2. Het jaar in zes hoofdstukken
Beweging in beeld (h1) Kracht & Beweging (h3)
Energie & Beweging (h6) Trillingen & Cirkelbewegingen (h4)Straling (h5)
Elektriciteit (h2)
4. Uitleg
Opdracht maken
Vastlopen Klaar zijn
Informatie zoeken Nakijken
Niet
gevonden
Fout Goed
Nieuwe opdracht
kiezen
Gevonden
Uitleg vragen
Informatie opzoeken en uitleg vragen zijn leerzaam,
maar afsnijden is pure tijdverspilling
5. Check of je geen fouten maakt
in 5 stappen
NIET
Fz
= 800 N
WEL
Fz
= m • g
= 800 N
NIET
Het duurt
59 s
WEL
Ja, binnen
1 minuut
NIET
Hij rent
3 km/s
WEL
Hij rent
3 m/s
NIET
2 • 3 =
6,000
WEL
2 • 3 = 6
NIET
De lengte
is 10
WEL
De lengte
is 10 meter
F A L S EFormule Antwoord Logisch Significantie Eenheid
6. Oplossingsstrategie in 5 stappen
Opdracht
Een aquarium heeft de
volgende afmetingen:
20 cm x 30 cm x 40 cm
(l x b x h). Hoeveel liter
past er in het aquarium?
1. Gevraagd 2. Gegegeven
3. Kennis 5. Antwoord4. Oplossen
● “Hoeveel liter past er in het
aquarium?”
➔ Wat is het volume?
● Lengte l is 20 cm
● Breedte b is 30 cm
● Hoogte h is 40 cm
● V = l • b • h
= 20 cm • 30 cm • 40 cm
= 2 dm • 3 dm • 4 dm
= 24 dm3
= 24 liter
● Het volume van het aquarium
is 24 liter
● Volume V = l • b • h
● 1 liter = 1 dm3
● 1 dm = 10 cm
Formule?
Antwoord?
Logisch?
Significantie?
Eenheid?
7. Voorbeeld
1 000 1•103
nano0,000 000 001 1•10-9
n
micro0,000 001 1•10-6
μ
milli0, 001 1•10-3
m
–1 1•100
–
centi
deci
deca
hecto
0,01
0,1
10
100
1•10-2
1•10-1
1•101
1•102
c
d
da
h
kilo k
mega1 000 000 1•106
M
giga1 000 000 000 1•109
G
tera1 000 000 000 000 1•1012
T
NaamGetal Wet. not. Symb.
centimeter
decimeter
nanometer
micrometer
millimeter
byte / meter
kilobyte
megabyte
gigabyte
terabyte
8. Iets waarmee je grootheden in uitdrukt
(bijv. meter, seconde en kilogram)
Eenheid
Iets wat je kunt meten
(bijv. afstand, tijd en massa)
Grootheid
Alles in de natuurkunde wordt beschreven
met grootheden en eenheden
9. Een grafiek geeft in vijf stappen informatie over grootheden
0 6 12 18 24
0
2
4
6
8
10
0
5
10
15
20
Neerslag(mm/h)
Temperatuur(ºC)
Tijd (h)
15,5 ºC
om 12:00
9 mm/h
rond 20:30
Laagste T
om 05:30
1. Grootheden
Wat staat er op de assen?
2. Eenheden
In welke eenheden zijn de
grootheden gegeven?
3. As-labels
Welke waarden staan er op
de assen?
4. Vraag
Wat wil je uit de grafiek
halen?
5. Aflezen
Kijk op de goede plek
10. Het aantal significante cijfers in een getal geeft de nauwkeurigheid aan
1 cm
kleine significantie (1)
10 mm
normale significantie (2)
10,5 mm
0,5 cm 1,5 cm
9,5 mm
9,95 mm 10,05 mm
kleine
nauwkeurigheid
grote
nauwkeurigheid
normale
nauwkeurigheid
10,0 mm
grote significantie (3)
0
11. weten-
schappelijke
notatie
1,2 • 103
SI-
voorvoegsels 123 km
Cijfers zijn significant als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen
4
significante cijfers (s.c.’s)
beginnullen 0,01
12,30
Alle cijfers zijn significant … … met uitzondering van:
1
s.c.
2
s.c.’s
3
s.c.’s
12. Er bestaan rekenregels voor de afronding
op het goede aantal significante cijfers (s.c.’s)
kleinste aantal decimalen
kleinste aantal s.c.’s
1,1 + 2,22 = 3,32 = 3,3
min. 1 decimaal 1 decimaal
1 x 2,3 = 2,3 = 2
min. 1 s.c. 1 s.c.
13. b
l
Drie dimensies
(3D)
Afstand (s) geeft de ruimte tussen objecten aan en vormt de
eerste drie dimensies: lengte (l), breedte (b) en hoogte (h)
l
Een dimensie
(1D)
l
Twee dimensies
(2D)
b
h
Groot
Doorsnede
melkweg
1021
m
s
s s Normaal
Voetstap
1 m
Klein
Doorsnede
atoomkern
10-15
m
14. De meter (m) is de SI-eenheid die hoort bij afstand
Vroeger
gekoppeld aan slinger en sec.
1 m
Nu
gekoppeld aan lichtsnelheid en sec.
0 s
1 m
1 s0 s
s
1
299792458
15. Tijd (t) is de vierde dimensie
en zorgt ervoor dat dingen na elkaar kunnen gebeuren
NU
(2017)
Big Bang
14.000.000.000 j
Aarde
4.500.000.000 j
Homo sapiens
200.000 j
Boekdrukkunst
600 j
Internet
50 j
WWW
(1991)
NatuurKunJe
(2017)
Snapchat
(2011)
iPhone
(2007)Macintosh
(1984)
16. Nu
gekoppeld aan Cs-133
133
55Cs
De seconde (s) is de SI-eenheid die hoort bij tijd (t)
Vroeger
gekoppeld aan de zonnedag
1 s = (1/86.400) dag 1 s = 9192631770 TCs-133
TCs-133
= 1 dag
x 24 h/d
x 60 m/h
x 60 s/m
= 86.400 s
17. Er is een verschil tussen afgelegde weg en verplaatsing
Afgelegde weg
De totale lengte van de route
Verplaatsing
De kortste afstand tussen
het begin- en eindpunt
18. Bij een st-meting noteer je de plaats op meerdere tijdstippen
t1
t2
t3
tijd (s)
hoogte (m)
h1
h2
h3
t1
h1
t2
h2
t3
h3
19. Een st-diagram laat zien
hoe de plaats (s) van een object verandert in de tijd (t)
t (s)
s (m)
wandeling
interval
heen-en-weer
20. De snelheid (v) van een voorwerp geeft aan
hoeveel afstand (s) er in een bepaalde tijd (t) wordt afgelegd
kleine s
t = 0 s
t = 1 s
v = 0
grote v
kleine v
grote s
21. v
De snelheid (v) is recht evenredig met de afgelegde weg (s) en
omgekeerd evenredig met de benodigde tijd (t)
s
tGemiddelde
snelheid
[m/s]
Afstand
[m]
Δx
Δt
of
Tijd
[s]
Verschil in plaats
[m]
Verschil in tijd
[s]
22. 0 10 m
Om snelheid (v) te meten, wordt vaak
een verschil in plaats (Δx) en een verschil in tijd (Δt) gebruikt
7,2 s
3 7
7,7 s
Δt
Δx
v
v = Δx / Δt
Δx = 7 m - 3 m
= 4 m
Δt = 7,7 s - 7,2 s
= 0,5 s
v = 4 m / 0,5 s
= 8 m/s
23. Het omrekenen van snelheid vereist dat je
de eenheden van afstand en tijd afzonderlijk omrekent
m/s km/h
1
m
s
km
h
1
1000
1
3600
3,6 km/h
3600
1000
km
h
1
km
h
1000 m
3600 s
m/s
1
3,6
1 m/s = 3,6 km/h
24. De lichtsnelheid is de hoogst haalbare snelheid in het heelal
300.000.000
299.792.458
Snelheid
(m/s)
10.000 Rakket
100 Auto
10 Fiets
1 Wandelen
Licht
25. 1
JAN
Een lichtjaar (ly) is de afstand die licht in één jaar aflegt
1 ly
31
DEC
ly = vlicht
• tjaar
vlicht
= 3 • 108
m/s
tjaar
= 365 d • 24 h/d
• 60 m/h • 60 s/m
= 31.536.000 s
= 31,5 • 106
s
ly = 3•108
m/s
• 31,5•106
s
≈ 1016
m
s = v • t
v = s / t
26. Een vt-diagram laat zien
hoe de snelheid (v) van een object verandert in de tijd (t)
t (s)
v (m/s)
constant
rennen
versnellen
vanuit
stilstand
stilstaan
27. Er is een verschil tussen de
gemiddelde snelheid en de momentele snelheid
Momentele snelheid (v)
op één tijdstip
s (m)
t (s)
Gemiddelde snelheid (v)
gedurende een tijdsinterval
A
B
Δt
Δs
s (m)
t (s)
dt
dsC1
C2vc
=
ds
dt
vAB
=
Δs
Δt
C
28. a = 0
a > 0
Als een voorwerp versnelt (a), wordt de snelheid (v) groter
29. De gemiddelde versnelling is recht evenredig met het
snelheidsverschil en omgekeerd evenredig met het tijdsverschil
Δv
Δt
aGemiddelde
versnelling
[(m/s)/s of m/s2
]
Verschil in
snelheid
[m/s]
Verschil
in tijd
[s]
30. Bij versnellen wordt de snelheid steeds groter
en bij vertragen wordt de snelheid steeds kleiner
Versnellen VertragenConstante snelheid
v
t
v
t
v
t
31. Een at-diagram laat zien
hoe de versnelling (a) van een object verandert in de tijd (t)
t (s)
a (m/s2
)
tijdelijke
vrije val
constante
snelheid
constante
versnelling
32. Een eenparige beweging
heeft een constante snelheid en constante richting
a (m/s2
)
t (s)
s (m)
t (s)
v (m/s)
t (s)
33. Een eenparig versnelde beweging
heeft een constante versnelling
a (m/s2
)
t (s)
v (m/s)
t (s)
s (m)
t (s)
34. y
x
Met de raaklijnmethode bepaal je de helling van een grafiek
P
Δx
Δy
B
A
aAB
=
Δy
Δx AB
1
2
3
y
x P
=
Kies het punt P in de grafiek
waar je de helling wilt weten
Teken in punt P de raaklijn
(een rechte met dezelfde
helling als de grafiek in punt P)
Bepaal helling a van de raaklijn
met behulp van ‘makkelijke’
punten A en B
35. Met de raaklijnmethode kun je in bewegingsdiagrammen
de snelheid of de versnelling bepalen
s (m)
t (s)
T
Δt
Δs
A
B
helling(t=T) = (Δs/Δt)AB
= (ds/dt)T
= v (t =T)
v (m/s)
t (s)
helling(t=T) = (Δv/Δt)AB
= (dv/dt)T
= a (t =T)
T
Δt
Δv
A
B
helling in st-diagram = snelheid helling in vt-diagram = versnelling
36. y
x
Met de oppervlaktemethode
bepaal je het oppervlak onder een grafiek
O1
O2
x1
x2
1
2
3
4
5
y1
y2
Kies de punten waartussen je
het oppervlak wilt bepalen
Geef met hulplijnen aan om
welk oppervlak het gaat
Deel het oppervlak op in
eenvoudige vormen
Bepaal het oppervlak per deel
O1
= (x2
- x1
) • y1
O2
= (x2
- x1
) • (y2
- y1
) • 0,5
Bepaal het totale oppervlak
Opp. = O1
+ O2
37. Met de oppervlaktemethode kun je in bewegingsdiagrammen
de verplaatsing of de snelheidsverandering bepalen
Opp. = aantal blokjes = snelheidsveranderingOpp. = aantal blokjes = verplaatsing
v (m/s)
t (s)
1 s
1 m/s
= 1 m/s • 1 s
= 1 m
a (m/s2
)
t (s)
1 s
1 m/s2 = 1 m/s2
• 1 s
= 1 m/s
Opp. onder vt-diagram = Δs Opp. onder at-diagram = Δv
38. Met de raaklijnmethode en oppervlaktemethode
kun je bewegingsdiagrammen in elkaar omzetten
a (m/s2
)
t (s)
v (m/s)
t (s)
s (m)
t (s)
v = s / t
bepaal helling
a = v / t
bepaal helling
v = a • t + v0
bepaal oppervlak
s = v • t + s0
bepaal oppervlak