de installatie bestaat daarom, ook bij een incident, geen gevaar buiten de inrichting. Reguliere gebouwen die in aanraking staan met hoogspanning moeten in zijn geheel als gevaarlijk beschouwd worden. Vanaf de buitenzijde van het gebouw wordt rekening gehouden met stapspanning (zie volgende paragraaf). Indien bluswater zich in een aaneengesloten laag heeft verzameld op een vloer of plat dak is er ook gevaar voor elektrocutie door indirecte aanraking. Als het water hoger dan de zolen staat of men knielt in het water, dan kan de stroom via het water het lichaam bereiken. De stroom kan naar aarde door contact met bijvoorbeeld de straalpijp, een stalen trapleuning of een radiator. 6.1.3.2 Stapspanning Bij een storing of bij een incident kan er een grote stroom gaan lopen vanaf een geleider naar aarde. Er kan dan een spanningstrechter ontstaan (Figuur 4). Binnen de spanningstrechter is sprake van een stapspanning met een gevaar voor elektrocutie door aanraking met de ondergrond. Bij bovengrondse lijnen is potentiaal vereffening alleen toegepast op de mast. Als er een lijn breekt en deze ligt op de mast is er buiten de fundamenten van de mast geen gevaar op stapspanning. Als de lijn breekt en deze valt op de ondergrond dan ontstaat daar een spanningstrechter. Er is dan wél gevaar op elektrocutie door de stapspanning. Figuur 4 Spanningstrechter bij hoogspanning. Groen mannetje loopt nog geen gevaar. Grijs mannetje loopt gevaar. Bron: “Gefahren der Elektrizität” W.Freynik.
  • 11. Veilig optreden nabij Elektriciteit 11 Bij hoogspanning kan in een worst case scenario voor een onbeschermd persoon een gevaarlijk gebied ontstaan van 20 meter. Als de hoogspanningslijn op een gebouw terecht komt dan geldt deze afstand vanaf de rand van dat gebouw. (Dit geldt niet voor gebouwen of inrichtingen voor midden- of hoogspanning omdat deze zijn voorzien van veiligheidsvoorzieningen, zie vorige paragraaf). De spanningstrechter kan zich ook vormen bij de bovenleiding van HSL of Betuwelijn. Als de bovenleiding tussen de spoorstaven terecht komt dan zal de spanningstrechter niet voorbij de spoorstaven reiken omdat de spoorstaven geaard zijn. In een worst case scenario (de bovenleiding valt buiten de spoorstaven) kan een gevaarlijk gebied ontstaan. Deze is niet groter dan de veiligheidsafstand voor aanraking (2,5 meter). Bij normaal spoor is de spanningstrechter verwaarloosbaar klein. Ondergrondse kabels voor midden- en hoogspanning zijn voorzien van een aardmantel. Er is dan geen gevaar van stapspanning. 6.1.3.3 Bluswater Bluswater kan stroom geleiden. Als het bluswater op de grond ligt heeft dat geen invloed op de vorm van de spanningstrechter. Dezelfde regels blijven daar gelden. Gevaar vanwege indirecte geleiding door bluswater op een vloer of dak is behandeld in §6.1.3.1. Figuur 5 Indirect contact via een gebonden straal. Illustratie: Drazenko Babij, Brandweer Rotterdam Rijnmond. Een gebonden straal lage druk kan stroom geleiden richting de straalpijp en de pomp. Er zijn een aantal omstandigheden die bijzonder ongunstig zijn: - Gebruik van zeewater, omdat zeewater een goede geleider is16. - Gebruik van groot watertransport. De stroom kan zich naar andere straalpijpvoerders verspreiden via het gezamenlijke verdeelstuk. - Gebruik van een straatwaterkanon. Een straat waterkanon kan over een ver bereik een gebonden straal werpen. Een sproeistraal lage druk kan geen stroom geleiden. Een straal hoge druk is op enige afstand van de spuitmond niet meer gebonden. Om elektrocutie door indirecte geleiding te voorkomen wordt er nabij elektriciteit geen gebonden straal lage druk toegepast. 16 Uit een onderzoek bij de HSL blijkt het volgende; Straatwaterkanon, gebonden straal zeewater: veilige afstand 40 meter.
  • 12. Veilig optreden nabij Elektriciteit 12 6.2 Hitte en explosie Bij een fout in een elektrische installatie kan een vlamboog ontstaan en er kan zich een enorm elektrisch vermogen ontwikkelen. Er komt daarbij veel hitte vrij, er kunnen giftige dampen ontstaan en er kan een drukgolf ontstaan. In de buitenlucht dragen deze effecten minder ver dan in een gesloten ruimte. Een hulpverlener van de brandweer met ademlucht is beter beschermd tegen dergelijke effecten dan een onbeschermde hulpverlener. Voor een hulpverlener van de brandweer met ademlucht is, in de buitenlucht, de veiligheidsafstand voor aanraking tevens voldoende voor de bescherming tegen hitteontwikkeling. Voor onbeschermde mensen geldt een veiligheidsafstand van 25 meter. Verschillende installaties bevatten olie en er kan druk opbouw plaatsvinden in deze installaties. Bij sommige installaties bestaat het gevaar voor explosie en scherfwerking. De netbeheerders schatten deze risico’s in en nemen maatregelen. Risico-installaties worden vervangen of er worden tijdelijke maatregelen getroffen: er wordt bijvoorbeeld een “plofkast” om de installatie gebouwd of er worden containers met zand geplaatst tussen de installatie en de openbare weg of bebouwing. De risico’s reiken niet buiten de inrichting. 6.3 Schade door blussing Een offensieve blussing op een installatie die nog onder spanning staat brengt het risico’s met zich mee dat: - De isolatoren vervuild raken en er een vlamboog ontstaat. - De olie in een installatie vervuild raakt. De olie verliest daardoor zijn isolerende werking en dat kan leiden tot oververhitting in de installatie. Er wordt daarom geen offensieve aanval gedaan op installaties voor midden of hoogspanning totdat deze spanningsloos zijn gemaakt. Met name het gebruik van bluspoeder en zeewater kan grote schade toebrengen aan elektrische installaties. Gebruik bij voorkeur kooldioxide, indien in voldoende mate beschikbaar. Anders verdient schoon leidingwater de voorkeur.
  • 13. Veilig optreden nabij Elektriciteit 13 7 Handelingsperspectief 7.1 Overzicht relevante risico’s Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle relevante risico’s bij de beheersgebieden en de maatregelen om deze risico’s te beheersen. Landelijk netbeheer (Hoogspanning) Regionaal netbeheer en spoor (Middenspanning) Algemeen uitgangspunt / opstelplaats / publiekslint. 25 meter afstand tot de buitenzijde van installatie of hartlijn van de transportlijn. Alleen dichter benaderen indien er een operationeel doel is. 2,5 meter afstand tot de buitenzijde van een ruimte voor middenspanning. Explosiegevaar met scherfwerking Netbeheerder heeft maatregelen getroffen om te voorkomen dat deze effecten buiten de inrichting reiken. Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat netbeheerder aangeeft dat explosiegevaar niet aanwezig is. Elektrische explosie of vlamboog. Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat de netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is. Brandweer met ademlucht mag onder aanwijzing van de netbeheerder een installatie die onder spanning staat wel benaderen. Geen offensieve aanval op elektrische installatie, totdat netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is. Elektrocutie via de ondergrond nabij lijnbreuk. 20 meter of 20 meter vanaf een regulier gebouw dat in aanraking is met lijn. Alleen bij HSL en Betuwelijn: veiligheidsafstand 2,5 meter. Elektrocutie via bluswaterplas op verdieping of dak Inrichting of ruimte voor hoog- of laagspanning niet betreden totdat de netbeheerder aangeeft dat de installatie spanningsloos is. Elektrocutie via de blusstraal Geen gebonden straal gebruiken. Elektrocutie door directe aanraking Veiligheidsafstand 5 meter Veiligheidsafstand 2,5 meter
  • 14. Veilig optreden nabij Elektriciteit 14 7.2 Sturingsdriehoek De informatie in de vorige paragraaf is nog te ingewikkeld en onoverzichtelijk om aan te bieden aan het veld. Daarom wordt de informatie geordend met behulp van de sturingsdriehoek17. Uitzondering: Handel naar kennis en inzicht Standaard uitzondering: Pas regels toe Standaard: Handel naar routine. Figuur 6 Sturingsdriehoek. De sturingsdriehoek wordt onder andere gebruikt om aan te geven voor welke situaties het zinvol is om voorschriften op te stellen. Het is onmogelijk om alle denkbare situaties en uitzonderingen in voorschriften te vangen, de voorschriften zouden te ingewikkeld of te restrictief worden. Voor uitzonderingen kun je beter op basis van inzicht en kennis een maatwerk oplossing bedenken als het probleem zich aandient. De veiligheidsvoorschriften die gelden onder standaard omstandigheden moeten als routine worden ingetraind. Het raadplegen van regels zou te vertragend werken. 17 http://www.rizoomes.nl/sturingsdriehoek/
  • 15. Veilig optreden nabij Elektriciteit 15 7.2.1 Standaard optreden hulpverleners. Deze paragraaf gaat over de onderste laag in de sturingsdriehoek: standaard optreden voor alle hulpverleners. Het is wenselijk dat deze informatie als parate kennis aanwezig is bij de hulpverleners. Lokaal: Installaties voor elektriciteit en kabels worden niet aangeraakt. Een hoofdschakelaar nabij de gebruiksmeter mag worden bediend. Landelijk en regionaal De netbeheerder wordt gewaarschuwd. Hij kan aangeven of de installatie spanningsloos is en voor welke delen dat niet geldt. Er geldt een veiligheidsafstand van 25 meter18 nabij Landelijke voorzieningen of 2,5 meter nabij regionale voorzieningen en bovenleiding. De veiligheidsafstand wordt geteld vanaf de buitenzijde van een terrein, gebouw of transportlijn. Het terrein, het gebouw of de ruimte voor midden- of hoogspanning wordt niet betreden. Er wordt niet geblust in de richting van de lijn, kabel of installatie. Hulpverleners verrichten geen handelingen aan lijnen, kabels of installaties. 7.2.2 Voorschriften bij standaard uitzonderingen. In een stabiele situatie mogen publiek en hulpverleners een installatie benaderen tot aan de buitenzijde. In een onstabiele situatie, zoals bij brand of instorting geldt een veiligheidsafstand zoals bij “standaard optreden”. Voor het redden of om uitbereiding van brand voorkomen kan een kabel, lijn of installatie verder benaderd worden door de brandweer. Dan gelden onderstaande voorschriften. Het is wenselijk dat deze voorschriften voor de brandweer te raadplegen zijn tijdens een incident, bijvoorbeeld in de vorm van een instructiekaart, aanvalsplan of operationeel handboek. 18 20 meter wordt naar boven afgerond naar 25 meter. Dit is een standaard veiligheidsafstand voor de brandweer.
  • 16. Veilig optreden nabij Elektriciteit 16 Lokaal: Geen beperking bij het blussen. Er mag geknipt worden in kabels die daarvoor speciaal ontwikkeld zijn, zoals de “cut loop” in een elektrische auto. Bij een snelle inzet gericht op redden mag een brandwacht in aanraking komen met onbeschermde delen, mits zijn persoonlijke beschermingsmiddelen compleet, droog en onbeschadigd zijn en hij oogbescherming draagt (zoals gebruikelijk bij brand (vol gelaatsmasker) of hulpverlening (veiligheidsbril of -scherm). Regionaal Indien het te voorzien is dat hulpverleners handelingen moeten verrichten aan kabels, lijnen of installaties voor middenspanning (bijvoorbeeld het spanningsloos maken van de bovenleiding) dan worden van te voren daarvoor mensen getraind en aangewezen. Een ruimte voor middenspanning mag tot aan de buitenzijde worden benaderd. Er geldt een veiligheidsafstand van 2,5 meter tot geleiders. Bij brand ademlucht gebruiken. Geen offensieve aanval op de installatie. Blussen nabij een installatie bij voorkeur met CO2 of anders leidingwater. Blussen in de richting van de installatie alleen met sproeistraal. Offensieve aanval op of nabij kabels en lijnen alleen met sproeistraal. Een ruimte voor middenspanning wordt uitsluitend betreden indien deze spanningsloos is. Landelijk Bij lijnbreuk in het open veld blijft de veiligheidsafstand van 25 meter gehandhaafd tot aan het punt waar de lijn de aarde raakt.
  • 17. Veilig optreden nabij Elektriciteit 17 Een terrein voor hoogspanning mag tot aan de buitenzijde worden benaderd. Er geldt een veiligheidsafstand van 5 meter tot geleiders. Geen offensieve aanval op de installatie, kabels of lijnen. Blussen in de richting van de installatie is alleen geoorloofd met gebruik van adembescherming, met sproeistraal, bij voorkeur met leidingwater. Een terrein voor hoogspanning wordt uitsluitend betreden indien deze spanningsloos is. 7.2.3 Uitzonderingen. Indien er grote maatschappelijke belangen op het spel staan mag van bovenstaande standaard veiligheidsvoorschriften worden afgeweken, maar er blijven altijd minimale veiligheidsvoorschriften van toepassing. Optreden in overleg met de netbeheerder, hij geeft bindend advies over de absoluut minimale veiligheidsafstanden op basis van bijlage 8 van de BEI-BHS. Hulpverleners mogen optreden in de nabijheidszone (Figuur 2) mits maatregelen zijn getroffen om contact met de gevarenzone te voorkomen. Alleen onder direct toezicht van de netbeheerder mogen hulpverleners een terrein- of ruimte voor hoog – of middenspanning betreden / handelingen verrichten terwijl deze in bedrijf is.
  • 18. Veilig optreden nabij Elektriciteit 18 8 VerzorgingsgebiedvanNetbeheerders enVeiligheidsregio’s in Nederland. Bron: J.W. van Aalst, www.imergis.nl Netbeheerders (groen) en Veiligheidsregio’s (met oranje omrand) in Nederland. 1 januari 2015. Endinet (Eindhoven) is eigendom van Alliander, deze is bij Liander gerekend.
  • 19. Veilig optreden nabij Elektriciteit 19 8.1.1 Gemeenten Over het algemeen is er in één gemeente één Netbeheerder actief. Door gemeentelijke herindelingen gebeurt het een paar keer dat een gemeente meerdere netbeheerders op haar grondgebied heeft: - Leeuwarden (Fryslân): Enexis en Liander sinds de herindeling van Boarnsterhim - Wijdemeren (Gooi en Vechtstreek): Liander en Stedin - Steenwijkerland (IJsselland): Enexis en Rendo - Hof van Twente (Twente): Enexis en Cogas 8.1.2 Veiligheidsregio’s Minder dan de helft van de Veiligheidsregio’s heeft te maken met maar één Netbeheerder. De overige veiligheidsregio’s hebben te maken met meerdere netbeheerders: 02 Fryslân (Liander, maar Enexis in een deel van Boarnsterhim). 03 Drenthe (Enexis, maar Rendo in Hoogeveen) 04 IJsselland (Enexis, maar Rendo in een deel van Steenwijkerland) 05 Twente (Enexis, maar Cogas in Almelo, Oldenzaal en een deel van Hof van Twente (Goor)) 12 Kennemerland (Liander, maar Stedin in Zandvoort) 14 Gooi en Vechtstreek (Liander, maar Stedin in een deel van Wijdemeren) 15 Haaglanden (Stedin, maar Liander in Wassenaar en Westland Infra in Westland en Midden- Delfland) 16 Hollands Midden (Liander in Noord en Stedin in Zuid) 22 Brabant-Zuidoost (Enexis, maar Liander in Eindhoven) 23 Limburg-Noord (Enexis, maar Stedin in Weert)
  • 20. Veilig optreden nabij Elektriciteit 20 9 Geleiding van sproeistraal Er zijn diverse vermeldingen in de literatuur dat een sproeistraal geen elektriciteit geleidt. 250kV op 6 ft (< 2 meter) of 33kV op 2ft (60cm) Geen geleiding bij sproeistraal zout of zout water. Factory Mutual Engineering Corporation Handbook of Industrial Loss Prevention, Hoofdstuk: electrical conductivity of extinguishing agents. 4kV op 3ft (< 1 meter) geen geleiding bij sproeistraal zout of zoet water. Use of seawater for fighting electrical fires, NRL report memorandem 6475.