Deze presentatie schetst betekenis en context van de informatiegestuurde politiezorg in België.

1. IGPZ
Context en betekenis
J. Vastmans - PLOT - 2009
1

2. Geraadpleegde bronnen
Bruggeman W., Van Branteghem J.-M. en Van Nuffel D.
J.-
(2007), Naar een excellente politiezorg, Brussel, Uitgeverij
Politeia nv
Aerschot,
Van Aerschot, D. (2007), Optimale bedrijfsvoering bij de
politie. Blauw beter op straat, Maklu
2

3. Context
Meer blauw op straat = meer veiligheid en tevredenheid
bij de burger?
Afstemming politionele inzet op belangrijkste
problemen criminaliteit en onveiligheid
3

4. Voorgeschiedenis
Groot-Brittannië (Kent), jaren '90
National Intelligence Model (NIM)
België: NVP 2003-2004: “IGPZ”
4

5. Belgische context
Wet 8/12/1992 (bescherming persoonlijke levenssfeer)
WPA art. 44/1 e.v. (informatiebeheer)
WGP art. 93 (organisatie en werking Fed Pol – AIK - CIC)
WGP art. 105bis (organisatie en werking AIK)
WGP art. 162 (overleg)
WSV art. 28 bis (opsporings-
onderzoek en proact. recherche)
Wet 6/1/2003 (BOM)
Wet 27/12/2005 (reparatiewet BOM)
NVP 2003-2004, 2004-2007, 2008-2011
MFO-6 (werkingen organisatie AIK)
MFO-3 (informatiebeheer)
PLP-37 (informatie-inwinning en –doorsturing structureren)
5

6. Visietekst excellente politiezorg
GGPZ = politiespecifieke
werkwijze
IGPZ = politiespecifieke
werkwijze
OBV = niet politiespecifiek

7. Belgische definitie IGPZ
"De voortdurende zorg van de geïntegreerde politiedienst
om op basis van informatie over onveiligheid,
leefbaarheid en criminaliteit en over de politiewerking
(ervaringen en vaardigheden), de organisatie strategisch,
tactisch en operationeel, aan te sturen"

8. Doel
betere resultaten
8

9. Betekenisverlening en interpretatie
Kennis
Informatie
Gegevens
9

10. 5 kenmerken IGPZ
IGPZ
10

11. Doelbepalend
Op basis van informatie en kennis keuzes maken en
gerichte activiteiten uitvoeren – evalueren en bijsturen
11

12. Doelbepalend
P
doelstellingen
D
sturen
C
evalueren
A
bijsturen
12

13. Doelbepalend
P
doelstellingen
D
sturen
C
evalueren
A
bijsturen
13

14. Doelgericht
Op basis van informatie en kennis, concreet sturen van
medewerkers
14

15. Doelgericht
Op basis van informatie en kennis, concreet sturen van
medewerkers
15

16. Pro- en reactief
Permanent inwinnen van informatie, zowel voor als na
gebeurtenissen
16

17. Meerwaarde biedend
Noodzakelijke informatie met een concreet belang in
termen van kwaliteit, effectiviteit, efficiëntie inzamelen,
opslaan, verwerken, gebruiken en verspreiden.
17

18. Uitwisseling
Tussen alle medewerkers, diensten, afdelingen, binnen en
buiten de organisatie
18

19. 5 kenmerken IGPZ
Informatie
& analyse
19

20. Enkele aspecten van IGPZ
informatie en analyse = centrale rol => beeldvorming
in kerntaken richten op de belangrijkste problemen
voor gemeenschappen en overheid
medewerkers BPZ = "ogen en oren" van de
geïntegreerde politie
medewerkers GPZ: expertise, ervaring en informatie ter
beschikking stellen van alle componenten GPI
gerichte en gestuurde info-inzameling en -verwerking
20

21. Voorwaarden
Goed werkende informatiecyclus Fed Pol / Lok Pol
Naleving gerechtelijke/bestuurlijke regelgeving
Kwaliteitsvolle informatiehuishouding
Scharnier: NIK/AIK/LIK
21

22. Attitude
empathie
zoeken en bieden van meerwaarde
loyauteit
leiderschap
22

23. Voorbeelden
23

24. Voorbeelden interventie
top 5 van veelplegers en hot-spots
extra aandacht
extra informatie inzamelen
extra optreden in hun richting
briefingruimte geen 25 foto's van personen, wel top 10
met meer en betere informatie
24

25. Voorbeelden interventie
briefing: informatie die de komende 8 uren relevant is -
ploegen worden gestuurd
correcte informatie op maat bij elke interventie
chefs krijgen op het einde van de dienst informatie 'op
maat' over de prestaties van de ploegen
informatiegaring als vast onderdeel in de
functioneringsgesprekken
25

26. Voorbeelden wijkpolitie
wijkscans
wijkteams gericht op informatie in de wijk
wijkteams ontplooien gerichte activiteiten op
geselecteerde plaatsen en tijdstippen (hot-spots)
wijkpolitie geeft aan interventie de hot-spots aan en de
verwachtingen tav de ploegen
wijkveiligheidsrapportage
wijkagenten krijgen informatie
op maat over hun wijk
wijkagent kent overlastgevers,
criminelen en belangrijke
partners
26

27. Voorbeelden wijkpolitie
wijkteams richten zich op 20% van de personen die 80%
van de problemen veroorzaken
wijkagenten worden geholpen door informatie op maat
over veelplegers in de wijk
wijkagenten leveren bijdrage in rechercheonderzoeken
wijkteams krijgen feedback van recherche
wijkteams werken aan concrete operationele doelen en
zijn aanspreekbaar op de verrichte activiteiten
wijkhoofden zijn verantwoordelijk voor en
aanspreekbaar op resultaten
27

29. Voorbeelden recherche
Recherche levert belangrijke bijdrage aan de
probleemgerichte aanpak van veiligheid in de wijk
Opsporing richt zich op veelplegers
Werkopdrachten terugkoppelen - input voor nieuwe
briefing
29

30. Voorbeelden recherche
recherche zet verzoek om extra informatie uit via de
briefing wijkpolitie/interventie/verkeer
terugkoppeling naar recherche
resultaten en informatie
uit onderzoeken terugkoppelen
naar wijkpolitie
rechercheurs krijgen informatie
op maat aangeleverd
30

31. Voorbeelden onthaal
medewerkers onthaal kennen de top-10 van veelplegers
en hot-spots (briefings en werkoverleg)
receptionisten en telefonisten zijn zich bewust van hun
cruciale rol bij verzameling van informatie
veel aandacht voor kwalitatief goede en informatief rijke
aangiftes en klachten
31

32. Voorbeelden onthaal
medewerkers van het call-center worden gebrieft m.b.t.
bijzonderheden die dag
onthaalmedewerkers krijgen automatisch berichten op
scherm, bv. ernstig milieu-incident
chefs krijgen informatie op maat over de werkdruk op
het gebied van aangiften
32

34. Film: IGPZ Groningen – Nederlandse terminologie
Basiseenheid : naar grootte te vergelijken met een
gemiddeld lokaal korps in België
BMT : basismanagementteam = managementteam van
een basiseenheid
ME : mobiele eenheid = korps bestemd voor
ordehandhaving, vergelijkbaar met Hycap
PING : computersysteem
BPS: computersysteem
RBS: computersysteem
34

36. 2009
36

38. W’s?
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarmee?
Welke wijze?
38

39. ADVIES