SlideShare a Scribd company logo
1 of 6
McMillan onderscheidt drie interactietypes:* user-to-user interaction – Interacties tussen gebruikers waarbij de communicatie te maken heeft met alle regels en conventies die gelden voor communicatie tussen personen;* para-social interaction – Interacties die voortkomen uit door nieuwe media zelf gegenereerde systemen van betrokkenheid en communicatie;* user-to-system interaction – De manier waarop gebruikers betrokken worden bij een apparaat.<br />Manuel Castells stelt dat we leven in een ‘netwerkmaatschappij’, waarin de ontwikkelingen op het gebied van informatie belangrijker worden dan die op het gebied van industrie. Zijn information technology paradigm is gestoeld op vijf principes die leiden tot de opkomst van de netwerkmaatschappij:* Informatie wordt de grondstof voor economische activiteit, zowel de input als de output;* ICT’s dringen door in alle vormen van sociale interactie tussen mensen;* Alle sociale processen en organisatievormen zijn georganiseerd volgens de logica van netwerken;* Deze processen en vormen zijn flexibel, zodat ze kunnen worden aangepast als reactie op veranderingen;* Alle andere industrieën nemen eigenschappen aan van ondernemingen uit de ICT wereld.<br />De new economy die zo ontstaat in de netwerkmaatscahppij is volgens Castells:* informatief, omdat de productiviteit en concurrentie afhankelijk is van het produceren van kennis;* globaal, omdat de belangrijkste economische activiteiten over de hele aarde tegelijk in verband staan met elkaar;* genetwerkt, omdat het is gebaseerd op al bestaande netwerken als het Internet en ondernemingen een netwerkstructuur aannemen.<br />Castells stelt ook dat het gevolg van netwerkmaatschappij is, dat macht zich organiseert rondom space of flows, de manier waarop tijd en ruimte invloed uitoefenen op de maatschappij. Dit gebeurt volgens hem op drie manieren:* door de communicatienetwerken zelf, en dan met name door grote steden die het centrum zijn van commercie en cultuur (zogenaamde global cities);* doordat de netwerken afhankelijk zijn van alle knooppunten, zoals technische metropolen (technopoles);* de invloed die cultuur heeft op netwerken zorgt ervoor dat ze steeds meer multicultureel worden.<br />Door de opkomst van de netwerkmaatschappij wordt volgens Castells een steeds groter onderscheid zichtbaar tussen twee soorten arbeid:* self-reprogrammable labour – Arbeid die leercapaciteit en innovatie nodig heeft om zichzelf te verbeteren en op veranderingen te kunnen reageren;* generic labour – Arbeid waarvoor geen tot weinig bekwaamheid voor nodig is en daardoor door veel mensen op veel verschillende plekken kan worden gedaan.<br />Dankzij de globalisatie en de opkomst van de netwerkmaatschappij ontstaan volgens Castells verzetsbewegingen die hun identiteit willen uitdrukken. Hij maakt hierbij onderscheid tussen twee soorten identiteiten:* resistance identities – Een type identiteit die voornamelijk leunt op het zich afzetten, en daardoor afhankelijk is van degene waartegen het zich afzet;* project identities – Een identiteit die verder gaat dan resistance identities door te proberen een nieuwe maatschappijvorm uit te vinden, waardoor weer datgene waartegen de project identities zich verzetten kunnen worden beïnvloed.<br />Volgens Castells wordt de werkelijkheid in een netwerkmaatschappij helemaal ondergedompeld in een virtuele setting, waardoor er geen onderscheid meer is tussen de realiteit en de visuele representatie. Hij noemt dit de culture of real virtuality.<br />Volgens Benkler overschaduwt de networked information economy sinds het begin van de 21e eeuw de industrial economy. De belangrijkste eigenschap van deze nieuwe vorm van economie is dat gedecentraliseerde handelingen van het individu een veel grotere rol heeft gekregen.<br />Benkler onderscheidt twee eigenschappen van uitingen van creativiteit en kennis, die ervoor zorgen dat ze succesvol worden:* modularity – De mate waarin een project kan worden opgedeeld in kleinere componenten (modules) die los van elkaar kunnen worden geproduceerd;* granularity – De grootte van deze modules.<br />De belangrijkste eigenschappen van massacommunicatie zijn:* Content kan op grote schaal worden geproduceerd en worden ontvangen door een zo groot mogelijk publiek;* Een vastgestelde scheiding tussen producenten/verspreiders en ontvangers;* Er is sprake van eenrichtingsverkeer doordat producenten/verspreiders veel meer macht hebben dan de ontvangers;* De relatie tussen de producenten/verspreiders en de ontvangers is vaak onpersoonlijk en de ontvanger is meestal anoniem;* Doordat alle producenten/verspreiders zoveel mogelijk ontvangers willen bereiken, wordt de content van massacommunicatieteksten in de loop van tijd vaak gestandaardiseerd.<br />Atton stelt dat alternatieve mediavormen belangrijk zijn geweest voor de opkomst van digitale media, en verbindt deze alternatieve media aan de volgende kenmerken:* de-professionalisation – Om bij te dragen aan het medium hoeft men niet over professionele vaardigheden te beschikken;* de-institutionalisation – Om de media in de public domain te krijgen, moet het niet afhankelijk zijn van een grote media-instantie;* de-capitalisation – Om te zorgen dat content kan worden verspreid moet die verspreiding op zo goedkoop en verschillend mogelijke manieren plaatsvinden.<br />Games worden vaak opgebouwd uit delen van eerdere games. Dit kan op twee manieren:* total conversion – Het creëren van een geheel nieuwe game uit de onderdelen van een andere game;* partial conversion – Het toevoegen van nieuwe onderdelen door de gebruikers zelf.<br />Binnen de game-industrie zijn er twee stromingen:* narratologists – Diegenen die beweren dat het narratief de belangrijkste structuur van een game is bij het betrekken van de gebruiker in de game;* ludologists – Diegenen die beweren dat de betrokkenheid van een gamer komt, doordat degene die speelt zelf degene is die de acties in gang zet.<br />Deuze heeft een model ontworpen om Internetjournalistiek categorisch in te delen aan de hand van twee assen, content (of de content zich concentreert op wat de redacteuren willen overbrengen of op wat het publiek wil lezen) en cultures (veel of weinig moderatie). Hierbij maakt hij onderscheid tussen vier types:* orientating (redactionele content, veel moderatie) – Online journalistiek die vergelijkbaar is met eerder bestaande vormen als krant en televisie* minitorial (publieke content, veel moderatie) – Online journalistiek die zich met name richt op het verkrijgen van demografische data;* instrumental (redactionele content, weinig moderatie) – Online journalistiek waarbij de journalist zijn publiek goed kan begrijpen maar die weinig inspeelt op toekomstige ontwikkelingen;* dialogic (publieke content, weinig moderatie) – Online journalistiek waarbij nieuwe modellen ontstaan voor nieuwsproductie, collaborative editing en user participation.<br />Twee belangrijke ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van burgerjournalistiek;* computer-assisted reporting (CAR) – Een netwerk waarbij journalisten via computers snel informatie konden checken;* public journalism – Een nieuw soort journalistiek waarbij burgers minder werden behandeld als een onpersoonlijke toeschouwer.<br />Termen<br />collective intelligence – Het vermogen van genetwerkte ICTs om sociale kennis te codificeren, te classificeren, terug te halen en tegelijkertijd te verbeteren.<br />conduit – De manier waarop online data worden verspreid.<br />content – De inhoud van mediateksten.<br />contentious journalism – Journalistiek die uitdrukking geeft aan oogpunten die afwijken van die van degene die ‘de media’ beheerst. Internetjournalistiek zet zo de deur naar vrij beschikbare kritiek op bijvoorbeeld totalitaire regimes op een kier.<br />Creative Commons – Een beweging die probeert de regels rondom copyright meer flexibel te maken, zodat hun werk kan worden (her)gebruikt voor non-commerciële doeleinden.<br />creativity – Gedachtenprocessen met een originele uitkomst, die ook waarde heeft. De vier kerneigenschappen zijn:* het vermogen om een nieuw probleem zelf te formuleren;* het vermogen om iets wat is geleerd in verschillende contexten toe te passen;* het inzicht dat fouten maken een onderdeel is van leren;* het vermogen om zich te concentreren om een doel na te streven.<br />crisis of democracy – De notie dat burgers steeds meer worden vervreemd van hun (politieke) vertegenwoordigers door de snelle ontwikkelingen in het medialandschap.<br />democratisation of innovation – Het proces waarin gebruikers zichzelf steeds meer kunnen vernieuwen, en deze vernieuwingen worden verspreid, gedeeld en verbeterd door andere gebruikers.<br />digital media - Mediavormen die media-inhoud combineren en digitaal worden opgeslagen. De belangrijkste eigenschappen van deze mediavormen zijn dat ze manipuleerbaar, netwerkbaar, fysiek klein, verkleinbaar en onpartijdig zijn.<br />digital natives – De generatie die na de jaren ’80 is geboren en daardoor geen idee hebben van een wereld zonder digital media.<br />DIY (do it yourself) citizenship – Het fenomeen dat mensen volgens Hartley onder invloed van de DIY culture minder eerbied krijgen voor en zich afzetten tegen autoriteiten, en vrijheid van meningsuiting en semiotic self-determination (het recht om de eigen identiteit te bepalen) heel belangrijk vinden.<br />DIY (do it yourself) culture – De cultuur waarin gebruikers door de mogelijkheden van digitale media  zelf worden aangezet tot het produceren van media.<br />folksonomy – Een systeem dat digitale mediateksten classificeert door het creëren en bijhouden van ‘tags’.<br />interactivity – Het gevoel van betrokkenheid en controle die een mediatekst bij een gebruiker oproept. De interactiviteit die het Internet stimuleert is uniek door twee kenmerken:* interconnectivity – De onderlinge verbondenheid van netwerken;* interoperability – De mogelijkheid om toegang te krijgen tot beschikbare mediavormen met verschillende operating systems.<br />intercreativity – Het proces waarbij gezamenlijk iets nieuws wordt gemaakt of ontworpen, of een probleem wordt opgelost.<br />interface – De ‘front page’ die toegang verschaft tot een website.<br />middleware – Hulpmiddelen bij het produceren van software uit losse onderdelen.<br />networks – Netwerken. Drie soorten netwerken zijn van belang voor digitale media:* technical network – Aan de basis van het Internet staat een enorm technisch netwerk van kabels en andere apparatuur;* social network – Een netwerk dat de nadruk licht op de sociale infrastructuur en de onderlinge afhankelijkheid van relaties tussen personen en instanties;* socio-technical network – Door de populariteit van internet onstaat een globale informatie-economie rondom de al bestaande technische en sociale netwerken.<br />participatory journalism – Het fenomeen dat één of meerdere burgers een actieve rol speelt in het verkrijgen, verslaan, analyseren en verspreiden van nieuws en informatie. De belangrijkste elementen die aan de basis van de opkomst van dit soort journalistiek liggen zijn:* open publishing – Het creeëren van content die helemaal transparant is voor gebruikers;* collaborative editing – Het fenomeen dat een grote groep mensen samenwerkt met behulp van individuele bijdrages;* distributed content – Content kan worden verspreid met behulp van RSS feeds.<br />participatory media – Mediavormen die gebruikers een platform geven om zich uit te drukken en kritiek te leveren.<br />play theory – De theorie dat de betrokkenheid van iemand die een game speelt voortvloeit uit het feit dat hij of zij degene is die de acties uitvoert en de game die uitvoering evalueert en zich eraan aanpast.<br />remediation – Een denkwijze waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen oude en nieuwe media, maar nieuwere vormen van media (onderdelen van) oudere mediavormen integreren. Twee elkaar schijnbaar tegensprekende kenmerken van remediatie zijn:*immediacy – Het fenomeen dat nieuwere mediavormen de (onderdelen van) oude mediavormen proberen zo onmerkbaar mogelijk over te nemen;* hypermediacy – Het fenomeen dat digitale mediacontent vaak een collage is van vele delen van bestaande mediacontent.<br />social capital – Eigenschappen van het sociale leven die ervoor zorgen dat mensen die eraan deelnemen beter samen kunnen werken om een gemeenschappelijk doel  te bereiken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van social capital:* bonding social capital – Social capital dat wordt gekenmerkt door sterke sociale banden tussen mensen zoals tussen vrienden, buurtbewoners of familieleden;* bridging social capital – Social capital dat wordt gekenmerkt door sociale banden tussen minder dicht bij elkaar staande mensen, zoals tussen zakenpartners;* linking social capital – Social capital dat wordt gekenmerkt door banden tussen mensen uit verschillende klassen wat betreft macht  en sociale status, zoals tussen politici en het volk.<br />social software – Software die groepsinteractie bevordert.<br />symbolic power – De macht om dominante ideeën op te stellen en te verspreiden.<br />textual polysemy – Het fenomeen dat de betekenis van een tekst niet per se hetzelfde is als de bedoeling van de auteur, maar eerst nog onderhevig is aan sociale onderhandelingen en interpretatie.<br />user-generated content – Content die door gebruikers nieuw is geremedieerd of direct wordt geproduceerd.<br />vernacular creativity – Creativiteit die afkomstig is uit alledaagse, non-elitaire, cultuurspecifieke sociale contexten.<br />Web 2.0 – De term waarmee de verandering binnen de computerindustrie waarbinnen de applicaties zó worden ontworpen dat ze beter worden naarmate meer mensen ze gebruiken.<br />
Boek
Boek
Boek
Boek
Boek

More Related Content

Similar to Boek

20081126 Web2 Crash Course Kristof
20081126 Web2 Crash Course Kristof20081126 Web2 Crash Course Kristof
20081126 Web2 Crash Course Kristof
FARO
 
Netwerken_met_Castells
Netwerken_met_CastellsNetwerken_met_Castells
Netwerken_met_Castells
Noortje Schmit
 
Tno sociale media_veiligheidsdomein1
Tno sociale media_veiligheidsdomein1Tno sociale media_veiligheidsdomein1
Tno sociale media_veiligheidsdomein1
Frank Smilda
 
Manifest voor digitale vrijheid
Manifest voor digitale vrijheidManifest voor digitale vrijheid
Manifest voor digitale vrijheid
Fers
 

Similar to Boek (20)

301009 ipadstrategische agenda tn_opdf
301009 ipadstrategische agenda tn_opdf301009 ipadstrategische agenda tn_opdf
301009 ipadstrategische agenda tn_opdf
 
20081126 Web2 Crash Course Kristof
20081126 Web2 Crash Course Kristof20081126 Web2 Crash Course Kristof
20081126 Web2 Crash Course Kristof
 
De gebruiker centraal maar nu écht
De gebruiker centraal maar nu échtDe gebruiker centraal maar nu écht
De gebruiker centraal maar nu écht
 
Netwerken_met_Castells
Netwerken_met_CastellsNetwerken_met_Castells
Netwerken_met_Castells
 
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
Zelf publieke vraagstukken crowdsourcen oif groningen-def 29112010
 
Convergence Culture Presentatie
Convergence Culture PresentatieConvergence Culture Presentatie
Convergence Culture Presentatie
 
Nieuwe Media Post Hbo
Nieuwe Media   Post HboNieuwe Media   Post Hbo
Nieuwe Media Post Hbo
 
Heerlen live 2015
Heerlen live 2015Heerlen live 2015
Heerlen live 2015
 
Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
Proefhoofdstuk Basisboek Crossmedia Concepting Hoofdstuk1
 
Tno sociale media_veiligheidsdomein1
Tno sociale media_veiligheidsdomein1Tno sociale media_veiligheidsdomein1
Tno sociale media_veiligheidsdomein1
 
Manifest voor digitale vrijheid
Manifest voor digitale vrijheidManifest voor digitale vrijheid
Manifest voor digitale vrijheid
 
S.M.A.R.T. politie (2) Samen
S.M.A.R.T. politie (2) SamenS.M.A.R.T. politie (2) Samen
S.M.A.R.T. politie (2) Samen
 
BE-ODL social software
BE-ODL social softwareBE-ODL social software
BE-ODL social software
 
Internet Communities and business
Internet Communities and businessInternet Communities and business
Internet Communities and business
 
The medium is_not_the_message_vdef
The medium is_not_the_message_vdefThe medium is_not_the_message_vdef
The medium is_not_the_message_vdef
 
Hoe omgaan met het internet van morgen: wat geven we prijs en tegen welke kost?
Hoe omgaan met het internet van morgen: wat geven we prijs en tegen welke kost?Hoe omgaan met het internet van morgen: wat geven we prijs en tegen welke kost?
Hoe omgaan met het internet van morgen: wat geven we prijs en tegen welke kost?
 
Studiedag Nieuwe/sociale media - "NIEUWE MEDIA: What's in a name?" - Prof. Jo...
Studiedag Nieuwe/sociale media - "NIEUWE MEDIA: What's in a name?" - Prof. Jo...Studiedag Nieuwe/sociale media - "NIEUWE MEDIA: What's in a name?" - Prof. Jo...
Studiedag Nieuwe/sociale media - "NIEUWE MEDIA: What's in a name?" - Prof. Jo...
 
Nieuwe media als instrumenten in een veranderende wereld
Nieuwe media als instrumenten in een veranderende wereldNieuwe media als instrumenten in een veranderende wereld
Nieuwe media als instrumenten in een veranderende wereld
 
2011 01 nieuwe gebiedsontwikkeling dordrecht
2011 01 nieuwe gebiedsontwikkeling dordrecht2011 01 nieuwe gebiedsontwikkeling dordrecht
2011 01 nieuwe gebiedsontwikkeling dordrecht
 
Web2.0 voor communicatiedocenten
Web2.0 voor communicatiedocentenWeb2.0 voor communicatiedocenten
Web2.0 voor communicatiedocenten
 

Boek

  • 1. McMillan onderscheidt drie interactietypes:* user-to-user interaction – Interacties tussen gebruikers waarbij de communicatie te maken heeft met alle regels en conventies die gelden voor communicatie tussen personen;* para-social interaction – Interacties die voortkomen uit door nieuwe media zelf gegenereerde systemen van betrokkenheid en communicatie;* user-to-system interaction – De manier waarop gebruikers betrokken worden bij een apparaat.<br />Manuel Castells stelt dat we leven in een ‘netwerkmaatschappij’, waarin de ontwikkelingen op het gebied van informatie belangrijker worden dan die op het gebied van industrie. Zijn information technology paradigm is gestoeld op vijf principes die leiden tot de opkomst van de netwerkmaatschappij:* Informatie wordt de grondstof voor economische activiteit, zowel de input als de output;* ICT’s dringen door in alle vormen van sociale interactie tussen mensen;* Alle sociale processen en organisatievormen zijn georganiseerd volgens de logica van netwerken;* Deze processen en vormen zijn flexibel, zodat ze kunnen worden aangepast als reactie op veranderingen;* Alle andere industrieën nemen eigenschappen aan van ondernemingen uit de ICT wereld.<br />De new economy die zo ontstaat in de netwerkmaatscahppij is volgens Castells:* informatief, omdat de productiviteit en concurrentie afhankelijk is van het produceren van kennis;* globaal, omdat de belangrijkste economische activiteiten over de hele aarde tegelijk in verband staan met elkaar;* genetwerkt, omdat het is gebaseerd op al bestaande netwerken als het Internet en ondernemingen een netwerkstructuur aannemen.<br />Castells stelt ook dat het gevolg van netwerkmaatschappij is, dat macht zich organiseert rondom space of flows, de manier waarop tijd en ruimte invloed uitoefenen op de maatschappij. Dit gebeurt volgens hem op drie manieren:* door de communicatienetwerken zelf, en dan met name door grote steden die het centrum zijn van commercie en cultuur (zogenaamde global cities);* doordat de netwerken afhankelijk zijn van alle knooppunten, zoals technische metropolen (technopoles);* de invloed die cultuur heeft op netwerken zorgt ervoor dat ze steeds meer multicultureel worden.<br />Door de opkomst van de netwerkmaatschappij wordt volgens Castells een steeds groter onderscheid zichtbaar tussen twee soorten arbeid:* self-reprogrammable labour – Arbeid die leercapaciteit en innovatie nodig heeft om zichzelf te verbeteren en op veranderingen te kunnen reageren;* generic labour – Arbeid waarvoor geen tot weinig bekwaamheid voor nodig is en daardoor door veel mensen op veel verschillende plekken kan worden gedaan.<br />Dankzij de globalisatie en de opkomst van de netwerkmaatschappij ontstaan volgens Castells verzetsbewegingen die hun identiteit willen uitdrukken. Hij maakt hierbij onderscheid tussen twee soorten identiteiten:* resistance identities – Een type identiteit die voornamelijk leunt op het zich afzetten, en daardoor afhankelijk is van degene waartegen het zich afzet;* project identities – Een identiteit die verder gaat dan resistance identities door te proberen een nieuwe maatschappijvorm uit te vinden, waardoor weer datgene waartegen de project identities zich verzetten kunnen worden beïnvloed.<br />Volgens Castells wordt de werkelijkheid in een netwerkmaatschappij helemaal ondergedompeld in een virtuele setting, waardoor er geen onderscheid meer is tussen de realiteit en de visuele representatie. Hij noemt dit de culture of real virtuality.<br />Volgens Benkler overschaduwt de networked information economy sinds het begin van de 21e eeuw de industrial economy. De belangrijkste eigenschap van deze nieuwe vorm van economie is dat gedecentraliseerde handelingen van het individu een veel grotere rol heeft gekregen.<br />Benkler onderscheidt twee eigenschappen van uitingen van creativiteit en kennis, die ervoor zorgen dat ze succesvol worden:* modularity – De mate waarin een project kan worden opgedeeld in kleinere componenten (modules) die los van elkaar kunnen worden geproduceerd;* granularity – De grootte van deze modules.<br />De belangrijkste eigenschappen van massacommunicatie zijn:* Content kan op grote schaal worden geproduceerd en worden ontvangen door een zo groot mogelijk publiek;* Een vastgestelde scheiding tussen producenten/verspreiders en ontvangers;* Er is sprake van eenrichtingsverkeer doordat producenten/verspreiders veel meer macht hebben dan de ontvangers;* De relatie tussen de producenten/verspreiders en de ontvangers is vaak onpersoonlijk en de ontvanger is meestal anoniem;* Doordat alle producenten/verspreiders zoveel mogelijk ontvangers willen bereiken, wordt de content van massacommunicatieteksten in de loop van tijd vaak gestandaardiseerd.<br />Atton stelt dat alternatieve mediavormen belangrijk zijn geweest voor de opkomst van digitale media, en verbindt deze alternatieve media aan de volgende kenmerken:* de-professionalisation – Om bij te dragen aan het medium hoeft men niet over professionele vaardigheden te beschikken;* de-institutionalisation – Om de media in de public domain te krijgen, moet het niet afhankelijk zijn van een grote media-instantie;* de-capitalisation – Om te zorgen dat content kan worden verspreid moet die verspreiding op zo goedkoop en verschillend mogelijke manieren plaatsvinden.<br />Games worden vaak opgebouwd uit delen van eerdere games. Dit kan op twee manieren:* total conversion – Het creëren van een geheel nieuwe game uit de onderdelen van een andere game;* partial conversion – Het toevoegen van nieuwe onderdelen door de gebruikers zelf.<br />Binnen de game-industrie zijn er twee stromingen:* narratologists – Diegenen die beweren dat het narratief de belangrijkste structuur van een game is bij het betrekken van de gebruiker in de game;* ludologists – Diegenen die beweren dat de betrokkenheid van een gamer komt, doordat degene die speelt zelf degene is die de acties in gang zet.<br />Deuze heeft een model ontworpen om Internetjournalistiek categorisch in te delen aan de hand van twee assen, content (of de content zich concentreert op wat de redacteuren willen overbrengen of op wat het publiek wil lezen) en cultures (veel of weinig moderatie). Hierbij maakt hij onderscheid tussen vier types:* orientating (redactionele content, veel moderatie) – Online journalistiek die vergelijkbaar is met eerder bestaande vormen als krant en televisie* minitorial (publieke content, veel moderatie) – Online journalistiek die zich met name richt op het verkrijgen van demografische data;* instrumental (redactionele content, weinig moderatie) – Online journalistiek waarbij de journalist zijn publiek goed kan begrijpen maar die weinig inspeelt op toekomstige ontwikkelingen;* dialogic (publieke content, weinig moderatie) – Online journalistiek waarbij nieuwe modellen ontstaan voor nieuwsproductie, collaborative editing en user participation.<br />Twee belangrijke ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van burgerjournalistiek;* computer-assisted reporting (CAR) – Een netwerk waarbij journalisten via computers snel informatie konden checken;* public journalism – Een nieuw soort journalistiek waarbij burgers minder werden behandeld als een onpersoonlijke toeschouwer.<br />Termen<br />collective intelligence – Het vermogen van genetwerkte ICTs om sociale kennis te codificeren, te classificeren, terug te halen en tegelijkertijd te verbeteren.<br />conduit – De manier waarop online data worden verspreid.<br />content – De inhoud van mediateksten.<br />contentious journalism – Journalistiek die uitdrukking geeft aan oogpunten die afwijken van die van degene die ‘de media’ beheerst. Internetjournalistiek zet zo de deur naar vrij beschikbare kritiek op bijvoorbeeld totalitaire regimes op een kier.<br />Creative Commons – Een beweging die probeert de regels rondom copyright meer flexibel te maken, zodat hun werk kan worden (her)gebruikt voor non-commerciële doeleinden.<br />creativity – Gedachtenprocessen met een originele uitkomst, die ook waarde heeft. De vier kerneigenschappen zijn:* het vermogen om een nieuw probleem zelf te formuleren;* het vermogen om iets wat is geleerd in verschillende contexten toe te passen;* het inzicht dat fouten maken een onderdeel is van leren;* het vermogen om zich te concentreren om een doel na te streven.<br />crisis of democracy – De notie dat burgers steeds meer worden vervreemd van hun (politieke) vertegenwoordigers door de snelle ontwikkelingen in het medialandschap.<br />democratisation of innovation – Het proces waarin gebruikers zichzelf steeds meer kunnen vernieuwen, en deze vernieuwingen worden verspreid, gedeeld en verbeterd door andere gebruikers.<br />digital media - Mediavormen die media-inhoud combineren en digitaal worden opgeslagen. De belangrijkste eigenschappen van deze mediavormen zijn dat ze manipuleerbaar, netwerkbaar, fysiek klein, verkleinbaar en onpartijdig zijn.<br />digital natives – De generatie die na de jaren ’80 is geboren en daardoor geen idee hebben van een wereld zonder digital media.<br />DIY (do it yourself) citizenship – Het fenomeen dat mensen volgens Hartley onder invloed van de DIY culture minder eerbied krijgen voor en zich afzetten tegen autoriteiten, en vrijheid van meningsuiting en semiotic self-determination (het recht om de eigen identiteit te bepalen) heel belangrijk vinden.<br />DIY (do it yourself) culture – De cultuur waarin gebruikers door de mogelijkheden van digitale media zelf worden aangezet tot het produceren van media.<br />folksonomy – Een systeem dat digitale mediateksten classificeert door het creëren en bijhouden van ‘tags’.<br />interactivity – Het gevoel van betrokkenheid en controle die een mediatekst bij een gebruiker oproept. De interactiviteit die het Internet stimuleert is uniek door twee kenmerken:* interconnectivity – De onderlinge verbondenheid van netwerken;* interoperability – De mogelijkheid om toegang te krijgen tot beschikbare mediavormen met verschillende operating systems.<br />intercreativity – Het proces waarbij gezamenlijk iets nieuws wordt gemaakt of ontworpen, of een probleem wordt opgelost.<br />interface – De ‘front page’ die toegang verschaft tot een website.<br />middleware – Hulpmiddelen bij het produceren van software uit losse onderdelen.<br />networks – Netwerken. Drie soorten netwerken zijn van belang voor digitale media:* technical network – Aan de basis van het Internet staat een enorm technisch netwerk van kabels en andere apparatuur;* social network – Een netwerk dat de nadruk licht op de sociale infrastructuur en de onderlinge afhankelijkheid van relaties tussen personen en instanties;* socio-technical network – Door de populariteit van internet onstaat een globale informatie-economie rondom de al bestaande technische en sociale netwerken.<br />participatory journalism – Het fenomeen dat één of meerdere burgers een actieve rol speelt in het verkrijgen, verslaan, analyseren en verspreiden van nieuws en informatie. De belangrijkste elementen die aan de basis van de opkomst van dit soort journalistiek liggen zijn:* open publishing – Het creeëren van content die helemaal transparant is voor gebruikers;* collaborative editing – Het fenomeen dat een grote groep mensen samenwerkt met behulp van individuele bijdrages;* distributed content – Content kan worden verspreid met behulp van RSS feeds.<br />participatory media – Mediavormen die gebruikers een platform geven om zich uit te drukken en kritiek te leveren.<br />play theory – De theorie dat de betrokkenheid van iemand die een game speelt voortvloeit uit het feit dat hij of zij degene is die de acties uitvoert en de game die uitvoering evalueert en zich eraan aanpast.<br />remediation – Een denkwijze waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen oude en nieuwe media, maar nieuwere vormen van media (onderdelen van) oudere mediavormen integreren. Twee elkaar schijnbaar tegensprekende kenmerken van remediatie zijn:*immediacy – Het fenomeen dat nieuwere mediavormen de (onderdelen van) oude mediavormen proberen zo onmerkbaar mogelijk over te nemen;* hypermediacy – Het fenomeen dat digitale mediacontent vaak een collage is van vele delen van bestaande mediacontent.<br />social capital – Eigenschappen van het sociale leven die ervoor zorgen dat mensen die eraan deelnemen beter samen kunnen werken om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie vormen van social capital:* bonding social capital – Social capital dat wordt gekenmerkt door sterke sociale banden tussen mensen zoals tussen vrienden, buurtbewoners of familieleden;* bridging social capital – Social capital dat wordt gekenmerkt door sociale banden tussen minder dicht bij elkaar staande mensen, zoals tussen zakenpartners;* linking social capital – Social capital dat wordt gekenmerkt door banden tussen mensen uit verschillende klassen wat betreft macht en sociale status, zoals tussen politici en het volk.<br />social software – Software die groepsinteractie bevordert.<br />symbolic power – De macht om dominante ideeën op te stellen en te verspreiden.<br />textual polysemy – Het fenomeen dat de betekenis van een tekst niet per se hetzelfde is als de bedoeling van de auteur, maar eerst nog onderhevig is aan sociale onderhandelingen en interpretatie.<br />user-generated content – Content die door gebruikers nieuw is geremedieerd of direct wordt geproduceerd.<br />vernacular creativity – Creativiteit die afkomstig is uit alledaagse, non-elitaire, cultuurspecifieke sociale contexten.<br />Web 2.0 – De term waarmee de verandering binnen de computerindustrie waarbinnen de applicaties zó worden ontworpen dat ze beter worden naarmate meer mensen ze gebruiken.<br />