Omgevingsboek

1. TIJDBEWAKER
Wat doe ik?
Ö Ik houd de tijd in het oog.
Ö Ik waarschuw de groep als de tijd bijna op is.
Ö Ik moedig de groep aan door te werken.
Ö Ik zeg wanneer het tijd is om aan de
volgende opdracht te beginnen.
Wat zeg ik?
Ö “Het is bijna tijd!”
Ö “We hebben nog … minuten.”
Ö “We moeten sneller doorwerken.”
Ö “We moeten stoppen. Het is tijd.”
Ö “We hebben voor deze opdracht …
minuten.”
MATERIAALMEESTER
Wat doe ik?
Ö Ik haal het materiaal en verdeel het.
Ö Ik breng het materiaal terug.
Ö Ik zorg dat iedereen helpt opruimen.
Ö Ik let erop dat we zorg dragen voor het
materiaal.
Wat zeg ik?
Ö “Wat hebben we nodig?”
Ö “Ik zal het materiaal halen.”
Ö “Iedereen moet helpen opruimen.”
Ö “Help eens mee.”
Ö “Wie heeft …?”
Ö “We moeten zorg dragen voor het materiaal.”
SCHRIJVER
Wat doe ik?
Ö Ik schrijf het groepsantwoord op.
Ö Ik ga na of iedereen akkoord gaat.
Ö Ik lees het antwoord eens voor ter controle.
Wat zeg ik?
Ö “Gaat iedereen akkoord?”
Ö “Mag ik dit antwoord opschrijven?”
Ö “Ik schreef op: … Goed?”

2. STILTEKAPITEIN
Wat doe ik?
Ö Ik zorg dat we niet te luid praten.
Ö Ik zorg ervoor dat we de andere groepen niet storen.
Wat zeg ik?
Ö “We maken te veel lawaai. We moeten stiller praten.”
Ö “We moeten onze teamstemmen gebruiken.”
Ö “SST! We mogen de andere groepen niet storen.”
Ö “Kom wat dichter zitten zodat we elkaar goed
verstaan.”
AANMOEDIGER
Wat doe ik?
Ö Ik geef een compliment.
Ö Ik zeg wat er goed ging.
Ö Ik moedig de groep aan.
Wat zeg ik?
Ö “We hebben goed doorgewerkt!”
Ö “Een pluim voor jou!”
Ö “We hebben goed samengewerkt.”
Ö “Komaan, nog even doorwerken. We zijn er bijna!”
Ö “Niet opgeven! Het lukt wel als we goed samenwerken!”
GESPREKSLEIDER
Wat doe ik?
Ö Ik zorg ervoor dat het duidelijk is wat we
moeten doen.
Ö Ik zorg ervoor dat we bij de opdracht blijven.
Ö Ik verdeel de beurten.
Ö Ik zorg ervoor dat iedereen meewerkt.
Wat zeg ik?
Ö “Wie zegt nog eens wat we moeten doen?”
Ö “Hoe gaan we dit aanpakken?”
Ö “Wie gaat dit doen?”
Ö “Wat denk jij?”
Ö “Kom, laten we verder doen.”