2. Inleiding
Ik heb het onderwerp schepen gekozen omdat ik
altijd zelf geïnteresseerd ben door schepen. En
omdat ik wist dat er in de 18de en in de 19de
eeuw veel kunst is gemaakt over schepen
3. SCHEPEN IN DE NACHT (DOOR PORTER)
Soms denk ik over mensen na
die ik maar even heb ontmoet,
een kort gesprek, een warme groet
met hooguit nog een wuif erna.
Als stille schepen in de nacht
gingen ze aan mijn kust voorbij
als schimmen langs de horizon
zo onbereikbaar als 't maar kon,
maar ogenschijnlijk zo nabij.
Komt er een schip alsnog in zicht,
dan vind ik uit een ver verschiet
weer vriendschap over golven heen
en sta aan zee niet meer alleen
en meld het in mijn scheepsbericht.
Geen wonder dat 'k van schepen hou
die mij passeren in de nacht,
want hij die aan de kade wacht
vindt ooit wat hij eens vinden wou:
de schoonheid van herinnering
aan een schip dat op de oceaan
voor altijd in hem bleef bestaan
en nooit in storm ten onder ging.
11. De avond daalt;
een zinkend schip.
de ziel zal stijgen Henderik Marsman
levensgroot
de kiel slaat op
een blinde klip. of dalen
in het schimmenrijk
Zinkend Schip
—o, hartstocht en falen
van dit kil vergaan, onherroepelijk
in koele nacht,
in koele maan. en dat al wat
der wereld is
“en gij, die eens een waan is,
dit leven prees een bekommernis.
met sterke stem
en harde keel, na deze woorden
wordt het stil
is dan het glanzen alsof de nacht
van uw woord omvamen wil
bestorven en een zinkend schip,
voorgoed teloor?”
een koele maan-
twee stemmen, stijgend uit de
—ik heb geleerd
klip:
dat in den dood
—o, red ons, wij vergaan!
24. Gedicht schepen in de
Storm
Storm op zee Windkracht negen Op volle zee. Niets
dan regen,Ik vaar mee. De wind tiert door De weg is
nog lang Er is geen remedie voor Het maakt me bang.
Het is noodweer Een golf slaat in mijn nek. Het schuim
valt kolkend neer Op het houten dek. Ik wankel maar
blijf staan Ik houd mij groot Hoelang kan ik dit nog
aan?Hoelang blijf ik nog in nood? U bent mijn toren,U
bent mijn licht,U kunt mij horen,U ziet de pijn op mijn
gezicht. U bent het die mij zal dragen,U gaf immers Uw
eigen Zoon voor mij,Bij U zal de storm uitvagen,Bij U
wordt het weer een rustiger tij.
36. Gedicht Schepen in
Rust
Varend in een fluisterbootje ga ik stil het water op. Doe de plas aan en het
slootje als een schipper in de dop. Ik wil eens totaal-ontspannen, water
voelen, zon en wind, even alle zorgen bannen wat ik zelf verwennen vind.
Maar ik kan mij overgeven aan de zon en blauwe lucht, met een witte wolk
voor even, die snel voor een briesje vlucht. In de luwte van het slootje
staar ik naar mijn spiegelbeeld, waar een kikker met één pootje,
nietsvermoedend, even speelt. Moe van al dat spelevaren doe ik daar een
eiland aan, stalde uit mijn etenswaren... En hier dreigt het mis te gaan. Ik
ga liggen, achterover, en mijn luikjes vallen dicht, overschaduwd door het
lover in getemperd zonnelicht. Ik heb schijnbaar vast geslapen maar mijn
slaperige kop, gaat van honger aan het gapen en nu valt het mij pas op:
d'eenden hebben fijn gegeten er wordt zelfs nog nagekwaakt, om mij zo te
laten weten dat het prima heeft gesmaakt.