7. Organisatieniveaus
1
•Biosfeer: Het door organismen bewoonde gedeelte van de aarde
2
•Biomen: Vegetatiegordel
3
•Biotoop: Abiotische factoren in een ecosysteem
4
•Ecosysteem: Een min of meer natuurlijk begrensd gebied met een aantal kenmerkende
abiotische en biotische factoren
5
•Levensgemeenschap: Alle organismen in een ecosysteem
6
•Populatie: Een groep ,organismen die zich onderling voortplanten, (meestal) binnen één
gebied
7
•Individu: Eén organisme
8. Factoren
eco·lo·gie (de; v)1wetenschap die de betrekkingen tussen de organismen en hun
omgeving bestudeert
• Die betrekking wordt in verschillende organisatieniveaus bestudeert
• Betrekking kunnen beter factoren worden genoemd
Bijvoorbeeld:
Het overlevingssucces van een vlinder wordt beïnvloedt door de
aanwezigheid van bloemen.
Wat is het organisatieniveau?
- Individu
Wat is de factor (invloed)?
- Aanwezigheid van bloemen
9. Factoren
• In het zelfde voorbeeld…
= directe invloed
= indirecte invloed
= Abiotsich
= Biotsich