Ochtenddienst 2 oktober 2011 09:30
Voorganger: Dhr den Admirant
Organist: MW van der Pol
Thema: Doop, Israël en het binnengaan in het koninkrijk
Luister mee via www.kerknoordwolde.nl
God is licht en werkt in Zijn plan via duisternis. Hij zet zelfs een tegenstander in om dat te realiseren en Zijn liefde te doen kennen aan alle mensen.
God bewerkt alles overeenkomstig de raad van Zijn wil. Hij volvoert Zijn grote plan in vijf tijdperken en zal dat tot een goed einde brengen. Zijn voornemen van eonen voert Hij uit in Christus Jezus, in deze tijd door de gemeente die het lichaam van Christus is.
God is operating all in accord with the counsel of His will
1. Brief aan de Galaten
-26-
zonen – lotgenieters - vrijheid
2. 4. Toen echter het complement van de tijd
kwam, -vaardigde .God zfZijn .Zoon af, |geboren๏*
uuit een vrouw, |geboren๏* ononder de wet,
afvaardiging van Zijn Zoon : bijzondere missie het kruis
geworden uit een vrouw : Maria/Mirjam/Israël/Juda
geworden onder de wet : Thora van Mozes
(stond allang vast dat die zou verdwijnen)
Hebreeën 8:5-13
3. Nu heeft Hij echter een zoveel voortreffelijker bediening
ontvangen, zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar
is: dat in betere beloften is vastgelegd. Hebr. 8:6
Immers, als dat eerste onberispelijk geweest was, zou
er voor een tweede geen plaats zijn gezocht. Hebr. 8:7
4. Want berispend zegt Hij tegen hen: Zie, de dagen komen,
spreekt de Heer, dat Ik met het huis van Israël en met
het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten. Hb. 8:8
5. niet overeenkomstig het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten
heb, op de dag toen Ik hen bij de hand nam om hen uit het land
Egypte uit te leiden. Want zij bleven niet in Mijn verbond en Ik heb
geen acht op hen geslagen, zegt de Heer. Hb.8:9
beter verbond
6. Want dit is het verbond dat Ik met het huis van Israël sluiten zal
na die dagen, zegt de Heer: Ik zal Mijn wetten in hun verstand
geven en Ik zal die in hun hart schrijven Ik zal hun tot een God
zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. Hb. 8:10
7. En zij zullen beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn
broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heer. Want zij allen
zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen. Hb.8:11
8. Want Ik zal wat hun ongerechtigheden betreft genadig zijn en hun
zonden en wetteloosheden beslist niet meer herinneren.
Hb. 8:12
genadig zijn = hileos = bescherming
vergelijk: hilasmos (bescherming),
hilastèrion (beschermdeksel)
9. Als Hij spreekt van een nieuw, heeft Hij het eerste verouderd.
En wat oud is en bouwvallig (gammel), is nabij de verdwijning.
Hb.8:13
Situatie van het oude
verbond, door Jeremia
al uitgesproken.
10. Galaten 4:5
opdat Hij .hen, die ononder de wet zijn,
uitkooptfc, opdat wij het zoonschap
krijgenc.
losgekocht, uitgekocht van
onder de wet :
zoon-plaatsing / zoonschap
Vrij!
11. 6. Omdat jullie ecnu zonenmf zijn, -vaardigt .God de
geest van zfZijn .Zoon af nbin onze .hartenf, die
|roept*: ‘Abba! .Vader!’, Rom.8:14-17
zoon = volwassenheid
(geen kind meer, eerst kind van God)
geest van Zijn Zoon – aanzettende kracht tot –
12. 6. Omdat jullie ecnu zonenmf zijn, -vaardigt .God de
geest van zfZijn .Zoon af nbin onze .hartenf, die
|roept*: ‘Abba! .Vader!’, Rom.8:14-17
de geest van het zoonschap, die roept: Abba, Vader!
onze Heer zelf: Marcus 14:32-36
want zovelen door de geest van God geleid
worden, deze zijn zonen van God.
Romeinen 8:14
13. En zij kwamen op een plaats waarvan de naam Gethsémané
was, en Hij zei tegen Zijn discipelen: Ga hier zitten totdat Ik
gebeden zal hebben. Marcus 14:32
Gethsémané = olijfpers(bak)
14. En Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met Zich mee en begon
ontdaan en zeer angstig te worden Marcus 14:33
ontdaan en zeer angstig:
zeer ontsteld en zeer bedrukt
Hij was mens!
15. en Hij zei tegen hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot de
dood toe; blijf hier en waak. Marcus 14:34
zeer bedroefd: smart, leed, grief, pijn
De Heer: waakt en bidt
Discipelen: sliepen
Beeld van:
de Heer nu en vele gelovigen
16. En toen Hij iets verder gegaan was, wierp Hij Zich ter aarde en bad
dat, als het mogelijk was, dat uur aan Hem voorbij zou gaan.
Marcus 14:35
Wat als God Hem wel gespaard had?
oneindig verlies!
Voor God, voor de Zoon en de schepselen
17. En Hij zei: Abba, Vader, alle dingen zijn mogelijk voor U; neem
deze drinkbeker van Mij weg, maar niet wat Ik wil, maar wat U
gehoorzaamheid van de Zoon in ootmoedige gezindheid
….tot de dood, ja de dood van het kruis Filippenzen 2
18. 7. zodat je niet langer slaafmf bent, maar zoonmf;
indien echter zoonf, dan +ook lotgenieterf van God,
dodoor Christus.
De lotgenieter: iemand die een
lot(s)deel ontving en geniet op aarde: Israël
in de hemel : lichaam van Christus
19. 1. Ik |zeg echter: opogedurende al* de tijd dat de
lotgenieter een onmondige is, |is hij niet* van meer
belang dan een slaaf, terwijl hij heer |is van alles,
2. maar is hij ononder toezichthouders* en
beheerders gesteld tot* de door* de vader voor-genomen
tijd.
Lotgenieter: door erven het lotdeel verkrijgen
eerst kind (onmondige), staat gelijk aan slaaf zijn
onder toezicht van beheerder(s)/paidagogos, totdat…
Situatie van Israël onder de Thora van Mozes
20. 3. Zo waren +ook wíj, toen wij onmondigenmf waren,
ononder de grondbeginselen* van de wereld tot slaaf
°gemaakt๏f. Kol.2:8 Galaten 4:3
de grondbeginselen*
van de wereld = wetten, rituelen, voorschriften over het
doen en laten van mensen (cultuur!)
Alle religies stemmen daarin overeen: wetten/regels die het
leven reguleren, gebondenheid/slavernij – geen vrijheid.
21. 7. zodat je niet langer slaafmf bent, maar zoonmf;
indien echter zoonf, dan +ook lotgenieterf van
God, dodoor Christus.
Lotdeelgenieters – daarbij gezegend :
Efeziërs 1:3; 2:6,7 onze toekomst!
22. 8. Maar destijds, toen jullie inderdaad geen* °besef*
hadden van God, -slaafdenf jullie voor goden .die dat
van nature niet |zijn.
Jullie weten dat julie heidenen
waren, weggetrokken naar de
stomme afgoden.
Zo lieten jullie je meevoeren.
1 Corinthiërs 12:2
duisternis!
23. Onze Alueim is in de hemelen,
Hij doet al wat Hem behaagt.
Hun afgoden zijn zilver en goud,
het werk van mensenhanden:
zij hebben een mond, maar spreken niet;
zij hebben ogen, maar zien niet;
zij hebben oren, maar horen niet;
zij hebben een neus, maar ruiken niet;
hun handen, die tasten niet;
hun voeten, die gaan niet;
er komt geen geluid uit hun keel.
Laat wie ze maken hun gelijk worden,
al wie op hen vertrouwt. Psalm 115:3-8
24. 9. ecMaar nu jullie God |kennen, meer* ecnog, dodoor God
|gekend zijn, hoe kunnen jullie je weer |omkerenf opotot de
zwakkezv en armezv grondbeginselen,* wewaarvoor jullie weer
van voren* af aan |willen -slavenzv?
1. Galaten mochten God leren kennen
2. Zij kennen Hem nu in Zijn liefde
3. Zij kennen Hem doordat Hij Christus opwekte
4. Zij kennen ook Zijn gerechtigheid
5. Zij weten dat God hén kent