Landbouw op een kruispunt_de rol van de stadBramMoeskops
Een presentatie over de de toekomst van de landbouw. Verlaten we de agro-industrie en kiezen we voor agro-ecologie? En welke rol heeft de stad te spelen in de transitie naar agro-ecologie en voedselsoevereiniteit.
Presentatie Het Spilvarken, Socius-Trefdag 'Burgers aan zet! (19 november 2015)
Het Spilvarken installeert de varkens te midden van een woon-en leefgemeenschap als voedselverwerker, als vriend en als helper. Samen met buurtbewoners brengen ze op zes maanden tijd de varkens groot op verloren lapjes grond. Wat achter blijft is ecologisch verantwoord vlees en een vruchtbare bodem voor tal van nieuwe initiatieven. Stadsvarkens houden, zorgt voor een zichtbare verduurzaming op straat en werken als lijm onder mensen. De meervoudige voordelen in deze aaibare kringloop van afval naar voedsel wordt uitgedrukt in tal van economische, ecologische, sociale en culturele meerwaarde zoals daar zijn: sociale cohesie, vleesmatiging, milieuwinsten, terugdringen voedselverspilling, afvalpreventie voedselgeletterdheid, ...
Deze presentatie van Gera van Os en mij geeft een overzicht over de stand van de bodemkwaliteit en het bodembeheer in de landbouw, met name gericht op Flevoland. Daarnaast brengen we context aan: de invloed van de grondmarkt op intensivering van de landbouw, en wat dat betekent voor het bodembeheer. Teaser: we relativeren de alarmistische verhalen, maar geven ook aan dat er wel werk aan de winkel is.
Dit is een lezing die ik gaf op de Nationale Milieudag in Utrecht. Tekst en beelden zijn samengevoegd. De lezing heeft een historische aanloop en eindigt met 6 adviezen over hoe de stad kan omgaan met voedselteelt. Dit is een aanvulling op het boek Vlaaien op de Neude, dat in de presentatie wordt genoemd.
Akkerbouwer Peter Harry Mulder. Op weg naar natuurinclusieve akkerbouwCorline van Es
Presentatie akkerbouwer Peter Harry Mulder (boerderij de Kloosterplaats) tijdens de Inspiratiedag Natuurinclusief Platteland op 18 juni 2018 te Kamerik. Hoe maak je meters met biodiversiteitsherstel in gangbare akkerbouw? Wat zijn de eerste maatregelen die ik kan nemen? Peter Harry Mulder (Boerderij Kloosterplaats) deelt zijn kennis en ervaringen tijdens de Inspiratiebijeenkomst Natuurinclusief Platteland op 18 juni in Kamerik
Stadsboer, sociaal ondernemer?!
Wat is stadslandbouw?
Waarom stadslandbouw?
Maatschappelijke vraagstukken
Trends
Vier scenarios stadslandbouw
Voorbeelden uit Den Haag
Conclusie
Landbouw op een kruispunt_de rol van de stadBramMoeskops
Een presentatie over de de toekomst van de landbouw. Verlaten we de agro-industrie en kiezen we voor agro-ecologie? En welke rol heeft de stad te spelen in de transitie naar agro-ecologie en voedselsoevereiniteit.
Presentatie Het Spilvarken, Socius-Trefdag 'Burgers aan zet! (19 november 2015)
Het Spilvarken installeert de varkens te midden van een woon-en leefgemeenschap als voedselverwerker, als vriend en als helper. Samen met buurtbewoners brengen ze op zes maanden tijd de varkens groot op verloren lapjes grond. Wat achter blijft is ecologisch verantwoord vlees en een vruchtbare bodem voor tal van nieuwe initiatieven. Stadsvarkens houden, zorgt voor een zichtbare verduurzaming op straat en werken als lijm onder mensen. De meervoudige voordelen in deze aaibare kringloop van afval naar voedsel wordt uitgedrukt in tal van economische, ecologische, sociale en culturele meerwaarde zoals daar zijn: sociale cohesie, vleesmatiging, milieuwinsten, terugdringen voedselverspilling, afvalpreventie voedselgeletterdheid, ...
Deze presentatie van Gera van Os en mij geeft een overzicht over de stand van de bodemkwaliteit en het bodembeheer in de landbouw, met name gericht op Flevoland. Daarnaast brengen we context aan: de invloed van de grondmarkt op intensivering van de landbouw, en wat dat betekent voor het bodembeheer. Teaser: we relativeren de alarmistische verhalen, maar geven ook aan dat er wel werk aan de winkel is.
Dit is een lezing die ik gaf op de Nationale Milieudag in Utrecht. Tekst en beelden zijn samengevoegd. De lezing heeft een historische aanloop en eindigt met 6 adviezen over hoe de stad kan omgaan met voedselteelt. Dit is een aanvulling op het boek Vlaaien op de Neude, dat in de presentatie wordt genoemd.
Akkerbouwer Peter Harry Mulder. Op weg naar natuurinclusieve akkerbouwCorline van Es
Presentatie akkerbouwer Peter Harry Mulder (boerderij de Kloosterplaats) tijdens de Inspiratiedag Natuurinclusief Platteland op 18 juni 2018 te Kamerik. Hoe maak je meters met biodiversiteitsherstel in gangbare akkerbouw? Wat zijn de eerste maatregelen die ik kan nemen? Peter Harry Mulder (Boerderij Kloosterplaats) deelt zijn kennis en ervaringen tijdens de Inspiratiebijeenkomst Natuurinclusief Platteland op 18 juni in Kamerik
Stadsboer, sociaal ondernemer?!
Wat is stadslandbouw?
Waarom stadslandbouw?
Maatschappelijke vraagstukken
Trends
Vier scenarios stadslandbouw
Voorbeelden uit Den Haag
Conclusie
Enkele maanden na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden de toenmalige politieke en militaire autoriteiten van zowel de centrale als de geallieerde mogendheden geconfronteerd met een steeds groter wordend aantal verminkte soldaten. Onder meer de nieuwe en op industriële leest geschoeide oorlogsmiddelen zoals mitrailleurs en het gebruik van chemische gassen brachten met zich mee dat vele soldaten geconfronteerd werden met een blijvende handicap. Zij vormden “een enorm sociaal probleem”. De vraag werd dan ook gesteld op welke manier men die gemutileerde lijven en geesten opnieuw kon integreren in de maatschappij. Eén van de pistes die werd verkend en benadrukt was de landbouw. In deze presentatie zal worden toegelicht op welke manier Franse en Belgische autoriteiten via de landbouw en veeteelt hun invalide soldaten probeerden te reïntegreren in de maatschappij en ook tot op welke hoogte men in deze opzet slaagde.
Presentatie voor seminariereeks van het Interfacultair Centrum Agrarische Geschiedenis (ICAG, KU Leuven), 2020.
Zowat elke familie heeft ze: de gekoesterde recepten die op geen enkele feestdis ontbreken. 'Zo maken ze het niet meer' wordt dan aan menige tafel gezucht, wanneer de dampende schotels vol familiegeheimen worden opgediend. Ze worden doorgefluisterd van generatie op generatie, een onvervangbaar stukje erfgoed.
Ter gelegenheid van erfgoeddag 23 april 2006 (in het teken van kleur) nam de provincie Vlaams-Brabant het initiatief om een stukje van het verborgen rijke familiale culinaire erfgoed te onthullen, onder de naam 'Eten om nooit te vergeten. Geuren & kleuren van toen voor nu'. Een heel aantal recepten werd verzameld, met smaak gekeurd en gebundeld in een publicatie. CAG speelde een centrale rol bij de redactie.
De omvangrijke Provinciale collectie Bulskampveld bevat de uitrusting van tientallen verschillende ambachten, die in diverse deelcollecties gegroepeerd zijn. Zowel vormelijk als inhoudelijk vormen ze een bonte mix met een groot aandeel aan handwerktuigen, maar evengoed meettuigen, spantuigen, meubels en machines. De collectie geeft een representatieve inkijk in het dagelijks leven in de Provincie West-Vlaanderen van weleer.
Het MOT kreeg begin 2015 de opdracht om de nog niet behandelde ambachtelijke deelcollecties aan te pakken, wegens zijn expertise in de identificatie en beschrijving van werktuigen.
Om de nationale erkenning van de Frietkotcultuur te vieren, gaf de Frietkotraad in 2017 een unieke, drietalige Frietkotgazet uit. Meer dan 300 000 exemplaren werden via de frituren verdeeld. Talrijke onderdelen van de Frietkotcultuur kwamen erin aan bod.
Dit rapport is gemaakt door het Centrum Agrarische Geschiedenis in het kader van het waarderingsproject ‘Naar waarde geschat. Een integraal waarderingstraject voor vier agrarische erfgoedcollecties in Vlaanderen en Brussel’.
Het project is een samenwerking tussen CAG, Texture
Kortrijk, Openluchtmuseum Bokrijk, Jenevermuseum Hasselt en het Museum van de Belgische Brouwers in Brussel.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure, Thomas Dirkx en Bert Woestenborghs onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Door de herdenking van 100 jaar WOI krijgen landbouwers steeds meer vragen van bezoekers of klanten over de Eerste Wereldoorlog. Dit prikkelt hen om de geschiedenis van hun eigen hoeve en regio te achterhalen en vervolgens te ontsluiten voor hun publieksgericht aanbod. Via het project 'WOI op't erf' reikten CAG en Inagro hulpmiddelen aan om de landbouwers te helpen bij deze zoektocht.
Deze handleiding kadert in het project ‘WOI op ’t erf’ en is een initiatief van Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) en Inagro in samenwerking met het Departement Landbouw en Visserij,
Onroerend Erfgoed en provincie West-Vlaanderen.
Het project werd uitgevoerd door Sarah Luyten en Brecht Demasure onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
De streek van Midden- en Zuid-West-Vlaanderen evolueerde vanaf de tweede helft van de 19de eeuw van een uitgesproken agrarisch gebied tot een regio met een erg divers industrieel karakter. Deze economische metamorfose zorgde in tal van domeinen voor verschuivingen: de infrastructurele ontwikkeling nam een hoge vlucht en het demografische profiel van de streek werd grondig hertekend. Naast de herinrichting van het landschap kende de opkomst van nijverheden ook heel wat sociale implicaties.
Het alomtegenwoordige industriële erfgoed maakt ontegensprekelijk deel uit van het toeristische profiel van de streek. Het mist echter betrouwbaar cijfermateriaal voor een bepaalde periode, gemeente of nijverheid om de historische fundamenten van het cultuurtoeristisch verhaal te verstevigen.
Om hier een antwoord op te bieden maakte CAG in opdracht van de Provincie West-Vlaanderen werk van een toegankelijke databank met een exhaustieve verzameling statistisch materiaal die erfgoedwerkers kunnen gebruiken bij de ontsluiting van het industriële streekverleden. Naast een grondige interpretatie en analyse van de cijfers, werd ook ruimte gelaten voor een beredeneerd overzicht van bedrijven. Het resultaat werd ook in deze publicatie gegoten, die deze inzichten in een ruimer kader voorstelt, met aandacht voor de opkomst en de neergang van de verschillende nijverheden, de infrastructurele ontwikkelingen en de sociale evoluties.
Dit project liep in 2010-'11, in samenwerking met Erfgoedcel Kortrijk, Erfgoedcel TERF, Overleg Cultuur Regio Kortrijk, Toerisme Leiestreek, RESOC Midden-West-Vlaanderen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven.
Voedsel heeft altijd al een belangrijke rol gespeeld in onze geschiedenis. De jongste tijd geniet het erfgoed van eten en drinken steeds meer belangstelling. Bier, frieten, witloof en andere streekproducten… ze behoren alle tot ons culinair erfgoed. Een volledig overzicht van wat er bewaard is gebleven van dit specifieke erfgoed in Vlaanderen en Brussel, ontbreekt echter.
Daarom startte het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) in 2012 met de inventarisatie van publiek toegankelijke collecties met objecten over voeding. De projectmedewerkster registreerde welke collecties er zijn en welke objecten ze bevatten. Ze maakte een stand van zaken op en ging na wat de uitdagingen en kansen zijn voor deze collecties en hun beheerders. Alle verzamelde informatie werd verwerkt in een publiek toegankelijk rapport.
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd door het Centrum Agrarische Geschiedenis in samenwerking met het Bakkerijmuseum Veurne, FOST (VUB), Heemkunde Vlaanderen, Jenevermuseum Hasselt, MIAT, Openluchtmuseum Bokrijk, provincie Vlaams-Brabant en ’t Grom.
Het project werd uitgevoerd door Sarah Luyten onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw
Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
In het najaar van 2013 startte CAG met de duurzame registratie en evaluatie van de collectie landbouwwerktuigen van het (voormalige) Landbouwmuseum Leiedal vzw (Kortrijk).
De collectie omvat een grote diversiteit aan werktuigen uit verschillende landbouwsectoren en bevat een aantal unieke en zeldzame stukken, allen gebruikt in de periode 1850-1950. De homogeen opgebouwde collectie beschikt over een hoge intrinsieke waarde maar verkeerde de laatste jaren in een moeilijke depotsituatie.
Het doel van het registratie- en inventarisatieproject – dat de naam 'Terug in handen' meekreeg – was om de collectie toegankelijk, handelbaar en beheersbaar te maken voor beheerders, onderzoekers, geïnteresseerden en beleidsmakers.
Dit rapport is het resultaat van een samenwerking tussen verschillende partners: Landbouwmuseum Leiedal vzw, Stad Kortrijk, zuidwest, Provincie West-Vlaanderen en Centrum
Agrarische Geschiedenis.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure en Bert Woestenborghs onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van Inagro in het kader van het leaderproject ‘LANDTOER: Multifunctionele landbouwers verhogen het toeristischrecreatief aanbod in het Tielts Plateau.
De regio Tielts Plateau omvat volgende gemeenten: Aarsele, Beernem, Dentergem, Egem, Hertsberge, Kanegem, Koolskamp, Markegem, Oedelem, Pittem, Ruddervoorde, Schuiferskapelle, Sint-Joris, Tielt, Waardamme, Wingene en
Zwevezele.
Via www.onthaalopdeboerderij.be promoot Inagro initiatieven die landbouw en platteland dichter bij de mensen brengen. Van recreatieve bezoekboerderijen over hoeveproducten tot
landbouweducatie.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure en Sarah Luyten onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (CAG)
In het landschapsbeeld van de Mandelvallei zijn de typische vlasschuren, roterijen en zwingelarijen uit de jaren 1935-1959 nog steeds in het straatbeeld aanwezig. Sommigen kregen een herbestemming en worden nu gebruikt als opslagplaats, anderen werden omgebouwd tot woonhuis. Jammer genoeg zijn heel wat van de overgebleven vlassites verkommerd.
In het voorjaar van 2007 voerde CAG een quickscan om het onroerend vlaserfgoed uit de Mandelvallei in kaart te brengen. Na een grondige prospectie in de Mandelvallei kunnen we besluiten dat voornamelijk de site Mommerency in Ingelmunster, de site Lannoo in Oostrozebeke, Stragier in Izegem en het groengebied rond de Mandel in Dentergem zowel vanuit erfgoed als toeristisch recreatief oogpunt van belang kunnen zijn.
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Sabine Daenens.
Vijftien gemeenten verenigden zich in de projectvereniging Erfgoedregio Hageland. Zij vroegen CAG om het belang van arbeidsmigratie in het rurale Hageland te bestuderen, van 1850 tot vandaag. Het onderzoek resulteerde in dit eindrapport.
In dit onderzoek komen zowel tijdelijke als definitieve emigratie en immigratie aan bod, met een hoofdklemtoom op seizoensarbeid.
Het project werd uitgevoerd door dr. Greet Draye onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KULeuven en vzw
Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van de provincie West-Vlaanderen.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw
Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Er bestaan enorm veel beeldcollecties over de regio Pajottenland en Zennevallei. Deze collecties bevatten een onschatbare waarde aan informatie over het verleden van de streek. Wat een tekst alleen maar suggereert, kan een beeld écht laten zien.
Via deze beelden kunnen we het verleden terug tot leven brengen en is er een boeiend en zeer herkenbaar verhaal te vertellen. Ondanks hun iconografisch historisch belang worden zij dikwijls vergeten. We willen deze beelden dan ook op een kwalitatieve wijze registreren en ontsluiten voor een breed en divers publiek, zodat deze bron van informatie niet verloren gaat.
Een correcte en uniforme registratie van het beschikbare
beeldmateriaal is noodzakelijk om een goede bewaring voor de toekomst te garanderen. Een degelijke beschrijving is hierbij een meerwaarde, zeker voor latere generaties.
Tijdens het registreren van beeldmateriaal in het kader van het project “Groetjes uit het Pajottenland en de Zennevallei” (2010-2012) is ook gebleken dat de toekomst van sommige collecties niet verzekerd is. Het is dus hoognodig om deze beelden op een juiste manier te bewaren. Digitaliseren, beschrijven en ontsluiten op de erfgoedbank van de provincies Limburg
en Vlaams-Brabant, www.erfgoedplus.be, is hierbij al een stap in de goede richting.
Op deze manier zijn de beelden toegankelijker voor een breder publiek. Naar aanleiding van het project “Groetjes uit het Pajottenland en de Zennevallei” is een
welomlijnd en gebruiksvriendelijk stappenplan uitgewerkt. De zoektocht naar beeldmateriaal evenals het bewerken, beschrijven en ontsluiten volgen een vast stramien dat in deze handleiding wordt toegelicht. Deze gegevens zijn gebaseerd op internationaal erkende standaarden en conform de standaarden van de interprovinciale erfgoeddatabank www.erfgoedplus.be.
Het landschap in Haspengouw en de Voerstreek is het resultaat van een lange en boeiende geschiedenis. Eeuwenlang hebben natuurelementen en bewoners dit landschap vormgegeven en gekneed. Het doorgronden en begrijpen van deze ontwikkeling is het werkveld van geologen, geografen, historici, archeologen, biologen...
Het is een complex en boeiend verhaal, dat op steeds meer belangstelling kan rekenen. Niet alleen de lokale bevolking, maar ook recreanten en toeristen zijn sterk geïnteresseerd in het verhaal achter deze natuurlijke en cultuurhistorische getuigen van een rijk verleden.
Het LEADER-project Het landschap vertelt... wou enkele aspecten van de recente landschapsgeschiedenis van Haspengouw in kaart brengen, en de bevolking nog meer bewust maken van de boeiende verhalen die het landschap in zich draagt.
In samenwerking met de lokale partners heeft het CAG van eind 2009 tot begin 2011 onderzoek verrichten naar de algemene landbouwgeschiedenis van de regio, het landgebruik, de evolutie van kleine landschapselementen, de omgang met het landschap vroeger en nu, etc. Klemtoon lag op de ontwikkelingen van de voorbije 200 jaar.
Een belangrijke aanvulling bij dit onderzoek vormden gesprekken en interviews met bewoners, "gebruikers" en experts van het Haspengouwse landschap.
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren en partners.
Het project werd uitgevoerd door Nathalie Ceunen onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), K.U.Leuven.
Heuvelland is één van de meest traditionele landbouwgemeenten van Vlaanderen. De landbouw bepaalt voor grotendeels de identiteit en het toeristisch imago van het landschap. In deze dunbevolkte streek was het daarbij tot voor kort voor het grootste deel van de bevolking de enige bron van inkomsten.
Over de evolutie van de landbouw en het landelijke leven in de 20ste eeuw werd nog niet veel onderzoek verricht. De gemeente Heuvelland, CAG, erfgoedcel CO7 en de provincie West-Vlaanderen sloegen daarom de handen in elkaar om deze lacune in te vullen.
De eerste fase van het project bestond uit het registreren en verwerken van een 20-tal getuigenissen en verhalen van landbouwers op rust. De interessantste getuigenissen werden op video vastgelegd. De resultaten werden getoetst aan en aangevuld met diverse andere bronnen, waaronder de landbouwtellingen.
Ook werd er naar aanleiding van het project deze handleiding opgesteld voor het afnemen van interviews voor het optekenen van mondelinge geschiedenis.
Dit project werd gecoördineerd door Mathias Cheyns.
CAG startte in september 2004 met een inhoudelijke en beheersmatige doorlichting van het agrarisch erfgoed in Vlaanderen. Het resultaat van deze studie was enerzijds een instrument voor een gefundeerd beleid en beheer voor dit deel van het erfgoedveld. Anderzijds wilde dit project het agrarisch erfgoed in de kijker zetten bij overheid en publiek. Het was tevens de basis voor de ontwikkeling van instrumenten die het gehele erfgoedveld ten goede komen.
Dit project had drie belangrijke doelstellingen. Allereerst het roerend en vastgelegd materieel agrarisch erfgoed (verzamelingen van relicten die rechtstreeks betrekking hebben op het agrarische bedrijf 1850 - 1980) in kaart brengen binnen de context van de voedingsketen en van het platteland. Het project analyseerde de collecties, het behoud en beheer ervan en de publiekswerking er rond. Het bood tevens een masterplan voor een globaal beleid voor dit erfgoed uit de periode 1850 -1980 in Vlaanderen. Het project resulteerde tot slot in een aantal praktische instrumenten zoals een studiedag en een webinventaris.
Projectmedewerker was Bert Woestenborghs. Medewerking kwam van de projectpartners Heemkunde Vlaanderen en het Vlaams Centrum voor Volkscultuur.
Twee fietsroutes langs oude spoorwegbeddingen in Zuid-West-Vlaanderen, de Trimaarzate en het Guldenspoorpad, werden door de provincie West-Vlaanderen heringericht. In opdracht van de provincie werd een onderzoek uitgevoerd, om als basis te dienen voor allerhande educatieve en informatieve doeleinden zoals een website, bebording en brochures.
Er werd gekeken naar de oude spoorlijnen en hun gebruik en naar interessante 'haltes' op de lijnen zoals (voormalige) stations, bruggen en industrie. Maar ook de evolutie van landbouw en landschap in de regio wordt beschreven. Een derde luik bestaat uit het verzamelen en beschrijven van oud en nieuw beeld- en kaartmateriaal.
Het project werd uitgevoerd door Greet Draye onder leiding van
prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Dit rapport is het resultaat van een samenwerking tussen het Centrum Agrarische Geschiedenis, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Ridderschap van de Roerstok der Brouwers. Het Centrum Agrarische Geschiedenis registreerde en beschreef de erfgoedcollectie van de
Ridderschap. De registratie gebeurde met het oog op de opening van een bierbelevingscentrum in de Brusselse Beurs.
Een duidelijk overzicht van de (erfgoedwaarde van de) collectie moet helpen om in een later stadium objecten te kiezen die zullen verhuizen, en de objecten die niet zullen verhuizen naar het nieuwe centrum, te herbestemmen. Bij het project hoort eveneens een publieksluik. Op basis van dit rapport zal het huidige museum worden voorzien van drietalige informatiebordjes.
Het project werd uitgevoerd door dr. Greet Draye onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).
Enkele maanden na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werden de toenmalige politieke en militaire autoriteiten van zowel de centrale als de geallieerde mogendheden geconfronteerd met een steeds groter wordend aantal verminkte soldaten. Onder meer de nieuwe en op industriële leest geschoeide oorlogsmiddelen zoals mitrailleurs en het gebruik van chemische gassen brachten met zich mee dat vele soldaten geconfronteerd werden met een blijvende handicap. Zij vormden “een enorm sociaal probleem”. De vraag werd dan ook gesteld op welke manier men die gemutileerde lijven en geesten opnieuw kon integreren in de maatschappij. Eén van de pistes die werd verkend en benadrukt was de landbouw. In deze presentatie zal worden toegelicht op welke manier Franse en Belgische autoriteiten via de landbouw en veeteelt hun invalide soldaten probeerden te reïntegreren in de maatschappij en ook tot op welke hoogte men in deze opzet slaagde.
Presentatie voor seminariereeks van het Interfacultair Centrum Agrarische Geschiedenis (ICAG, KU Leuven), 2020.
Zowat elke familie heeft ze: de gekoesterde recepten die op geen enkele feestdis ontbreken. 'Zo maken ze het niet meer' wordt dan aan menige tafel gezucht, wanneer de dampende schotels vol familiegeheimen worden opgediend. Ze worden doorgefluisterd van generatie op generatie, een onvervangbaar stukje erfgoed.
Ter gelegenheid van erfgoeddag 23 april 2006 (in het teken van kleur) nam de provincie Vlaams-Brabant het initiatief om een stukje van het verborgen rijke familiale culinaire erfgoed te onthullen, onder de naam 'Eten om nooit te vergeten. Geuren & kleuren van toen voor nu'. Een heel aantal recepten werd verzameld, met smaak gekeurd en gebundeld in een publicatie. CAG speelde een centrale rol bij de redactie.
De omvangrijke Provinciale collectie Bulskampveld bevat de uitrusting van tientallen verschillende ambachten, die in diverse deelcollecties gegroepeerd zijn. Zowel vormelijk als inhoudelijk vormen ze een bonte mix met een groot aandeel aan handwerktuigen, maar evengoed meettuigen, spantuigen, meubels en machines. De collectie geeft een representatieve inkijk in het dagelijks leven in de Provincie West-Vlaanderen van weleer.
Het MOT kreeg begin 2015 de opdracht om de nog niet behandelde ambachtelijke deelcollecties aan te pakken, wegens zijn expertise in de identificatie en beschrijving van werktuigen.
Om de nationale erkenning van de Frietkotcultuur te vieren, gaf de Frietkotraad in 2017 een unieke, drietalige Frietkotgazet uit. Meer dan 300 000 exemplaren werden via de frituren verdeeld. Talrijke onderdelen van de Frietkotcultuur kwamen erin aan bod.
Dit rapport is gemaakt door het Centrum Agrarische Geschiedenis in het kader van het waarderingsproject ‘Naar waarde geschat. Een integraal waarderingstraject voor vier agrarische erfgoedcollecties in Vlaanderen en Brussel’.
Het project is een samenwerking tussen CAG, Texture
Kortrijk, Openluchtmuseum Bokrijk, Jenevermuseum Hasselt en het Museum van de Belgische Brouwers in Brussel.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure, Thomas Dirkx en Bert Woestenborghs onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Door de herdenking van 100 jaar WOI krijgen landbouwers steeds meer vragen van bezoekers of klanten over de Eerste Wereldoorlog. Dit prikkelt hen om de geschiedenis van hun eigen hoeve en regio te achterhalen en vervolgens te ontsluiten voor hun publieksgericht aanbod. Via het project 'WOI op't erf' reikten CAG en Inagro hulpmiddelen aan om de landbouwers te helpen bij deze zoektocht.
Deze handleiding kadert in het project ‘WOI op ’t erf’ en is een initiatief van Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) en Inagro in samenwerking met het Departement Landbouw en Visserij,
Onroerend Erfgoed en provincie West-Vlaanderen.
Het project werd uitgevoerd door Sarah Luyten en Brecht Demasure onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
De streek van Midden- en Zuid-West-Vlaanderen evolueerde vanaf de tweede helft van de 19de eeuw van een uitgesproken agrarisch gebied tot een regio met een erg divers industrieel karakter. Deze economische metamorfose zorgde in tal van domeinen voor verschuivingen: de infrastructurele ontwikkeling nam een hoge vlucht en het demografische profiel van de streek werd grondig hertekend. Naast de herinrichting van het landschap kende de opkomst van nijverheden ook heel wat sociale implicaties.
Het alomtegenwoordige industriële erfgoed maakt ontegensprekelijk deel uit van het toeristische profiel van de streek. Het mist echter betrouwbaar cijfermateriaal voor een bepaalde periode, gemeente of nijverheid om de historische fundamenten van het cultuurtoeristisch verhaal te verstevigen.
Om hier een antwoord op te bieden maakte CAG in opdracht van de Provincie West-Vlaanderen werk van een toegankelijke databank met een exhaustieve verzameling statistisch materiaal die erfgoedwerkers kunnen gebruiken bij de ontsluiting van het industriële streekverleden. Naast een grondige interpretatie en analyse van de cijfers, werd ook ruimte gelaten voor een beredeneerd overzicht van bedrijven. Het resultaat werd ook in deze publicatie gegoten, die deze inzichten in een ruimer kader voorstelt, met aandacht voor de opkomst en de neergang van de verschillende nijverheden, de infrastructurele ontwikkelingen en de sociale evoluties.
Dit project liep in 2010-'11, in samenwerking met Erfgoedcel Kortrijk, Erfgoedcel TERF, Overleg Cultuur Regio Kortrijk, Toerisme Leiestreek, RESOC Midden-West-Vlaanderen en RESOC Zuid-West-Vlaanderen.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven.
Voedsel heeft altijd al een belangrijke rol gespeeld in onze geschiedenis. De jongste tijd geniet het erfgoed van eten en drinken steeds meer belangstelling. Bier, frieten, witloof en andere streekproducten… ze behoren alle tot ons culinair erfgoed. Een volledig overzicht van wat er bewaard is gebleven van dit specifieke erfgoed in Vlaanderen en Brussel, ontbreekt echter.
Daarom startte het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) in 2012 met de inventarisatie van publiek toegankelijke collecties met objecten over voeding. De projectmedewerkster registreerde welke collecties er zijn en welke objecten ze bevatten. Ze maakte een stand van zaken op en ging na wat de uitdagingen en kansen zijn voor deze collecties en hun beheerders. Alle verzamelde informatie werd verwerkt in een publiek toegankelijk rapport.
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd door het Centrum Agrarische Geschiedenis in samenwerking met het Bakkerijmuseum Veurne, FOST (VUB), Heemkunde Vlaanderen, Jenevermuseum Hasselt, MIAT, Openluchtmuseum Bokrijk, provincie Vlaams-Brabant en ’t Grom.
Het project werd uitgevoerd door Sarah Luyten onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw
Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
In het najaar van 2013 startte CAG met de duurzame registratie en evaluatie van de collectie landbouwwerktuigen van het (voormalige) Landbouwmuseum Leiedal vzw (Kortrijk).
De collectie omvat een grote diversiteit aan werktuigen uit verschillende landbouwsectoren en bevat een aantal unieke en zeldzame stukken, allen gebruikt in de periode 1850-1950. De homogeen opgebouwde collectie beschikt over een hoge intrinsieke waarde maar verkeerde de laatste jaren in een moeilijke depotsituatie.
Het doel van het registratie- en inventarisatieproject – dat de naam 'Terug in handen' meekreeg – was om de collectie toegankelijk, handelbaar en beheersbaar te maken voor beheerders, onderzoekers, geïnteresseerden en beleidsmakers.
Dit rapport is het resultaat van een samenwerking tussen verschillende partners: Landbouwmuseum Leiedal vzw, Stad Kortrijk, zuidwest, Provincie West-Vlaanderen en Centrum
Agrarische Geschiedenis.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure en Bert Woestenborghs onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van Inagro in het kader van het leaderproject ‘LANDTOER: Multifunctionele landbouwers verhogen het toeristischrecreatief aanbod in het Tielts Plateau.
De regio Tielts Plateau omvat volgende gemeenten: Aarsele, Beernem, Dentergem, Egem, Hertsberge, Kanegem, Koolskamp, Markegem, Oedelem, Pittem, Ruddervoorde, Schuiferskapelle, Sint-Joris, Tielt, Waardamme, Wingene en
Zwevezele.
Via www.onthaalopdeboerderij.be promoot Inagro initiatieven die landbouw en platteland dichter bij de mensen brengen. Van recreatieve bezoekboerderijen over hoeveproducten tot
landbouweducatie.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure en Sarah Luyten onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (CAG)
In het landschapsbeeld van de Mandelvallei zijn de typische vlasschuren, roterijen en zwingelarijen uit de jaren 1935-1959 nog steeds in het straatbeeld aanwezig. Sommigen kregen een herbestemming en worden nu gebruikt als opslagplaats, anderen werden omgebouwd tot woonhuis. Jammer genoeg zijn heel wat van de overgebleven vlassites verkommerd.
In het voorjaar van 2007 voerde CAG een quickscan om het onroerend vlaserfgoed uit de Mandelvallei in kaart te brengen. Na een grondige prospectie in de Mandelvallei kunnen we besluiten dat voornamelijk de site Mommerency in Ingelmunster, de site Lannoo in Oostrozebeke, Stragier in Izegem en het groengebied rond de Mandel in Dentergem zowel vanuit erfgoed als toeristisch recreatief oogpunt van belang kunnen zijn.
Dit onderzoek werd uitgevoerd door Sabine Daenens.
Vijftien gemeenten verenigden zich in de projectvereniging Erfgoedregio Hageland. Zij vroegen CAG om het belang van arbeidsmigratie in het rurale Hageland te bestuderen, van 1850 tot vandaag. Het onderzoek resulteerde in dit eindrapport.
In dit onderzoek komen zowel tijdelijke als definitieve emigratie en immigratie aan bod, met een hoofdklemtoom op seizoensarbeid.
Het project werd uitgevoerd door dr. Greet Draye onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KULeuven en vzw
Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van de provincie West-Vlaanderen.
Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw
Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Er bestaan enorm veel beeldcollecties over de regio Pajottenland en Zennevallei. Deze collecties bevatten een onschatbare waarde aan informatie over het verleden van de streek. Wat een tekst alleen maar suggereert, kan een beeld écht laten zien.
Via deze beelden kunnen we het verleden terug tot leven brengen en is er een boeiend en zeer herkenbaar verhaal te vertellen. Ondanks hun iconografisch historisch belang worden zij dikwijls vergeten. We willen deze beelden dan ook op een kwalitatieve wijze registreren en ontsluiten voor een breed en divers publiek, zodat deze bron van informatie niet verloren gaat.
Een correcte en uniforme registratie van het beschikbare
beeldmateriaal is noodzakelijk om een goede bewaring voor de toekomst te garanderen. Een degelijke beschrijving is hierbij een meerwaarde, zeker voor latere generaties.
Tijdens het registreren van beeldmateriaal in het kader van het project “Groetjes uit het Pajottenland en de Zennevallei” (2010-2012) is ook gebleken dat de toekomst van sommige collecties niet verzekerd is. Het is dus hoognodig om deze beelden op een juiste manier te bewaren. Digitaliseren, beschrijven en ontsluiten op de erfgoedbank van de provincies Limburg
en Vlaams-Brabant, www.erfgoedplus.be, is hierbij al een stap in de goede richting.
Op deze manier zijn de beelden toegankelijker voor een breder publiek. Naar aanleiding van het project “Groetjes uit het Pajottenland en de Zennevallei” is een
welomlijnd en gebruiksvriendelijk stappenplan uitgewerkt. De zoektocht naar beeldmateriaal evenals het bewerken, beschrijven en ontsluiten volgen een vast stramien dat in deze handleiding wordt toegelicht. Deze gegevens zijn gebaseerd op internationaal erkende standaarden en conform de standaarden van de interprovinciale erfgoeddatabank www.erfgoedplus.be.
Het landschap in Haspengouw en de Voerstreek is het resultaat van een lange en boeiende geschiedenis. Eeuwenlang hebben natuurelementen en bewoners dit landschap vormgegeven en gekneed. Het doorgronden en begrijpen van deze ontwikkeling is het werkveld van geologen, geografen, historici, archeologen, biologen...
Het is een complex en boeiend verhaal, dat op steeds meer belangstelling kan rekenen. Niet alleen de lokale bevolking, maar ook recreanten en toeristen zijn sterk geïnteresseerd in het verhaal achter deze natuurlijke en cultuurhistorische getuigen van een rijk verleden.
Het LEADER-project Het landschap vertelt... wou enkele aspecten van de recente landschapsgeschiedenis van Haspengouw in kaart brengen, en de bevolking nog meer bewust maken van de boeiende verhalen die het landschap in zich draagt.
In samenwerking met de lokale partners heeft het CAG van eind 2009 tot begin 2011 onderzoek verrichten naar de algemene landbouwgeschiedenis van de regio, het landgebruik, de evolutie van kleine landschapselementen, de omgang met het landschap vroeger en nu, etc. Klemtoon lag op de ontwikkelingen van de voorbije 200 jaar.
Een belangrijke aanvulling bij dit onderzoek vormden gesprekken en interviews met bewoners, "gebruikers" en experts van het Haspengouwse landschap.
Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren en partners.
Het project werd uitgevoerd door Nathalie Ceunen onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), K.U.Leuven.
Heuvelland is één van de meest traditionele landbouwgemeenten van Vlaanderen. De landbouw bepaalt voor grotendeels de identiteit en het toeristisch imago van het landschap. In deze dunbevolkte streek was het daarbij tot voor kort voor het grootste deel van de bevolking de enige bron van inkomsten.
Over de evolutie van de landbouw en het landelijke leven in de 20ste eeuw werd nog niet veel onderzoek verricht. De gemeente Heuvelland, CAG, erfgoedcel CO7 en de provincie West-Vlaanderen sloegen daarom de handen in elkaar om deze lacune in te vullen.
De eerste fase van het project bestond uit het registreren en verwerken van een 20-tal getuigenissen en verhalen van landbouwers op rust. De interessantste getuigenissen werden op video vastgelegd. De resultaten werden getoetst aan en aangevuld met diverse andere bronnen, waaronder de landbouwtellingen.
Ook werd er naar aanleiding van het project deze handleiding opgesteld voor het afnemen van interviews voor het optekenen van mondelinge geschiedenis.
Dit project werd gecoördineerd door Mathias Cheyns.
CAG startte in september 2004 met een inhoudelijke en beheersmatige doorlichting van het agrarisch erfgoed in Vlaanderen. Het resultaat van deze studie was enerzijds een instrument voor een gefundeerd beleid en beheer voor dit deel van het erfgoedveld. Anderzijds wilde dit project het agrarisch erfgoed in de kijker zetten bij overheid en publiek. Het was tevens de basis voor de ontwikkeling van instrumenten die het gehele erfgoedveld ten goede komen.
Dit project had drie belangrijke doelstellingen. Allereerst het roerend en vastgelegd materieel agrarisch erfgoed (verzamelingen van relicten die rechtstreeks betrekking hebben op het agrarische bedrijf 1850 - 1980) in kaart brengen binnen de context van de voedingsketen en van het platteland. Het project analyseerde de collecties, het behoud en beheer ervan en de publiekswerking er rond. Het bood tevens een masterplan voor een globaal beleid voor dit erfgoed uit de periode 1850 -1980 in Vlaanderen. Het project resulteerde tot slot in een aantal praktische instrumenten zoals een studiedag en een webinventaris.
Projectmedewerker was Bert Woestenborghs. Medewerking kwam van de projectpartners Heemkunde Vlaanderen en het Vlaams Centrum voor Volkscultuur.
Twee fietsroutes langs oude spoorwegbeddingen in Zuid-West-Vlaanderen, de Trimaarzate en het Guldenspoorpad, werden door de provincie West-Vlaanderen heringericht. In opdracht van de provincie werd een onderzoek uitgevoerd, om als basis te dienen voor allerhande educatieve en informatieve doeleinden zoals een website, bebording en brochures.
Er werd gekeken naar de oude spoorlijnen en hun gebruik en naar interessante 'haltes' op de lijnen zoals (voormalige) stations, bruggen en industrie. Maar ook de evolutie van landbouw en landschap in de regio wordt beschreven. Een derde luik bestaat uit het verzamelen en beschrijven van oud en nieuw beeld- en kaartmateriaal.
Het project werd uitgevoerd door Greet Draye onder leiding van
prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG)
Dit rapport is het resultaat van een samenwerking tussen het Centrum Agrarische Geschiedenis, de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Ridderschap van de Roerstok der Brouwers. Het Centrum Agrarische Geschiedenis registreerde en beschreef de erfgoedcollectie van de
Ridderschap. De registratie gebeurde met het oog op de opening van een bierbelevingscentrum in de Brusselse Beurs.
Een duidelijk overzicht van de (erfgoedwaarde van de) collectie moet helpen om in een later stadium objecten te kiezen die zullen verhuizen, en de objecten die niet zullen verhuizen naar het nieuwe centrum, te herbestemmen. Bij het project hoort eveneens een publieksluik. Op basis van dit rapport zal het huidige museum worden voorzien van drietalige informatiebordjes.
Het project werd uitgevoerd door dr. Greet Draye onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en vzw Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).
More from Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) (20)
In kannen en kruiken. Collectieregistratie van het Museum van de Belgische Br...
‘Urbs in Rure? Stadsmest en een beter bemestingspatroon in de 18de-eeuwse Vlaamse landbouw’ door Pieter De Graef (Universiteit Antwerpen), 2016
1. Urbs in Rure?
Stadsmest en een beter bemestingspatroon
in de 18de-eeuwse Vlaamse landbouw
Pieter De Graef
pieter.degraef@uantwerpen.be
2. Een nutriëntenkringloop
• >1850: enorme productiviteitswinsten in de
landbouw
– >< nieuwe gewassoorten, gewasbescherming,
mechanisering
– ° kunstmest
• MAAR: °open nutriëntencycli
• Alternatief? ~ discussie (bv. ecomodernisten)
3. De kringloop sluiten?
+ Symbiose stad-platteland in het
verleden (cf. ecologische historici, Barles, van
Zon…)
MAAR:
- Sociale ongelijkheden
- Marktimperfecties
4. De oogst (Van Gogh, 1888)
Land Arbeid Kapitaal (Klimaat)
< uitbreiding van de extensive margin of cultivation
< verleggen van de intensive margin of cultivation
~ schaarste factor intensievere inzet andere factor
5. Ancien régime-landbouw
• Ook vóór de green revolutions productiviteits-
winsten
18de eeuw:
• Engeland ~ ‘progressive agriculture’
– English Agricultural Revolution: ≠ verklarings-
modellen (Overton, Allen,
Chorley, Brunt…)
• Frankrijk ~ ‘backward evolution’ (>< Moriceau, Hoffman,
Grantham, Clout, Meuvret…)
• Vlaanderen ~ hoge gewasopbrengsten, lage
arbeidsproductiviteit
6. Waar is de mest?
• Weinig aandacht voor bemesting & zeker voor
aangekochte stedelijke meststoffen
‘manure was once precious’
(Federico, Feeding the World)
• Aanvullen van bodemnutriënten
– ‘Swidden’/‘slash-and-burn’
– Regelmatige natuurlijke afzet (bv. Nijl)
– Residentiële landbouw:
• Braak
• Nutriëntrijke producten (bv. stalmest)
• Gewasrotatie met voedergewassen
~ Combinaties
8. Mest = ‘chronic shortcoming of
agriculture’(J. Radkau)
• Maatschappelijke Δ (bevolking, conjunctuur, milieu,
politiek)
uitdagingen/opportuniteiten bestaande
productiesystemen en aanwending productiemiddelen
(i.c. mest)
Nood aan oplossingen nutriëntentoevoer
9. Reductie belang van mest
• Bronproblemen
• Interpretatieproblemen:
– Kapitaalinvestering
– Arbeidsinzet
Moeilijk in te passen in ‘cost-saving’ zonder effect te
weten
• focus verleggen naar N ~ klaver
+ reduceren belang bemesting met stalmest
10. Aandacht belang van mest (en off-farm
inputs)
• Weerszijden van het Kanaal:
toegang tot waaier van stedelijke/industriële
meststoffen (Grantham, Moriceau, Brunt, Woodward, …)
P. O’Brien: ‘… British & French farmers appreciated
the constricted options available to maintain and to
improve crop yields’
~> bemesting geen rol voor debat over agrarisch
groeipotentieel (in kapitalistisch of survival systeem)
MAAR geen onderzoek naar bemestingspraktijken op
bedrijfsniveau
11. Nood aan een sociaal perspectief
• Agronomische analyse:
– bemestingsgraad (% akkerland bemest)
– bemestingsintensiteit (# wagens per hectare)
• Verband met de sociale dimensie van de landbouw?
– Relaties boeren,
landeigenaars, bemestings-
kredietverleners, praktijken
staat
– Rol van bemesting °/+ sociale context
12. Steekproefdorpen: Torhout, Lichtervelde, Gits (Land van
Wijnendale) & Meulebeke, Pittem, Ingelmunster (Roede vanTielt)
• Gelijkenissen met andere kerngebieden
• >> deel van Binnen-Vlaanderen met ± weinig stalmest cf.
Dendermonde; Kortrijk & Oudenaarde
cf. Kust-Vlaanderen ~ commerciële veeteelt
Kleinschalige peasantlandbouw
• fragmentarisering
• Gemengde
landbouw
• Massale
arbeidsinzet
• Kapitaalinput
vermijden
Tijdgenoot: lof voor
bemesting &
stadsmest??
13. Bronnen
• 18de-Ese bemestingspraktijken op micro-niveau
Unieke gedetailleerde schattingsdocumenten
~ prijzijen
* sterfhuis ~ kladversie staat van goed
* afgaande pacht
Gebruik & types mest
# Cultuurareaal
14. 2
Afbeelding van een prijzij
Perceelsgrootte
Huidige gewas (i.c. klaver)
Voorgaande gewas (i.c. vlas)
Mesttypes
(i.c. stalmest,
duivenmest, stads-
beer & assen)
van het huidige
& het vorige groei-
seizoen
Prijsindicatie
15. What’s in a name?
• Hoeve-eigen mest
– Stalmest
– Compost
– Gier
• Aangekochte stedelijke-industriële meststoffen
– Stadsbeer (provaet/bauwt)
– Assen (Hollandse turfas, blekersassen, zeepassen)
– Kalk
– [Oliekoeken]
– [Duivenmest]
– [Vaste stadsmest/straatmest]
17. Mestaankopen = compensatie? ~ Nee
• Constante hoeveelheid GVE
• Daling bemestingsgraad >< stijgende intensiteit
– Minder areaal met hoeve-eigen mest bemest
– Maar meer wagens per hectare
• Uitz.: cottagers (0-1 ha)
– Onderscheid tussen veehouders & niet-veehouders
18. To buy or not
to buy?
~ logistische
regressie
• Binnen een gegeven tijdspanne in de 18de E.,
𝜋(𝑥) boeren kochten extra stadsmest | hoeve-eigen bemestingsgr.
19. • Impact van de categorie Tijd
~ vooral vanaf jaren 1750
20. To buy or not to buy?
• Proto-industrie & vlasteelt
~ wijdverbreid in onze steekproefregio
< ± 67%: vlas < sterke nutriëntenconsument
~ zware bemesting
< ± 85%: spinnenwiel en/of weefgetouw
• Klaverteelt: ± 75%
< bijdrage stalmestproductie & bodemvruchtbh.
noodzaak mestaankopen tenietdoen
vs. bemesting met assen en kalk
aandeel klaver & vlas ~ logistische regressie
21. To buy or not to buy?
• Naast hoeve-eigen mest & tijdscategorie
• Vlas- en/of klaverteelt beïnvloedden positief de
keuze om aan te kopen
• Bv. ~ Hoeve-eigen bemestingsgr. = 60%; 1750s
Geen klaver/geen vlas: 59.1%
Klaver/geen vlas: 68.2% ~ stimulans, geen obstructie
Geen klaver/vlas: 75.4%
Klaver/vlas: 81.9%
23. Vertrouwen in nieuwe meststoffen
• Institutionele omkadering: PACHTWETGEVING
– Eigendomsrechten op grondverbetering
– Aankomende pachter >>> uittredende pachter
• Kennis van zaken & kennisoverdracht
24. Vertrouwen in nieuwe meststoffen:
Kennisoverdracht
• Introductie nieuwe bemestingstechnieken
≠ manna uit de hemel
• Hoe verspreid nieuwe kennis?
• Hoe snel?
– Kleine peasants = conservatief?/afkerig?
– Grote boeren = innovatiever?
25. °Bemestingstechniek: kalk Bedrijfsgrootte
• Graduele toepassing
kalken
< grote(re) boeren (>5 ha)
koplopers
< kleine boeren (1-5 ha)
achtervolgden
op ±10 j.
< cottagers (<1 ha): meer
twijfel of niet kunnen
(enkel vanaf 1780s)
26. Van de
stadswoning tot
de rurale
eindgebruiker
• De stad
– Straatmest:
pachtsysteem
– Vloeibare
stadsbeer/assen/
kalk: privé
Maar:
Brabant vs.
Vlaanderen
K- vs. B-Vlaand.
27. Van de stadswoning tot de rurale eindgebruiker
• Van stad naar platteland:
– Belang van waterwegen
(Leie, Kanaal B-O & Moerdijkvaart,
Handzamevaart & Zarrenbeek)
– Ontsluiting van dorpen:
infrastructuurverbeteringen
• Steenwegen (B-K, B-M, T-A,
T-D)
• Transportmiddelen veranderen:
°kalsijdewagens
• Nabijheid dorpen-steenwegen
~ dummy-variabelen
– Belang relatie grote boer –
kleine peasants:
26% kostprijs > arbeidsinzet
29. Mestaankopen: was het sop de kool waard?
~ Inkomsten- en uitgavenmodellen (lb gVl)
Jaren 1730
30. Mestaankopen: was het sop de kool waard?
~ Inkomsten- en uitgavenmodellen (lb gVl)
Jaren 1780, met verbeterde bemestingspraktijk en teeltverschuivingen
31. Mestaankopen: was het sop de kool waard?
~ Inkomsten- en uitgavenmodellen (lb gVl)
Jaren 1730
32. Mestaankopen: was het sop de kool waard?
~ Inkomsten- en uitgavenmodellen (lb gVl)
Jaren 1780, met verbeterde bemestingspraktijk en teeltverschuivingen
33. Mestaankopen: was het sop de kool waard?
~ Inkomsten- en uitgavenmodellen (lb gVl)
Jaren 1780, zonder verbeterde bemestingspraktijk en teeltverschuivingen
34. Conclusie: ecologische, agrarische en sociale
consequenties van een beter bemestingspatroon
External
inputs
X X
X X
X X
FOREIGN
COUNTRIES (with
specific agro-systems)
INDUSTRIES
QUARRIES
• >1800: onevenwicht in
nutriëntenuitwisseling
tussen stad & platteland
kon al vérgevorderd zijn
• rurale vraag naar mest
35. • Sociale benadering van de agrarische productie
verklaring van de opbrengststijging
– Kleine cottagers & peasants
• Mestaankopen proto-industrieel inkomen
– Grotere farmers
• Intensieve bemesting < goedkope arbeidsreserve
grootschalige, commerciële landbouw
Kust-Vlaanderen, Bassin parissien, grote Britse tenant farmers
• Verklaring stijging graanproductie
– °bodemorganische stof / pH-regeling ~ stikstof
Conclusie: ecologische, agrarische en sociale
consequenties van een beter bemestingspatroon
36. • Conjunctuur +
surplusextractie
Beter bemestings-
patroon
>>> dwangmaatregel
- Cottagers & peasants
overleven
- Farmers
behoud winstmarge
• Stad incasseert 2x
~ afval + pacht
• ° Rijke landbouw en
arme boeren
(E. Vanhaute)
Conclusie: ecologische, agrarische en sociale
consequenties van een beter bemestingspatroon
38. Urbs in Rure? Stadsmest en een beter bemestingspatroon in de 18de-
eeuwse Vlaamse landbouw
Om de flessenhals van de hedendaagse voedselproductie aan te pakken,
worden in sommige benaderingen de principes van de ‘kringloopeconomie’
gepromoot. De symbiotische verhouding tussen stad en platteland in het
verleden wordt hierbij vaak ingeroepen: de landbouw produceerde voedsel
voor de stad en na consumptie gaf de stad haar afval als meststof terug aan
de landbouw. Op deze manier zou er een ‘gesloten nutriëntencyclus’
ontstaan, wat de basis zou leveren voor een duurzame landbouw. Zulke
utopische voorstellingen van de verhouding stad-platteland gaan echter
voorbij aan de sociale ongelijkheden en marktimperfecties, die voor ruis
zorgden op de onderlinge wisselwerking. De 18de eeuw – een periode van
premoderne agrarische groei – reikt ons een ideale casus aan, die ons niet
enkel in staat stelt te onderzoeken of het maximaliseren van de recyclage
van stedelijk organisch afval substantiële groei in de agrarische productie
tot gevolg had, maar ook om de specifieke condities waaronder deze
bemestingsintensivering aan belang won en de beperkingen waarmee het
te maken kreeg, bloot te leggen vanuit een agrarisch, ecologisch en sociaal
perspectief. Wijzigingen in bemesting worden vaak ingeroepen als
verklaring voor evoluties in de landbouw, maar deze veranderende
bemestingspatronen worden zelf nooit verklaard. Een verklaring kan enkel
opgeworpen worden door de sociale organisatie van de agrarische productie
en de inkomensstrategieën van de producenten te onderzoeken.
Binnen-Vlaanderen in de 18de eeuw – een regio door de tijdgenoot
geroemd omwille van haar zeer productieve landbouw – vormt een ideale
testcase voor ons onderzoek. De befaamde Flemish Husbandry wordt
gekenmerkt door kleinschalige landbouw (de meeste boerderijen waren
kleiner dan 2 hectare met daarnaast enkele grotere hoeves van 10 hectare
en meer), massale inzet van arbeid en de combinatie van agrarische
(akkerbouw en veeteelt) en niet-agrarische activiteiten (proto-industrie).
Hoewel Binnen-Vlaanderen al sinds de middeleeuwen een regio van dichte
verstedelijking was en bijgevolg een groot aanbod van stedelijke en
industriële meststoffen ter beschikking had, ging men deze stedelijke
nutriëntenvoorraad pas medio 18de eeuw op een andere en intensievere
39. wijze benutten. Op basis van schattingen van have en goed (prijzijen) voor
enkele steekproefdorpen in de Roede van Tielt en het Land van Wijnendale,
die een inkijk bieden in de landbouwpraktijken van boerenhuishoudens,
heb ik een antwoord gezocht op de vraag wat de condities waren waarin
een grotere recyclage van stadsmest in de landbouw tot stand kwam zonder
dat het aanbod van die stadsmest zelf fundamenteel wijzigde.
Binnen-Vlaamse boeren – zowel kleine peasants als grote farmers –
vergrootten hun input van stedelijke en industriële meststoffen in de loop
van de 18de eeuw. De soort aangekochte meststof verschilde echter wel qua
bedrijfsgrootte: stadsbeer en assen vonden hun afzet in toenemende mate
op het kleinbedrijf, terwijl de grotere hoeves de aanvoer van stadsbeer
afbouwden ten voordele van een toenemend gebruik van assen en kalk. De
omslag tot het intensiever aanwenden van stedelijke meststoffen vond
plaats in de jaren 1750. De dalende prijs voor linnen zette landbouwers ertoe
aan om de teelt van hun grondstof – vlas – uit te breiden. Het verband
tussen de vlasteelt en vloeibare mestsoorten (zoals hoeve-eigen gier en
stadsbeer) in combinatie met de marktsituatie van het linnen zette het
momentum van toenemende mestaankopen in gang. De stijging van de
vlasprijzen en vooral de almaar toenemende extractie van het agrarische
surplus in de vorm van steeds hoger wordende pachtprijzen stimuleerden,
of beter noopten, boeren verder in intensievere bemesting te investeren.
Boerenhuishoudens hadden vertrouwen in de toepassing van aangekochte
meststoffen door het institutionele kader van de pachtwet (die
vergoedingen voorschreef voor bemesting in het laatste jaar van een
pachtcontract) en door hun kennis over bemesting (waarbij innovaties zich
verspreidden van pionierende grote boeren naar de kleinere peasants).
Verbeteringen van de transportinfrastructuur (kanalen en steenwegen)
vanaf 1750 faciliteerden de toevoer van stedelijke meststoffen. Het
wijzigende bemestingspatroon van intensievere toediening van hoeve-
eigen stalmest en een toenemend en intensiever gebruik van aangekochte
meststoffen resulteerde in een stijging van de agrarische output (i.e. hogere
graanopbrengsten, uitbreiding van de vlasteelt), maar kon evenwel een
daling van het netto-inkomen van boerenhuishoudens in de loop van de
18de eeuw niet vermijden.
40. Bemesting was niet alleen een vorm van kapitaalinvestering, maar
ging ook gepaard met arbeidsinzet. De kleine Vlaamse peasant kon zich van
meer stadsmest voorzien, omdat hij beroep kon doen op de
transportdiensten van de grotere paardenboer. Hij kon de kostprijs van
mest verminderen door de transportkost om te vormen tot arbeidsinzet op
de hoeve van deze laatste. De grotere boeren in Binnen-Vlaanderen konden
daardoor rekenen op een goedkope arbeidsreserve die het hen mogelijk
maakte om tevens intensievere bemestingsstrategieën te volgen in
tegenstelling tot boeren in regio’s van grootschalige, commerciële
landbouw die genoodzaakt waren een afweging te maken tussen
arbeidskost en betere bemesting. Toenemende mestaankopen waren met
andere woorden niet louter een gevolg van de aanwezigheid van grote
hoeveelheden stedelijke meststoffen in een verstedelijkte regio, maar in
hoofdzaak van de inkomensstrategieën van de betrokken landbouwers, van
hun opportuniteiten en uitdagingen.
Op ecologisch vlak hadden de verschillende bemestingsstrategieën
naargelang de sociale organisatie van de landbouw tot gevolg dat in
sommige premoderne samenlevingen zoals Vlaanderen het onevenwicht
tussen stad en platteland in termen van nutriëntenuitwisseling reeds zeer
vergevorderd kon zijn: de herverdeling van de stedelijke meststoffen over
het platteland stond vaak niet in verhouding tot de voedselstroom naar de
stad. Bovendien werden ook nutriënten die niet rechtstreeks verbonden
waren met de agro-voedselketen (zoals assen en kalk) toegediend in de
landbouw.
Als gevolg van de economische situatie van afnemende prijzen in de
proto-industrie en de almaar meer invasieve surplusextractie door
(stedelijke) landeigenaars werden Binnen-Vlaamse boeren als het ware
verplicht meer en meer mest aan te kopen en te evolueren naar steeds
intensievere productiestrategieën om hun overlevingsmechanismen in
stand te kunnen houden (in het geval van de kleine boeren) of om redelijke
winstmarges te kunnen behouden (in het geval van grotere boeren). In dat
opzicht was deze bemestingsstrategie een bouwsteen van de Flemish
Husbandry die een verdere fragmentarisering van het kleinbedrijf mogelijk
maakte tot het systeem uiteenviel in de 19de eeuw. Boudweg kan gesteld
41. worden dat de stad haar afval als mest duur verkocht en een tweede maal
incasseerde door haar aandeel in het agrarische en proto-industriële surplus
te vergroten (i.e. uit de pan rijzende pachten), waardoor het platteland
verder gestimuleerd werd om nog meer stadsmest toe te dienen. Het
gebruik van stadsmest bestendigde de bestaande machtsrelaties tussen stad
en platteland alsook deze binnen de rurale samenleving zelf (i.e.
wederkerige relaties tussen grote en kleine boeren). Zodoende legde de
nieuwe bemestingsstrategie van de tweede helft van de 18de eeuw de basis
voor het label dat men aan de Flemish Husbandry toeschrijft: een rijke
landbouw met arme boeren.