Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Rampen Moddergat en Wierum en hun nasleep
1. 20
Cornelis Jetses, aquarel met voorstelling van “De redding van Gerben Basteleur”
Scheepr ampen op de Waddenzee
2. 21
Inleiding
U kent vast de uitdrukking “De vis wordt duur
betaald”. Dat dit van toepassing is op de vis-
sersvloten in het Waddenzeegebied is door de
eeuwen wel gebleken. Vooral in Noordoost-
Friesland hebben de vissersgemeenschappen
met grote regelmaat te kampen gehad met kleine
en grote scheepsrampen. Op zaterdag 19 januari
2019 vertelde ik hierover tijdens een symposium
van de Wurkgroep Maritime Skiednis van de
Fryske Akademy bij Tresoar.
Slachtoffers
Als we eerst eens kijken, voor een duidelijke
context, hoeveel slachtoffers op Nederlandse
vissersschepen zijn gevallen in de, goed in kaart
gebrachte, jaren 1860-1976, dan springen vooral
Scheveningen en IJmuiden eruit. Dit zal met
name veroorzaakt zijn door de grootte van de
vloten en de regelmaat waarmee ze uitvoeren.
Tussen 1860 en 1976 verdronken minstens 2718
vissermannen:
– 776 vissers uit Scheveningen,
– 719 uit IJmuiden,
– 427 uit Vlaardingen,
– 261 uit Katwijk,
– 187 uit Maassluis,
– 121 uit Middelharnis,
– 118 uit Urk en
– 109 uit de Dongeradelen.
Moddergat en Wierum
De ‘rampzaligheid der dingen’ wordt heel con-
creet in het dorpsleven van twee achter de Wad-
denzeedijk liggende buurdorpen: Moddergat
en Wierum. Moddergat, ontstaan na een dijk-
doorbraak in 1543 (maar pas voor het eerst met
bewoning genoemd in de Floreenkohieren van
1700 bij ‘Jan Johannes bij het Moddergat’) vormt
een tweelingdorp met Paesens. Het riviertje de
Paesens was vroeger de scheiding tussen West-
en Oostdongeradeel.
Wierum ligt slechts luttele kilometers verder
naar het oosten (in het voormalige Oostdongera-
deel), maar vormt een heel aparte gemeenschap,
die weinig mengt met Paesens-Moddergat (in
de voormalige gemeente Westdongeradeel). Het
dorpsbeeld van Wierum wordt gekenmerkt door
het markante zadeldakkerkje (de Mariakerk)
direct achter de zeedijk.
R ampen in 1883 en 1893
Moddergat werd in 1883 met een grote ramp
geconfronteerd waarbij 83 vissers omkwamen.
Tien jaar later, in 1893, sloeg het noodlot toe bij
22 vissers van Wierum. In beide plaatsen staat
op de dijk een herinneringsmonument, waar
nog jaarlijks aandacht aan de verdronken vissers
wordt geschonken.
In 1883 kwamen op de Waddenzee de meeste
vissers om, tijdens de ramp van Moddergat en
andere plaatsen. De ramp van Moddergat vol-
trok zich in de nacht van 5 op 6 maart 1883.
Hoewel Moddergat geen haven heeft, leefde de
bevolking toch van de visserij. De houten aken
Scheepsrampen op de Waddenzee en hun nasleep:
Moddergat en Wierum
Hans Zijlstr a,
sneuperdokkum@yahoo.com
Vissersmonument te
Wierum
en hun nasleep
3. 22
en blazers lagen in het seizoen op zee voor anker
op het Wad. De vissers voeren naar hun schepen
met lichte zeilpramen. Tenzij het eb was, dan
moesten ze een uur lopen over het modderige
Wad.
Het hele zomerseizoen visten de Moddergatsters
boven Schiermonnikoog en Ameland. Met eb
voeren ze het zeegat uit en maximaal een etmaal
later kwamen ze met de vloed weer terug naar
hun ankerplaats. In de winter kon er niet gevist
worden. De schepen lagen dan in de nauwe bin-
nenhaven van Ezumazijl op de kant en werden er
opgelapt. Aan het begin van elk seizoen maakten
de vissers een gezamenlijke tocht naar de schol-
gronden boven Borkum. De schepen bleven daar
dan drie weken achter elkaar. Eigenlijk waren de
schepen niet zeewaardig genoeg voor een der-
gelijk lang verblijf op zee. Maar de verdiensten
waren zo goed dat de vissers de risico’s voor lief
namen.
Aan het eind van de winter van 1883 waren de
vissers al klaar om naar de scholgronden te gaan.
Met het mooie weer, dat al dagen aanhield, wer-
den de aken en blazers naar het Wad gebracht.
Het was eind februari en nog veel te vroeg om
uit te varen. De nachten waren nog lang en het
weer was onberekenbaar. Maar het voorjaarsweer
zorgde voor onrust in het dorp. De voorraadkel-
ders van de kleine vissershuisjes raakten leeg en
zoals elke winter liepen de schulden bij de krui-
denier en de bakker weer op. Als er niet gevist
werd, waren er geen inkomsten.
Toen ging het gerucht dat er een graanschip was
vergaan op het scholveld. De lading die uit het
schip spoelde, zou van heinde en verre vis aan-
trekken. De vissers zochten elkaar op en in de
kleine huiskamers voerden ze heftige discussies.
De voorstanders van een vroeg vertrek wisten
van geen ophouden en op zaterdag 4 maart was
de kogel door de kerk. Een vloot van 22 schepen,
met 109 mannen en jongens aan boord voer uit
naar de rijke visgronden onder Borkum. Over-
vallen door een onverwachts opstekende storm
vergingen maar liefst 17 schepen op de Wadden-
zee, tussen met name Ameland en Schiermon-
nikoog, vooral door grondzeeën. Sommige sche-
pen sloegen over hun lengte-as om. 83 vissers uit
Moddergat onder Nes en Paesens verdronken,
maar er waren ook wel degelijk schepen en vis-
sers die de dans ontsprongen.
Gerben Basteleur was de ‘enige’ overlevende
op de vergane schepen; in eerste instantie nog
uit het wrak op het Schiermonnikoger strand
gehaald samen met zijn oom, die echter al snel
bezweek aan zijn verwondingen. Basteleur, op
de WL2 Nooitgedacht, viste tijdens zijn eerste
De aken en blazers van
Paesens en Moddergat in
de haven van Ezumazijl
(circa 1900)
Scheepr ampen op de Waddenzee
4. 23
tocht na de ramp zijn broer Jan op. Om te voor-
komen dat de visvangst verloren zou gaan werd
vervolgens eerst de vis verkocht en pas daarna
het stoffelijk overschot aan land gebracht. Het
relaas van Gerben Basteleur werd gelukkig opge-
tekend in 1899, want hij overleed al in 1904 aan
‘pijn op de borst’, 52 jaar oud. De overlevering
wil dat de familie Basteleur van oorsprong een
Franse familie is uit Saint-Malo, maar daar is
nooit bewijs voor gevonden.
De maartse storm in 1883 zorgde niet alleen voor
slachtoffers in Moddergat. In die nacht verdron-
ken 121 Nederlandse vissers aan de Nederlandse
kusten. Ook 26 uit Urk (8 schepen), 3 bij Den
Helder en 9 uit Zoutkamp (op de ZK 10, 16 en 17).
Slechts 10 jaar later volgde de ramp van Wierum,
in 1893. Ook nu werd de vloot door een slecht
vangstseizoen min of meer gedwongen de zee op
te gaan. Begin december voer de vloot onder lei-
ding van schipper Pieter Akkerman uit. Een plots
opstekende sneeuwstorm overviel de vloot van 17
schepen, waarvan 13 vergingen, de meesten ook
nu weer rond Ameland en Schiermonnikoog.
Akkerman en zijn bemanning overleefden wel
en zo kon hij jaren later aan de bekende uitgever
en streekhistoricus D.J. Kamminga uit Dokkum
zijn verhaal doen. Na de behouden thuiskomst
was in één klap al zijn hoofdhaar uitgevallen.
Zijn zwarte baard was sneeuwwit geworden.
Post(uum)
De rampen trokken een zware wissel op de vis-
sersvrouwen, die zich echter op kranige wijze
staande hielden. In Moddergat bleven 66 wedu-
wen en 115 kinderen zonder enige vorm van inko-
men achter. Vissersvrouwen waren van oudsher
al zelfstandige types. Als dolsters gingen ze
pieren steken op het Wad, voor de beugvisserij
op schelvis en kabeljauw. In Wierum staat bij
de Mariakerk zelfs nog een standbeeld van een
wjirmdolster, een pierensteekster. De vrouwen
hadden letterlijk de broek aan. Dit was blijkbaar
zo bijzonder dat een van de dames werd uitgeno-
digd voor de Wereldtentoonstelling van 1883 in
Londen. Ook gingen er vissersvrouwen werken
als haringpakster in Emden.
In de nasleep van de ramp van Moddergat
gebeurden vele opvallende zaken. Een inzame-
lingsactie van een nationaal comité van niet-
vissers om het gebrek aan sociale voorzieningen
te compenseren, haalde 135.000 gulden op. Dit
bedrag werd wel zeer behoedzaam uitgegeven,
wat bij sommige dorpsbewoners kwaad bloed
zette. De laatste uitbetaling aan weduwen werd
nog in 1926 gedaan. Gratis medische zorg werd
verleend door dokter Piet de Jager uit het nabu-
rige Ternaard.
Vele van de overgebleven vissers vonden nieuw
werk in Emden of op de haringloggers van de
vloot van Vlaardingen die veel visten rond de
Schotse Shetland-eilanden. In de haven van Ler-
wick werd gepassagierd en vaak als souvenir een
Pierendolsters uit Moddergat (1927)
en hun nasleep
5. 24
porseleinen Staffordshirehondje gekocht, ook
wel bekend als ‘hoerenhondje’.
Het zal niet verbazen dat een familienaam die
aan de dood refereert, Post, veel voorkomt in
vissersplaatsen. Post heeft in dit geval niets met
brievenbezorging te maken, maar staat voor pos-
tuum en heeft daarmee de zelfde betekenis als
namen als Postma, Posthuma en Posthumus.
Monumenten ter herinnering
In Moddergat werd in 1958, 75 jaar na dato een
monument op de dijk geplaatst. Uit basaltblok-
ken opgetrokken vermeld het de namen van de
omgekomenen. De Friese dichter Douwe Tam-
minga schreef er een gedicht bij:
A.D. 1883 stieken fan dit plak 109 fiskers mei 22
skippen yn sé.
Yn in swiere stoarm binne 83 man en 17 skippen
bleaun.
As de dea it skip berint,
Dan is der gjin ûntkommen.
O wetter, o wif elemint!
De sé hat jown, hat nommen.
1883 - 6 maert – 1958.
Aan de zeedijk, tegenover het monument, is een
permanente tentoonstelling gewijd aan de ramp,
in Museum Moddergat: ‘t Fiskershúske.
Veel families werden meermaals geconfronteerd
met slachtoffers: Visser (24x), Post (7x), Baste-
leur (5x), De Vries (5x), De Haan (5x), Buur-
mans (5x), Koudenburg (5x), Groen (4x), Van
der Zee (4x), Lei (3x).
In Wierum is er eveneens een monument op de
dijk, sinds 1968, ook 75 jaar na dato. Elk jaar
worden er bloemen gelegd op 1 december, ter
nagedachtenis aan de vissers met namen als Van
der Bos, Jongeling, Vonk, Kamma, Logterman,
Vaderloos, Smit, Visser, Dijkstra, Bosgra, Gosma,
De Vries, Van der Zee, Hiemstra en Prins
Ook in Zoutkamp is er een monument, een her-
denkingsbank voor de overleden vissers.
Naast de monumenten wordt ook op andere
wijze de herinnering aan de rampen levendig
gehouden. In 2008 werd op het wad het ‘Requi-
em Oer de Seedyk’ opgevoerd, met zangers
Gerrit Breteler en Miranda van Kralingen. Het
muziekstuk ‘Arme Visschers’, ooit (vergeefs)
door de beroemde Leeuwarder componist Mau-
rice Hageman geschreven om geld in te zamelen
voor de nabestaanden, werd in 2013 in het kerkje
van Paesens opgevoerd. Met enige regelmaat
werd ook aan jongeren het verhaal van de ram-
pen verteld door Louw Vanger, een mooie vorm
van ‘oral history’.
Reddingsstation
Aan de gevaren op zee zijn ook de reddingssta-
tions verbonden. Moddergat kreeg na een legaat
een eigen reddingsboot met opslagplaats. Lieu-
we Annes Buma uit Makkum liet dit legaat van
12.000 gulden in 1876 na aan de NZHRM. De
reddingsboot werd vanuit de loods met behulp
van paarden en katrollen over de dijk gesleept.
Het reddingstation van Moddergat was actief
van 1878 tot 1942, toen Schiermonnikoog de
taken overnam. De plaatselijke vissers traden op
als bemanningsleden. In 1901 viel de reddings-
boot vanaf de top van de dijk op eronder gelegen
huizen en raakte zwaar beschadigd. Gelukkig
werd in 1911 te Katwijk aan Zee weer een nieuwe
boot, speciaal voor Moddergat gebouwd: de
L.A. Buma III. Het schip bestaat nog steeds en
is in 2011/2012 gerestaureerd. De opslagloods is
echter kortgeleden verkocht aan een buitenstaan-
der, iets wat tot de nodige ophef heeft geleid. Het
sentiment rond de visserijgeschiedenis in de vis-
sersdorpen is dan ook nog sterk.
Wad als w r akkenkerkhof
Gedetailleerde wrakkenkaarten die voor de
omgeving van diverse Waddeneilanden zijn
gemaakt, tonen aan dat het Wad eigenlijk één
groot scheepskerkhof is. Wrakkenkaarten zijn
er van vrijwel elk Waddeneiland. Niet alleen vis-
sersschepen, maar nog veel meer koopvaardij-
schepen worden vermeld op de kaarten, die aan
toeristen verkocht worden als poster of placemat.
Een van de grootste scheepsrampen op de Wad-
den binnen de Nederlandse vloot was de vernie-
tiging van de koopvaardijvloot op Het Vlie in
1666 door de Engelsen. Een andere opmerke-
lijke ondergang betrof die van het bekende schip
Lutine die in 1799 op de Waddenzee zonk, zoge-
naamd met een (nooit teruggevonden) grote
hoeveelheid goud aan boord. De scheepsbel werd
al wel vrij snel opgedoken en is hedentendage
nog steeds te zien in het Londense verzekerings-
kantoor van Lloyd’s.
Ondanks het feit dat Nederland in de Eerste
Wereldoorlog neutraal bleef zijn er toch door
zeemijnen visserij-slachtoffers gevallen. Zo liep
in 1918 de WL19 op een mijn en kwamen Willem
Sybes van der Zee en Makke Post om het leven. En
Scheepr ampen op de Waddenzee
6. 25
zo vergingen er wel meer individuele visserssche-
pen. Op 26 november 1825 zonk een Wierumer
vissersschip bij het Pinkegat, tussen Schiermonni-
koog en Ameland. Vijf mannen verdronken: Einte
Jans van der Zee en zoon Jan, Sybe Jans Jongeling,
Sape Engels Streeksma en Jan Ages Visser. Fami-
lie nota bene van latere slachtoffers van de Ramp
van Moddergat 1883 en Wierum 1893!
Wr akduiken
De Stichting Maritieme Archeologie, onder
leiding van Klaas Wiersma uit Ferwerd, heeft
recent het initiatief genomen om op zoek te gaan
naar de nog verdwenen schepen van de ramp van
Moddergat van 1883. Het duikschip Serenity,
met plaats voor 6 tot 8 duikers, wordt ingezet
om de bodem af te speuren. Men lijkt een schip
op het spoor te zijn, maar de razendsnelle wis-
selingen in de Waddenzeebodem kunnen elk
moment het schip weer laten verdwijnen. Vele
posities van de vergane schepen zijn redelijk
bekend. Van 3 schepen is niets teruggevonden:
De Klopper WL4 van schipper Klaas Visser, De
Jonge Dirkje WL9 van schipper Auke de Vries
en De Twee Gebroeders WL16 van schipper
Frederik Post. De aandacht van de stichting richt
zich op het terugvinden van deze schepen.
Met sonarapparatuur wordt door geluidsgolven
het bodemprofiel in beeld gebracht. De beelden
en de gevaren route worden vastgelegd op een
geheugenkaart. Bij interessante punten wordt
dan een markering in de digitale zeekaart gezet,
zodat het punt later weer teruggevonden kan
worden. In relatief korte tijd is zo een groot
gebied te onderzoeken.
Als houten wrakdelen worden gevonden, wordt
met dendrochronologisch onderzoek bepaald hoe
oud het hout is. Er wordt een flink stuk hout mee-
genomen voor onderzoek door de Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Dit levert een
schatting van het bouwjaar van het schip.
Het onderzoek gaat dus verder dan alleen dui-
ken. Er wordt in kaart gebracht wat er bij eerdere
onderzoeken al is uitgezocht om te achterhalen
wat, waar en hoe gezocht moet worden naar
ontbrekende informatie (met name rondom de
Engelsmanplaat). Rapportages worden bestu-
deerd en literatuuronderzoek wordt gedaan, in
combinatie met (digitaal) archiefonderzoek. En
uiteraard worden de relevante musea bezocht,
zoals Museum ‘t Fiskershúske, het Fries Scheep-
vaart Museum te Sneek en het Noordelijk
Scheepvaartmuseum te Groningen. Het infor-
matie verzamelen wordt ook gedaan in samen-
werking met plaatselijke deskundigen, zoals
vissers, wadlopers en streekhistorici. Heeft u
ook nog informatie of ideeën, dan kunt u zich
melden via www.stichtingmaritiemearcheologie.
nl en info@stichtingmaritiemearcheologie.nl.
Verder lezen:
- H.A.H. Boelmans Kranenburg en J.P. van de
Voort, Een zee te hoog. Scheepsrampen bij de Neder-
landse Zeevisserij 1860- 1976 (Bussum, 1979)
- R. IJbema, De ramp van Moddergat (z.p., 1973
2de druk), G.I.W. Dragt (bijgewerkte versie
2008)
- P. Hillebrand, Moddergat, de historie van een Fries
vissersdorp, (z.p., 2012)
- G.I.W. Dragt, Aan de vissers heeft het niet gelegen,
(Moddergat, 2011)
Met dank aan: - Paul Hillebrand -
Klaas Wiersma - Ihno Dragt
In 1863 kreeg Wealtje
Post uit Moddergat een
zilveren penning van de
Reddingmaatschappij
en hun nasleep