SlideShare a Scribd company logo
FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
STUDIEGEBIED TOEGEPASTE TAALKUNDE
Amateurbeelden in het nieuws:
“geen exacte wetenschap”
Een kwalitatief onderzoek naar het gebruik van
amateurbeelden bij nieuwsorganisaties in
Vlaanderen
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
Masterproef ingediend voor het behalen van de graad van Master
Journalistiek (RTV)
Silke Vandenbroeck
Promotor: Jelle Mast
Academiejaar: 2015 - 2016
FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
STUDIEGEBIED TOEGEPASTE TAALKUNDE
Amateurbeelden in het nieuws:
“geen exacte wetenschap”
Een kwalitatief onderzoek naar het gebruik
van amateurbeelden bij nieuwsorganisaties
in Vlaanderen
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
Masterproef ingediend voor het behalen van de graad van Master
Journalistiek (RTV)
Silke Vandenbroeck
Promotor: Jelle Mast
Academiejaar: 2015 - 2016
FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
STUDIEGEBIED TOEGEPASTE TAALKUNDE
	
  
	
  
	
  
Amateur images in the news:
“not an exact science”
A qualitative study on the use of amateur
images by news organizations in Flanders
Master thesis presented in order to attain the degree of Master in the
Arts of Journalism (RTV)
Silke Vandenbroeck
Promotor: Jelle Mast
Academic year: 2015 - 2016
Abstract
Due to technological developments, more and more non-professional journalists are able to
create photographs and videos of newsworthy events. In this study, theories on citizen
journalism, gatekeeping and journalistic deontology regarding images will be laid out. Since
mainstream news media incorporate or rely on such user-generated images, traditional
journalistic values such as accuracy and trustworthiness are being challenged. Furthermore,
amateur images can be very explicit due to their proximity values, so ethical questions arise
on how to use such explicit amateur images. For this research, different types of news
organizations in Flanders were interviewed on how they gather amateur images, how they
present these kind of images in their medium and how they take into account elements such
as trustworthiness and graphicness. The news organizations used for this research are,
firstly, print media such as De Standaard, De Morgen, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad
and secondly, broadcast news outlets such as VRT and VTM. In addition, the online news
websites of these news organizations were taken into account. In total, eight interviews were
conducted with editors-in-chief, chiefs of the photo editorial office, an online news manager, a
chief digital officer and a channel manager. What can be concluded from this study is that,
since there are no fixed rules on how to deal with (explicit) user-generated images, news
organizations are free to decide how they use each user-generated image. However,
trustworthiness and newsworthiness are still of paramount importance. Secondly, clear
differences in the usage are found between the popular press and the quality press and
between the media outlets of the public broadcaster VRT and commercial broadcaster VTM.
Keywords: amateur images, citizen journalism, gatekeeping, deontology, graphicness
Trefwoorden: amateurbeelden, burgerjournalistiek, gatekeeping, deontologie, graphicness
Persbericht
Amateurbeelden in het nieuws: “Geen exacte wetenschap”
Dankzij technologische ontwikkelingen, zoals het Internet en smartphones, kan
iedereen foto’s en video’s creëren en verspreiden. Hierdoor zijn vaak veel beelden
van nieuwswaardige gebeurtenissen beschikbaar voor nieuwsorganisaties. Maar uit
onderzoek van masterstudent Silke Vandenbroeck blijkt dat er geen vaste regels
bestaan - ook niet in de deontologische Code van de Raad voor Journalistiek - over
het gebruik van amateurbeelden door nieuwsorganisaties in Vlaanderen. Uit het
onderzoek blijkt bovendien dat nieuwsorganisaties het ook niet nodig vinden dat er
vaste regels opgesteld worden. Per beeld beslist men of het gebruikt kan worden en
op welke manier het zal verschijnen.
Met de opkomst van de executievideo’s van IS kwam in Vlaanderen een debat op gang over
of expliciete amateurbeelden getoond zouden moeten worden. “Het gruwelbeeld, de
vernedering van een man die op het punt staat te worden vermoord, is niet nodig om de
afschuwelijkheid van de situatie over te brengen,” schreef Björn Soenens, hoofdredacteur bij
Het Journaal, eerder in een opiniestuk.
Dit debat was voor masterstudent Journalistiek Silke Vandenbroeck aanleiding om te
onderzoeken op welke manier verschillende soorten nieuwsorganisaties in Vlaanderen staan
tegenover amateurbeelden. Bovendien werd onderzocht hoe deze nieuwsorganisaties tot
een beslissing komen om een (expliciet) amateurbeeld al dan niet te gebruiken. Er is hier
namelijk nog maar weinig onderzoek naar gedaan. Voor dit onderzoek werden interviews
afgenomen met hoofdredacteuren, chefs fotoredactie, een online nieuwsmanager, een chef
digitaal en een channel manager bij de kranten De Standaard, De Morgen, Het Laatste
Nieuws, Het Nieuwsblad en bij de nieuwsdiensten van de zenders VRT en VTM.
Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwsorganisaties positief staan ten opzichte van het gebruik
van amateurbeelden wanneer dit een meerwaarde kan bieden voor het nieuwsaanbod en de
verslaggeving. Het onderzoek wijst wel uit dat vrijwel alle nieuwsorganisaties niet te vinden
zijn voor een algemeen beleid wat betreft het gebruik van amateurbeelden. Men vindt het
belangrijk om per beeld een beslissing te maken. In dit beslissingsproces baseren de
nieuwsorganisaties zich voornamelijk op wie ze zijn als nieuwsmerk. Zo stelt Het Journaal
bijvoorbeeld het publiek voorop vanwege haar publieke rol en wil het constructieve verhalen
brengen. De nieuwsdienst van VTM richt zich daarentegen meer op de relevantie van het
beeld in plaats van de impact ervan op het publiek. Ook zijn er verschillen te vinden tussen
populaire kranten en kwaliteitskranten. Zo wijzen Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad
erop dat beelden essentieel zijn voor een populaire krant om een verhaal te vertellen. De
Standaard argumenteert daarentegen dat het publiek van deze krant een bepaald soort
esthetiek van fotografie verwacht. Er werden enkele kleine verschillen gevonden tussen de
nieuwsorganisaties en hun nieuwswebsite, maar over het algemeen volgen de
nieuwswebsites de richtlijnen van de nieuwsorganisaties. Tot slot argumenteren wel alle
nieuwsorganisaties dat de betrouwbaarheid en nieuwswaardigheid van een amateurbeeld
een belangrijke rol spelen in het beslissingsproces om een beeld al dan niet te gebruiken.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de auteur.
Silke Vandenbroeck
VUB, Vakgroep Toegepaste Taalkunde, Master Journalistiek
s.l.vandenbroeck@gmail.com / 0487393982
Ik	
  verklaar	
  op	
  mijn	
  woord	
  van	
  eer	
  dat	
  ik	
  de	
  masterproef	
  ‘Amateurbeelden	
  in	
  het	
  nieuws;	
  
“geen	
  exacte	
  wetenschap”,	
  een	
  kwalitatief	
  onderzoek	
  naar	
  het	
  gebruik	
  van	
  
amateurbeelden	
  bij	
  nieuwsorganisaties	
  in	
  Vlaanderen’,	
  zelf	
  heb	
  geschreven.	
  Ik	
  heb	
  voor	
  de	
  
totstandkoming	
  geen	
  ongeoorloofd	
  beroep	
  gedaan	
  op	
  de	
  hulp	
  van	
  derden	
  en	
  geen	
  gebruik	
  
gemaakt	
  van	
  hulpmiddelen	
  of	
  bronnen	
  die	
  niet	
  in	
  de	
  tekst	
  worden	
  vermeld.	
  Alle	
  
woordelijke	
  of	
  inhoudelijke	
  overnamen	
  van	
  bronnen	
  werden	
  als	
  zodanig	
  kenbaar	
  gemaakt.	
  
Dit	
  werk	
  is	
  noch	
  in	
  zijn	
  geheel	
  noch	
  gedeeltelijk	
  ingediend	
  bij	
  een	
  andere	
  
beoordelingsinstantie	
  dan	
  de	
  voor	
  de	
  masterproef	
  bevoegde	
  instantie.	
  	
  
Het	
  is	
  mij	
  bekend	
  dat	
  de	
  overname	
  van	
  teksten	
  van	
  derden	
  -­‐	
  het	
  internet	
  inbegrepen	
  -­‐	
  
zonder	
  opgave	
  van	
  bronnen	
  als	
  plagiaat	
  wordt	
  beschouwd.	
  	
  
	
  
Datum	
  	
   	
   	
   	
   	
   	
   	
   Naam	
  en	
  handtekening	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
	
  
 
	
  
	
  
	
  
Inleiding 1
Theoretisch Kader 4
1.1. UGC en participerende journalistiek 4
1.1.1. Kritiek 5
1.1.2. Beelden van terroristische organisaties 7
1.2. Gatekeeping 8
1.2.1. Proces van gatekeeping 9
1.2.1.1 Hierarchy of Influences Model 9
1.2.2. Gatekeeping en UGC 10
1.2.2.1. Embedding en Embellishing 13
1.3. Deontologische ethiek 15
1.3.1. Journalistieke deontologie en beelden 15
1.3.1.1. Gruwelijke beelden toch publiceren 21
1.4. Vlaamse nieuwsorganisaties 23
1.4.1. Kwaliteits- en populaire kranten 24
1.4.2. De openbare en commerciële omroep in Vlaanderen 24
1.4.2.1. Het Journaal en Het VTM Nieuws 25
1.4.3. Vlaamse nieuwswebsites 26
1.5. Conclusie 28
Analyse 29
2. 29
2.1. Definiëring van amateurbeelden 29
2.2. Meningen over amateurbeelden 32
3. 35
3.1. Verzamelen van amateurbeelden 35
3.2. Beslissingsproces 38
3.3. Regels en richtlijnen 40
3.3.1. Regels en richtlijnen voor expliciete amateurbeelden 42
3.3.1.1. Impact op het publiek 43
3.3.1.2. Privacy en nabijheid 45
3.3.1.3. Compassion fatigue 46
3.4. Expliciete beelden publiceren 47
Conclusie 50
1. Onderzoeksopzet 50
2. Antwoord op de hoofdvraag 51
3. Algemene conclusie 55
Bibliografie 57
Bijlagen 63
1
INLEIDING
Beelden zijn een machtig en nuttig communicatiemiddel en met de opkomst van nieuwe
technologieën, zoals het Internet en smartphones, kan iedereen beelden maken en
verspreiden over het wereldwijde web (Mortensen 2011). 1
Hierdoor worden vaak ook
amateurbeelden gemaakt van nieuwswaardige evenementen. De eerste keer dat dit
fenomeen echt duidelijk werd, was in december 2004, toen een zeebeving in de Indische
Oceaan een vloedgolf veroorzaakte die een enorme schade aanrichtte en duizenden
slachtoffers tot gevolg had in verschillende landen, zoals Indonesië en Thailand. Vrijwel alle
nieuwswaardige beelden waren niet door professionele journalisten en fotografen gemaakt,
maar door slachtoffers en getuigen. Nieuwsorganisaties werden dan ook overstelpt met
amateurbeelden van de natuurramp (Knight & Cook 2013). Volgens Karen Andén-
Papadopoulos en Mervi Pantti (2011, 2013) zijn amateurbeelden sindsdien een vaste waarde
geworden in de mainstream media. Maar de toename van amateurbeelden heeft er ook voor
gezorgd dat nieuwsorganisaties voor een uitdaging staan, want traditionele journalistieke
waarden, zoals betrouwbaarheid, kunnen in het gedrang komen (Mortensen 2011, Andén-
Papadopoulos & Pantti 2013). Bovendien brengt het gebruik van amateurbeelden ook heel
wat ethische vragen met zich mee. Pantti (2013) argumenteert immers dat amateurbeelden
vaak expliciet en gruwelijk kunnen zijn. Zo kondigde Björn Soenens, hoofdredacteur van Het
Journaal, eind 2014 aan dat de VRT-nieuwsdienst geen beelden meer zou uitzenden die
geproduceerd en verspreid worden door de terreurgroep Islamitische Staat (IS): “Het
gruwelbeeld, de vernedering van een man die op het punt staat te worden vermoord, is niet
nodig om de afschuwelijkheid van de situatie over te brengen”.2
Dit bracht in Vlaanderen een
debat op gang over in welke mate gruwelijke amateurbeelden aan bod kunnen komen in de
media. Het doel van dit onderzoek is dan ook hoe nieuwsredacties in Vlaanderen omgaan
met (expliciete) amateurbeelden en welke elementen een rol spelen in de beslissing om
amateurbeelden al dan niet te gebruiken in hun medium. Daarbij staan de volgende
hoofdvraag en deelvragen centraal:
Hoofdvraag:
Op welke manier verzamelen, gebruiken en presenteren verschillende nieuwsorganisaties
in Vlaanderen amateurbeelden?
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
1
Sprengers, S., Stel, je gaat op een blind date met een gruwelijke foto, https://decorrespondent.nl/284/Stel-
je-gaat-op-een-blind-date-met-een-gruwelijke-foto/30690838288-fe2284b7, geraadpleegd op 27 april 2016.
2
Soenens, B., Waarom VRT Niews geen enkel beeld toont van de executievideo’s van IS,
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/opinie/1.2079270 geraadpleegd op 27 april 2016.
2
Deelvragen:
1. Hoe staan verschillende nieuwsorganisaties in Vlaanderen ten opzichte van de
verspreiding van amateurbeelden en het gebruik ervan binnen hun eigen
nieuwsorganisatie?
2. Op welke manier houden nieuwsorganisaties rekening met ethische kwesties en de
betrouwbaarheid van amateurbeelden bij het gebruik ervan?
3. Op welke manier gebruiken nieuwsorganisaties in de praktijk specifiek expliciete
amateurbeelden?
4. Zijn er verschillen tussen het traditionele medium en de online versie wat betreft het
gebruik van amateurbeelden? Zo ja, in welke zin treden er verschillen op?
5. Hoe verhoudt het beleid van populaire kranten zich ten opzichte van kwaliteitskranten
en van de commerciële omroep ten opzichte van een openbare omroep in
Vlaanderen?
Zoals eerder aangegeven tracht dit onderzoek een dieper inzicht te geven in hoe
nieuwsorganisaties in Vlaanderen amateurbeelden verzamelen en presenteren in hun
medium, zij het voor een krant, een nieuwsuitzending of een website. Pantti en Piet Bakker
(2009) geven aan dat er al heel wat onderzoek is verricht naar hoe nieuwsorganisaties
gebruik maken van content gemaakt door amateurs en wat de motivaties van
nieuwsorganisaties zijn om deze content al dan niet te gebruiken. Deze studies focuste zich
echter voornamelijk op bijdragen die geen verband hielden met beelden, maar eerder met
tekst, zoals blogs. Bovendien is er nog maar weinig onderzoek verricht naar de
beweegredenen van Vlaamse nieuwsorganisaties om (expliciete) amateurbeelden al dan
niet te gebruiken, op welke manier ze gepubliceerd of uitgezonden worden en of dit in
overeenstemming is met het gebruik van amateurbeelden op hun online nieuwsdiensten.
Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden,
zoals literatuuronderzoek en semi-gestructureerde interviews. Een semi-gestructureerd
interview bestaat uit een vragenlijst die werd opgesteld alvorens de interviews plaatsvonden.
Op deze manier wordt verzekerd dat aan elke interviewee dezelfde vragen gesteld worden
en dat er geen tekortkomingen zijn in de dataverzameling (DeWalt & DeWalt 2011). Zoals
eerder gezegd, focust dit onderzoek zich op Vlaamse nieuwsorganisaties. Daarbij zijn
nieuwsorganisaties gekozen die in heel Vlaanderen beschikbaar zijn en niet enkel op lokaal
niveau werken. In totaal zijn acht semi-gestructureerde interviews afgenomen bij zes
verschillende nieuwsorganisaties in Vlaanderen, namelijk bij de kwaliteitskranten De Morgen
en De Standaard, de populaire kranten Het Laatste Nieuws (HLN) en Het Nieuwsblad en bij
3
de nieuwsdiensten Het Journaal en deredactie van de openbare omroep VRT en VTM
Nieuws en de online nieuwswebsite van de commerciële zender VTM.
Er vonden zowel bij de VRT als bij De Standaard twee interviews plaats. Het eerste
interview bij de openbare omroep focuste zich op de online nieuwsdienst, deredactie, waarbij
de hoofdredacteur van deze online nieuwsdienst werd geïnterviewd. Vervolgens werd er ook
een interview afgenomen met de hoofdredacteur van Het Journaal. Voor de interviews bij De
Standaard, werd afzonderlijk gesproken met de ‘chef beeld’ van de krant en de
nieuwsmanager van De Standaard online. Voor de nieuwsorganisatie HLN werd een
interview afgenomen met twee personen tegelijkertijd, namelijk met de ‘chef foto’ en ‘chef
eindredactie’. Tijdens dit interview werd data verzameld over de de krant en de website. Dit
was ook van toepassing op het interview bij de nieuwsdienst van VTM, waarbij één van de
eindredacteurs van VTM Nieuws en een eindredacteur van de website aan deelnamen. Tot
slot sprak ik bij zowel de De Morgen als bij Het Nieuwsblad één persoon over het gebruik
van amateurbeelden in hun krant en op hun website. Voor De Morgen en Het Nieuwsblad
waren dit respectievelijk de ‘chef digitaal’ en de ‘channel manager’.3
Uit het onderzoek blijkt
dat alle online media in grote lijnen de richtlijnen van de traditionele media volgen, daarom
zal, tenzij anders aangegeven, er gesproken worden over VTM, de VRT-nieuwsdienst, HLN,
Het Nieuwsblad, De Standaard en De Morgen in het analyse-gedeelte voor het online en
traditionele medium samen.
Deze thesis zal ten eerste aanvangen met een theoretisch kader, waarin theorieën
over onder andere citizen journalism, gatekeeping, en journalistieke deontologie en beelden
aan bod zullen komen. Ook zal dit hoofdstuk een context verschaffen over de verschillende
media in Vlaanderen. Vervolgens zal de data van het onderzoek beschreven worden in het
empirische hoofstuk en zal onder andere ingegegaan worden op hoe de nieuwsorganisaties
binnen dit onderzoek (expliciete) amateurbeelden definiëren, verzamelen en gebruiken en
welke regels en richtlijnen van invloed zijn op deze processen. Tot slot volg nog een
conclusie waarin een antwoord zal gegeven worden op de hoofdvraag.
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
3
De channel manager beslist samen met een collega welk nieuws op welk kanaal gebracht zal worden.
4
THEORETISCH KADER
In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste theorieën voor het onderzoek besproken worden. In
eerste instantie zal dieper ingegaan worden op wat participerende journalistiek en user-
generated-content (UGC) is. Vervolgens zal er besproken worden wat de gevolgen zijn van
UGC voor het gatekeeping proces van nieuwsorganisaties. Daarna komt de journalistieke
deontologie met betrekking tot beelden aan bod. Tot slot worden de nieuwsorganisaties
besproken die in dit onderzoek centraal staan. De theorieën die behandeld worden in dit
hoofdstuk, worden later gekoppeld aan de data die verzameld is tijdens het onderzoek.
1.1. UGC en participerende journalistiek
Nieuwsorganisaties hebben altijd al (visueel) materiaal gebruikt dat aangebracht werd door
getuigen en voorbijgangers die toevallig een camera bij zich hadden (Knight & Cook 2013).
Dit materiaal wordt ook wel user-generated-content genoemd. Volgens de auteurs verwijst
de term naar al het ruwe nieuwsmateriaal dat is gecreëerd door iemand die geen
professionele journalist is. Zo had toeschouwer Abraham Zapruder in 1963 een kleine
camera bij zich terwijl de parade van president John F. Kennedy voorbij kwam in Dallas,
Texas. Zapruder filmde per toeval de moordaanslag op de toenmalige president en hij
verkocht de beelden aan de Secret Service, maar ook aan Life magazine, dat beelden van
de film publiceerde. 29 jaar later filmde George Holliday hoe Rodney King slachtoffer werd
van politiegeweld. Holliday gaf de beelden aan een lokaal televisiestation en werden
uitgezonden in een nieuwsuitzending. Deze twee voorbeelden waren opmerkelijk, maar ook
eerder uitzonderlijk. Vandaag is het gebruik van dit soort beelden niet meer zo ongewoon
(Knight & Cook 2013). Dankzij smartphones met ingebouwde camera, zijn we vandaag
allemaal potentiële eyewitnesses (of ooggetuigen) (Mortensen 2011). Sinds de tsunami is het
volgens Knight en Cook (2013) de norm dat nieuwsorganisaties voornamlijk gebruik maken
van UGC bij breaking news. Nicola Bruno (2011) onderzocht echter in 2011 of UGC wel
degelijk de traditionele manier van rapporteren vervangt door te kijken naar de online content
van nieuwsorganisaties. Hieruit bleek dat nieuwsorganisaties, na het gebruik van UGC in
eerste instantie bij breaking news, uitweiden naar meer professionele beelden als het verhaal
zich verder uitbreidt. Bij niet zo uitzonderlijke nieuwsfeiten maken nieuwsorganisaties wel
nog hoofdzakelijk gebruik van professioneel beeldmateriaal (Knight & Cook 2013).
Het is kenmerkend voor de Westerse beeldcultuur om op een bijna compulsieve
manier foto’s te nemen en te delen, waardoor het ook vrijwel altijd mogelijk is om een
5
ooggetuige te zijn. Zo kan je een ooggetuige zijn bij een gebeurtenis waar geschiedenis
wordt geschreven, bij het plaatsvinden van een crisis of ramp of zelfs gewoon in de sleur van
het dagelijkse leven (Mortensen 2011). Daarnaast heeft technologie ervoor gezorgd dat
beelden, nieuws en informatie globaal verspreid kunnen worden door mensen die in feite
geen journalisten zijn, maar betrokken raken bij gebeurtenissen waar mensen informatie over
willen of nodig hebben (Patching & Hirst 2014). Bovendien moedigen nieuwsorganisaties het
publiek aan om op zoek te gaan naar nieuws: “Ben je op de plek waar het gebeurt? Heb je
beeldmateriaal?” zijn volgens Maria Nilsson en Ingela Wadbring (2015) vaak gehoorde
uitnodigingen van nieuwsorganisaties om beelden te delen. Deze methode wordt
crowdsourcing genoemd en verwijst naar de inbreng die nieuwsorganisaties vragen aan het
publiek, zoals het doorsturen van beeldmateriaal (Knight & Cook 2013).
De opkomst van digitale technologie en participerende journalistiek, waarbij burgers
een actieve rol spelen in het verzamelen, rapporteren, analyseren en verspreiden van nieuws
en informatie, hebben er dan ook voor gezorgd dat de term ooggetuige zeer belangrijk is
geworden in het huidige medialandschap (Bowman & Willis 2003; Mortensen 2011). Bij
participerende journalistiek worden de bijdragen binnen het raamwerk en onder controle van
professionele journalisten gecreëerd. Participerende journalistiek wordt vaak in één adem
genoemd met citizen journalism, maar bij deze laatste term wordt het proces van nieuws
maken uit de handen gehaald van de journalisten en is het onder controle van burgers
(Andén-Papadopoulos & Pantti 2011). Naast participerende journalistiek en citizen journalism
worden vaak nog andere termen gebruikt, namelijk: citizen journalist, citizen photojournalist,
eyewitness photographer, non-conventional photojournalist,… (Mortensen 2011).
1.1.1. Kritiek
De voorgenoemde termen worden, volgens Mette Mortensen (2011), Jane Singer en Alfred
Hermida et al. (2011), op een willekeurige manier toegepast. Hierdoor is er ook een gebrek
aan duidelijkheid en conceptualisering. Mortensen (2011) identificeert drie problemen
betreffende de termen citizen journalist en citizen photojournalist.
Ten eerste worden de termen citizen journalist en citizen photojournalist volgens
Mortensen (2011) willekeurig gebruikt, terwijl er toch een duidelijk onderscheid moet
gemaakt worden. Citizen journalism past men vaak toe op producenten van zowel
geschreven als visueel materiaal, zoals bijvoorbeeld op de makers van amateurbeelden van
de tsunami of orkaan Katrina (2005). Als men de term citizen journalism toepast op deze
laatste groep, dan is men zich, volgens Mortensen (2011: x), niet bewust van de
6
omstandigheden waarin citizen photojournalists opereren en de speciale status die beelden
hebben ten opzichte van geschreven materiaal:
Citizen photojournalists regularly alter the food chain of news, given they are on the
spot before professional photographers arrive. […] For this reason, citizen
photojournalists occasionally produce pictures which achieve a position similar to
professionally produced ones, that is, amateur footage as breaking news.
Wat Mortensen (2011) hiermee bedoelt is dat beelden van citizen photojournalists sneller
gebruikt kunnen worden dan geschreven materiaal van citizen journalists, wat betreft
breaking news of situaties waar professionele journalisten (nog) niet ter plaatse zijn. Hierdoor
kunnen ze, in deze specifieke situaties, ook het nieuws mee bepalen, wat minder evident is
wanneer het gaat om geschreven materiaal. Daarnaast bereiken citizen photojournalists ook
mogelijk een groter publiek dan gewone citizen journalists vanwege het feit dat beelden over
regionale en nationale grenzen heen kunnen gaan. Het is dus vanwege deze redenen
volgens Mortensen (2011) belangrijk dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen
de termen citizen journalist en citizen photojournalist, omdat breaking news beelden van
citizen photojournalists hoger staan in de hiërarchie dan geschreven materiaal van citizen
journalists. Ten tweede is de toepassing van de term citizen photojournalism ook niet zonder
problemen, want ‘citizen’ en ‘photojournalism’ zijn in feite onnauwkeurig. De term ‘citizen’ of
burger wijst op een onderdaan in een natiestaat die daarbinnen bepaalde rechten en
verplichtingen heeft. Maar Mortensen (2011) argumenteert dat dit criterium niet universeel
toepasbaar is, want niet iedereen verkrijgt overal diezelfde bepaalde rechten en kan dus
moeilijk ‘burger’ genoemd worden. ‘Photojournalism’ vat eveneens niet wat de term precies
impliceert. Het wijst alleen op foto’s, maar omvat veel meer dan dat, zoals video.
Een derde probleem, zo argumenteert Mortensen (2011), is dat ook activisten
beelden verspreiden. Zo worden in, bijvoorbeeld, niet-westerse (repressieve) samenlevingen,
alternatieve nieuwsbronnen vaak onderdrukt en krijgen ze onder andere te maken met
financiële beperkingen. Maar technologische ontwikkelingen hebben een groot verschil
gemaakt voor deze alternatieve informatiebronnen (Knight & Cook 2013). Zo is er het
Internet, waar alles vrijwel gratis geplaatst en gedeeld kan worden. Daarom argumenteert
Mortensen (2011) dat het gebruik van de adjectieven ‘amateur’, ‘onprofessioneel’ en ‘privé’
hun betekenis hebben verloren omdat activisten tot op een bepaalde hoogte beelden op een
semi-professionele manier produceren en distribueren om een grotere bewustwording te
7
creëren bij het publiek voor hun doelen. Mortensen (2011) stelt bijgevolg de volgende term
voor: eyewitness picture producer.
Sarah Van Leuven, Ansgard Heinrich et al. (2013) plaatsen hier echter een
kanttekening bij. De auteurs argumenteren net zoals Mortensen (2011) dat zonder
technologie en sociale media bepaalde visies en standpunten misschien niet bekend
geweest zouden zijn, maar dat er een probleem ontstaat als onder andere activisten de
technologie en sociale media misbruiken als information warfare tools om bijvoorbeeld de
publieke opinie te manipuleren of om foute informatie door te geven. Een voorbeeld van
activisme vinden we terug in Syrië. Nadat de Syrische regering buitenlandse media in 2011
verbood om het land te betreden, begonnen heel wat Syriërs (zowel in het binnen- als
buitenland) zelf (beeld)materiaal te produceren. Het zijn voornamelijk de Syriërs die zich
buiten Syrië bevinden die niet neutraal zijn wat betreft hun berichtgeving: “[They] want to
“sell” their version of the story to the world” (Andén-Papadopoulos & Pantti 2013b: 2188).
Maar ook de Syrische regering en rebellengroepen zijn subjectief en verspreiden leugens.
Andén-Papadopoulos en Pantti (2013b: 2188) noemen het zelfs propaganda:
Claims and counterclaims abound about death tolls, the role of armed foreign fighters,
and the general Syrian population’s view of the increasingly militarized conflict. […]
Opposition sources have been accused of tailoring and in many cases falsifying
material to suit their own agendas. Some of them are also evidently guilty of having
staged footage to heighten the effect of a war zone and amplify the brutality of the
regime’s tactics.
Andén-Papadopoulos en Pantti (2013b) argumenteren dat het bijgevolg problematisch is dat
nieuwsorganisaties zich baseren op materiaal van deze Syrische activisten, omdat hun
beelden en uitspraken niet het volledige plaatje geven.
1.1.2. Beelden van terroristische organisaties
Terroristen hebben de hulp nodig van de media om hun doelen te bereiken, zij het nu voor
het bereiken van politieke doelen of om te intimideren. Vanaf de jaren ‘90 werden
verschillende tactieken ontwikkeld om verslag uit te brengen over terroristische organisaties.
Volgens Liebes en Kamp (2004) ontstonden er bijvoorbeeld in de Verengigde Staten
marathonsessies van het live uitzenden van terroristische aanvallen om zoveel mogelijk
kijkers te lokken en te behouden, waardoor de rol van de redacteur en het streven naar
8
correct en verantwoordelijk nieuws minder belangrijk werden. Dit genre van verslaggeving
kreeg veel kritiek te verduren omdat journalisten in feite deden wat de terroristen wilden, ze
bewezen de terroristen eigenlijk een dienst. Een andere tactiek was het uitzenden van wat
Liebes en Kampf (2004) mysteriously arrived terrorists’ tapes noemen. Tegenwoordig
verspreiden terroristische organisaties, zoals Islamitische Staat (IS), hun beeldmateriaal via
het internet en sociale media. IS staat bekend om hun geraffineerde gebruik van sociale
media en beelden om hun doelen te bereiken: de Verenigde Staten en hun bondgenoten
provoceren en intimideren, en leden buiten het Midden-Oosten rekruteren (Farwell 2014).4
De beelden van IS getuigen ook van een zekere professionaliteit. Zo werd de onthoofding
van journalist James Foley met twee professionele camera’s gefilmd en achteraf
professioneel bewerkt. In een meer recente video, onder de ttitel ‘Kill them wherever you find
them’, “worden mediabeelden van de aanslagen in Parijs, beelden van onthoofdingen en
bedreigingen van de Parijse aanslagplegers door elkaar gemonteerd”.5
Ook hier zijn de
beelden en montage op professionele wijze tot stand gekomen.6
Het participeren en plaatsen van beelden van gebeurtenissen op sociale media heeft
dus niet alleen een positieve kant, zoals de democratisering van de media, maar ook een
perverse als onder andere terroristen of moordenaars beelden online zetten. De beelden van
bijvoorbeeld terroristische acties kunnen er immers voor zorgen dat de gebeurtenis meer
nieuwswaarde krijgt en dat de daders hierdoor nog meer in de schijnwerpers komen te staan
(Moritz 2011, Sumiala 2011)7
. Als men dus misbruik maakt van de toepassingen van social
media en het Internet, bijvoorbeeld door het plaatsen van gruwelijke beelden met negatieve
doeleinden en het doorgeven van foute informatie zoals hierboven vermeld, dan kan men
niet meer spreken van eyewitness picture producer, maar eerder van propaganda.
1.2. Gatekeeping
De term gatekeeping verwijst naar de manieren waarop nieuwsorganisaties controle
behouden over wat al dan niet nieuws is, door te beslissen welke verhalen gepubliceerd of
uitgezonden worden (Knight & Cook 2013). Gatekeeping is volgens Bruns (2005) ontstaan
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
4
Rose, S., The Isis propaganda war: a hi-tech media jihad,
http://www.theguardian.com/world/2014/oct/07/isis-media-machine-propaganda-war, geraadpleegd op 29
december 2015.
5
X, Abaaoud in nieuwe IS-video over aanslagen in Parijs, http://www.hln.be/hln/nl/35524/Aanslagen-
Parijs/article/detail/2594857/2016/01/24/Abaaoud-in-nieuwe-IS-video-over-aanslagen-in-Parijs.dhtml,
geraadpleegd op 19 maart 2015.
6
Ibid.
9
uit noodzaak: kranten en nieuwsuitzendingen zijn immers gelimiteerd tot het publiceren en
uitzenden van een vast aantal berichten, vanwege plaats- en tijdsgebrek.
1.2.1. Proces van gatekeeping
Uit onderzoek blijkt dat journalisten vaak niet individueel beslissen over wat al dan niet wordt
uitgezonden of gepubliceerd. Journalisten werken binnen een nieuwsorganisatie en moeten
bepaalde procedures en richtlijnen van de redactie opvolgen of van diegenen die aan het
hoofd staan van de nieuwsorganisatie (Vos & Heinderyckx 2015). Redacties beslissen dus
welke verhalen het belangrijkste zijn om te tonen aan het publiek (Bruns 2005).
Het proces van gatekeeping kan in drie fases onderverdeeld worden: input, output en
reactie. In de eerste fase, input, selecteren journalisten verhalen waarvan zij denken dat ze
het onderzoeken waard zijn. Dat zijn vaak ook verhalen waarvan de journalisten denken dat
ze een grote kans maken om gepubliceerd of uitgezonden te worden. Vervolgens selecteren
redacteurs uit het materiaal dat verzameld is door de journalisten de verhalen waarvan zij
denken dat het publiek er het meest baat bij heeft. Dit is de output fase. De laatste fase, de
reactie, bestaat uit een geselecteerd publiek dat reacties geeft op wat gepubliceerd of
uitgezonden werd. Het wordt ook beslist door de redacteurs of deze reacties al dan niet
gepubliceerd worden. Journalisten en redacteuren behouden dus de volledige controle
(Bruns 2005).
1.2.1.1. Hierarchy of Influences Model
Stephen D. Reese (2001) heeft dit proces van gatekeeping wat gedetailleerder uitgewerkt in
het Hierarchy-of-Influences Model. Hierin beschrijft hij vijf niveaus van gatekeeping en hoe
deze de creatie van mediacontent beïnvloeden. Het eerste niveau is het individuele niveau
en gaat specifiek over de invloed van de opvattingen, opleiding en achtergrond van de
journalist op de selectie van mediacontent. Wat de journalist als nieuws beschouwt, kan dus
beïnvloed zijn door zijn persoonlijke voorkeuren. Vervolgens kijkt Reese in het routine niveau
naar hoe routines van invloed zijn, want, zo stelt de auteur, individuen werken altijd binnen
een bepaald raamwerk. Pamela Shoemaker en Reese (1996: 100) definiëren routines als
“patterned, routinized, repeated practices and forms that media workers use to do their jobs”.
Journalisten hebben namelijk nooit de absolute vrijheid om hun opvattingen en persoonlijke
voorkeuren te laten domineren in de creatie van mediacontent (Reese 2001). Er zijn
bepaalde limieten die ook een invloed hebben, zoals technologie, tijd, ruimte, regels en
normen die de routines bepalen. Een voorbeeld van een tijdslimiet is een deadline die
opgelegd wordt aan de journalist. Een ander voorbeeld is dat journalisten tegenwoordig ook
10
meer gebruik moeten maken van aangeleverd materiaal, bijvoorbeeld door
persagentschappen, in plaats van zelf mediacontent te produceren vanwege een tijdsdruk
(Bakker 2012). Het uiteindelijke doel van de routines is om ondanks de limieten van onder
andere tijd en regels, een goed product voor de klant te maken op de meest efficiënte manier
(Shoemaker & Reese 1996: 8,100). Craig E. Carroll (2015) argumenteert dat zulke routines
ook handig zijn: “[It helps to] tailor informaton to their audience needs and expectations; fit
the demands of the channel [...]; and weigh how they gather and evaluate the raw
information. Het derde niveau dat bepalend is voor mediacontent is het organisatorisch
niveau. Op dit niveau gaat het om de doelen en het beleid van de nieuwsorganisatie waarbij
ook machtsrelaties een rol spelen (Shoemaker & Reese 1996, Reese 2001). Concreet wil dit
zeggen dat het organisatorisch niveau de eisen opstelt waaraan de routines uit het vorige
niveau moeten voldoen, want de macht ligt immers bij de eigenaars van de
nieuwsorganisatie. Zij bepalen dan ook wat het beleid is en willen dat dit nageleefd wordt.
Maar, zo argumenteren Shoemaker en Reese (1996), de nieuwsorganisaties zijn op hun
beurt ook onderhevig aan bepaalde limieten die voortkomen uit de omgeving waarin ze zich
bevinden. Deze limieten ontstaan in het extra-media niveau door onder andere de overheid,
adverteerders, public relations, invloedrijke nieuwsbronnen, belangengroepen en andere
nieuwsorganisaties (Reese 2001: 181-82).
Het laatste niveau van het Hierarchy-of-Influences Model en het proces van
gatekeeping is het ideologische niveau of het sociaal systeem niveau. Dit niveau beschrijft de
ideologische invloeden van een samenleving op mediacontent. Nieuwsmedia zouden immers
een weerspiegeling zijn van een samenleving, aldus Siebert, Peterson en Schramm (in
Shoemaker & Vos 2009: 98).
The press always takes on the form and coloration of the social and political
structures within which it operates. […] To understand media form and content one
must look at the social systems in which the press functions (Shoemaker & Vos 2009:
98).
De culturele waarden, normen en ideeën die een rol spelen in een samenleving, kunnen dus
zowel belemmeringen als kansen opleveren en bepalen zo mee wat er in de media getoond
wordt.
1.2.2. Gatekeeping en user-generated-content
11
Met de komst van nieuwe technologieën en UGC staat het proces van gatekeeping voor een
uitdaging. De traditionele grenzen vervagen, want professionele journalisten en redacteurs
zijn niet meer de enigen die controle hebben over wat nieuws is of mediacontent. Zo rekenen
heel wat nieuwsorganisatise op persagentschappen, maar denk bijvoorbeeld ook aan wat
eerder in dit hoofdstuk werd geschreven; de verschuiving van de passieve burger naar de
actieve burger, waarbij amateurs zelf beelden aanbrengen aan nieuwsorganisaties.
Daarnaast maakt de gewone burger gebruik van blogs, Twitter en YouTube om video’s,
foto's en berichten te delen (Lewis & Kaufhold et al. 2010, Mast & Hanegreefs 2015, Hermida
2010 & Jones 2006). Helle Sjovaag (2011) argumenteert dat journalisten deze ongevraagde
bijdragen van amateurs moeten verwelkomen. Volgens Sjovaag (2011) kunnen journalisten
namelijk niet overal tegelijkertijd aanwezig zijn en moeten nieuwsorganisaties daarom
gebruik maken van amateurbeelden en sociale media om een verhaal te brengen. Beelden
kunnen namelijk razendsnel informatie overbrengen, aan de ene kant door de eenvoud en
concreetheid van het beeld en aan de andere kant doordat het publiek de gevisualiseerde
informatie snel kan analyseren (Zwaan 2003). Marcel Zwaan (2003: 52) argumenteert dat
voor het medium televisie zelfs beelden noodzakelijk zijn om nieuws over te brengen:
De rol van het beeld als boodschapper en bevestiging van de gebeurtenis is dermate
essentieel dat commentatoren in de media zonder blikken of blozen beweren: ‘Geen
beelden? Geen nieuws’.
Dit bevestigt ook Susan Moeller (1999), die aangeeft dat het publiek een verhaal vaak zal
negeren als er geen visualisatie van de gebeurtenis is. Beelden brengen dus informatie over
en bevestigen gebeurtenissen. Hierdoor kunnen ze beschouwd worden als bewijskracht
omdat ze ook dienen als weergave van de werkelijkheid. De beelden leggen immers vast wat
er precies is gebeurd. Maar zoals later zal blijken is deze bewijskracht niet absoluut, beelden
kunnen bijvoorbeeld gemanipuleerd zijn (Zwaan 2003).
Zwaan (2003), Sjovaag (2011) en Moeller (1999) suggereren dus dat
nieuwsorganisaties gebruik moeten maken van beelden om een verhaal te brengen en, zoals
eerder geschreven, kunnen de nieuwsorganisaties gebruik maken van sociale media om
beelden te vinden. YouTube heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid gecreëerd om video’s
makkelijk te verspreiden. Iedereen kan elke video die hij of zij bezit op deze website posten.
Het gebeurt zelfs dat dit soort video’s opgepikt worden door nieuwsorganisaties, denk
bijvoorbeeld aan de beelden van de tsunami (Jones 2006 & Andén-Papadopoulos 2009).
Daarnaast werd Twitter erg snel in gebruik genomen door verschillende nieuwsorganisaties
12
omdat het een makkelijk middel is om aan breaking news te geraken en daarnaast om
bronnen en feiten te checken (Hermida 2010). Ook op Twitter bestaat de mogelijkheid om
foto’s en video’s te delen.
Dit betekent dat journalisten inderdaad de controle over mediacontent moeten
loslaten en de meningen onder journalisten en nieuwsorganisaties over deze kwestie zijn
verdeeld. Deze meningen kunnen, volgens Andén-Papadopoulos en Pantti (2013), in drie
discursieve repertoires onderverdeeld worden, namelijk resistance, resignation en renewal.
In het eerste repertoire, resistance, wil de journalist zijn werkgebied afbakenen van UGC en
staan de traditionele rollen van de journalist als verteller, gatekeeper, ‘fact-checker’ en
ooggetuige centraal. Hierbij stellen de journalisten die weerstand bieden tegen UGC dat zij
objectiever en meer waarheidsgetrouw kunnen berichten over gebeurtenissen en dit op de
juiste manier kunnen kaderen. In dit repertoire dient UGC slechts als startpunt van een
verhaal en behouden de journalisten de controle over wat het nieuws is: “[C]itizen images are
employed to enrich professional narrative, or to temporarily cover the information gaps until
professional journalists arrive on the scene” (Andén-Papadopoulos & Pantti 2013: 966). Het
tweede repertoire, resignation, bestaat uit het idee dat journalisten verplicht zijn om af te
stappen van de traditionele standaarden van beeldkwaliteit, zodat ze zich kunnen aanpassen
aan de nieuwe digitale media-omgeving. UGC is bijvoorbeeld vaak onscherp en expliciet
(Andén-Papadopoulos & Pantti 2013: 968). Andén-Papadopoulos en Pantti (2013)
argumeneren dat sommige journalisten deze nieuwe digitale media-omgeving wel
aanvaarden, zij het met tegenzin. Amateurbeelden kunnen een zekere nieuwswaarde
hebben en als een nieuwsorganisatie dan bepaalde amateurbeelden niet laat zien, kan het
hun geloofwaardigheid ondermijnen. Maar er is ook een keerzijde, de amateurbeelden wél
laten zien betekent dan weer dat de nieuwsorganisatie bepaalde traditionele waarden moet
laten varen, zoals de redactionele controle waardoor de autonomie van de nieuwsorganisatie
afneemt. Dit wordt door sommige nieuwsorganisaties ook als potentieel gevaarlijk gezien
voor hun nieuwsmerk (Sjovaag 2011, Lewis, Kaufhold et al. 2010). Het is bijvoorbeeld
moeilijk om UGC die gedeeld wordt op sociale media te controleren: “[I]t’s like searching for
medical advice in an online world of quacks and cures” (Hermida 2010: 4). Mortensen (2011)
geeft aan dat beelden van de eyewitness picture producer vaak ook anoniem gepost worden,
waardoor er vragen rijzen over de authenticiteit en legitimiteit van de beelden. Als
nieuwsorganisaties hun nieuws dus baseren op amateurbeelden waarvan de afkomst niet
bekend is, dan staan traditionele journalistieke noties van geloofwaardigheid in vraag, zoals
fact-checking en bronnenkritek, aldus Andén-Papadopoulos en Pantti (2013: 969). Men kan
13
dit, volgens de auteurs, oplossen door UGC toch te tonen in combinatie met een
waarschuwing zoals ‘beelden zijn niet bevestigd’. Als er beslissingen genomen moeten
worden, gaat het dus ook om de relevantie en het belang van UGC (Sjovaag 2011). Tot slot
is er nog het laatste repertoire, renewal. In dit repertoire gaan journalisten op zoek naar een
alternatief voor de traditionele journalistiek. Hierbij willen ze hun professionele publieke rol
verbeteren, door ook gebruik te maken van UGC. Dit zou ervoor zorgen dat een breder
spectrum aan perspectieven aan bod kan komen en er meer materiaal is om uit te kiezen,
waardoor een meer genuanceerde berichtgeving tot stand kan komen. Hierover zegt een
journalist van het Svenska Dagbladet (Andén-Papadoploulos & Pantti 2013: 971):
A long time ago there was maybe just one image from an event and everyone went
for that image. In reality, you didn’t have a clue, it could be wrong, it could be rigged
and so forth. [...] It should be the other way around now, that it increases the chances
that we make the right turn, that we do the right thing, that we are objective and
truthful.
Hierbij veranderen deze journalisten ‘objectiviteit’ zoals we het kennen in de traditionele vorm
om tot ‘transparantie’. Het gaat dan over een bepaalde openheid over de methodes die
toegepast worden om het nieuws te selecteren en te produceren en de problemen die daarbij
komen kijken: “I have to use [these amateur images] because there are no alternatives. You
have to openly declare that we cannot control these images and we don’t know where they
com from. [...] But [...] I think that people [have] become much better and critical in viewing
images (Journalist van de openbare omroep in Zweden in Andén-Papadopoulos & Pantti
2013: 972). Maar Andén-Papadopoulos en Pantti (2013) argumenteren ook dat het ene
repertoire het andere niet uitsluit, wat aantoont dat journalisten nog steeds in conflict zijn
over hoe zij moeten omgaan met technolgoische, economische en culturele ontwikkelingen.
1.2.2.1. Embedding en Embellishing
Maar studies wijzen uit dat journalisten het traditionele proces van gatekeeping net wél onder
controle kunnen houden, ondanks de groei van UGC. Nieuwsorganisaties hebben namelijk
narratieve strategieën ontwikkeld waardoor ze bijvoorbeeld amateurbeelden kunnen
opnemen in het journalistieke product. Op deze manier verliezen ze dus de controle niet.
Deze narratieve strategieën noemt Sjovaag (2011) embedding en embellishing. Het gaat dan
14
voornamelijk over het bewerken van UGC zodat het in het raamwerk van het nieuws past
(Bridge & Sjovaag 2010).
Bij embedding wordt de aanwezigheid van de amateur in feite genegeerd. Hierdoor
behoudt de journalist de autoriteit en controle over het narratieve kader van een bepaalde
gebeurtenis. Zo gaat de journalist de amateurbeelden opnemen of invoegen in een geheel
wat hij tot dan toe al heeft gecreëerd (Sjovaag 2011). Hierbij krijgen de amateurbeelden de
functie van ‘getuige’ en worden de beelden bijgevolg gebruikt als argumenten om het
narratieve raamwerk van de journalist te staven. De amateurbeelden spreken volgens de
journalisten ‘voor zichzelf’, waardoor dus ook geen commentaar wordt gegeven over de
oorsprong van de beelden (Bridge & Sjovaag 2010). Sjovaag (2011) argumenteert daarnaast
dat het gebruik van amateurbeelden bij embedding tot een minimum wordt beperkt en dat
nieuwsorganisaties en journalisten de nieuwswaarde van amateurbeelden op een niet
sensationele manier behandelen. Amateurbeelden worden dus bijvoorbeeld niet eindeloos
herhaald in nieuwsuitzendingen.
Bij embellishing daarentegen benadrukken nieuwsorganisaties amateurbeelden wel
en creëren ze hierbij een zekere transparantie door te wijzen op de non-professionele
herkomst van de beelden. Dit zorgt ervoor dat de verschillen tussen professionele beelden
en amateurbeelden voor het publiek duidelijk worden (Wall & Zahed 2015). Doordat de
amateurbeelden als belangrijk worden beschouwd, toont het de relevantie van de beelden
aan voor het verhaal. Ook hier worden de beelden als bewijs gebruikt, niet zozeer om het
narratieve raamwerk van de journalist te ondersteunen zoals bij embedding, maar als bewijs
dat er net geen professionele beelden zijn van een bepaalde gebeurtenis (Sjovaag 2011).
De narratieve strategie embellishing is bijvoorbeeld toegepast op de amateurbeelden
waarop te zien was hoe de Iraanse studente Neda Agha-Soltan stierf. De studente werd in
2009 doodgeschoten tijdens een demonstratie in Iran. Een toeschouwer kon de moord
vastleggen op zijn telefoon en stuurde de beelden door naar een vriend in Nederland. Deze
vriend zette de beelden op YouTube, waarna ze werden opgepikt door nieuwsorganisaties
(Knight & Cook 2013). Binnen enkele minuten zond CNN de amateurbeelden van Neda uit
en beschouwde de nieuwsorganisatie het als een belangrijk nieuwsbericht. De beelden
werden uiteindelijk niet alleen veel herhaald op televisie, ook werden ze gepubliceerd in
kranten en verschenen ze op websites (Mortensen 2011b). Vaak waren de beelden wel
bewerkt en werden ze voorzien van een voice over en bijschriften vooraleer ze werden
uitgezonden. In tegenstelling tot eerder gebruikte amateurbeelden, bleef het originele
beeldmateriaal online staan. Het ruwe materiaal bleef dus bestaan naast het geconstrueerde
verhaal van nieuwsorganisaties (Knight & Cook 2013).
15
1.3. Deontologische ethiek
Volgens Patrick Lee Plaisance (2014: 9) gaat ethiek over onze innerlijke strijd om iets wel of
niet te doen wanneer verschillende waarden in ons geloofssysteem met elkaar botsten. Het
verwijst dus naar de inspanningen die we leveren om redenen te vinden om meer aan te
leunen bij een bepaald argument dan bij andere als er sprake is van een dilemma. Dit
dilemma draait voornamelijk rond de vraag: wat is het (moreel) juiste om te doen?
Maar binnen de ethiek bestaan verschillende theorieën, waaronder de deontologische
ethiek. Een belangrijk aspect van deontologie is dat we zouden moeten leven aan de hand
van morele regels en dat deze regels niet verbroken mogen worden, ook al is de uitkomst
van onze handelingen beter als we de regels zouden verbreken. We moeten doen wat juist
is, gewoon omdat het juist is (Patching & Hirst 2014). Er zijn ook heel wat zaken waarin
journalisten zich moeten mengen die geen onderdeel uitmaken van de wet, maar vanuit een
ethisch standpunt moeten bekeken worden (Frost 2007). Immanuel Kant argumenteert
bijvoorbeeld dat er nooit misbruik mag gemaakt worden van mensen in de zin van ‘het doel
heiligt de middelen. Dit is belangrijk voor de journalistiek omdat het veronderstelt dat
reporters geen misbruik mogen maken van mensen of ze in gevaar mogen brengen om een
verhaal te publiceren of uit te zenden (Patching & Hirst 2014).
1.3.1. Journalistieke deontologie en beelden
Journalisten hebben bepaalde ethische normen en taken vanwege hun sociale rol (Ward
2010). Ze zorgen er namelijk voor dat het publiek de wereld rondom zich kan begrijpen,
bijvoorbeeld door het publiek foto’s en video’s te laten zien (Irby 2014, Patching & Hirst
2014). Zwaan (2003: 46) haalt aan dat een beeld “een realistische en mechanische
weergave van de werkelijkheid is” en dat het “lijkt [op] een natuurlijk spiegelbeeld van de
werkelijkheid”. De kijker krijgt dus de kans om met zijn ogen een gebeurtenis waar te nemen
waar hij helemaal niet aan deelneemt. Beelden kunnen daarnaast een emotionele impact
hebben op het publiek omdat de kijker beelden nodig heeft om zich in te leven in de
werkelijkheid en woorden dit effect niet helemaal hebben:
[Het beeld spaart] onze gevoelens minder dan het woord. […] Woorden [schermen
ons af] van de dingen en toestanden die ze beschrijven. Hoe aangrijpend die op
zichzelf genomen ook mogen zijn, ze worden eerst gefilterd door de beschrijving,
zodat hun appèl op ons gevoelsleven minder direct is (Zwaan 2003: 48).
16
Maar dat is niet de enige reden waarom nieuwsorganisaties gebruik maken van video’s en
foto’s. Beelden zorgen ervoor dat we ons aangetrokken voelen tot het artikel of naar de
nieuwsuitzending blijven kijken. Hierover schrijft Zwaan (2003: 44):
[Het onderscheid tussen woord en beeld] blijkt wanneer onze blik als eerste naar de
foto’s in de krant, of het televisiebeeld wordt getrokken. Geweld, schoonheid,
intimiteit: anders dan het geschreven of gedrukte woord, prikkelt de loutere aanblik
van het beeld de zintuigen.
Beelden zorgen er dus voor dat mensen het nieuws aantrekkelijker vinden en kunnen het
wereldbeeld van het publiek bepalen. (Keith & Schwalbe et al. 2006). Volgens Kenny Irby
(2014) heeft dit wel tot gevolg dat de verantwoordelijkheid vergroot wordt van diegenen die
foto’s en video’s verspreiden, aangezien ze namelijk beschouwd worden als dé leveranciers
van visuele informatie. Irby (2014) argumenteert dat deze verantwoordelijkheid bestaat uit
het voorzien van ‘het volledige plaatje’: wie is de bron van de foto of video, wie staat er in het
kader, wat geeft het beeld weer en wanneer / waar / waarom werd het beeld gemaakt?
Volgens de auteur is het verschaffen van deze context en informatie een essentieel element
binnen de journalistieke deontologie en fotografie. Dit komt ook naar voor in de ‘Code van de
raad voor de journalistiek’ in Vlaanderen. Deze code is goedgekeurd door de raad van
bestuur van de VZW Vereniging van de Raad voor de Journalistiek. In deze vereniging zijn
journalistenverenigingen, uitgeversfederaties, mediahuizen en persagentschappen
vertegenwoordigd.8
De code wordt beschouwd als een leidraad voor de praktijk en bevat in
totaal 27 artikelen.9
Het eerste artikel stelt dat “de journalist [waarheidsgetrouw] bericht”,
want “dit vloeit voort uit het recht van het publiek om de waarheid te kennen”.10
Het tweede
artikel geeft dan weer aan dat
[D]e journalist [alleen informatie publiceert] waarvan de oorsprong hem gekend is. De
journalist checkt de waarachtigheid van de informatie. In de mate van het mogelijke,
en voor zover dit relevant is, maakt hij de bron van zijn informatie bekend.11
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
8
Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op
21 januari 2016.
9
Ibid.
10
Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op
20 april 2016.
11
Ibid.
17
Maar de laatste jaren duiken er ook steeds meer en meer verontrustende foto’s op
die ervoor zorgen dat fotografen, redacteurs en producers zich andere ethisch gerelateerde
vragen moeten stellen. Aan de ene kant had je beelden van professionele fotografen, zoals
een foto van Pablo Torres van de bomaanslag in Madrid in 2004, waarop een bebloed
geamputeerd lichaamsdeel is te zien. Aan de andere kant kregen nieuwsorganisaties ook
echter steeds meer te maken met beelden van amateurs, zoals bij de aanslag in Londen in
2005 en de tsunami. Op nieuwsredacties rees de vraag of zij aan hun publiek de foto van
Torres moesten laten zien en of ze het beeld al dan niet digitaal moesten aanpassen.
Daarnaast rees ook de vraag of gruwelijke amateurbeelden van de overlevenden van de
aanslag in Londen moesten getoond worden of niet (Keith & Schwalbe et al. 2006: 246):
Editors and producers were forced to decide whether images of the dead […] should
be published because they captured “the true dimensions of the tragedy” or should be
withheld because they might be disrespectful to the victims or offend readers.
Keith en Schwalbe et al. (2006) argumenteren dat vanaf het moment dat een gruwelijk beeld
is gemaakt, redacties voor een uitdaging staan. Publiceren ze het beeld of niet? Uit
onderzoek blijkt dat sommige nieuwsorganisaties in de Verenigde Staten meerdere
discussies hebben gehad over het al dan niet publiceren van foto’s van mensen die uit de
WTC-torens sprongen bij de aanslagen van 9/11. Ook hier was de vraag of de foto’s niet te
schokkend waren om te publiceren. Andere nieuwsredacties hebben er dan weer helemaal
niet over gediscussieerd. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat het per nieuwsorganisatie
kan verschillen wie de uiteindelijke beslissing neemt over het al dan niet publiceren van
gruwelijke foto’s. Bij de ene redactie was het diegene die verantwoordelijk was voor de
fotoredactie, bij een andere redactie ontstond er een samenwerking tussen verschillende
beeldredacteuren en bij een derde categorie besliste iemand die helemaal geen
fotografische achtergrond had (Kratzer & Kratzer 2003). Maar vooraleer er een beslissing
gemaakt wordt, stellen Keith en Schwalbe et al. (2006) dat er verschillende elementen in
overweging genomen moeten worden, onder andere: “the tolerance of readers and viewers,
questions of privacy, and questions related to developing technology” (Keith & Schwalbe et
al. 2006: 249). Deze elementen zullen nu besproken worden:
1. Impact op het publiek
Fishman analyseerde 20 jaar lang Amerikaanse kranten, zowel print als online, en hieruit
bleek dat in de laatste twee decennia van de 20ste eeuw, print en online kranten vrijwel nooit
18
lijken toonden. Daarnaast ondervroeg Fishman 21 nieuwsmedewerkers over dit thema. De
meeste redacties gaven aan dat zij dit soort beelden zoveel mogelijk probeerden te beperken
of te controleren om kijkers en lezers te behoeden voor pijnlijke reacties (Fishman 2003,
Keith & Schwalbe et al. 2006). In een ander onderzoek werd duidelijk dat fotoredacteurs
vragen zoals ‘Wat zou mijn vrouw of moeder denken van dit beeld?’ en ‘Wil je dit zien terwijl
je aan het eten bent?’ in overweging namen vooraleer zij een beeld publiceerden. Dit wordt
ook wel de breakfast test genoemd (Kratzer & Kratzer 2003). Clay Calvert (2012)
argumenteert, net zoals Zwaan (2003), dat beelden een grotere emotionele impact kunnen
hebben dan woorden alleen. En hoe groter de emotionele of psychologische impact van een
foto, hoe groter de kans dat lezers zich beledigd voelen. Volgens Calvert kan het zelfs zo zijn
dat het de geloofwaardigheid van een krant aantast. De lezers kunnen de publicatie van
gruwelijke beelden namelijk beschouwen als sensatiezucht of voyeurisme. Het zijn ook deze
lezers, aldus Calvert (2012), die stellen dat er geen enkele reden bestaat voor een krant om
dit soort beelden te publiceren omdat het geen nieuwe feiten aanbrengt, voornamelijk als het
gaat over oorlogsbeelden. Het is bijvoorbeeld algemene kennis dat zowel soldaten als
burgers sterven tijdens een oorlog, waarom zouden er dan foto’s van gepubliceerd moeten
worden? Aan de andere kant kan het publiceren van dit soort beelden de geloofwaardigheid
van een krant versterken. Het publiceren van gruwelijke beelden toont in de ogen van
sommige lezers namelijk aan dat de krant hard nieuws niet uit de weg gaat en de
nieuwsorganisatie dus niet bang is om een moeilijk verhaal te vertellen, hoe onaangenaam
het ook mag zijn voor de lezers. Hierover schreef Julie Jacobson van The Associated Press
(Calvert 2012: 100):
It is necessary to be bothered from time to time. It is too easy to sit at Starbuck’s far
away across the sea and read about the casualty and then move on without much of
another thought about it. It’s not as easy to see an image of that casualty and not
think about it. I never expect to change the world or stop war with one picture, but only
hope that I make some people think beyond their comfort zone and hope that a few of
them will be moved into some kind of action…
Daarnaast kan de geloofwaardigheid versterkt worden doordat de lezers zien dat een
persoon dood is en ze niet zomaar een naam in de krant lezen en dus kan, zoals eerder
beschreven, het beeld de werkelijkheid bevestigen (Zwaan 2003). Maar Calvert (2012)
vraagt zich wel af of redacteurs niet de controle verliezen over wat nieuws is, met andere
19
woorden hun onafhankelijkheid, als ze zich te veel zorgen maken over het beledigen van hun
publiek met hun content.
2. Privacy
Calvert (2012) argumenteert dat er zo weinig mogelijk schade moet aangericht worden ten
opzichte van nabestaanden bij het publiceren van gruwelijke foto’s en dat redacties moeten
beseffen dat het een gevoelige kwestie blijft, omdat een beeld, zoals eerder gezegd, een
grote emotionele impact kan hebben. Maar volgens de auteur (Calvert 2006) is privacy vaak
het eerste wat sneuvelt in de journalistiek omdat we in onze westerse samenleving steeds
meer uit zijn op sensatie. Journalisten moeten dan ook vaak balanceren tussen ‘the publics
right to know’ en het recht van het slachtoffer en familieleden op privacy, waardigheid en
emotionele rust.
In de 27 artikelen van de ‘Code van de raad voor de journalistiek’ staat echter niets
vermeldt over het gebruik van amateurbeelden. Wel wordt duidelijk dat de code vraagt aan
de journalist om na te denken over hetgeen wat hij of zij publiceert met betrekking tot de
menselijke waardigheid:
22. - De journalist houdt rekening met de rechten van eenieder die in de berichtgeving
voorkomt. Hij weegt die rechten af tegenover het maatschappelijk belang van de
informatie.
23. - De journalist respecteert het privéleven van personen en tast het niet verder aan
dan noodzakelijk in het maatschappelijk belang van de berichtgeving.
De journalist gaat in het bijzonder omzichtig om met mensen in een maatschappelijk
kwetsbare situatie, zoals minderjarigen, slachtoffers van criminaliteit, rampen en
ongevallen, en hun familie.
24. - De journalist respecteert de menselijke waardigheid en tast ze niet verder aan
dan noodzakelijk is in het maatschappelijk belang van de berichtgeving12
.
De journalist vermijdt overdrijving bij het vrijgeven van beelden en/of details, ook
wanneer de feiten de publieke opinie sterk beroeren.13
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
12
Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op
21 januari 2016.
20
Daarnaast staat in Artikel 11 dat de journalist zich “niet leent tot reclame of propaganda.”
Artikel 15 beschreven dat de journalist loyale methodes moet gebruiken om informatie, foto’s,
beelden en documenten te verkrijgen of te verwerken en hierbij geen misbruik mag maken
van zijn positie ten opzichte van mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie.
Aansluitend stelt Artikel 16 dat voor informatie niet betaald wordt. Alleen voor de exclusiviteit
van beeldmateriaal of interviews mag betaald worden14
.
3. Veiligheid
Naast de overwegingen over de gevoelens van het publiek, privacy en de waardigheid van
het afgebeelde individu is er, volgens Keith en Schwalbe et al. (2006) nog een laatste
element dat overwogen moet worden. Het gaat hierbij niet zozeer over het al dan niet
publiceren van amateurbeelden, maar over het ethische aspect van het gebruik van nieuwe
technologieën. In de 24 uren na de aanslag in Londen kreeg de website van de BBC zo’n
1000 foto’s en 20 video’s binnen, hoewel journalisten opriepen aan de burgers om zichzelf
en anderen niet in gevaar te brengen om foto’s te maken van de aanslag. Het ethische
aspect hierbij is of de combinatie van tragedie en nieuwe technologie een groep van ‘citizen
paparazzi’ creëert in plaats van burgerjournalisten.
4. Nabijheid
Volgens Renee Martin Kratzer en Brian Kratzer (2003) is er nog een vierde overweging die
redacteurs moeten maken, namelijk ‘proximity’ (nabijheid). Hiervoor bestaat er de distance
test. Dit is een test waarbij nieuwsorganisaties kijken naar hoe dicht slachtoffers staan bij de
eigen samenleving. Afhankelijk daarvan wordt vaak bepaald in welke mate beelden van
slachtoffers worden gepubliceerd of uitgezonden. Een redacteur uit het onderzoek van
Kratzer en Kratzer (2003) naar de publicatie van beelden van slachtoffers van 9/11
formuleert het als volgt: “The farther away you are from a tragedy, the more graphic
published pictures can be” (Kratzer & Kratzer 2003: 44). Dit is ook een argument dat Stijn
Joye maakt (2010: 150):
Foto’s van lijken en verminkte lichamen kwamen [...] het meest voor bij
nieuwsverslagen van rampspoed in niet-westerse landen waarmee de afsand het
grootst en de betrokkenheid het kleinst is.
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
13
Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op
21 januari 2016.
14
Ibid.
21
5. Compassion fatigue
Compassion fatigue kan van invloed zijn op de nieuwswaardigheid van gruwelijke beelden.
De media verspreiden heel wat beelden over slachtoffers van burgeroorlogen, genocides,
rampen,… en geven op die manier een gezicht aan ‘leed’. De verwachting is dan dat het
publiek hierop empathisch reageert (Höijer 2004). De auteur omschrijft compassie als een
pijnlijke emotie die hand in hand gaat met het bewustzijn dat diegene die lijdt, zijn ongeluk
niet verdient. Doordat er zoveel beelden worden verspreid van mensen die lijden in de
media, kan er een soort van immuniteit ontstaat ten opzichte van deze beelden bij het
publiek: “I cannot engage in it any longer. A dead body no longer touches me” (Höijer 2004:
525). Susan Moeller (1999: x) spreekt zelfs van horror fatigue: “When you’ve seen one
starving baby, you’ve seen them all”. De fatigue ontstaat dus in feite vaak gewoon door
overexposure van dit soort beelden. De emotionele impact van beelden, zoals eerder
beschreven, werkt dus niet altijd en kan nefast zijn voor nieuwsberichten over rampen en
oorlogen:
Journalists want their coverage of crises to be a pageturner, but frequently the
public’s response is to just turn the page (Moeller 1999: x).
6. Gruwelijke beelden op websites van nieuwsorganisaties
Tegenwoordig worden (gruwelijke) beelden ook op het internet verspreid en dan onstaat de
vraag bij nieuwsorganisaties of zij al dan niet die beelden ook moeten publiceren. Maar uit
onderzoek van Pantti en Piet Bakker (2009), waarbij de auteurs keken naar hoe Nederlandse
nieuwsorganisaties omgaan met amateurbeelden, blijkt dat er beelden op het internet
circuleren die sommige nieuwsorganisaties nooit zouden publiceren of uitzenden. Vaak gaat
het dan om expliciete beelden. Toch argumenteert een journalist van het Noordhollands
Dagblad in het onderzoek dat de website van zijn krant sneller een (gruwelijk) beeld kan
publiceren dan in het traditionele medium (Pantti & Bakker 2009: 482):
We had a photo of a fatal accident. It showed the body in a bag. On the Internet we
published the picture without any problems. But when we wanted to publish it in the
newspaper, there were a lot of discussions. The Internet is different. It has a different
impact. It is valued differently.
1.3.1.1. Gruwelijke beelden toch publiceren
22
In de vorige alinea’s werd al uitvoerig besproken waar rekening mee moet gehouden worden
als nieuwsorganisaties in aanraking komen met gruwelijke foto’s, al dan niet in de vorm van
UGC. Emmanuel Taïeb15
argumenteert dat nieuwsorganisaties het uitzenden of publiceren
van gruwelijke beelden soms belangrijker vinden dan de de impact ervan op het publiek of de
betrokkenen en hun nabestaanden. Nieuwsorganisaties kunnen dan beslissen om bepaalde
technieken toe te passen, zoals het blurren van een gruwelijk beeld, om ongewenste
onderdelen van de foto te verbergen of om sensatie en voyeurisme tegen te gaan. Taylor
(2005) argumenteert dat blurren kan dienen om obsceniteit te verbergen, maar dat het net
wél voor een prikkeling bij het publiek zorgt. Daarnaast geeft de auteur aan dat het blurren
kan dienen om obsceniteit te verbergen. Ook cropping of bijsnijden is een algemeen
aanvaarde techniek om beelden aan te passen. Zo werd de foto van Pablo Torres (van de
bomaanslag in Madrid) door heel wat nieuwsorganisaties bijgesneden, zodat het bebloed
lichaamsdeel niet meer op de foto stond die gepubliceerd zou worden. Hierover zei Frank
Folwell, hoofdredacteur bij USA Today: “It was important to run the photo and show the
horror, but [it] would be too grotesque to show body parts”.16
Ook voor expliciete video’s hebben nieuwsorganisatis verschillende opties.
Krantenredacties kunnen bijvoorbeeld beslissen om één beeld uit de video te publiceren dat
niet al te gruwelijk is. Een andere beslissing die krantenredacties kunnen nemen, is het in
detail beschrijven van wat er in het filmpje gebeurt.17
Ook wat betreft de voorpagina van een
krant moeten redacties beslissen of expliciete beelden al dan niet op de voorpagina
gepubliceerd worden. Auteur Kelly McBride18
argumenteert dat verhalen op de voorpagina
altijd begeleid moeten worden van beelden. Maar, zo stelt McBride, deze beelden mogen
nooit te opdringerig zijn voor de lezer. Om dit te voorkomen kunnen foto’s op de voorpagina
ook geblurred of bijgesneden worden. Journalist Simon P. Balzert19
geeft echter aan dat
expliciete beelden niet per se op de voorpagina moeten staan. Redacties kunnen, volgens
Balzert, ook kiezen om een kleinere versie van het expliciete beeld ergens anders in de krant
te publiceren. Balzert geeft daarnaast nog een andere suggestie als het gaat om een reeks
expliciete beelden: ‘Instead of publishing a series of graphic photos, pick the most expressive
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
15
Taïeb, E., Should Images of Violence be Shown?,
http://www.booksandideas.net/IMG/pdf/20151126_should_images_of_violence_be_shown.pdf,
geraadpleegd op 27 januari 2016.
16
Irby, K., Beyond Taste: Editing Truth, http://www.poynter.org/2004/beyond-taste-editing-truth/21742/,
geraadpleegd op 26 maart 2016.
17
Spinner, J., The Careful Calculations Behind Covering ISIS Execution Videos,
http://ajr.org/2014/09/12/media-coverage-journalist-execusion-videos/, geraadpleegd op 26 maart 2016.
18
Bhatia, G., Here’s who is and isn’t redacting the explicit NY Daily News front,
http://www.poynter.org/2015/heres-who-is-and-isnt-redacting-the-explicit-ny-daily-news-front/369465/,
geraadpleegd op 26 maart 2016.
19
X, Bloodshed in the news – dealing with graphic images, http://onmedia.dw-
akademie.com/english/?p=9779, geraadpleegd op 26 maart 2016.
23
and publish that one instead’20
. Bij nieuwsuitzendingen en op websites geeft men regelmatig
eerst een waarschuwing vooraleer men de gruwelijke beelden toont of door kan klikken op
de website om het beeld te zien. Op die manier kan het publiek zelf beslissen of ze de
beelden al dan niet willen zien2122
(Silcock, Schwalbe et al. 2008).
Wat betreft de privacy van slachtoffers, argumenteren Hayley Watson en Lemi Baruh
et al. (2014) dat het belangrijk is om gezichten van slachtoffers en bijvoorbeeld ook
nummerplaten van auto’s te blurren en dat, waar mogelijk, toestemming gevraagd wordt aan
slachtoffers of nabestaanden om de beelden te publiceren of uit te zenden. Op deze manier
kan de anonimiteit van de slachtoffers gegarandeerd worden.
Taïeb23
stelt dat er drie maatregelen getroffen moeten worden inzake gruwelijke
beelden. Ten eerste stelt Taïeb dat wanneer nieuwsorganisaties beslissen om bepaalde
gruwelijke beelden niet uit te zenden of te publiceren, zij wel moeten vermelden dat er wel
degelijk beelden van bestaan en dat zij hierbij een uitleg moeten voorzien over waarom zij
deze beslissing hebben genomen. De auteur24
vindt dit belangrijk omdat de meeste beelden
ook gewoon op het internet gevonden kunnen worden. Ten tweede argumenteert Taïeb25
dat
nieuwsorganisaties hun publiek moeten uitleggen hoe gruwelijke beelden tot stand komen en
hoe het publiek ze kan interpreteren, bijvoorbeeld als het gaat over onthoofdingsvideo’s van
IS. Tot slot argumenteert Taïeb26
dat nieuwsorganisaties tot een overeenkomst moeten
komen waarin een homogeen beleid staat beschreven over het uitzenden van dit soort
beelden. Tot op welke hoogte moeten foto’s bijvoorbeeld geblurred worden? Keith en
Schwalbe et al. (2006) argumenteren echter dat niet elke beslissing van een journalist gedekt
kan zijn door een code en dat journalisten zelf ook moeten nadenken over de consequenties
van hun publicaties. Keith en Schwalbe et al. (2006) vrezen anders dat een te uitgebreide
ethische code zal leiden tot een verbodslijst.
1.4. Vlaamse nieuwsorganisaties
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
20
Ibid.
21
Angwin, J. & Rose, M., When News Is Gruesome, What’s Too Graphic?
http://www.wsj.com/articles/SB108077986846471007, geraadpleegd op 26 maart 2016.
22
Outing, S., Why Web News Has Different Standdars Than Print, TV News,
http://www.poynter.org/2002/why-web-news-has-different-standards-than-print-tv-news/2365/,
geraadpleegd op 26 maart 2016.
23
Taïeb, E., Should Images of Violence be Shown?,
http://www.booksandideas.net/IMG/pdf/20151126_should_images_of_violence_be_shown.pdf,
geraadpleegd op 27 januari 2016.
24
Ibid.
25
Ibid.
26
Ibid.
24
1.4.1. Kwaliteits- en populaire kranten
Een belangrijk element binnen dit onderzoek is het verschil van gebruik van amateurbeelden
bij kwaliteitskranten en populaire kranten. Het is daarom belangrijk om te bepalen wat een
kwaliteitskrant is en wat een populaire krant. Manssens en Walgrave (1998: 6) argumenteren
echter dat het niet altijd even gemakkelijk is om deze begrippen te definiëren én dat er
verdeeldheid heerst over de indeling van de Vlaamse kranten in deze twee categorieën:
“Over kwaliteit wordt veel gesproken, maar er is geen duidelijke maatstaf waaraan die
kwaliteit gemeten zou kunnen worden”. (Mansens en Walgrave 1998: 6). Bijgevolg
suggereren de auteurs dat de onderverdeling deels subjectief gebeurt.
De Vlaamse kwaliteitskranten zijn volgens verschillende auteurs (Manssens en
Walgrave 1998) De Tijd, de Standaard en De Morgen. In dit soort krant staat voornamelijk
“nieuws over moeilijke, complexe en ingrijpende zaken”, met name politiek en economisch
nieuws en moet de lezer enige inspanning leveren om het nieuws te begrijpen (Manssens &
Walgrave 1998: 8). Andere kenmerken zijn: een sobere opmaak en titels en weinig foto’s
(Manssens & Walgrave 1998). Laurence Hauttekeete, Wim Peersman et al. (2002: 357)
maken wel de opmerking “dat als een krant aandacht heeft voor fotojournalistiek (zoals De
Morgen), [dit niet wil zeggen] dat dergelijk dagblad een tabloid is. Het wordt pas
problematisch als de foto’s de tekst gaan verdringen”.
Populaire kranten daarentegen focussen meer op sport, human interest en lokaal
nieuws gericht op het individu. Volgens Manssens en Walgrave (1998: 9) “gebruiken [ze] het
persoonlijke verhaal als ingang om de complexe sociale realiteit begrijpelijk te maken”. In
tegenstelling tot de kwaliteitskrant, is het nieuws voor de lezer in de populaire krant makkelijk
te begrijpen en “geeft [het] de lezers “what they want”” (Manssens & Walgrave 1998: 9).
Vlaamse populaire kranten zijn: Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen, Het Belang van
Limburg en Het Nieuwsblad.
1.4.2. De openbare en commerciële omroep in Vlaanderen
In dit onderzoek wordt ook uitgelicht of er verschillen zijn tussen het beleid van de VRT en
VTM wat betreft het gebruik van amateurbeelden in hun nieuwsuitzendingen. Daarom zal
ook in deze sectie getracht worden om een beeld te schetsen van de verschillen tussen deze
openbare en publieke omroep.
Openbare omroepen vertrekken meestal vanuit dezelfde basisprincipes: universele
dienstverlening, diversiteit, kwaliteit, politieke onafhankelijkheid en innovatie. De Vlaamse
overheid gaat ook uit van deze basisprincipes om de opdracht van de VRT vast te leggen.
25
Vanaf 1995 kwam daar nog een andere doelstelling bij. In dat jaar zakte het marktaandeel
van de VRT tot een historisch dieptepunt en waren ingrijpende hervormingen nodig.
Bijgevolg werd ‘bereik’ ook belangrijk: “Een zo groot mogelijk aantal kijkers en luisteraars
bereiken met een diversiteit aan programma’s die de belangstelling van de kijkers en
luisteraars wekken en er aan voldoen” (De Bens & Raeymaeckers 2010: 27). Volgens de
auteurs zette dit nieuw element de openbare omroep onder druk “vooral omdat de
beheersovereenkomst een koppeling tussen prestaties en financiering voorziet” (De Bens &
Raeymaeckers 2010: 27). De VRT moet ook in gedachten houden dat het bereiken van
zoveel mogelijk mensen niet het belangrijkste is en Els De Bens en Karin Raeymackers
(2010) argumenteren dat het zelfs voor tabloidisering kan zorgen. Alexander Dhoest en Hilde
Van den Bulck (2007: 112) geven aan dat de VRT gezien werd als gedegen, correct,
betrouwbaar, sober en zakelijk en dat de openbare omroep dé zender was voor informatie-
en kennisvergaring. Maar tegelijkertijd beschouwde de kijker de VRT decennialang ook als
ontoegankelijk, afstandelijk, elitair, saai, braaf, klassiek en stijf.
De eerste Vlaamse commerciële televisieomroep VTM, opgericht in 1989, werd
geassocieerd met hele andere kenmerken: jong, fris, luchtig, opgewekt, amusant,
laagdrempelig en pretentieloos. VTM werd zelfs beschouwd als televisie voor ‘de gewone
Vlaming’ (Dhoest & Van den Bulck 2007:112). Anno 2016 zet VTM nog steeds in op
[F]ris gemaakt entertainment en fictie van eigen bodem. VTM is complexloos, wil
raken en biedt een warme welkom aan gans de familie. Op die manier is VTM
uitgegroeid tot een merk dat actief in de gemeenschap staat en een sterke band met
haar kijkers onderhoudt.27
1.4.2.1. Het Journaal en Het VTM Nieuws
Sinardet en De Swert et al. (2004) geven aan dat nieuwsredacties bepaalde keuzes moeten
maken, afhankelijk van het belang van de kwaliteit van hun berichtgeving of de hoeveelheid
kijkers. Hierbij argumenteren de auteurs dat de VRT, omwille van haar publieke taak, meer
focust op ‘harder’ nieuws dan VTM. In Het Journaal is er dus meer aandacht voor politiek,
economie en internationale kwesties. ‘Zacht’ nieuws daarentegen wordt beschouwd als
sensationeel of als een ‘verleuking’ van de berichtgeving. Hierbij horen de volgende
onderwerpen: het koningshuis, entertainment en internationale sterren, sport, faits divers,
verkeersongevallen, rampen en criminaliteit, wat men zou kunnen toepassen op Het VTM
Nieuws. Toch blijkt uit het onderzoek van Sinardet en De Swert et al. (2004) dat Het Journaal
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
27
Medialaan, Merken, http://medialaan.be/nl/merken, geraadpleegd op 4 april 2016.
26
de laatste jaren meer op Het VTM Nieuws is gaan lijken, dit wil zeggen dat er meer ‘zacht’
nieuws aan bod komt in de nieuwsuitzendingen van de VRT. Dit berust wel op onderzoek uit
2004. Een onderzoek uit 2010 geeft aan dat er een duidelijk onderscheid is tussen Het
Journaal en Het VTM Nieuws. Zo blijft Het Journaal meer aandacht hebben voor buitenlands
en politiek nieuws en minder voor criminaliteit. Hierover zegt Wim Willems (hoofdredacteur
VRT Nieuws 2003-2013):
In het verleden werd wel eens makkelijk beweerd dat Het journaal en Het nieuws
kopieën van elkaar waren geworden. Ik ben blij vast te stellen dat wetenschappelijk
onderzoek vandaag nog maar eens het tegendeel bewijst en onze bewuste
redactionele keuzes voor buitenland en politiek zichtbaar maakt. We gaan bij VRT
Nieuws resoluut voor evenwichtige, correcte nieuwsuitzendingen met een blik die
verder reikt dan Vlaanderen en België.28
In 2014 maakte Bjorn Soenens bekend dat Het Journaal geen miseriejournalistiek meer mag
brengen, maar moet focussen op oplossingsgerichte / constructieve journalistiek: “Het is
onze missie bij VRT Nieuws: mensen verbinden, geen conflicten oppoken. Het haar uit de
soep tonen, en niet enkel het haar tonen”.29
Hiermee bedoelt de huidige hoofdredacteur dat
er meer context en een juister beeld van de wereld moet gegeven worden. “Een constructief
verhaal doet veel meer om de wereld te veranderen dan het beeld van de zoveelste bom.
Het stimuleert burgerschap, verhoogt het begrip. Ook dàt is constructieve journalstiek. The
bigger picture tonen”.30
1.4.3. Vlaamse nieuwswebsites
In dit onderzoek staan ook de websites van voorgenoemde nieuwsorganisaties centraal,
want media convergeren steeds meer met elkaar. Dit wil zeggen dat televisieomroepen op
hun websites niet alleen audiovisueel nieuws zetten, maar ook geschreven artikels
publiceren. Ook bij kranten zie je dit verschijnsel, zij gaan naast hun geschreven artikels
audiovisueel materiaal aanbieden (Segers & Bauwens 2010).
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
28
VRT, Het Journaal: Duidelijk onderscheidend, http://www.vrt.be/nieuws/2011/02/het-journaal-duidelijk-
onderscheidend, geraadpleegd op 13 januari 2016.
29
Soenens, B., Het nieuws moet inspireren, niet deprimeren,
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/analyse/1.2132674, geraadpleegd op 6 mei 2016.
30
Ibid.
27
De Standaard biedt op zijn website “het meest recente nieuws uit België en het
buitenland, economie en geld, cultuur, sport en lifestyle”. 31
Hierbij wil de nieuwssite
complementair zijn aan de krant.32
De website van De Morgen is daarentegen kleurrijker en
meer visueel. 33
Daarnaast zet de online redactie van De Morgen in op “24/7
kwaliteitsjournalistiek, ijzersterke fotografie en multimedia die de actualiteit boeiend en
levendig maken”.34
Tot slot geeft de krant aan dat de website kritisch en toegankelijk is en
dat het een hoogopgeleid, kapitaalkrachtig publiek bereikt.35
De website van Het Laatste Nieuws is de grootste nieuwssite van Vlaanderen, met
dagelijks net geen 2 miljoen bezoekers.36
Op de website staat nieuws, sport en showbizz
centraal. Sinds 2014 is er voor elke gemeente in Vlaanderen een nieuwspagina voorzien.
Hiermee wordt duidelijk dat HLN.be ook hoog inzet op regionaal nieuws. Bezoekers kunnen
op deze pagina ook zelf hun foto’s uploaden.37
De website van Het Nieuwsblad heeft
ongeveer hetzelfde profiel als HLN.be: “Bovenop een complete verslaggeving van het nieuws
uit binnen- en buitenland, economie, lifestyle… schenkt nieuwsblad.be extra aandacht aan
streek- en sportnieuws”.38
De VRT heeft de opdracht gekregen om zoveel mogelijk mensen te bereiken en
besliste daarom om hun tv- en radio-content ook op het internet te plaatsen. Hierbij maakt de
openbare omroep gebruik van twee soorten websites, namelijk themasites en netsites. Eén
van de themasites is deredactie.be, hierop worden al de hoofdpunten en dossiers uit het
nieuws geplaatst en is 24/7 beschikbaar. De website maakt zowel van tekst als video en
audio gebruik.39 40
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
31
De Standaard, http://www.standaard.be, geraadpleegd op 13 januari 2016.
32
Hoet, K., Digitale vernieuwing bij De Standaard, wij spraken met Johan Mortelmans, Digital Manager van
De Standaard [interview], http://www.belgiancowboys.be/web/digitale-vernieuwing-bij-de-standaard-wij-
spraken-met-johan-mortelmans-digital-manager-van-de-standaard-interview, geraadpleegd op 13 januari
2016.
33
Casteels, P., Herlancering De Morgen opnieuw uitgesteld,
https://www.apache.be/2014/09/09/herlancering-de-morgen-opnieuw-uitgesteld/, geraadpleegd op 13
januari 2016.
34
De Morgen, http://zalm.demorgen.be, geraadpleegd op 13 januari 2016.
35
De Persgroep, De Morgen; Het upscale nieuwsmerk, http://www.persgroep.be/nl/onze-media/de-morgen,
geraadpleegd op 21 januari 2016.
36
VRM, mediaconcentratierapport 2015.
37
De Persgroep, HLN.be/regio; het regionale kanaal op de grootste nieuwssite van Vlaanderen.
http://www.persgroepadvertising.be/nl/onze-merken/het-laatste-nieuws/hlnbe-regio#tabs-1, geraadpleegd
op 13 januari 2016.
38
Het Nieuwsblad, www.nieuwsblad.be, geraadpleegd op 13 januari 2016.
39
VRT, Vragen?, http://www.vrt.be/faq/waarom-heeft-de-vrt-meerdere-websites, geraadpleegd op 13
januari 2016.
40
VRT, deredactie.be, http://www.vrt.be/en/deredactiebe, geraadpleegd op 21 januari 2016.
28
Tot slot brengt de nieuwswebsites van VTM “het laatste nieuws uit binnen- en
buitenland, sport en entertainment”.41
Daarnaast zet het in op het visuele: de website heeft
een frisse eigentijdse lay-out.42
1.5. Conclusie
Dit deel van deze thesis ging in op verschillende theorieën die relevant zijn voor dit
onderzoek. Ten eerste werd ingegaan op de definiëring van UGC en citizen journalism.
Hierbij werd duidelijk dat er geen eenduidige definitie bestaat. Vervolgens werden theorieën
over gatekeeping besproken waaruit bleek dat nieuwsorganisaties manieren hebben
gevonden om amateurbeelden te hanteren en tegelijkertijd hun traditionele journalistieke
waarden weten te behouden. Ten derde kwam in dit deel aan bod hoe de journalist op
deontologisch vlak kan omgaan met expliciete beelden. Tot slot werd ingegaan op de
verschillen tussen nieuwsorganisaties in Vlaanderen, met name de verschillen tussen
kwaliteits- en populaire kranten en de openbare omroep VRT en commerciële omroep VTM.
	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  	
  
41
De Persgroep, VTM; Dé familiezender van Vlaanderen, http://www.persgroep.be/nl/onze-media/vtm,
geraadpleegd op 21 januari 2016.
42
VTM Nieuws, VTM Nieuws lanceert nieuwe app en website, http://nieuws.vtm.be/cultuur-media/133791-
vtm-nieuws-lanceert-nieuwe-app-en-website, geraadpleegd op 13 januari 2016.
29
ANALYSE
2.
De eerste paragraaf van het empirisch deel geeft een antwoord op de eerste deelvraag: ‘Hoe
staan verschillende nieuwsorganisaties in Vlaanderen ten opzichte van de verspreiding van
amateurbeelden en het gebruik ervan binnen hun eigen nieuwsorganisatie?’ Ten eerste zal
ingegaan worden op hoe de verschillende nieuwsorganisaties binnen dit onderzoek
amateurbeelden definiëren. Vervolgens wordt besproken welke houding de
nieuwsorganisaties aannemen ten opzichte van de opkomst en het gebruik van
amateurbeelden.
2.1. Definiëring van amateurbeelden
Uit de literatuurstudie blijkt dat er verschillende ideeën en definities bestaan over wat een
amateurbeeld concreet is en over wie de (amateur)beelden maakt. Hierdoor is er ook een
gebrek aan duidelijkheid en conceptualisering (Mortensen 2011 Singer & Hermida et al.
2011). Dit wordt nogmaals duidelijk wanneer er gekeken wordt naar hoe de
nieuwsorganisaties binnen dit onderzoek amateurbeelden beschrijven, aangezien uit de
interviews drie verschillende visies naar voren komen. De eerste visie sluit aan bij de definitie
van Knight en Cook (2013), namelijk dat amateurbeelden of UGC verwijzen naar al het
nieuwsmateriaal dat is gecreëerd door iemand die geen professionele journalist is.
Nieuwsorganisaties zoals De Standaard (online), VTM, HLN, deredactie en Het Journaal
volgen deze redenering.
Amateurbeelden zijn voor mij, hebben niets met de kwaliteit te maken, maar hebben
wel te maken met wie ze aanlevert. […] Amateurbeelden zijn voor mij dingen die
gedraaid zijn door mensen die niet in het beroep van journalist zitten. De user-
generated-content van mensen die niet in het vak zitten, maar toch iets gemaakt
hebben. (hoofdredacteur Het Journaal)
De tweede visie houdt in dat amateurbeelden in eerste instantie gemaakt worden door het
grote publiek, maar ook door professionele journalisten, aangezien zij geen professionele
fotografen zijn. Deze visie wordt door Het Nieuwsblad gehanteerd:
30
[A]ls onze schrijvende journalist ergens ter plaatse is, dan kunnen wij eens vragen
aan hem van, maak snel een foto met uw smartphone voor de site. Dat zouden we
onder die categorie amateurbeelden kunnen plaatsen. Allez, dat is geen beeld
gemaakt door iemand wiens beroep het is om beelden te maken. […] Anderzijds heb
je heel veel […] beelden die door het grote publiek zijn gemaakt, die op social media
gedeeld worden, die gemaild worden naar ons. (channel manager Het Nieuwsblad).
Tot slot zijn er nog de nieuwsorganisaties die geen onderscheid maken tussen
amateurbeelden en professionele beelden: “[Ik laat dat] aan de professoren van de VUB om
dat te bepalen. [I]k maak die [definitie] niet meer in mijn hoofd. Beelden zijn beelden”, aldus
de chef digitaal van De Morgen. Ook bij De Standaard (krant) wordt geen onderscheid
gemaakt:
Kijk, er wordt vaak gezegd van iedereen is tegenwoordig fotograaf. En dat is in sé ook
zo, iedereen maakt wel eens een foto. […] Dus […] in wezen maakt het mij niet
zoveel uit van wat een foto komt, wie die gemaakt heeft. Maar ik moet gewoon zeker
zijn dat het een authentiek beeld is. (chef beeld, De Standaard)
Uit deze twee quotes blijkt dat de oorsprong van beelden bij deze visie van minder belang is,
zolang de beelden maar authentiek zijn, en dat amateurbeelden voor De Morgen en De
Standaard (krant) zo gebruikelijk zijn geworden dat ze evenwaardig gesteld worden aan
professionele beelden.
De definiëring van amateurbeelden blijkt uit voorgaande al niet eenvoudig en daarbij
komen de drie visies op de helling te staan van zodra beelden op semiprofessionele wijze
worden gemaakt door actoren met een specifieke agenda. In de inleiding werd al duidelijk
dat hier in Vlaanderen een discussie was ontstaan over het gebruik van beelden van IS. In
dit deel wordt gekeken of de nieuwsorganisaties in dit onderzoek de foto’s en video’s van IS
ook beschouwen als amateurbeelden en of deze beelden overeenkomstig zijn met de visies
die hierboven zijn besproken.
Uit de interviews blijkt dat alleen De Standaard de beelden van IS als
amateurbeelden beschouwt: “Ik bedoel, als IS, als zij foto’s maken van mensen die ze aan
het onthoofden zijn, of onthoofd hebben, dat zijn amateurfotografen. […] Zij sturen u beelden
door” (chef beeld De Standaard). In tegenstelling tot wat de chef beeld van De Standaard
eerder zei, namelijk dat hij geen onderscheid maakt tussen amateurbeelden en professionele
31
beelden, doet hij dat hier net wél. Op de vraag of de website van de Standaard de foto’s en
video’s van IS ook beschouwt als amateurbeelden, wordt het volgende geantwoord:
In zekere zin wel. Het zijn ook beelden die aangeboden worden via openbare sociale
netwerkkanalen. Omdat je dat kan overnemen, maar dat wil daarvoor niet zeggen dat
je die altijd overneemt, [want het is] geen neutraal ooggetuigenverslag van één of
ander nieuwsfeit of natuurfenomeen”. (nieuwsmanager De Standaard)
Alle andere nieuwsorganisaties zijn ervan overtuigd dat foto’s en video’s van IS geen
amateurbeelden zijn, omdat, zo wordt geargumenteerd, de beelden onder andere
semiprofessioneel tot zeer professioneel worden gemaakt en gemonteerd. Dit is in
overeenstemming met de argumentatie van Farwell (2014) en Mortensen (2011). Zo stelt
Farwell (2014) dat IS op een professionele manier beeldmateriaal creëert en argumenteert
Mortensen (2011) dat de term ‘amateur’ zijn betekenis verliest van zodra activisten beelden
produceren en distribueren op een (semi)professionele manier. Zo zegt bijvoorbeeld de
hoofdredacteur van Het Journaal: “[De beelden van IS zijn] zeer professioneel gemaakte
beelden, dat is HD-kwaliteit, dat is geregisseerd, in scène gezet, terwijl de realiteit wel klopt
natuurlijk. Men executeert wel degelijk mensen”. Ook de eindredacteuren van VTM Nieuws
en de online nieuwsdienst van VTM sluiten zich aan bij de hoofdredacteur van Het Journaal:
Er is ook duidelijk gemaakt dat [IS] zeer professioneel te werk gaat, ook qua mensen
als qua materiaal. Ik beschouw dat niet als amateurbeeld. Dit zijn wel degelijk zeer
bedoelde filmpjes, films, die zij maken, gemaakt hebben door professionals, met
professioneel materiaal, die daar ook een bedoeling bij hebben”. (eindredacteur VTM
Nieuws)
Alle nieuwsorganisaties zijn het er wel over eens dat IS met behulp van de video’s
propaganda voert. Hierover zegt de hoofdredacteur van deredactie:
[Ik beschouw] dat niet als UGC, maar eerder als propagandamateriaal. Je weet dat
het echt georganiseerd en wordt gepubliceerd [en] dat je daar een bepaald verhaal
meespeelt. En ja, ik gebruik het woord propaganda, want dat is het uiteindelijk. ’t Is
ook geen gewone PR meer, hé. […] Je merkt ook dat zij de kanalen van sociale
media zeer goed beheersen, dat ze ook zeer goed de content ervoor kunnen maken.
dat ze daar heel goed weten van wat moeten wij maken om op die kanalen te gaan
32
scoren. Dus ja, ’t gaat verder dan pure PR. ’t Is echt een propagandamachine
geworden. (hoofdredacteur deredactie)
VTM stelt dat ook haar nieuwsredacties het beeldmateriaal van IS beschouwen als
propaganda, omdat de beelden gemaakt zijn met de bedoeling om een bepaald doel te
bereiken. Dit doel is volgens de hoofdredacteur van Het Journaal het bang maken van het
Westen, “wat hen uitstekend lukt”. De nieuwsmanager van De Standaard (online) geeft tot
slot nog aan dat het “gewoon [de] strategie van IS is om te choqueren”. Uit deze uitspraken
wordt duidelijk dat activisten ook misbruik kunnen maken van technologie en sociale media
als information warfare tools (Van Leuven & Deprez 2013) en dat er door de
nieuwsorganisaties in dit onderzoek een onderscheid gemaakt wordt tussen
amateurbeelden, zoals hierboven gedefinieerd, en beelden die geproduceerd zijn door
semiprofessionele actoren met een agenda.
2.2. Meningen over amateurbeelden
Alle nieuwsorganisaties in dit onderzoek staan positief ten opzichte van amateurbeelden. Zo
wordt er gesproken over amateurbeelden als een verrijking van het nieuwsaanbod en de
verslaggeving, een wereld die is opengegaan en als een ongelooflijke rijkdom. Dit is niet
alleen per sé zo bij breaking news:
We hadden deze week een stukje op de site, kwam wel van HLN.be, maar was
doorgeplaatst bij ons, van een mens die sterft door een stier in Pamplona, ook
amateurbeelden gefilmd. Dat is meer dan een ongeval, want dat is geen toevallig
ongeval. Zolang ze op die manier dergelijke wedstrijden […] gaan organiseren, ga je
dit soort ongevallen krijgen. Daarom dat ik vond dat wij dat wel mochten tonen (chef
digitaal De Morgen).
Ik kan onmogelijk een krant maken met alleen maar amateurbeelden. Maar er is altijd
wel ruimte, het criterium blijft, kijk als die amateur het beste beeld heeft. Stel dat het
verkiezingen zijn en ik stuur daar Jimmy Kets naartoe, die één van de beste
fotografen is hier en die maakt goede beelden, maar er is daar een amateur die zeg
maar hét beeld heeft van ik zeg maar Di Rupo en De Wever of zo, ja, dan komt die in
de krant. Ik zeg het, ik ga zeker niet neerkijken op amateurfotografie (chef beeld De
Standaard).
33
Een veelgehoord argument is dat je maar beter beelden gebruikt als ze er zijn, of dat nu
professionele beelden zijn of amateurbeelden. Op die manier kan het publiek zich veel meer
een voorstelling maken van een bepaalde gebeurtenis.
Omdat je altijd maar beter toont wat er gebeurt, [beelden] zijn toch het ultieme bewijs
dat het zo is. Jij gaat toch ook veel meer geloven dat er een mens op de maan geland
is, als je hem ziet uit die raket stappen en de Amerikaanse vlag op de maan zetten.
Dan pas ben je 100 procent zeker dat het gebeurd is. Als er iemand op het midden
van het dorpsplein komt vertellen van, er is iemand op de maan gestapt, dan ga je
misschien zeggen, ’t zal wel zijn en ik ga de Lotto winnen (chef digitaal De Morgen).
Deze redeneringen zijn in overeenstemming met de argumentaties van Zwaan (2003),
Sjovaag (2011) en Moeller (1999). Deze auteurs argumenteren namelijk dat
nieuwsorganisaties gebruik moeten maken van beelden in hun verslaggeving. Zwaan (2003)
en Moeller (1999) argumenteren bovendien dat beelden ook informatie kunnen overbrengen
en dat gebeurtenissen door het gebruik van beelden bevestigd kunnen worden, aangezien
beelden vastleggen wat er gebeurt. Beelden kunnen dus beschouwd worden als
bewijskracht.
Omdat alle nieuwsorganisaties een positieve houding aannemen ten opzichte van
amateurbeelden, zouden ze ingedeeld kunnen worden in het renewal repertoire van Andén-
Papadopoulos en Pantti (2013). In dit repertoire staan journalisten open voor het gebruik van
amateurbeelden. Maar de nieuwsorganisaties in dit onderzoek dragen onder andere
betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en fact-checking hoog in het vaandel en zullen dan
bijvoorbeeld gebruik maken van waarschuwingen zoals ‘beelden zijn niet bevestigd’ als zij
amateurbeelden willen gebruiken. Daarom kunnen de nieuwsorganisaties ook ingedeeld
worden in het repertoire resignation. Dit toont ook aan dat de repertoires elkaar niet
uitsluiten, zoals Andén-Papadopoulos en Pantti (2013) aantonen.
Je moet gebruik maken van al de technologie die er bestaat. Je kan daardoor dus
dingen zien die je vroeger niet of minder snel kon zien en dus ook tonen. Tegelijk
maakt het het er voor ons niet makkelijker op omdat je natuurlijk, of het nu gaat om
een tekstbron of een beeldbron, dat maakt geen verschil. Je moet altijd weten wie
wat waar en waarom het ons bereikt, hè. Het is alleen wat extra werk. (eindredacteur
VTM Nieuws)
34
Deze paragraaf focuste in eerste instantie op de definiëring van amateurbeelden door de
nieuwsorganisaties in dit onderzoek en welke houding zij aannemen ten opzichte van
amateurbeelden. Ten eerste definiëren vrijwel alle nieuwsorganisaties amateurbeelden aan
de hand van wie de beelden produceert. Als het geen professionele fotografen of journalisten
zijn die beelden maken, dan zijn het amateurbeelden. Alleen de channel manager van Het
Nieuwsblad argumenteert dat professionele journalisten ook amateurbeelden kunnen maken.
Er zijn echter ook nieuwsorganisaties die op zich geen onderscheid willen maken tussen
amateurbeelden en professionele beelden omdat er voor hen geen eenduidige definitie
bestaat over wat amateurbeelden precies zijn of omdat het voor hen niet uitmaakt waar
beelden vandaan komen. Ten tweede werd in deze paragraaf duidelijk dat alle
nieuwsorganisaties, op één na, de foto’s en video’s van IS niet categoriseren als
amateurbeelden omdat IS beelden op (semi)professionele wijze produceert en verspreidt.
Tot slot kwam uit de interviews naar voren dat alle nieuwsorganisaties open staan voor het
gebruik van amateurbeelden in hun medium. Toch werd duidelijk dat de nieuwsorganisaties
niet zomaar amateurbeelden gebruiken; de beelden moeten bijvoorbeeld gecontroleerd zijn
op hun authenticiteit. In de volgende paragraaf zal onder andere dieper ingegaan worden op
de regels en richtlijnen voor het gebruik van (expliciete) amateurbeelden en de manier
waarop amateurbeelden verzameld worden.
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck
Thesis Vandenbroeck

More Related Content

Featured

Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPT
Expeed Software
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Pixeldarts
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
ThinkNow
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
marketingartwork
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
Skeleton Technologies
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
Neil Kimberley
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
contently
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
Albert Qian
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Kurio // The Social Media Age(ncy)
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Search Engine Journal
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
SpeakerHub
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
Tessa Mero
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Lily Ray
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
Rajiv Jayarajah, MAppComm, ACC
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
Christy Abraham Joy
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
Vit Horky
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
MindGenius
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
RachelPearson36
 
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Applitools
 

Featured (20)

Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPT
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
 
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
Unlocking the Power of ChatGPT and AI in Testing - A Real-World Look, present...
 

Thesis Vandenbroeck

  • 1. FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE STUDIEGEBIED TOEGEPASTE TAALKUNDE Amateurbeelden in het nieuws: “geen exacte wetenschap” Een kwalitatief onderzoek naar het gebruik van amateurbeelden bij nieuwsorganisaties in Vlaanderen             Masterproef ingediend voor het behalen van de graad van Master Journalistiek (RTV) Silke Vandenbroeck Promotor: Jelle Mast Academiejaar: 2015 - 2016
  • 2.
  • 3. FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE STUDIEGEBIED TOEGEPASTE TAALKUNDE Amateurbeelden in het nieuws: “geen exacte wetenschap” Een kwalitatief onderzoek naar het gebruik van amateurbeelden bij nieuwsorganisaties in Vlaanderen           Masterproef ingediend voor het behalen van de graad van Master Journalistiek (RTV) Silke Vandenbroeck Promotor: Jelle Mast Academiejaar: 2015 - 2016
  • 4. FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE STUDIEGEBIED TOEGEPASTE TAALKUNDE       Amateur images in the news: “not an exact science” A qualitative study on the use of amateur images by news organizations in Flanders Master thesis presented in order to attain the degree of Master in the Arts of Journalism (RTV) Silke Vandenbroeck Promotor: Jelle Mast Academic year: 2015 - 2016
  • 5. Abstract Due to technological developments, more and more non-professional journalists are able to create photographs and videos of newsworthy events. In this study, theories on citizen journalism, gatekeeping and journalistic deontology regarding images will be laid out. Since mainstream news media incorporate or rely on such user-generated images, traditional journalistic values such as accuracy and trustworthiness are being challenged. Furthermore, amateur images can be very explicit due to their proximity values, so ethical questions arise on how to use such explicit amateur images. For this research, different types of news organizations in Flanders were interviewed on how they gather amateur images, how they present these kind of images in their medium and how they take into account elements such as trustworthiness and graphicness. The news organizations used for this research are, firstly, print media such as De Standaard, De Morgen, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad and secondly, broadcast news outlets such as VRT and VTM. In addition, the online news websites of these news organizations were taken into account. In total, eight interviews were conducted with editors-in-chief, chiefs of the photo editorial office, an online news manager, a chief digital officer and a channel manager. What can be concluded from this study is that, since there are no fixed rules on how to deal with (explicit) user-generated images, news organizations are free to decide how they use each user-generated image. However, trustworthiness and newsworthiness are still of paramount importance. Secondly, clear differences in the usage are found between the popular press and the quality press and between the media outlets of the public broadcaster VRT and commercial broadcaster VTM. Keywords: amateur images, citizen journalism, gatekeeping, deontology, graphicness Trefwoorden: amateurbeelden, burgerjournalistiek, gatekeeping, deontologie, graphicness
  • 6. Persbericht Amateurbeelden in het nieuws: “Geen exacte wetenschap” Dankzij technologische ontwikkelingen, zoals het Internet en smartphones, kan iedereen foto’s en video’s creëren en verspreiden. Hierdoor zijn vaak veel beelden van nieuwswaardige gebeurtenissen beschikbaar voor nieuwsorganisaties. Maar uit onderzoek van masterstudent Silke Vandenbroeck blijkt dat er geen vaste regels bestaan - ook niet in de deontologische Code van de Raad voor Journalistiek - over het gebruik van amateurbeelden door nieuwsorganisaties in Vlaanderen. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat nieuwsorganisaties het ook niet nodig vinden dat er vaste regels opgesteld worden. Per beeld beslist men of het gebruikt kan worden en op welke manier het zal verschijnen. Met de opkomst van de executievideo’s van IS kwam in Vlaanderen een debat op gang over of expliciete amateurbeelden getoond zouden moeten worden. “Het gruwelbeeld, de vernedering van een man die op het punt staat te worden vermoord, is niet nodig om de afschuwelijkheid van de situatie over te brengen,” schreef Björn Soenens, hoofdredacteur bij Het Journaal, eerder in een opiniestuk. Dit debat was voor masterstudent Journalistiek Silke Vandenbroeck aanleiding om te onderzoeken op welke manier verschillende soorten nieuwsorganisaties in Vlaanderen staan tegenover amateurbeelden. Bovendien werd onderzocht hoe deze nieuwsorganisaties tot een beslissing komen om een (expliciet) amateurbeeld al dan niet te gebruiken. Er is hier namelijk nog maar weinig onderzoek naar gedaan. Voor dit onderzoek werden interviews afgenomen met hoofdredacteuren, chefs fotoredactie, een online nieuwsmanager, een chef digitaal en een channel manager bij de kranten De Standaard, De Morgen, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad en bij de nieuwsdiensten van de zenders VRT en VTM. Uit het onderzoek blijkt dat de nieuwsorganisaties positief staan ten opzichte van het gebruik van amateurbeelden wanneer dit een meerwaarde kan bieden voor het nieuwsaanbod en de verslaggeving. Het onderzoek wijst wel uit dat vrijwel alle nieuwsorganisaties niet te vinden zijn voor een algemeen beleid wat betreft het gebruik van amateurbeelden. Men vindt het belangrijk om per beeld een beslissing te maken. In dit beslissingsproces baseren de nieuwsorganisaties zich voornamelijk op wie ze zijn als nieuwsmerk. Zo stelt Het Journaal bijvoorbeeld het publiek voorop vanwege haar publieke rol en wil het constructieve verhalen brengen. De nieuwsdienst van VTM richt zich daarentegen meer op de relevantie van het beeld in plaats van de impact ervan op het publiek. Ook zijn er verschillen te vinden tussen populaire kranten en kwaliteitskranten. Zo wijzen Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad erop dat beelden essentieel zijn voor een populaire krant om een verhaal te vertellen. De Standaard argumenteert daarentegen dat het publiek van deze krant een bepaald soort esthetiek van fotografie verwacht. Er werden enkele kleine verschillen gevonden tussen de nieuwsorganisaties en hun nieuwswebsite, maar over het algemeen volgen de nieuwswebsites de richtlijnen van de nieuwsorganisaties. Tot slot argumenteren wel alle nieuwsorganisaties dat de betrouwbaarheid en nieuwswaardigheid van een amateurbeeld een belangrijke rol spelen in het beslissingsproces om een beeld al dan niet te gebruiken. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de auteur. Silke Vandenbroeck VUB, Vakgroep Toegepaste Taalkunde, Master Journalistiek s.l.vandenbroeck@gmail.com / 0487393982
  • 7. Ik  verklaar  op  mijn  woord  van  eer  dat  ik  de  masterproef  ‘Amateurbeelden  in  het  nieuws;   “geen  exacte  wetenschap”,  een  kwalitatief  onderzoek  naar  het  gebruik  van   amateurbeelden  bij  nieuwsorganisaties  in  Vlaanderen’,  zelf  heb  geschreven.  Ik  heb  voor  de   totstandkoming  geen  ongeoorloofd  beroep  gedaan  op  de  hulp  van  derden  en  geen  gebruik   gemaakt  van  hulpmiddelen  of  bronnen  die  niet  in  de  tekst  worden  vermeld.  Alle   woordelijke  of  inhoudelijke  overnamen  van  bronnen  werden  als  zodanig  kenbaar  gemaakt.   Dit  werk  is  noch  in  zijn  geheel  noch  gedeeltelijk  ingediend  bij  een  andere   beoordelingsinstantie  dan  de  voor  de  masterproef  bevoegde  instantie.     Het  is  mij  bekend  dat  de  overname  van  teksten  van  derden  -­‐  het  internet  inbegrepen  -­‐   zonder  opgave  van  bronnen  als  plagiaat  wordt  beschouwd.       Datum                 Naam  en  handtekening                                                                        
  • 8.         Inleiding 1 Theoretisch Kader 4 1.1. UGC en participerende journalistiek 4 1.1.1. Kritiek 5 1.1.2. Beelden van terroristische organisaties 7 1.2. Gatekeeping 8 1.2.1. Proces van gatekeeping 9 1.2.1.1 Hierarchy of Influences Model 9 1.2.2. Gatekeeping en UGC 10 1.2.2.1. Embedding en Embellishing 13 1.3. Deontologische ethiek 15 1.3.1. Journalistieke deontologie en beelden 15 1.3.1.1. Gruwelijke beelden toch publiceren 21 1.4. Vlaamse nieuwsorganisaties 23 1.4.1. Kwaliteits- en populaire kranten 24 1.4.2. De openbare en commerciële omroep in Vlaanderen 24 1.4.2.1. Het Journaal en Het VTM Nieuws 25 1.4.3. Vlaamse nieuwswebsites 26 1.5. Conclusie 28 Analyse 29 2. 29 2.1. Definiëring van amateurbeelden 29 2.2. Meningen over amateurbeelden 32 3. 35 3.1. Verzamelen van amateurbeelden 35 3.2. Beslissingsproces 38 3.3. Regels en richtlijnen 40 3.3.1. Regels en richtlijnen voor expliciete amateurbeelden 42 3.3.1.1. Impact op het publiek 43 3.3.1.2. Privacy en nabijheid 45 3.3.1.3. Compassion fatigue 46 3.4. Expliciete beelden publiceren 47 Conclusie 50 1. Onderzoeksopzet 50 2. Antwoord op de hoofdvraag 51 3. Algemene conclusie 55 Bibliografie 57 Bijlagen 63
  • 9. 1 INLEIDING Beelden zijn een machtig en nuttig communicatiemiddel en met de opkomst van nieuwe technologieën, zoals het Internet en smartphones, kan iedereen beelden maken en verspreiden over het wereldwijde web (Mortensen 2011). 1 Hierdoor worden vaak ook amateurbeelden gemaakt van nieuwswaardige evenementen. De eerste keer dat dit fenomeen echt duidelijk werd, was in december 2004, toen een zeebeving in de Indische Oceaan een vloedgolf veroorzaakte die een enorme schade aanrichtte en duizenden slachtoffers tot gevolg had in verschillende landen, zoals Indonesië en Thailand. Vrijwel alle nieuwswaardige beelden waren niet door professionele journalisten en fotografen gemaakt, maar door slachtoffers en getuigen. Nieuwsorganisaties werden dan ook overstelpt met amateurbeelden van de natuurramp (Knight & Cook 2013). Volgens Karen Andén- Papadopoulos en Mervi Pantti (2011, 2013) zijn amateurbeelden sindsdien een vaste waarde geworden in de mainstream media. Maar de toename van amateurbeelden heeft er ook voor gezorgd dat nieuwsorganisaties voor een uitdaging staan, want traditionele journalistieke waarden, zoals betrouwbaarheid, kunnen in het gedrang komen (Mortensen 2011, Andén- Papadopoulos & Pantti 2013). Bovendien brengt het gebruik van amateurbeelden ook heel wat ethische vragen met zich mee. Pantti (2013) argumenteert immers dat amateurbeelden vaak expliciet en gruwelijk kunnen zijn. Zo kondigde Björn Soenens, hoofdredacteur van Het Journaal, eind 2014 aan dat de VRT-nieuwsdienst geen beelden meer zou uitzenden die geproduceerd en verspreid worden door de terreurgroep Islamitische Staat (IS): “Het gruwelbeeld, de vernedering van een man die op het punt staat te worden vermoord, is niet nodig om de afschuwelijkheid van de situatie over te brengen”.2 Dit bracht in Vlaanderen een debat op gang over in welke mate gruwelijke amateurbeelden aan bod kunnen komen in de media. Het doel van dit onderzoek is dan ook hoe nieuwsredacties in Vlaanderen omgaan met (expliciete) amateurbeelden en welke elementen een rol spelen in de beslissing om amateurbeelden al dan niet te gebruiken in hun medium. Daarbij staan de volgende hoofdvraag en deelvragen centraal: Hoofdvraag: Op welke manier verzamelen, gebruiken en presenteren verschillende nieuwsorganisaties in Vlaanderen amateurbeelden?                                                                                                                 1 Sprengers, S., Stel, je gaat op een blind date met een gruwelijke foto, https://decorrespondent.nl/284/Stel- je-gaat-op-een-blind-date-met-een-gruwelijke-foto/30690838288-fe2284b7, geraadpleegd op 27 april 2016. 2 Soenens, B., Waarom VRT Niews geen enkel beeld toont van de executievideo’s van IS, http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/opinie/1.2079270 geraadpleegd op 27 april 2016.
  • 10. 2 Deelvragen: 1. Hoe staan verschillende nieuwsorganisaties in Vlaanderen ten opzichte van de verspreiding van amateurbeelden en het gebruik ervan binnen hun eigen nieuwsorganisatie? 2. Op welke manier houden nieuwsorganisaties rekening met ethische kwesties en de betrouwbaarheid van amateurbeelden bij het gebruik ervan? 3. Op welke manier gebruiken nieuwsorganisaties in de praktijk specifiek expliciete amateurbeelden? 4. Zijn er verschillen tussen het traditionele medium en de online versie wat betreft het gebruik van amateurbeelden? Zo ja, in welke zin treden er verschillen op? 5. Hoe verhoudt het beleid van populaire kranten zich ten opzichte van kwaliteitskranten en van de commerciële omroep ten opzichte van een openbare omroep in Vlaanderen? Zoals eerder aangegeven tracht dit onderzoek een dieper inzicht te geven in hoe nieuwsorganisaties in Vlaanderen amateurbeelden verzamelen en presenteren in hun medium, zij het voor een krant, een nieuwsuitzending of een website. Pantti en Piet Bakker (2009) geven aan dat er al heel wat onderzoek is verricht naar hoe nieuwsorganisaties gebruik maken van content gemaakt door amateurs en wat de motivaties van nieuwsorganisaties zijn om deze content al dan niet te gebruiken. Deze studies focuste zich echter voornamelijk op bijdragen die geen verband hielden met beelden, maar eerder met tekst, zoals blogs. Bovendien is er nog maar weinig onderzoek verricht naar de beweegredenen van Vlaamse nieuwsorganisaties om (expliciete) amateurbeelden al dan niet te gebruiken, op welke manier ze gepubliceerd of uitgezonden worden en of dit in overeenstemming is met het gebruik van amateurbeelden op hun online nieuwsdiensten. Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden, zoals literatuuronderzoek en semi-gestructureerde interviews. Een semi-gestructureerd interview bestaat uit een vragenlijst die werd opgesteld alvorens de interviews plaatsvonden. Op deze manier wordt verzekerd dat aan elke interviewee dezelfde vragen gesteld worden en dat er geen tekortkomingen zijn in de dataverzameling (DeWalt & DeWalt 2011). Zoals eerder gezegd, focust dit onderzoek zich op Vlaamse nieuwsorganisaties. Daarbij zijn nieuwsorganisaties gekozen die in heel Vlaanderen beschikbaar zijn en niet enkel op lokaal niveau werken. In totaal zijn acht semi-gestructureerde interviews afgenomen bij zes verschillende nieuwsorganisaties in Vlaanderen, namelijk bij de kwaliteitskranten De Morgen en De Standaard, de populaire kranten Het Laatste Nieuws (HLN) en Het Nieuwsblad en bij
  • 11. 3 de nieuwsdiensten Het Journaal en deredactie van de openbare omroep VRT en VTM Nieuws en de online nieuwswebsite van de commerciële zender VTM. Er vonden zowel bij de VRT als bij De Standaard twee interviews plaats. Het eerste interview bij de openbare omroep focuste zich op de online nieuwsdienst, deredactie, waarbij de hoofdredacteur van deze online nieuwsdienst werd geïnterviewd. Vervolgens werd er ook een interview afgenomen met de hoofdredacteur van Het Journaal. Voor de interviews bij De Standaard, werd afzonderlijk gesproken met de ‘chef beeld’ van de krant en de nieuwsmanager van De Standaard online. Voor de nieuwsorganisatie HLN werd een interview afgenomen met twee personen tegelijkertijd, namelijk met de ‘chef foto’ en ‘chef eindredactie’. Tijdens dit interview werd data verzameld over de de krant en de website. Dit was ook van toepassing op het interview bij de nieuwsdienst van VTM, waarbij één van de eindredacteurs van VTM Nieuws en een eindredacteur van de website aan deelnamen. Tot slot sprak ik bij zowel de De Morgen als bij Het Nieuwsblad één persoon over het gebruik van amateurbeelden in hun krant en op hun website. Voor De Morgen en Het Nieuwsblad waren dit respectievelijk de ‘chef digitaal’ en de ‘channel manager’.3 Uit het onderzoek blijkt dat alle online media in grote lijnen de richtlijnen van de traditionele media volgen, daarom zal, tenzij anders aangegeven, er gesproken worden over VTM, de VRT-nieuwsdienst, HLN, Het Nieuwsblad, De Standaard en De Morgen in het analyse-gedeelte voor het online en traditionele medium samen. Deze thesis zal ten eerste aanvangen met een theoretisch kader, waarin theorieën over onder andere citizen journalism, gatekeeping, en journalistieke deontologie en beelden aan bod zullen komen. Ook zal dit hoofdstuk een context verschaffen over de verschillende media in Vlaanderen. Vervolgens zal de data van het onderzoek beschreven worden in het empirische hoofstuk en zal onder andere ingegegaan worden op hoe de nieuwsorganisaties binnen dit onderzoek (expliciete) amateurbeelden definiëren, verzamelen en gebruiken en welke regels en richtlijnen van invloed zijn op deze processen. Tot slot volg nog een conclusie waarin een antwoord zal gegeven worden op de hoofdvraag.                                                                                                                 3 De channel manager beslist samen met een collega welk nieuws op welk kanaal gebracht zal worden.
  • 12. 4 THEORETISCH KADER In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste theorieën voor het onderzoek besproken worden. In eerste instantie zal dieper ingegaan worden op wat participerende journalistiek en user- generated-content (UGC) is. Vervolgens zal er besproken worden wat de gevolgen zijn van UGC voor het gatekeeping proces van nieuwsorganisaties. Daarna komt de journalistieke deontologie met betrekking tot beelden aan bod. Tot slot worden de nieuwsorganisaties besproken die in dit onderzoek centraal staan. De theorieën die behandeld worden in dit hoofdstuk, worden later gekoppeld aan de data die verzameld is tijdens het onderzoek. 1.1. UGC en participerende journalistiek Nieuwsorganisaties hebben altijd al (visueel) materiaal gebruikt dat aangebracht werd door getuigen en voorbijgangers die toevallig een camera bij zich hadden (Knight & Cook 2013). Dit materiaal wordt ook wel user-generated-content genoemd. Volgens de auteurs verwijst de term naar al het ruwe nieuwsmateriaal dat is gecreëerd door iemand die geen professionele journalist is. Zo had toeschouwer Abraham Zapruder in 1963 een kleine camera bij zich terwijl de parade van president John F. Kennedy voorbij kwam in Dallas, Texas. Zapruder filmde per toeval de moordaanslag op de toenmalige president en hij verkocht de beelden aan de Secret Service, maar ook aan Life magazine, dat beelden van de film publiceerde. 29 jaar later filmde George Holliday hoe Rodney King slachtoffer werd van politiegeweld. Holliday gaf de beelden aan een lokaal televisiestation en werden uitgezonden in een nieuwsuitzending. Deze twee voorbeelden waren opmerkelijk, maar ook eerder uitzonderlijk. Vandaag is het gebruik van dit soort beelden niet meer zo ongewoon (Knight & Cook 2013). Dankzij smartphones met ingebouwde camera, zijn we vandaag allemaal potentiële eyewitnesses (of ooggetuigen) (Mortensen 2011). Sinds de tsunami is het volgens Knight en Cook (2013) de norm dat nieuwsorganisaties voornamlijk gebruik maken van UGC bij breaking news. Nicola Bruno (2011) onderzocht echter in 2011 of UGC wel degelijk de traditionele manier van rapporteren vervangt door te kijken naar de online content van nieuwsorganisaties. Hieruit bleek dat nieuwsorganisaties, na het gebruik van UGC in eerste instantie bij breaking news, uitweiden naar meer professionele beelden als het verhaal zich verder uitbreidt. Bij niet zo uitzonderlijke nieuwsfeiten maken nieuwsorganisaties wel nog hoofdzakelijk gebruik van professioneel beeldmateriaal (Knight & Cook 2013). Het is kenmerkend voor de Westerse beeldcultuur om op een bijna compulsieve manier foto’s te nemen en te delen, waardoor het ook vrijwel altijd mogelijk is om een
  • 13. 5 ooggetuige te zijn. Zo kan je een ooggetuige zijn bij een gebeurtenis waar geschiedenis wordt geschreven, bij het plaatsvinden van een crisis of ramp of zelfs gewoon in de sleur van het dagelijkse leven (Mortensen 2011). Daarnaast heeft technologie ervoor gezorgd dat beelden, nieuws en informatie globaal verspreid kunnen worden door mensen die in feite geen journalisten zijn, maar betrokken raken bij gebeurtenissen waar mensen informatie over willen of nodig hebben (Patching & Hirst 2014). Bovendien moedigen nieuwsorganisaties het publiek aan om op zoek te gaan naar nieuws: “Ben je op de plek waar het gebeurt? Heb je beeldmateriaal?” zijn volgens Maria Nilsson en Ingela Wadbring (2015) vaak gehoorde uitnodigingen van nieuwsorganisaties om beelden te delen. Deze methode wordt crowdsourcing genoemd en verwijst naar de inbreng die nieuwsorganisaties vragen aan het publiek, zoals het doorsturen van beeldmateriaal (Knight & Cook 2013). De opkomst van digitale technologie en participerende journalistiek, waarbij burgers een actieve rol spelen in het verzamelen, rapporteren, analyseren en verspreiden van nieuws en informatie, hebben er dan ook voor gezorgd dat de term ooggetuige zeer belangrijk is geworden in het huidige medialandschap (Bowman & Willis 2003; Mortensen 2011). Bij participerende journalistiek worden de bijdragen binnen het raamwerk en onder controle van professionele journalisten gecreëerd. Participerende journalistiek wordt vaak in één adem genoemd met citizen journalism, maar bij deze laatste term wordt het proces van nieuws maken uit de handen gehaald van de journalisten en is het onder controle van burgers (Andén-Papadopoulos & Pantti 2011). Naast participerende journalistiek en citizen journalism worden vaak nog andere termen gebruikt, namelijk: citizen journalist, citizen photojournalist, eyewitness photographer, non-conventional photojournalist,… (Mortensen 2011). 1.1.1. Kritiek De voorgenoemde termen worden, volgens Mette Mortensen (2011), Jane Singer en Alfred Hermida et al. (2011), op een willekeurige manier toegepast. Hierdoor is er ook een gebrek aan duidelijkheid en conceptualisering. Mortensen (2011) identificeert drie problemen betreffende de termen citizen journalist en citizen photojournalist. Ten eerste worden de termen citizen journalist en citizen photojournalist volgens Mortensen (2011) willekeurig gebruikt, terwijl er toch een duidelijk onderscheid moet gemaakt worden. Citizen journalism past men vaak toe op producenten van zowel geschreven als visueel materiaal, zoals bijvoorbeeld op de makers van amateurbeelden van de tsunami of orkaan Katrina (2005). Als men de term citizen journalism toepast op deze laatste groep, dan is men zich, volgens Mortensen (2011: x), niet bewust van de
  • 14. 6 omstandigheden waarin citizen photojournalists opereren en de speciale status die beelden hebben ten opzichte van geschreven materiaal: Citizen photojournalists regularly alter the food chain of news, given they are on the spot before professional photographers arrive. […] For this reason, citizen photojournalists occasionally produce pictures which achieve a position similar to professionally produced ones, that is, amateur footage as breaking news. Wat Mortensen (2011) hiermee bedoelt is dat beelden van citizen photojournalists sneller gebruikt kunnen worden dan geschreven materiaal van citizen journalists, wat betreft breaking news of situaties waar professionele journalisten (nog) niet ter plaatse zijn. Hierdoor kunnen ze, in deze specifieke situaties, ook het nieuws mee bepalen, wat minder evident is wanneer het gaat om geschreven materiaal. Daarnaast bereiken citizen photojournalists ook mogelijk een groter publiek dan gewone citizen journalists vanwege het feit dat beelden over regionale en nationale grenzen heen kunnen gaan. Het is dus vanwege deze redenen volgens Mortensen (2011) belangrijk dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen de termen citizen journalist en citizen photojournalist, omdat breaking news beelden van citizen photojournalists hoger staan in de hiërarchie dan geschreven materiaal van citizen journalists. Ten tweede is de toepassing van de term citizen photojournalism ook niet zonder problemen, want ‘citizen’ en ‘photojournalism’ zijn in feite onnauwkeurig. De term ‘citizen’ of burger wijst op een onderdaan in een natiestaat die daarbinnen bepaalde rechten en verplichtingen heeft. Maar Mortensen (2011) argumenteert dat dit criterium niet universeel toepasbaar is, want niet iedereen verkrijgt overal diezelfde bepaalde rechten en kan dus moeilijk ‘burger’ genoemd worden. ‘Photojournalism’ vat eveneens niet wat de term precies impliceert. Het wijst alleen op foto’s, maar omvat veel meer dan dat, zoals video. Een derde probleem, zo argumenteert Mortensen (2011), is dat ook activisten beelden verspreiden. Zo worden in, bijvoorbeeld, niet-westerse (repressieve) samenlevingen, alternatieve nieuwsbronnen vaak onderdrukt en krijgen ze onder andere te maken met financiële beperkingen. Maar technologische ontwikkelingen hebben een groot verschil gemaakt voor deze alternatieve informatiebronnen (Knight & Cook 2013). Zo is er het Internet, waar alles vrijwel gratis geplaatst en gedeeld kan worden. Daarom argumenteert Mortensen (2011) dat het gebruik van de adjectieven ‘amateur’, ‘onprofessioneel’ en ‘privé’ hun betekenis hebben verloren omdat activisten tot op een bepaalde hoogte beelden op een semi-professionele manier produceren en distribueren om een grotere bewustwording te
  • 15. 7 creëren bij het publiek voor hun doelen. Mortensen (2011) stelt bijgevolg de volgende term voor: eyewitness picture producer. Sarah Van Leuven, Ansgard Heinrich et al. (2013) plaatsen hier echter een kanttekening bij. De auteurs argumenteren net zoals Mortensen (2011) dat zonder technologie en sociale media bepaalde visies en standpunten misschien niet bekend geweest zouden zijn, maar dat er een probleem ontstaat als onder andere activisten de technologie en sociale media misbruiken als information warfare tools om bijvoorbeeld de publieke opinie te manipuleren of om foute informatie door te geven. Een voorbeeld van activisme vinden we terug in Syrië. Nadat de Syrische regering buitenlandse media in 2011 verbood om het land te betreden, begonnen heel wat Syriërs (zowel in het binnen- als buitenland) zelf (beeld)materiaal te produceren. Het zijn voornamelijk de Syriërs die zich buiten Syrië bevinden die niet neutraal zijn wat betreft hun berichtgeving: “[They] want to “sell” their version of the story to the world” (Andén-Papadopoulos & Pantti 2013b: 2188). Maar ook de Syrische regering en rebellengroepen zijn subjectief en verspreiden leugens. Andén-Papadopoulos en Pantti (2013b: 2188) noemen het zelfs propaganda: Claims and counterclaims abound about death tolls, the role of armed foreign fighters, and the general Syrian population’s view of the increasingly militarized conflict. […] Opposition sources have been accused of tailoring and in many cases falsifying material to suit their own agendas. Some of them are also evidently guilty of having staged footage to heighten the effect of a war zone and amplify the brutality of the regime’s tactics. Andén-Papadopoulos en Pantti (2013b) argumenteren dat het bijgevolg problematisch is dat nieuwsorganisaties zich baseren op materiaal van deze Syrische activisten, omdat hun beelden en uitspraken niet het volledige plaatje geven. 1.1.2. Beelden van terroristische organisaties Terroristen hebben de hulp nodig van de media om hun doelen te bereiken, zij het nu voor het bereiken van politieke doelen of om te intimideren. Vanaf de jaren ‘90 werden verschillende tactieken ontwikkeld om verslag uit te brengen over terroristische organisaties. Volgens Liebes en Kamp (2004) ontstonden er bijvoorbeeld in de Verengigde Staten marathonsessies van het live uitzenden van terroristische aanvallen om zoveel mogelijk kijkers te lokken en te behouden, waardoor de rol van de redacteur en het streven naar
  • 16. 8 correct en verantwoordelijk nieuws minder belangrijk werden. Dit genre van verslaggeving kreeg veel kritiek te verduren omdat journalisten in feite deden wat de terroristen wilden, ze bewezen de terroristen eigenlijk een dienst. Een andere tactiek was het uitzenden van wat Liebes en Kampf (2004) mysteriously arrived terrorists’ tapes noemen. Tegenwoordig verspreiden terroristische organisaties, zoals Islamitische Staat (IS), hun beeldmateriaal via het internet en sociale media. IS staat bekend om hun geraffineerde gebruik van sociale media en beelden om hun doelen te bereiken: de Verenigde Staten en hun bondgenoten provoceren en intimideren, en leden buiten het Midden-Oosten rekruteren (Farwell 2014).4 De beelden van IS getuigen ook van een zekere professionaliteit. Zo werd de onthoofding van journalist James Foley met twee professionele camera’s gefilmd en achteraf professioneel bewerkt. In een meer recente video, onder de ttitel ‘Kill them wherever you find them’, “worden mediabeelden van de aanslagen in Parijs, beelden van onthoofdingen en bedreigingen van de Parijse aanslagplegers door elkaar gemonteerd”.5 Ook hier zijn de beelden en montage op professionele wijze tot stand gekomen.6 Het participeren en plaatsen van beelden van gebeurtenissen op sociale media heeft dus niet alleen een positieve kant, zoals de democratisering van de media, maar ook een perverse als onder andere terroristen of moordenaars beelden online zetten. De beelden van bijvoorbeeld terroristische acties kunnen er immers voor zorgen dat de gebeurtenis meer nieuwswaarde krijgt en dat de daders hierdoor nog meer in de schijnwerpers komen te staan (Moritz 2011, Sumiala 2011)7 . Als men dus misbruik maakt van de toepassingen van social media en het Internet, bijvoorbeeld door het plaatsen van gruwelijke beelden met negatieve doeleinden en het doorgeven van foute informatie zoals hierboven vermeld, dan kan men niet meer spreken van eyewitness picture producer, maar eerder van propaganda. 1.2. Gatekeeping De term gatekeeping verwijst naar de manieren waarop nieuwsorganisaties controle behouden over wat al dan niet nieuws is, door te beslissen welke verhalen gepubliceerd of uitgezonden worden (Knight & Cook 2013). Gatekeeping is volgens Bruns (2005) ontstaan                                                                                                                 4 Rose, S., The Isis propaganda war: a hi-tech media jihad, http://www.theguardian.com/world/2014/oct/07/isis-media-machine-propaganda-war, geraadpleegd op 29 december 2015. 5 X, Abaaoud in nieuwe IS-video over aanslagen in Parijs, http://www.hln.be/hln/nl/35524/Aanslagen- Parijs/article/detail/2594857/2016/01/24/Abaaoud-in-nieuwe-IS-video-over-aanslagen-in-Parijs.dhtml, geraadpleegd op 19 maart 2015. 6 Ibid.
  • 17. 9 uit noodzaak: kranten en nieuwsuitzendingen zijn immers gelimiteerd tot het publiceren en uitzenden van een vast aantal berichten, vanwege plaats- en tijdsgebrek. 1.2.1. Proces van gatekeeping Uit onderzoek blijkt dat journalisten vaak niet individueel beslissen over wat al dan niet wordt uitgezonden of gepubliceerd. Journalisten werken binnen een nieuwsorganisatie en moeten bepaalde procedures en richtlijnen van de redactie opvolgen of van diegenen die aan het hoofd staan van de nieuwsorganisatie (Vos & Heinderyckx 2015). Redacties beslissen dus welke verhalen het belangrijkste zijn om te tonen aan het publiek (Bruns 2005). Het proces van gatekeeping kan in drie fases onderverdeeld worden: input, output en reactie. In de eerste fase, input, selecteren journalisten verhalen waarvan zij denken dat ze het onderzoeken waard zijn. Dat zijn vaak ook verhalen waarvan de journalisten denken dat ze een grote kans maken om gepubliceerd of uitgezonden te worden. Vervolgens selecteren redacteurs uit het materiaal dat verzameld is door de journalisten de verhalen waarvan zij denken dat het publiek er het meest baat bij heeft. Dit is de output fase. De laatste fase, de reactie, bestaat uit een geselecteerd publiek dat reacties geeft op wat gepubliceerd of uitgezonden werd. Het wordt ook beslist door de redacteurs of deze reacties al dan niet gepubliceerd worden. Journalisten en redacteuren behouden dus de volledige controle (Bruns 2005). 1.2.1.1. Hierarchy of Influences Model Stephen D. Reese (2001) heeft dit proces van gatekeeping wat gedetailleerder uitgewerkt in het Hierarchy-of-Influences Model. Hierin beschrijft hij vijf niveaus van gatekeeping en hoe deze de creatie van mediacontent beïnvloeden. Het eerste niveau is het individuele niveau en gaat specifiek over de invloed van de opvattingen, opleiding en achtergrond van de journalist op de selectie van mediacontent. Wat de journalist als nieuws beschouwt, kan dus beïnvloed zijn door zijn persoonlijke voorkeuren. Vervolgens kijkt Reese in het routine niveau naar hoe routines van invloed zijn, want, zo stelt de auteur, individuen werken altijd binnen een bepaald raamwerk. Pamela Shoemaker en Reese (1996: 100) definiëren routines als “patterned, routinized, repeated practices and forms that media workers use to do their jobs”. Journalisten hebben namelijk nooit de absolute vrijheid om hun opvattingen en persoonlijke voorkeuren te laten domineren in de creatie van mediacontent (Reese 2001). Er zijn bepaalde limieten die ook een invloed hebben, zoals technologie, tijd, ruimte, regels en normen die de routines bepalen. Een voorbeeld van een tijdslimiet is een deadline die opgelegd wordt aan de journalist. Een ander voorbeeld is dat journalisten tegenwoordig ook
  • 18. 10 meer gebruik moeten maken van aangeleverd materiaal, bijvoorbeeld door persagentschappen, in plaats van zelf mediacontent te produceren vanwege een tijdsdruk (Bakker 2012). Het uiteindelijke doel van de routines is om ondanks de limieten van onder andere tijd en regels, een goed product voor de klant te maken op de meest efficiënte manier (Shoemaker & Reese 1996: 8,100). Craig E. Carroll (2015) argumenteert dat zulke routines ook handig zijn: “[It helps to] tailor informaton to their audience needs and expectations; fit the demands of the channel [...]; and weigh how they gather and evaluate the raw information. Het derde niveau dat bepalend is voor mediacontent is het organisatorisch niveau. Op dit niveau gaat het om de doelen en het beleid van de nieuwsorganisatie waarbij ook machtsrelaties een rol spelen (Shoemaker & Reese 1996, Reese 2001). Concreet wil dit zeggen dat het organisatorisch niveau de eisen opstelt waaraan de routines uit het vorige niveau moeten voldoen, want de macht ligt immers bij de eigenaars van de nieuwsorganisatie. Zij bepalen dan ook wat het beleid is en willen dat dit nageleefd wordt. Maar, zo argumenteren Shoemaker en Reese (1996), de nieuwsorganisaties zijn op hun beurt ook onderhevig aan bepaalde limieten die voortkomen uit de omgeving waarin ze zich bevinden. Deze limieten ontstaan in het extra-media niveau door onder andere de overheid, adverteerders, public relations, invloedrijke nieuwsbronnen, belangengroepen en andere nieuwsorganisaties (Reese 2001: 181-82). Het laatste niveau van het Hierarchy-of-Influences Model en het proces van gatekeeping is het ideologische niveau of het sociaal systeem niveau. Dit niveau beschrijft de ideologische invloeden van een samenleving op mediacontent. Nieuwsmedia zouden immers een weerspiegeling zijn van een samenleving, aldus Siebert, Peterson en Schramm (in Shoemaker & Vos 2009: 98). The press always takes on the form and coloration of the social and political structures within which it operates. […] To understand media form and content one must look at the social systems in which the press functions (Shoemaker & Vos 2009: 98). De culturele waarden, normen en ideeën die een rol spelen in een samenleving, kunnen dus zowel belemmeringen als kansen opleveren en bepalen zo mee wat er in de media getoond wordt. 1.2.2. Gatekeeping en user-generated-content
  • 19. 11 Met de komst van nieuwe technologieën en UGC staat het proces van gatekeeping voor een uitdaging. De traditionele grenzen vervagen, want professionele journalisten en redacteurs zijn niet meer de enigen die controle hebben over wat nieuws is of mediacontent. Zo rekenen heel wat nieuwsorganisatise op persagentschappen, maar denk bijvoorbeeld ook aan wat eerder in dit hoofdstuk werd geschreven; de verschuiving van de passieve burger naar de actieve burger, waarbij amateurs zelf beelden aanbrengen aan nieuwsorganisaties. Daarnaast maakt de gewone burger gebruik van blogs, Twitter en YouTube om video’s, foto's en berichten te delen (Lewis & Kaufhold et al. 2010, Mast & Hanegreefs 2015, Hermida 2010 & Jones 2006). Helle Sjovaag (2011) argumenteert dat journalisten deze ongevraagde bijdragen van amateurs moeten verwelkomen. Volgens Sjovaag (2011) kunnen journalisten namelijk niet overal tegelijkertijd aanwezig zijn en moeten nieuwsorganisaties daarom gebruik maken van amateurbeelden en sociale media om een verhaal te brengen. Beelden kunnen namelijk razendsnel informatie overbrengen, aan de ene kant door de eenvoud en concreetheid van het beeld en aan de andere kant doordat het publiek de gevisualiseerde informatie snel kan analyseren (Zwaan 2003). Marcel Zwaan (2003: 52) argumenteert dat voor het medium televisie zelfs beelden noodzakelijk zijn om nieuws over te brengen: De rol van het beeld als boodschapper en bevestiging van de gebeurtenis is dermate essentieel dat commentatoren in de media zonder blikken of blozen beweren: ‘Geen beelden? Geen nieuws’. Dit bevestigt ook Susan Moeller (1999), die aangeeft dat het publiek een verhaal vaak zal negeren als er geen visualisatie van de gebeurtenis is. Beelden brengen dus informatie over en bevestigen gebeurtenissen. Hierdoor kunnen ze beschouwd worden als bewijskracht omdat ze ook dienen als weergave van de werkelijkheid. De beelden leggen immers vast wat er precies is gebeurd. Maar zoals later zal blijken is deze bewijskracht niet absoluut, beelden kunnen bijvoorbeeld gemanipuleerd zijn (Zwaan 2003). Zwaan (2003), Sjovaag (2011) en Moeller (1999) suggereren dus dat nieuwsorganisaties gebruik moeten maken van beelden om een verhaal te brengen en, zoals eerder geschreven, kunnen de nieuwsorganisaties gebruik maken van sociale media om beelden te vinden. YouTube heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid gecreëerd om video’s makkelijk te verspreiden. Iedereen kan elke video die hij of zij bezit op deze website posten. Het gebeurt zelfs dat dit soort video’s opgepikt worden door nieuwsorganisaties, denk bijvoorbeeld aan de beelden van de tsunami (Jones 2006 & Andén-Papadopoulos 2009). Daarnaast werd Twitter erg snel in gebruik genomen door verschillende nieuwsorganisaties
  • 20. 12 omdat het een makkelijk middel is om aan breaking news te geraken en daarnaast om bronnen en feiten te checken (Hermida 2010). Ook op Twitter bestaat de mogelijkheid om foto’s en video’s te delen. Dit betekent dat journalisten inderdaad de controle over mediacontent moeten loslaten en de meningen onder journalisten en nieuwsorganisaties over deze kwestie zijn verdeeld. Deze meningen kunnen, volgens Andén-Papadopoulos en Pantti (2013), in drie discursieve repertoires onderverdeeld worden, namelijk resistance, resignation en renewal. In het eerste repertoire, resistance, wil de journalist zijn werkgebied afbakenen van UGC en staan de traditionele rollen van de journalist als verteller, gatekeeper, ‘fact-checker’ en ooggetuige centraal. Hierbij stellen de journalisten die weerstand bieden tegen UGC dat zij objectiever en meer waarheidsgetrouw kunnen berichten over gebeurtenissen en dit op de juiste manier kunnen kaderen. In dit repertoire dient UGC slechts als startpunt van een verhaal en behouden de journalisten de controle over wat het nieuws is: “[C]itizen images are employed to enrich professional narrative, or to temporarily cover the information gaps until professional journalists arrive on the scene” (Andén-Papadopoulos & Pantti 2013: 966). Het tweede repertoire, resignation, bestaat uit het idee dat journalisten verplicht zijn om af te stappen van de traditionele standaarden van beeldkwaliteit, zodat ze zich kunnen aanpassen aan de nieuwe digitale media-omgeving. UGC is bijvoorbeeld vaak onscherp en expliciet (Andén-Papadopoulos & Pantti 2013: 968). Andén-Papadopoulos en Pantti (2013) argumeneren dat sommige journalisten deze nieuwe digitale media-omgeving wel aanvaarden, zij het met tegenzin. Amateurbeelden kunnen een zekere nieuwswaarde hebben en als een nieuwsorganisatie dan bepaalde amateurbeelden niet laat zien, kan het hun geloofwaardigheid ondermijnen. Maar er is ook een keerzijde, de amateurbeelden wél laten zien betekent dan weer dat de nieuwsorganisatie bepaalde traditionele waarden moet laten varen, zoals de redactionele controle waardoor de autonomie van de nieuwsorganisatie afneemt. Dit wordt door sommige nieuwsorganisaties ook als potentieel gevaarlijk gezien voor hun nieuwsmerk (Sjovaag 2011, Lewis, Kaufhold et al. 2010). Het is bijvoorbeeld moeilijk om UGC die gedeeld wordt op sociale media te controleren: “[I]t’s like searching for medical advice in an online world of quacks and cures” (Hermida 2010: 4). Mortensen (2011) geeft aan dat beelden van de eyewitness picture producer vaak ook anoniem gepost worden, waardoor er vragen rijzen over de authenticiteit en legitimiteit van de beelden. Als nieuwsorganisaties hun nieuws dus baseren op amateurbeelden waarvan de afkomst niet bekend is, dan staan traditionele journalistieke noties van geloofwaardigheid in vraag, zoals fact-checking en bronnenkritek, aldus Andén-Papadopoulos en Pantti (2013: 969). Men kan
  • 21. 13 dit, volgens de auteurs, oplossen door UGC toch te tonen in combinatie met een waarschuwing zoals ‘beelden zijn niet bevestigd’. Als er beslissingen genomen moeten worden, gaat het dus ook om de relevantie en het belang van UGC (Sjovaag 2011). Tot slot is er nog het laatste repertoire, renewal. In dit repertoire gaan journalisten op zoek naar een alternatief voor de traditionele journalistiek. Hierbij willen ze hun professionele publieke rol verbeteren, door ook gebruik te maken van UGC. Dit zou ervoor zorgen dat een breder spectrum aan perspectieven aan bod kan komen en er meer materiaal is om uit te kiezen, waardoor een meer genuanceerde berichtgeving tot stand kan komen. Hierover zegt een journalist van het Svenska Dagbladet (Andén-Papadoploulos & Pantti 2013: 971): A long time ago there was maybe just one image from an event and everyone went for that image. In reality, you didn’t have a clue, it could be wrong, it could be rigged and so forth. [...] It should be the other way around now, that it increases the chances that we make the right turn, that we do the right thing, that we are objective and truthful. Hierbij veranderen deze journalisten ‘objectiviteit’ zoals we het kennen in de traditionele vorm om tot ‘transparantie’. Het gaat dan over een bepaalde openheid over de methodes die toegepast worden om het nieuws te selecteren en te produceren en de problemen die daarbij komen kijken: “I have to use [these amateur images] because there are no alternatives. You have to openly declare that we cannot control these images and we don’t know where they com from. [...] But [...] I think that people [have] become much better and critical in viewing images (Journalist van de openbare omroep in Zweden in Andén-Papadopoulos & Pantti 2013: 972). Maar Andén-Papadopoulos en Pantti (2013) argumenteren ook dat het ene repertoire het andere niet uitsluit, wat aantoont dat journalisten nog steeds in conflict zijn over hoe zij moeten omgaan met technolgoische, economische en culturele ontwikkelingen. 1.2.2.1. Embedding en Embellishing Maar studies wijzen uit dat journalisten het traditionele proces van gatekeeping net wél onder controle kunnen houden, ondanks de groei van UGC. Nieuwsorganisaties hebben namelijk narratieve strategieën ontwikkeld waardoor ze bijvoorbeeld amateurbeelden kunnen opnemen in het journalistieke product. Op deze manier verliezen ze dus de controle niet. Deze narratieve strategieën noemt Sjovaag (2011) embedding en embellishing. Het gaat dan
  • 22. 14 voornamelijk over het bewerken van UGC zodat het in het raamwerk van het nieuws past (Bridge & Sjovaag 2010). Bij embedding wordt de aanwezigheid van de amateur in feite genegeerd. Hierdoor behoudt de journalist de autoriteit en controle over het narratieve kader van een bepaalde gebeurtenis. Zo gaat de journalist de amateurbeelden opnemen of invoegen in een geheel wat hij tot dan toe al heeft gecreëerd (Sjovaag 2011). Hierbij krijgen de amateurbeelden de functie van ‘getuige’ en worden de beelden bijgevolg gebruikt als argumenten om het narratieve raamwerk van de journalist te staven. De amateurbeelden spreken volgens de journalisten ‘voor zichzelf’, waardoor dus ook geen commentaar wordt gegeven over de oorsprong van de beelden (Bridge & Sjovaag 2010). Sjovaag (2011) argumenteert daarnaast dat het gebruik van amateurbeelden bij embedding tot een minimum wordt beperkt en dat nieuwsorganisaties en journalisten de nieuwswaarde van amateurbeelden op een niet sensationele manier behandelen. Amateurbeelden worden dus bijvoorbeeld niet eindeloos herhaald in nieuwsuitzendingen. Bij embellishing daarentegen benadrukken nieuwsorganisaties amateurbeelden wel en creëren ze hierbij een zekere transparantie door te wijzen op de non-professionele herkomst van de beelden. Dit zorgt ervoor dat de verschillen tussen professionele beelden en amateurbeelden voor het publiek duidelijk worden (Wall & Zahed 2015). Doordat de amateurbeelden als belangrijk worden beschouwd, toont het de relevantie van de beelden aan voor het verhaal. Ook hier worden de beelden als bewijs gebruikt, niet zozeer om het narratieve raamwerk van de journalist te ondersteunen zoals bij embedding, maar als bewijs dat er net geen professionele beelden zijn van een bepaalde gebeurtenis (Sjovaag 2011). De narratieve strategie embellishing is bijvoorbeeld toegepast op de amateurbeelden waarop te zien was hoe de Iraanse studente Neda Agha-Soltan stierf. De studente werd in 2009 doodgeschoten tijdens een demonstratie in Iran. Een toeschouwer kon de moord vastleggen op zijn telefoon en stuurde de beelden door naar een vriend in Nederland. Deze vriend zette de beelden op YouTube, waarna ze werden opgepikt door nieuwsorganisaties (Knight & Cook 2013). Binnen enkele minuten zond CNN de amateurbeelden van Neda uit en beschouwde de nieuwsorganisatie het als een belangrijk nieuwsbericht. De beelden werden uiteindelijk niet alleen veel herhaald op televisie, ook werden ze gepubliceerd in kranten en verschenen ze op websites (Mortensen 2011b). Vaak waren de beelden wel bewerkt en werden ze voorzien van een voice over en bijschriften vooraleer ze werden uitgezonden. In tegenstelling tot eerder gebruikte amateurbeelden, bleef het originele beeldmateriaal online staan. Het ruwe materiaal bleef dus bestaan naast het geconstrueerde verhaal van nieuwsorganisaties (Knight & Cook 2013).
  • 23. 15 1.3. Deontologische ethiek Volgens Patrick Lee Plaisance (2014: 9) gaat ethiek over onze innerlijke strijd om iets wel of niet te doen wanneer verschillende waarden in ons geloofssysteem met elkaar botsten. Het verwijst dus naar de inspanningen die we leveren om redenen te vinden om meer aan te leunen bij een bepaald argument dan bij andere als er sprake is van een dilemma. Dit dilemma draait voornamelijk rond de vraag: wat is het (moreel) juiste om te doen? Maar binnen de ethiek bestaan verschillende theorieën, waaronder de deontologische ethiek. Een belangrijk aspect van deontologie is dat we zouden moeten leven aan de hand van morele regels en dat deze regels niet verbroken mogen worden, ook al is de uitkomst van onze handelingen beter als we de regels zouden verbreken. We moeten doen wat juist is, gewoon omdat het juist is (Patching & Hirst 2014). Er zijn ook heel wat zaken waarin journalisten zich moeten mengen die geen onderdeel uitmaken van de wet, maar vanuit een ethisch standpunt moeten bekeken worden (Frost 2007). Immanuel Kant argumenteert bijvoorbeeld dat er nooit misbruik mag gemaakt worden van mensen in de zin van ‘het doel heiligt de middelen. Dit is belangrijk voor de journalistiek omdat het veronderstelt dat reporters geen misbruik mogen maken van mensen of ze in gevaar mogen brengen om een verhaal te publiceren of uit te zenden (Patching & Hirst 2014). 1.3.1. Journalistieke deontologie en beelden Journalisten hebben bepaalde ethische normen en taken vanwege hun sociale rol (Ward 2010). Ze zorgen er namelijk voor dat het publiek de wereld rondom zich kan begrijpen, bijvoorbeeld door het publiek foto’s en video’s te laten zien (Irby 2014, Patching & Hirst 2014). Zwaan (2003: 46) haalt aan dat een beeld “een realistische en mechanische weergave van de werkelijkheid is” en dat het “lijkt [op] een natuurlijk spiegelbeeld van de werkelijkheid”. De kijker krijgt dus de kans om met zijn ogen een gebeurtenis waar te nemen waar hij helemaal niet aan deelneemt. Beelden kunnen daarnaast een emotionele impact hebben op het publiek omdat de kijker beelden nodig heeft om zich in te leven in de werkelijkheid en woorden dit effect niet helemaal hebben: [Het beeld spaart] onze gevoelens minder dan het woord. […] Woorden [schermen ons af] van de dingen en toestanden die ze beschrijven. Hoe aangrijpend die op zichzelf genomen ook mogen zijn, ze worden eerst gefilterd door de beschrijving, zodat hun appèl op ons gevoelsleven minder direct is (Zwaan 2003: 48).
  • 24. 16 Maar dat is niet de enige reden waarom nieuwsorganisaties gebruik maken van video’s en foto’s. Beelden zorgen ervoor dat we ons aangetrokken voelen tot het artikel of naar de nieuwsuitzending blijven kijken. Hierover schrijft Zwaan (2003: 44): [Het onderscheid tussen woord en beeld] blijkt wanneer onze blik als eerste naar de foto’s in de krant, of het televisiebeeld wordt getrokken. Geweld, schoonheid, intimiteit: anders dan het geschreven of gedrukte woord, prikkelt de loutere aanblik van het beeld de zintuigen. Beelden zorgen er dus voor dat mensen het nieuws aantrekkelijker vinden en kunnen het wereldbeeld van het publiek bepalen. (Keith & Schwalbe et al. 2006). Volgens Kenny Irby (2014) heeft dit wel tot gevolg dat de verantwoordelijkheid vergroot wordt van diegenen die foto’s en video’s verspreiden, aangezien ze namelijk beschouwd worden als dé leveranciers van visuele informatie. Irby (2014) argumenteert dat deze verantwoordelijkheid bestaat uit het voorzien van ‘het volledige plaatje’: wie is de bron van de foto of video, wie staat er in het kader, wat geeft het beeld weer en wanneer / waar / waarom werd het beeld gemaakt? Volgens de auteur is het verschaffen van deze context en informatie een essentieel element binnen de journalistieke deontologie en fotografie. Dit komt ook naar voor in de ‘Code van de raad voor de journalistiek’ in Vlaanderen. Deze code is goedgekeurd door de raad van bestuur van de VZW Vereniging van de Raad voor de Journalistiek. In deze vereniging zijn journalistenverenigingen, uitgeversfederaties, mediahuizen en persagentschappen vertegenwoordigd.8 De code wordt beschouwd als een leidraad voor de praktijk en bevat in totaal 27 artikelen.9 Het eerste artikel stelt dat “de journalist [waarheidsgetrouw] bericht”, want “dit vloeit voort uit het recht van het publiek om de waarheid te kennen”.10 Het tweede artikel geeft dan weer aan dat [D]e journalist [alleen informatie publiceert] waarvan de oorsprong hem gekend is. De journalist checkt de waarachtigheid van de informatie. In de mate van het mogelijke, en voor zover dit relevant is, maakt hij de bron van zijn informatie bekend.11                                                                                                                 8 Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op 21 januari 2016. 9 Ibid. 10 Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op 20 april 2016. 11 Ibid.
  • 25. 17 Maar de laatste jaren duiken er ook steeds meer en meer verontrustende foto’s op die ervoor zorgen dat fotografen, redacteurs en producers zich andere ethisch gerelateerde vragen moeten stellen. Aan de ene kant had je beelden van professionele fotografen, zoals een foto van Pablo Torres van de bomaanslag in Madrid in 2004, waarop een bebloed geamputeerd lichaamsdeel is te zien. Aan de andere kant kregen nieuwsorganisaties ook echter steeds meer te maken met beelden van amateurs, zoals bij de aanslag in Londen in 2005 en de tsunami. Op nieuwsredacties rees de vraag of zij aan hun publiek de foto van Torres moesten laten zien en of ze het beeld al dan niet digitaal moesten aanpassen. Daarnaast rees ook de vraag of gruwelijke amateurbeelden van de overlevenden van de aanslag in Londen moesten getoond worden of niet (Keith & Schwalbe et al. 2006: 246): Editors and producers were forced to decide whether images of the dead […] should be published because they captured “the true dimensions of the tragedy” or should be withheld because they might be disrespectful to the victims or offend readers. Keith en Schwalbe et al. (2006) argumenteren dat vanaf het moment dat een gruwelijk beeld is gemaakt, redacties voor een uitdaging staan. Publiceren ze het beeld of niet? Uit onderzoek blijkt dat sommige nieuwsorganisaties in de Verenigde Staten meerdere discussies hebben gehad over het al dan niet publiceren van foto’s van mensen die uit de WTC-torens sprongen bij de aanslagen van 9/11. Ook hier was de vraag of de foto’s niet te schokkend waren om te publiceren. Andere nieuwsredacties hebben er dan weer helemaal niet over gediscussieerd. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat het per nieuwsorganisatie kan verschillen wie de uiteindelijke beslissing neemt over het al dan niet publiceren van gruwelijke foto’s. Bij de ene redactie was het diegene die verantwoordelijk was voor de fotoredactie, bij een andere redactie ontstond er een samenwerking tussen verschillende beeldredacteuren en bij een derde categorie besliste iemand die helemaal geen fotografische achtergrond had (Kratzer & Kratzer 2003). Maar vooraleer er een beslissing gemaakt wordt, stellen Keith en Schwalbe et al. (2006) dat er verschillende elementen in overweging genomen moeten worden, onder andere: “the tolerance of readers and viewers, questions of privacy, and questions related to developing technology” (Keith & Schwalbe et al. 2006: 249). Deze elementen zullen nu besproken worden: 1. Impact op het publiek Fishman analyseerde 20 jaar lang Amerikaanse kranten, zowel print als online, en hieruit bleek dat in de laatste twee decennia van de 20ste eeuw, print en online kranten vrijwel nooit
  • 26. 18 lijken toonden. Daarnaast ondervroeg Fishman 21 nieuwsmedewerkers over dit thema. De meeste redacties gaven aan dat zij dit soort beelden zoveel mogelijk probeerden te beperken of te controleren om kijkers en lezers te behoeden voor pijnlijke reacties (Fishman 2003, Keith & Schwalbe et al. 2006). In een ander onderzoek werd duidelijk dat fotoredacteurs vragen zoals ‘Wat zou mijn vrouw of moeder denken van dit beeld?’ en ‘Wil je dit zien terwijl je aan het eten bent?’ in overweging namen vooraleer zij een beeld publiceerden. Dit wordt ook wel de breakfast test genoemd (Kratzer & Kratzer 2003). Clay Calvert (2012) argumenteert, net zoals Zwaan (2003), dat beelden een grotere emotionele impact kunnen hebben dan woorden alleen. En hoe groter de emotionele of psychologische impact van een foto, hoe groter de kans dat lezers zich beledigd voelen. Volgens Calvert kan het zelfs zo zijn dat het de geloofwaardigheid van een krant aantast. De lezers kunnen de publicatie van gruwelijke beelden namelijk beschouwen als sensatiezucht of voyeurisme. Het zijn ook deze lezers, aldus Calvert (2012), die stellen dat er geen enkele reden bestaat voor een krant om dit soort beelden te publiceren omdat het geen nieuwe feiten aanbrengt, voornamelijk als het gaat over oorlogsbeelden. Het is bijvoorbeeld algemene kennis dat zowel soldaten als burgers sterven tijdens een oorlog, waarom zouden er dan foto’s van gepubliceerd moeten worden? Aan de andere kant kan het publiceren van dit soort beelden de geloofwaardigheid van een krant versterken. Het publiceren van gruwelijke beelden toont in de ogen van sommige lezers namelijk aan dat de krant hard nieuws niet uit de weg gaat en de nieuwsorganisatie dus niet bang is om een moeilijk verhaal te vertellen, hoe onaangenaam het ook mag zijn voor de lezers. Hierover schreef Julie Jacobson van The Associated Press (Calvert 2012: 100): It is necessary to be bothered from time to time. It is too easy to sit at Starbuck’s far away across the sea and read about the casualty and then move on without much of another thought about it. It’s not as easy to see an image of that casualty and not think about it. I never expect to change the world or stop war with one picture, but only hope that I make some people think beyond their comfort zone and hope that a few of them will be moved into some kind of action… Daarnaast kan de geloofwaardigheid versterkt worden doordat de lezers zien dat een persoon dood is en ze niet zomaar een naam in de krant lezen en dus kan, zoals eerder beschreven, het beeld de werkelijkheid bevestigen (Zwaan 2003). Maar Calvert (2012) vraagt zich wel af of redacteurs niet de controle verliezen over wat nieuws is, met andere
  • 27. 19 woorden hun onafhankelijkheid, als ze zich te veel zorgen maken over het beledigen van hun publiek met hun content. 2. Privacy Calvert (2012) argumenteert dat er zo weinig mogelijk schade moet aangericht worden ten opzichte van nabestaanden bij het publiceren van gruwelijke foto’s en dat redacties moeten beseffen dat het een gevoelige kwestie blijft, omdat een beeld, zoals eerder gezegd, een grote emotionele impact kan hebben. Maar volgens de auteur (Calvert 2006) is privacy vaak het eerste wat sneuvelt in de journalistiek omdat we in onze westerse samenleving steeds meer uit zijn op sensatie. Journalisten moeten dan ook vaak balanceren tussen ‘the publics right to know’ en het recht van het slachtoffer en familieleden op privacy, waardigheid en emotionele rust. In de 27 artikelen van de ‘Code van de raad voor de journalistiek’ staat echter niets vermeldt over het gebruik van amateurbeelden. Wel wordt duidelijk dat de code vraagt aan de journalist om na te denken over hetgeen wat hij of zij publiceert met betrekking tot de menselijke waardigheid: 22. - De journalist houdt rekening met de rechten van eenieder die in de berichtgeving voorkomt. Hij weegt die rechten af tegenover het maatschappelijk belang van de informatie. 23. - De journalist respecteert het privéleven van personen en tast het niet verder aan dan noodzakelijk in het maatschappelijk belang van de berichtgeving. De journalist gaat in het bijzonder omzichtig om met mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie, zoals minderjarigen, slachtoffers van criminaliteit, rampen en ongevallen, en hun familie. 24. - De journalist respecteert de menselijke waardigheid en tast ze niet verder aan dan noodzakelijk is in het maatschappelijk belang van de berichtgeving12 . De journalist vermijdt overdrijving bij het vrijgeven van beelden en/of details, ook wanneer de feiten de publieke opinie sterk beroeren.13                                                                                                                 12 Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op 21 januari 2016.
  • 28. 20 Daarnaast staat in Artikel 11 dat de journalist zich “niet leent tot reclame of propaganda.” Artikel 15 beschreven dat de journalist loyale methodes moet gebruiken om informatie, foto’s, beelden en documenten te verkrijgen of te verwerken en hierbij geen misbruik mag maken van zijn positie ten opzichte van mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie. Aansluitend stelt Artikel 16 dat voor informatie niet betaald wordt. Alleen voor de exclusiviteit van beeldmateriaal of interviews mag betaald worden14 . 3. Veiligheid Naast de overwegingen over de gevoelens van het publiek, privacy en de waardigheid van het afgebeelde individu is er, volgens Keith en Schwalbe et al. (2006) nog een laatste element dat overwogen moet worden. Het gaat hierbij niet zozeer over het al dan niet publiceren van amateurbeelden, maar over het ethische aspect van het gebruik van nieuwe technologieën. In de 24 uren na de aanslag in Londen kreeg de website van de BBC zo’n 1000 foto’s en 20 video’s binnen, hoewel journalisten opriepen aan de burgers om zichzelf en anderen niet in gevaar te brengen om foto’s te maken van de aanslag. Het ethische aspect hierbij is of de combinatie van tragedie en nieuwe technologie een groep van ‘citizen paparazzi’ creëert in plaats van burgerjournalisten. 4. Nabijheid Volgens Renee Martin Kratzer en Brian Kratzer (2003) is er nog een vierde overweging die redacteurs moeten maken, namelijk ‘proximity’ (nabijheid). Hiervoor bestaat er de distance test. Dit is een test waarbij nieuwsorganisaties kijken naar hoe dicht slachtoffers staan bij de eigen samenleving. Afhankelijk daarvan wordt vaak bepaald in welke mate beelden van slachtoffers worden gepubliceerd of uitgezonden. Een redacteur uit het onderzoek van Kratzer en Kratzer (2003) naar de publicatie van beelden van slachtoffers van 9/11 formuleert het als volgt: “The farther away you are from a tragedy, the more graphic published pictures can be” (Kratzer & Kratzer 2003: 44). Dit is ook een argument dat Stijn Joye maakt (2010: 150): Foto’s van lijken en verminkte lichamen kwamen [...] het meest voor bij nieuwsverslagen van rampspoed in niet-westerse landen waarmee de afsand het grootst en de betrokkenheid het kleinst is.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                           13 Raad voor de Journalistiek, Journalistieke Code, http://www.rvdj.be/journalistieke-code, geraadpleegd op 21 januari 2016. 14 Ibid.
  • 29. 21 5. Compassion fatigue Compassion fatigue kan van invloed zijn op de nieuwswaardigheid van gruwelijke beelden. De media verspreiden heel wat beelden over slachtoffers van burgeroorlogen, genocides, rampen,… en geven op die manier een gezicht aan ‘leed’. De verwachting is dan dat het publiek hierop empathisch reageert (Höijer 2004). De auteur omschrijft compassie als een pijnlijke emotie die hand in hand gaat met het bewustzijn dat diegene die lijdt, zijn ongeluk niet verdient. Doordat er zoveel beelden worden verspreid van mensen die lijden in de media, kan er een soort van immuniteit ontstaat ten opzichte van deze beelden bij het publiek: “I cannot engage in it any longer. A dead body no longer touches me” (Höijer 2004: 525). Susan Moeller (1999: x) spreekt zelfs van horror fatigue: “When you’ve seen one starving baby, you’ve seen them all”. De fatigue ontstaat dus in feite vaak gewoon door overexposure van dit soort beelden. De emotionele impact van beelden, zoals eerder beschreven, werkt dus niet altijd en kan nefast zijn voor nieuwsberichten over rampen en oorlogen: Journalists want their coverage of crises to be a pageturner, but frequently the public’s response is to just turn the page (Moeller 1999: x). 6. Gruwelijke beelden op websites van nieuwsorganisaties Tegenwoordig worden (gruwelijke) beelden ook op het internet verspreid en dan onstaat de vraag bij nieuwsorganisaties of zij al dan niet die beelden ook moeten publiceren. Maar uit onderzoek van Pantti en Piet Bakker (2009), waarbij de auteurs keken naar hoe Nederlandse nieuwsorganisaties omgaan met amateurbeelden, blijkt dat er beelden op het internet circuleren die sommige nieuwsorganisaties nooit zouden publiceren of uitzenden. Vaak gaat het dan om expliciete beelden. Toch argumenteert een journalist van het Noordhollands Dagblad in het onderzoek dat de website van zijn krant sneller een (gruwelijk) beeld kan publiceren dan in het traditionele medium (Pantti & Bakker 2009: 482): We had a photo of a fatal accident. It showed the body in a bag. On the Internet we published the picture without any problems. But when we wanted to publish it in the newspaper, there were a lot of discussions. The Internet is different. It has a different impact. It is valued differently. 1.3.1.1. Gruwelijke beelden toch publiceren
  • 30. 22 In de vorige alinea’s werd al uitvoerig besproken waar rekening mee moet gehouden worden als nieuwsorganisaties in aanraking komen met gruwelijke foto’s, al dan niet in de vorm van UGC. Emmanuel Taïeb15 argumenteert dat nieuwsorganisaties het uitzenden of publiceren van gruwelijke beelden soms belangrijker vinden dan de de impact ervan op het publiek of de betrokkenen en hun nabestaanden. Nieuwsorganisaties kunnen dan beslissen om bepaalde technieken toe te passen, zoals het blurren van een gruwelijk beeld, om ongewenste onderdelen van de foto te verbergen of om sensatie en voyeurisme tegen te gaan. Taylor (2005) argumenteert dat blurren kan dienen om obsceniteit te verbergen, maar dat het net wél voor een prikkeling bij het publiek zorgt. Daarnaast geeft de auteur aan dat het blurren kan dienen om obsceniteit te verbergen. Ook cropping of bijsnijden is een algemeen aanvaarde techniek om beelden aan te passen. Zo werd de foto van Pablo Torres (van de bomaanslag in Madrid) door heel wat nieuwsorganisaties bijgesneden, zodat het bebloed lichaamsdeel niet meer op de foto stond die gepubliceerd zou worden. Hierover zei Frank Folwell, hoofdredacteur bij USA Today: “It was important to run the photo and show the horror, but [it] would be too grotesque to show body parts”.16 Ook voor expliciete video’s hebben nieuwsorganisatis verschillende opties. Krantenredacties kunnen bijvoorbeeld beslissen om één beeld uit de video te publiceren dat niet al te gruwelijk is. Een andere beslissing die krantenredacties kunnen nemen, is het in detail beschrijven van wat er in het filmpje gebeurt.17 Ook wat betreft de voorpagina van een krant moeten redacties beslissen of expliciete beelden al dan niet op de voorpagina gepubliceerd worden. Auteur Kelly McBride18 argumenteert dat verhalen op de voorpagina altijd begeleid moeten worden van beelden. Maar, zo stelt McBride, deze beelden mogen nooit te opdringerig zijn voor de lezer. Om dit te voorkomen kunnen foto’s op de voorpagina ook geblurred of bijgesneden worden. Journalist Simon P. Balzert19 geeft echter aan dat expliciete beelden niet per se op de voorpagina moeten staan. Redacties kunnen, volgens Balzert, ook kiezen om een kleinere versie van het expliciete beeld ergens anders in de krant te publiceren. Balzert geeft daarnaast nog een andere suggestie als het gaat om een reeks expliciete beelden: ‘Instead of publishing a series of graphic photos, pick the most expressive                                                                                                                 15 Taïeb, E., Should Images of Violence be Shown?, http://www.booksandideas.net/IMG/pdf/20151126_should_images_of_violence_be_shown.pdf, geraadpleegd op 27 januari 2016. 16 Irby, K., Beyond Taste: Editing Truth, http://www.poynter.org/2004/beyond-taste-editing-truth/21742/, geraadpleegd op 26 maart 2016. 17 Spinner, J., The Careful Calculations Behind Covering ISIS Execution Videos, http://ajr.org/2014/09/12/media-coverage-journalist-execusion-videos/, geraadpleegd op 26 maart 2016. 18 Bhatia, G., Here’s who is and isn’t redacting the explicit NY Daily News front, http://www.poynter.org/2015/heres-who-is-and-isnt-redacting-the-explicit-ny-daily-news-front/369465/, geraadpleegd op 26 maart 2016. 19 X, Bloodshed in the news – dealing with graphic images, http://onmedia.dw- akademie.com/english/?p=9779, geraadpleegd op 26 maart 2016.
  • 31. 23 and publish that one instead’20 . Bij nieuwsuitzendingen en op websites geeft men regelmatig eerst een waarschuwing vooraleer men de gruwelijke beelden toont of door kan klikken op de website om het beeld te zien. Op die manier kan het publiek zelf beslissen of ze de beelden al dan niet willen zien2122 (Silcock, Schwalbe et al. 2008). Wat betreft de privacy van slachtoffers, argumenteren Hayley Watson en Lemi Baruh et al. (2014) dat het belangrijk is om gezichten van slachtoffers en bijvoorbeeld ook nummerplaten van auto’s te blurren en dat, waar mogelijk, toestemming gevraagd wordt aan slachtoffers of nabestaanden om de beelden te publiceren of uit te zenden. Op deze manier kan de anonimiteit van de slachtoffers gegarandeerd worden. Taïeb23 stelt dat er drie maatregelen getroffen moeten worden inzake gruwelijke beelden. Ten eerste stelt Taïeb dat wanneer nieuwsorganisaties beslissen om bepaalde gruwelijke beelden niet uit te zenden of te publiceren, zij wel moeten vermelden dat er wel degelijk beelden van bestaan en dat zij hierbij een uitleg moeten voorzien over waarom zij deze beslissing hebben genomen. De auteur24 vindt dit belangrijk omdat de meeste beelden ook gewoon op het internet gevonden kunnen worden. Ten tweede argumenteert Taïeb25 dat nieuwsorganisaties hun publiek moeten uitleggen hoe gruwelijke beelden tot stand komen en hoe het publiek ze kan interpreteren, bijvoorbeeld als het gaat over onthoofdingsvideo’s van IS. Tot slot argumenteert Taïeb26 dat nieuwsorganisaties tot een overeenkomst moeten komen waarin een homogeen beleid staat beschreven over het uitzenden van dit soort beelden. Tot op welke hoogte moeten foto’s bijvoorbeeld geblurred worden? Keith en Schwalbe et al. (2006) argumenteren echter dat niet elke beslissing van een journalist gedekt kan zijn door een code en dat journalisten zelf ook moeten nadenken over de consequenties van hun publicaties. Keith en Schwalbe et al. (2006) vrezen anders dat een te uitgebreide ethische code zal leiden tot een verbodslijst. 1.4. Vlaamse nieuwsorganisaties                                                                                                                 20 Ibid. 21 Angwin, J. & Rose, M., When News Is Gruesome, What’s Too Graphic? http://www.wsj.com/articles/SB108077986846471007, geraadpleegd op 26 maart 2016. 22 Outing, S., Why Web News Has Different Standdars Than Print, TV News, http://www.poynter.org/2002/why-web-news-has-different-standards-than-print-tv-news/2365/, geraadpleegd op 26 maart 2016. 23 Taïeb, E., Should Images of Violence be Shown?, http://www.booksandideas.net/IMG/pdf/20151126_should_images_of_violence_be_shown.pdf, geraadpleegd op 27 januari 2016. 24 Ibid. 25 Ibid. 26 Ibid.
  • 32. 24 1.4.1. Kwaliteits- en populaire kranten Een belangrijk element binnen dit onderzoek is het verschil van gebruik van amateurbeelden bij kwaliteitskranten en populaire kranten. Het is daarom belangrijk om te bepalen wat een kwaliteitskrant is en wat een populaire krant. Manssens en Walgrave (1998: 6) argumenteren echter dat het niet altijd even gemakkelijk is om deze begrippen te definiëren én dat er verdeeldheid heerst over de indeling van de Vlaamse kranten in deze twee categorieën: “Over kwaliteit wordt veel gesproken, maar er is geen duidelijke maatstaf waaraan die kwaliteit gemeten zou kunnen worden”. (Mansens en Walgrave 1998: 6). Bijgevolg suggereren de auteurs dat de onderverdeling deels subjectief gebeurt. De Vlaamse kwaliteitskranten zijn volgens verschillende auteurs (Manssens en Walgrave 1998) De Tijd, de Standaard en De Morgen. In dit soort krant staat voornamelijk “nieuws over moeilijke, complexe en ingrijpende zaken”, met name politiek en economisch nieuws en moet de lezer enige inspanning leveren om het nieuws te begrijpen (Manssens & Walgrave 1998: 8). Andere kenmerken zijn: een sobere opmaak en titels en weinig foto’s (Manssens & Walgrave 1998). Laurence Hauttekeete, Wim Peersman et al. (2002: 357) maken wel de opmerking “dat als een krant aandacht heeft voor fotojournalistiek (zoals De Morgen), [dit niet wil zeggen] dat dergelijk dagblad een tabloid is. Het wordt pas problematisch als de foto’s de tekst gaan verdringen”. Populaire kranten daarentegen focussen meer op sport, human interest en lokaal nieuws gericht op het individu. Volgens Manssens en Walgrave (1998: 9) “gebruiken [ze] het persoonlijke verhaal als ingang om de complexe sociale realiteit begrijpelijk te maken”. In tegenstelling tot de kwaliteitskrant, is het nieuws voor de lezer in de populaire krant makkelijk te begrijpen en “geeft [het] de lezers “what they want”” (Manssens & Walgrave 1998: 9). Vlaamse populaire kranten zijn: Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen, Het Belang van Limburg en Het Nieuwsblad. 1.4.2. De openbare en commerciële omroep in Vlaanderen In dit onderzoek wordt ook uitgelicht of er verschillen zijn tussen het beleid van de VRT en VTM wat betreft het gebruik van amateurbeelden in hun nieuwsuitzendingen. Daarom zal ook in deze sectie getracht worden om een beeld te schetsen van de verschillen tussen deze openbare en publieke omroep. Openbare omroepen vertrekken meestal vanuit dezelfde basisprincipes: universele dienstverlening, diversiteit, kwaliteit, politieke onafhankelijkheid en innovatie. De Vlaamse overheid gaat ook uit van deze basisprincipes om de opdracht van de VRT vast te leggen.
  • 33. 25 Vanaf 1995 kwam daar nog een andere doelstelling bij. In dat jaar zakte het marktaandeel van de VRT tot een historisch dieptepunt en waren ingrijpende hervormingen nodig. Bijgevolg werd ‘bereik’ ook belangrijk: “Een zo groot mogelijk aantal kijkers en luisteraars bereiken met een diversiteit aan programma’s die de belangstelling van de kijkers en luisteraars wekken en er aan voldoen” (De Bens & Raeymaeckers 2010: 27). Volgens de auteurs zette dit nieuw element de openbare omroep onder druk “vooral omdat de beheersovereenkomst een koppeling tussen prestaties en financiering voorziet” (De Bens & Raeymaeckers 2010: 27). De VRT moet ook in gedachten houden dat het bereiken van zoveel mogelijk mensen niet het belangrijkste is en Els De Bens en Karin Raeymackers (2010) argumenteren dat het zelfs voor tabloidisering kan zorgen. Alexander Dhoest en Hilde Van den Bulck (2007: 112) geven aan dat de VRT gezien werd als gedegen, correct, betrouwbaar, sober en zakelijk en dat de openbare omroep dé zender was voor informatie- en kennisvergaring. Maar tegelijkertijd beschouwde de kijker de VRT decennialang ook als ontoegankelijk, afstandelijk, elitair, saai, braaf, klassiek en stijf. De eerste Vlaamse commerciële televisieomroep VTM, opgericht in 1989, werd geassocieerd met hele andere kenmerken: jong, fris, luchtig, opgewekt, amusant, laagdrempelig en pretentieloos. VTM werd zelfs beschouwd als televisie voor ‘de gewone Vlaming’ (Dhoest & Van den Bulck 2007:112). Anno 2016 zet VTM nog steeds in op [F]ris gemaakt entertainment en fictie van eigen bodem. VTM is complexloos, wil raken en biedt een warme welkom aan gans de familie. Op die manier is VTM uitgegroeid tot een merk dat actief in de gemeenschap staat en een sterke band met haar kijkers onderhoudt.27 1.4.2.1. Het Journaal en Het VTM Nieuws Sinardet en De Swert et al. (2004) geven aan dat nieuwsredacties bepaalde keuzes moeten maken, afhankelijk van het belang van de kwaliteit van hun berichtgeving of de hoeveelheid kijkers. Hierbij argumenteren de auteurs dat de VRT, omwille van haar publieke taak, meer focust op ‘harder’ nieuws dan VTM. In Het Journaal is er dus meer aandacht voor politiek, economie en internationale kwesties. ‘Zacht’ nieuws daarentegen wordt beschouwd als sensationeel of als een ‘verleuking’ van de berichtgeving. Hierbij horen de volgende onderwerpen: het koningshuis, entertainment en internationale sterren, sport, faits divers, verkeersongevallen, rampen en criminaliteit, wat men zou kunnen toepassen op Het VTM Nieuws. Toch blijkt uit het onderzoek van Sinardet en De Swert et al. (2004) dat Het Journaal                                                                                                                 27 Medialaan, Merken, http://medialaan.be/nl/merken, geraadpleegd op 4 april 2016.
  • 34. 26 de laatste jaren meer op Het VTM Nieuws is gaan lijken, dit wil zeggen dat er meer ‘zacht’ nieuws aan bod komt in de nieuwsuitzendingen van de VRT. Dit berust wel op onderzoek uit 2004. Een onderzoek uit 2010 geeft aan dat er een duidelijk onderscheid is tussen Het Journaal en Het VTM Nieuws. Zo blijft Het Journaal meer aandacht hebben voor buitenlands en politiek nieuws en minder voor criminaliteit. Hierover zegt Wim Willems (hoofdredacteur VRT Nieuws 2003-2013): In het verleden werd wel eens makkelijk beweerd dat Het journaal en Het nieuws kopieën van elkaar waren geworden. Ik ben blij vast te stellen dat wetenschappelijk onderzoek vandaag nog maar eens het tegendeel bewijst en onze bewuste redactionele keuzes voor buitenland en politiek zichtbaar maakt. We gaan bij VRT Nieuws resoluut voor evenwichtige, correcte nieuwsuitzendingen met een blik die verder reikt dan Vlaanderen en België.28 In 2014 maakte Bjorn Soenens bekend dat Het Journaal geen miseriejournalistiek meer mag brengen, maar moet focussen op oplossingsgerichte / constructieve journalistiek: “Het is onze missie bij VRT Nieuws: mensen verbinden, geen conflicten oppoken. Het haar uit de soep tonen, en niet enkel het haar tonen”.29 Hiermee bedoelt de huidige hoofdredacteur dat er meer context en een juister beeld van de wereld moet gegeven worden. “Een constructief verhaal doet veel meer om de wereld te veranderen dan het beeld van de zoveelste bom. Het stimuleert burgerschap, verhoogt het begrip. Ook dàt is constructieve journalstiek. The bigger picture tonen”.30 1.4.3. Vlaamse nieuwswebsites In dit onderzoek staan ook de websites van voorgenoemde nieuwsorganisaties centraal, want media convergeren steeds meer met elkaar. Dit wil zeggen dat televisieomroepen op hun websites niet alleen audiovisueel nieuws zetten, maar ook geschreven artikels publiceren. Ook bij kranten zie je dit verschijnsel, zij gaan naast hun geschreven artikels audiovisueel materiaal aanbieden (Segers & Bauwens 2010).                                                                                                                 28 VRT, Het Journaal: Duidelijk onderscheidend, http://www.vrt.be/nieuws/2011/02/het-journaal-duidelijk- onderscheidend, geraadpleegd op 13 januari 2016. 29 Soenens, B., Het nieuws moet inspireren, niet deprimeren, http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/opinieblog/analyse/1.2132674, geraadpleegd op 6 mei 2016. 30 Ibid.
  • 35. 27 De Standaard biedt op zijn website “het meest recente nieuws uit België en het buitenland, economie en geld, cultuur, sport en lifestyle”. 31 Hierbij wil de nieuwssite complementair zijn aan de krant.32 De website van De Morgen is daarentegen kleurrijker en meer visueel. 33 Daarnaast zet de online redactie van De Morgen in op “24/7 kwaliteitsjournalistiek, ijzersterke fotografie en multimedia die de actualiteit boeiend en levendig maken”.34 Tot slot geeft de krant aan dat de website kritisch en toegankelijk is en dat het een hoogopgeleid, kapitaalkrachtig publiek bereikt.35 De website van Het Laatste Nieuws is de grootste nieuwssite van Vlaanderen, met dagelijks net geen 2 miljoen bezoekers.36 Op de website staat nieuws, sport en showbizz centraal. Sinds 2014 is er voor elke gemeente in Vlaanderen een nieuwspagina voorzien. Hiermee wordt duidelijk dat HLN.be ook hoog inzet op regionaal nieuws. Bezoekers kunnen op deze pagina ook zelf hun foto’s uploaden.37 De website van Het Nieuwsblad heeft ongeveer hetzelfde profiel als HLN.be: “Bovenop een complete verslaggeving van het nieuws uit binnen- en buitenland, economie, lifestyle… schenkt nieuwsblad.be extra aandacht aan streek- en sportnieuws”.38 De VRT heeft de opdracht gekregen om zoveel mogelijk mensen te bereiken en besliste daarom om hun tv- en radio-content ook op het internet te plaatsen. Hierbij maakt de openbare omroep gebruik van twee soorten websites, namelijk themasites en netsites. Eén van de themasites is deredactie.be, hierop worden al de hoofdpunten en dossiers uit het nieuws geplaatst en is 24/7 beschikbaar. De website maakt zowel van tekst als video en audio gebruik.39 40                                                                                                                 31 De Standaard, http://www.standaard.be, geraadpleegd op 13 januari 2016. 32 Hoet, K., Digitale vernieuwing bij De Standaard, wij spraken met Johan Mortelmans, Digital Manager van De Standaard [interview], http://www.belgiancowboys.be/web/digitale-vernieuwing-bij-de-standaard-wij- spraken-met-johan-mortelmans-digital-manager-van-de-standaard-interview, geraadpleegd op 13 januari 2016. 33 Casteels, P., Herlancering De Morgen opnieuw uitgesteld, https://www.apache.be/2014/09/09/herlancering-de-morgen-opnieuw-uitgesteld/, geraadpleegd op 13 januari 2016. 34 De Morgen, http://zalm.demorgen.be, geraadpleegd op 13 januari 2016. 35 De Persgroep, De Morgen; Het upscale nieuwsmerk, http://www.persgroep.be/nl/onze-media/de-morgen, geraadpleegd op 21 januari 2016. 36 VRM, mediaconcentratierapport 2015. 37 De Persgroep, HLN.be/regio; het regionale kanaal op de grootste nieuwssite van Vlaanderen. http://www.persgroepadvertising.be/nl/onze-merken/het-laatste-nieuws/hlnbe-regio#tabs-1, geraadpleegd op 13 januari 2016. 38 Het Nieuwsblad, www.nieuwsblad.be, geraadpleegd op 13 januari 2016. 39 VRT, Vragen?, http://www.vrt.be/faq/waarom-heeft-de-vrt-meerdere-websites, geraadpleegd op 13 januari 2016. 40 VRT, deredactie.be, http://www.vrt.be/en/deredactiebe, geraadpleegd op 21 januari 2016.
  • 36. 28 Tot slot brengt de nieuwswebsites van VTM “het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, sport en entertainment”.41 Daarnaast zet het in op het visuele: de website heeft een frisse eigentijdse lay-out.42 1.5. Conclusie Dit deel van deze thesis ging in op verschillende theorieën die relevant zijn voor dit onderzoek. Ten eerste werd ingegaan op de definiëring van UGC en citizen journalism. Hierbij werd duidelijk dat er geen eenduidige definitie bestaat. Vervolgens werden theorieën over gatekeeping besproken waaruit bleek dat nieuwsorganisaties manieren hebben gevonden om amateurbeelden te hanteren en tegelijkertijd hun traditionele journalistieke waarden weten te behouden. Ten derde kwam in dit deel aan bod hoe de journalist op deontologisch vlak kan omgaan met expliciete beelden. Tot slot werd ingegaan op de verschillen tussen nieuwsorganisaties in Vlaanderen, met name de verschillen tussen kwaliteits- en populaire kranten en de openbare omroep VRT en commerciële omroep VTM.                                                                                                                 41 De Persgroep, VTM; Dé familiezender van Vlaanderen, http://www.persgroep.be/nl/onze-media/vtm, geraadpleegd op 21 januari 2016. 42 VTM Nieuws, VTM Nieuws lanceert nieuwe app en website, http://nieuws.vtm.be/cultuur-media/133791- vtm-nieuws-lanceert-nieuwe-app-en-website, geraadpleegd op 13 januari 2016.
  • 37. 29 ANALYSE 2. De eerste paragraaf van het empirisch deel geeft een antwoord op de eerste deelvraag: ‘Hoe staan verschillende nieuwsorganisaties in Vlaanderen ten opzichte van de verspreiding van amateurbeelden en het gebruik ervan binnen hun eigen nieuwsorganisatie?’ Ten eerste zal ingegaan worden op hoe de verschillende nieuwsorganisaties binnen dit onderzoek amateurbeelden definiëren. Vervolgens wordt besproken welke houding de nieuwsorganisaties aannemen ten opzichte van de opkomst en het gebruik van amateurbeelden. 2.1. Definiëring van amateurbeelden Uit de literatuurstudie blijkt dat er verschillende ideeën en definities bestaan over wat een amateurbeeld concreet is en over wie de (amateur)beelden maakt. Hierdoor is er ook een gebrek aan duidelijkheid en conceptualisering (Mortensen 2011 Singer & Hermida et al. 2011). Dit wordt nogmaals duidelijk wanneer er gekeken wordt naar hoe de nieuwsorganisaties binnen dit onderzoek amateurbeelden beschrijven, aangezien uit de interviews drie verschillende visies naar voren komen. De eerste visie sluit aan bij de definitie van Knight en Cook (2013), namelijk dat amateurbeelden of UGC verwijzen naar al het nieuwsmateriaal dat is gecreëerd door iemand die geen professionele journalist is. Nieuwsorganisaties zoals De Standaard (online), VTM, HLN, deredactie en Het Journaal volgen deze redenering. Amateurbeelden zijn voor mij, hebben niets met de kwaliteit te maken, maar hebben wel te maken met wie ze aanlevert. […] Amateurbeelden zijn voor mij dingen die gedraaid zijn door mensen die niet in het beroep van journalist zitten. De user- generated-content van mensen die niet in het vak zitten, maar toch iets gemaakt hebben. (hoofdredacteur Het Journaal) De tweede visie houdt in dat amateurbeelden in eerste instantie gemaakt worden door het grote publiek, maar ook door professionele journalisten, aangezien zij geen professionele fotografen zijn. Deze visie wordt door Het Nieuwsblad gehanteerd:
  • 38. 30 [A]ls onze schrijvende journalist ergens ter plaatse is, dan kunnen wij eens vragen aan hem van, maak snel een foto met uw smartphone voor de site. Dat zouden we onder die categorie amateurbeelden kunnen plaatsen. Allez, dat is geen beeld gemaakt door iemand wiens beroep het is om beelden te maken. […] Anderzijds heb je heel veel […] beelden die door het grote publiek zijn gemaakt, die op social media gedeeld worden, die gemaild worden naar ons. (channel manager Het Nieuwsblad). Tot slot zijn er nog de nieuwsorganisaties die geen onderscheid maken tussen amateurbeelden en professionele beelden: “[Ik laat dat] aan de professoren van de VUB om dat te bepalen. [I]k maak die [definitie] niet meer in mijn hoofd. Beelden zijn beelden”, aldus de chef digitaal van De Morgen. Ook bij De Standaard (krant) wordt geen onderscheid gemaakt: Kijk, er wordt vaak gezegd van iedereen is tegenwoordig fotograaf. En dat is in sé ook zo, iedereen maakt wel eens een foto. […] Dus […] in wezen maakt het mij niet zoveel uit van wat een foto komt, wie die gemaakt heeft. Maar ik moet gewoon zeker zijn dat het een authentiek beeld is. (chef beeld, De Standaard) Uit deze twee quotes blijkt dat de oorsprong van beelden bij deze visie van minder belang is, zolang de beelden maar authentiek zijn, en dat amateurbeelden voor De Morgen en De Standaard (krant) zo gebruikelijk zijn geworden dat ze evenwaardig gesteld worden aan professionele beelden. De definiëring van amateurbeelden blijkt uit voorgaande al niet eenvoudig en daarbij komen de drie visies op de helling te staan van zodra beelden op semiprofessionele wijze worden gemaakt door actoren met een specifieke agenda. In de inleiding werd al duidelijk dat hier in Vlaanderen een discussie was ontstaan over het gebruik van beelden van IS. In dit deel wordt gekeken of de nieuwsorganisaties in dit onderzoek de foto’s en video’s van IS ook beschouwen als amateurbeelden en of deze beelden overeenkomstig zijn met de visies die hierboven zijn besproken. Uit de interviews blijkt dat alleen De Standaard de beelden van IS als amateurbeelden beschouwt: “Ik bedoel, als IS, als zij foto’s maken van mensen die ze aan het onthoofden zijn, of onthoofd hebben, dat zijn amateurfotografen. […] Zij sturen u beelden door” (chef beeld De Standaard). In tegenstelling tot wat de chef beeld van De Standaard eerder zei, namelijk dat hij geen onderscheid maakt tussen amateurbeelden en professionele
  • 39. 31 beelden, doet hij dat hier net wél. Op de vraag of de website van de Standaard de foto’s en video’s van IS ook beschouwt als amateurbeelden, wordt het volgende geantwoord: In zekere zin wel. Het zijn ook beelden die aangeboden worden via openbare sociale netwerkkanalen. Omdat je dat kan overnemen, maar dat wil daarvoor niet zeggen dat je die altijd overneemt, [want het is] geen neutraal ooggetuigenverslag van één of ander nieuwsfeit of natuurfenomeen”. (nieuwsmanager De Standaard) Alle andere nieuwsorganisaties zijn ervan overtuigd dat foto’s en video’s van IS geen amateurbeelden zijn, omdat, zo wordt geargumenteerd, de beelden onder andere semiprofessioneel tot zeer professioneel worden gemaakt en gemonteerd. Dit is in overeenstemming met de argumentatie van Farwell (2014) en Mortensen (2011). Zo stelt Farwell (2014) dat IS op een professionele manier beeldmateriaal creëert en argumenteert Mortensen (2011) dat de term ‘amateur’ zijn betekenis verliest van zodra activisten beelden produceren en distribueren op een (semi)professionele manier. Zo zegt bijvoorbeeld de hoofdredacteur van Het Journaal: “[De beelden van IS zijn] zeer professioneel gemaakte beelden, dat is HD-kwaliteit, dat is geregisseerd, in scène gezet, terwijl de realiteit wel klopt natuurlijk. Men executeert wel degelijk mensen”. Ook de eindredacteuren van VTM Nieuws en de online nieuwsdienst van VTM sluiten zich aan bij de hoofdredacteur van Het Journaal: Er is ook duidelijk gemaakt dat [IS] zeer professioneel te werk gaat, ook qua mensen als qua materiaal. Ik beschouw dat niet als amateurbeeld. Dit zijn wel degelijk zeer bedoelde filmpjes, films, die zij maken, gemaakt hebben door professionals, met professioneel materiaal, die daar ook een bedoeling bij hebben”. (eindredacteur VTM Nieuws) Alle nieuwsorganisaties zijn het er wel over eens dat IS met behulp van de video’s propaganda voert. Hierover zegt de hoofdredacteur van deredactie: [Ik beschouw] dat niet als UGC, maar eerder als propagandamateriaal. Je weet dat het echt georganiseerd en wordt gepubliceerd [en] dat je daar een bepaald verhaal meespeelt. En ja, ik gebruik het woord propaganda, want dat is het uiteindelijk. ’t Is ook geen gewone PR meer, hé. […] Je merkt ook dat zij de kanalen van sociale media zeer goed beheersen, dat ze ook zeer goed de content ervoor kunnen maken. dat ze daar heel goed weten van wat moeten wij maken om op die kanalen te gaan
  • 40. 32 scoren. Dus ja, ’t gaat verder dan pure PR. ’t Is echt een propagandamachine geworden. (hoofdredacteur deredactie) VTM stelt dat ook haar nieuwsredacties het beeldmateriaal van IS beschouwen als propaganda, omdat de beelden gemaakt zijn met de bedoeling om een bepaald doel te bereiken. Dit doel is volgens de hoofdredacteur van Het Journaal het bang maken van het Westen, “wat hen uitstekend lukt”. De nieuwsmanager van De Standaard (online) geeft tot slot nog aan dat het “gewoon [de] strategie van IS is om te choqueren”. Uit deze uitspraken wordt duidelijk dat activisten ook misbruik kunnen maken van technologie en sociale media als information warfare tools (Van Leuven & Deprez 2013) en dat er door de nieuwsorganisaties in dit onderzoek een onderscheid gemaakt wordt tussen amateurbeelden, zoals hierboven gedefinieerd, en beelden die geproduceerd zijn door semiprofessionele actoren met een agenda. 2.2. Meningen over amateurbeelden Alle nieuwsorganisaties in dit onderzoek staan positief ten opzichte van amateurbeelden. Zo wordt er gesproken over amateurbeelden als een verrijking van het nieuwsaanbod en de verslaggeving, een wereld die is opengegaan en als een ongelooflijke rijkdom. Dit is niet alleen per sé zo bij breaking news: We hadden deze week een stukje op de site, kwam wel van HLN.be, maar was doorgeplaatst bij ons, van een mens die sterft door een stier in Pamplona, ook amateurbeelden gefilmd. Dat is meer dan een ongeval, want dat is geen toevallig ongeval. Zolang ze op die manier dergelijke wedstrijden […] gaan organiseren, ga je dit soort ongevallen krijgen. Daarom dat ik vond dat wij dat wel mochten tonen (chef digitaal De Morgen). Ik kan onmogelijk een krant maken met alleen maar amateurbeelden. Maar er is altijd wel ruimte, het criterium blijft, kijk als die amateur het beste beeld heeft. Stel dat het verkiezingen zijn en ik stuur daar Jimmy Kets naartoe, die één van de beste fotografen is hier en die maakt goede beelden, maar er is daar een amateur die zeg maar hét beeld heeft van ik zeg maar Di Rupo en De Wever of zo, ja, dan komt die in de krant. Ik zeg het, ik ga zeker niet neerkijken op amateurfotografie (chef beeld De Standaard).
  • 41. 33 Een veelgehoord argument is dat je maar beter beelden gebruikt als ze er zijn, of dat nu professionele beelden zijn of amateurbeelden. Op die manier kan het publiek zich veel meer een voorstelling maken van een bepaalde gebeurtenis. Omdat je altijd maar beter toont wat er gebeurt, [beelden] zijn toch het ultieme bewijs dat het zo is. Jij gaat toch ook veel meer geloven dat er een mens op de maan geland is, als je hem ziet uit die raket stappen en de Amerikaanse vlag op de maan zetten. Dan pas ben je 100 procent zeker dat het gebeurd is. Als er iemand op het midden van het dorpsplein komt vertellen van, er is iemand op de maan gestapt, dan ga je misschien zeggen, ’t zal wel zijn en ik ga de Lotto winnen (chef digitaal De Morgen). Deze redeneringen zijn in overeenstemming met de argumentaties van Zwaan (2003), Sjovaag (2011) en Moeller (1999). Deze auteurs argumenteren namelijk dat nieuwsorganisaties gebruik moeten maken van beelden in hun verslaggeving. Zwaan (2003) en Moeller (1999) argumenteren bovendien dat beelden ook informatie kunnen overbrengen en dat gebeurtenissen door het gebruik van beelden bevestigd kunnen worden, aangezien beelden vastleggen wat er gebeurt. Beelden kunnen dus beschouwd worden als bewijskracht. Omdat alle nieuwsorganisaties een positieve houding aannemen ten opzichte van amateurbeelden, zouden ze ingedeeld kunnen worden in het renewal repertoire van Andén- Papadopoulos en Pantti (2013). In dit repertoire staan journalisten open voor het gebruik van amateurbeelden. Maar de nieuwsorganisaties in dit onderzoek dragen onder andere betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en fact-checking hoog in het vaandel en zullen dan bijvoorbeeld gebruik maken van waarschuwingen zoals ‘beelden zijn niet bevestigd’ als zij amateurbeelden willen gebruiken. Daarom kunnen de nieuwsorganisaties ook ingedeeld worden in het repertoire resignation. Dit toont ook aan dat de repertoires elkaar niet uitsluiten, zoals Andén-Papadopoulos en Pantti (2013) aantonen. Je moet gebruik maken van al de technologie die er bestaat. Je kan daardoor dus dingen zien die je vroeger niet of minder snel kon zien en dus ook tonen. Tegelijk maakt het het er voor ons niet makkelijker op omdat je natuurlijk, of het nu gaat om een tekstbron of een beeldbron, dat maakt geen verschil. Je moet altijd weten wie wat waar en waarom het ons bereikt, hè. Het is alleen wat extra werk. (eindredacteur VTM Nieuws)
  • 42. 34 Deze paragraaf focuste in eerste instantie op de definiëring van amateurbeelden door de nieuwsorganisaties in dit onderzoek en welke houding zij aannemen ten opzichte van amateurbeelden. Ten eerste definiëren vrijwel alle nieuwsorganisaties amateurbeelden aan de hand van wie de beelden produceert. Als het geen professionele fotografen of journalisten zijn die beelden maken, dan zijn het amateurbeelden. Alleen de channel manager van Het Nieuwsblad argumenteert dat professionele journalisten ook amateurbeelden kunnen maken. Er zijn echter ook nieuwsorganisaties die op zich geen onderscheid willen maken tussen amateurbeelden en professionele beelden omdat er voor hen geen eenduidige definitie bestaat over wat amateurbeelden precies zijn of omdat het voor hen niet uitmaakt waar beelden vandaan komen. Ten tweede werd in deze paragraaf duidelijk dat alle nieuwsorganisaties, op één na, de foto’s en video’s van IS niet categoriseren als amateurbeelden omdat IS beelden op (semi)professionele wijze produceert en verspreidt. Tot slot kwam uit de interviews naar voren dat alle nieuwsorganisaties open staan voor het gebruik van amateurbeelden in hun medium. Toch werd duidelijk dat de nieuwsorganisaties niet zomaar amateurbeelden gebruiken; de beelden moeten bijvoorbeeld gecontroleerd zijn op hun authenticiteit. In de volgende paragraaf zal onder andere dieper ingegaan worden op de regels en richtlijnen voor het gebruik van (expliciete) amateurbeelden en de manier waarop amateurbeelden verzameld worden.