9. Voorbeeld constructie
Een voorwerp met een hoogte van 3cm bevindt zich 5cm voor een bolle
lens met een brandpuntdafstand van 3 cm.
Dit noemen we een
reëel- omgekeerd beeld
10. Speciale situatie: achter brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 3 cm en f = 5 cm
11. Speciale situatie: achter brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 3 cm en f = 5 cm
12. Speciale situatie: achter brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 3 cm en f = 5 cm
13. Speciale situatie: achter brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 3 cm en f = 5 cm
14. Speciale situatie: achter brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 3 cm en f = 5 cm
15. Speciale situatie: achter brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 3 cm en f = 5 cm
In dit geval spreken we van een virtueel
brandpunt (denkbeeldig brandpunt)
We hebben hier te maken met een
virtueel- rechtop beeld
16. De kwaliteit van het beeld
Reëel- omgekeerd beeld
Zit het beeld achter de lens,
dan is het reeel en
omgekeerd
Virtueel- rechtop beeld
Zit het beeld voor de lens,
dan is het virtueel en
rechtop
Beeld
17. Speciale situatie: op brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 4 cm en f = 4 cm
18. Speciale situatie: op brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 4 cm en f = 4 cm
19. Speciale situatie: op brandpunt
Construeer het beeld in de volgende situatie:
V = 3 cm; v = 4 cm en f = 4 cm
Het brandpunt ligt oneindig
ver weg. We spreken hier
van een beeldpunt in het
oneindige.
20. Berekenen van het beeld
De berekening is te verdelen in 3 stappen:
1) Beeldafstand b (dit is de afstand van het beeld tot O)
b = 1 : [(1/f)-(1/v)]
Hierin is f de brandpunsafstand en v de voorwerpsafstand
2) De vergroting N, de verhouding tussen beeldgrootte en voorwerpsgrootte.
Deze bereken je door de beeldafstand te delen door de voorwerpsafstand.
N = b: v (altijd positief)
3) De beeldgrootte B
B = N x V
21. Oefenen met berekenen
1)Beeldafstand b (dit is de afstand van het beeld tot O)
Formule: b = 1 : [(1/f)-(1/v)]
Invullen: b = 1 : [(1/3)-(1/7)]
Uitrekenen levert: b = 5,25 cm
Dus de beeldafstand is 5,25cm
Een beeld wordt gevormd door een positieve lens met een brandpuntafstand
van 3 cm en een voorwerp met een hoogte van 2 cm dat 7 cm voor de lens
staat.
Bereken de beeldafstand, de vergroting en de hoogte van het beeld.
Wat weten we?
v=7cm
V=2cm
f=+3cm
22. Een beeld wordt gevormd door een positieve lens met een brandpuntafstand
van 3 cm en een voorwerp met een hoogte van 2 cm dat 7 cm voor de lens
staat.
Bereken de beeldafstand, de vergroting en de hoogte van het beeld.
Wat weten we?
v=7cm b=5,25cm
V=2cm
f=+3cm
Oefenen met berekenen
2) De vergroting N, de verhouding tussen beeldgrootte en
voorwerpsgrootte. Deze bereken je door de beeldafstand te delen
door de voorwerpsafstand.
Formule: N = b : v (altijd positief)
Invullen: N = 5,25 : 7
Uitrekenen levert: N = 0,75
Dit is een vergrotings factor, ofwel het beeld is dus 0,75 keer zo groot als
het voorwerp.
23. Oefenen met berekenen
3) De beeldgrootte B
Formule: B = N x V
Invullen: B = 0,75 x 2
Uitrekenen levert: B = 1,5 cm
Het beeld is dus 1,5 cm groot
Een beeld wordt gevormd door een positieve lens met een brandpuntafstand
van 3 cm en een voorwerp met een hoogte van 2 cm dat 7 cm voor de lens
staat.
Bereken de beeldafstand, de vergroting en de hoogte van het beeld.
Wat weten we?
v=7cm b=5,25cm
V=2cm N=0,75
f=+3cm
24. De kwaliteit van het beeld
verkleind even groot of vergroot
Is N groter dan 1 dan is het beeld vergroot
Is N kleier dan 1 dan is het beeld verkleind
is N gelijk aan 1 dan is het beeld even groot
25. Oefenen met berekenen
Een beeld wordt gevormd door een positieve lens met een brandpuntafstand
van 3 cm en een voorwerp met een hoogte van 3 cm dat 5 cm voor de lens
staat.
Bereken de beeldafstand, de vergroting en de hoogte van het beeld.
Wat weten we?
v=5cm
V=3cm
f=+3cm
1)Beeldafstand b (dit is de afstand van het beeld tot O)
Formule: b = 1 : [(1/f)-(1/v)]
Invullen: b = 1 : [(1/3)-(1/5)]
Uitrekenen levert: b = 7,5 cm
Dus de beeldafstand is 7,5cm
26. Oefenen met berekenen
Een beeld wordt gevormd door een positieve lens met een brandpuntafstand
van 3 cm en een voorwerp met een hoogte van 3 cm dat 5 cm voor de lens
staat.
Bereken de beeldafstand, de vergroting en de hoogte van het beeld.
Wat weten we?
v=5cm b = 7,5 cm
V=3cm
f=+3cm
2) De vergroting N, de verhouding tussen beeldgrootte en
voorwerpsgrootte. Deze bereken je door de beeldafstand te delen
door de voorwerpsafstand.
Formule: N = b : v (altijd positief)
Invullen: N = 7,5 : 5
Uitrekenen levert: N = 1,5
27. Oefenen met berekenen
Een beeld wordt gevormd door een positieve lens met een brandpuntafstand
van 3 cm en een voorwerp met een hoogte van 3 cm dat 5 cm voor de lens
staat.
Bereken de beeldafstand, de vergroting en de hoogte van het beeld.
Wat weten we?
v=5cm b = 7,5 cm
V=3cm N = 1,5
f=+3cm
3) De beeldgrootte B
Formule: B = N x V
Invullen: B = 1,5 x 3
Uitrekenen levert: B = 4,5 cm
Het beeld is dus 4,5 cm groot
28. Optica
-Opdracht (2MOp 2)
08:30-09:30 Camera techniek
09:30-10:30 Films maken
11:00-15:00 Practicum opdrachten
https://docs.google.com/spreadsheets/d/1XJUtUvfw69Mu6Jvl
uKEbNKFwQAeeMaPQr1GXcGgw6h8/edit?usp=sharing