SlideShare a Scribd company logo
1 of 28
Download to read offline
1
Partij van de Arbeid van België
Tweede congres
maart – april 1983
De liquidatie-stroming
binnen de
marxistisch-leninistische
beweging
Verslag en samenvatting
van de discussies en amendementen
Ludo Martens
2
De crisis in de revolutionaire beweging in Europa
1. Betekenis en omvang van de liquidatie-stroming
2. De oorzaken van zijn ontwikkeling
2.1. De uitzichtloze economische crisis
2.2. De algemene verschuiving naar rechts
2.3. Het kleinburgerlijke milieu
2.4. De kleinburgerlijke massabewegingen
2.5. Het eenheidsfront tegen de Sovjet-Unie
2.6. De campagne tegen het socialistische China
3. Een antagonistische tegenstelling
4. De inhoud van de sociaal-democratische liquidatie-stroming
4.1. In naam van de strijd tegen het dogmatisme, worden de fundamentele principes van het
marxisme verworpen.
4.2. In naam van de “strijd tegen het stalinisme”, wordt de strijd ingezet tegen het marxisme-
leninisme.
4.3. Onder de dekmantel van “maoïstische” frasen, wordt de strijd tegen het socialisme in
China aangebonden.
4.4. Onder het voorwendsel van “strijd tegen rechts”, “front tegen het offensief van de reactie”,
schaart men zich achter de sociaal-democratie.
4.5. In naam van de “democratie” en de “vrijheid” wordt de strijd aangebonden voor de
vernietiging van de leninistische partij-opvattingen
4.6. In naam van de “onafhankelijkheid” van de massaorganisaties, wordt de leidende rol van
de communistische partij verworpen.
4.7. In naam van de “individuele bevrijding”, wordt het werk van de partij en van de
arbeidersklasse verworpen.
4.8. In naam van de “strijd tegen dogmatisme en sektarisme”, keert men zich af van de
arbeidersklasse en gaat men op in de massabewegingen van de kleinburgerij.
4.9. In naam van de “eenheid van links”, stelt men zich verzoenend op tegenover het
trotskisme
4.10. Men idealiseert “onze huidige democratie”, men beweert dat ze superieur is aan het
socialisme en men vergeet dat zij gebouwd is op de uitbuiting van de derde wereld.
5. De tendens tot verzoening met de sociaal-democratische liquidatie-stroming
5.1. De betekenis van de verzoeningstendens
5.2. De partij versterkt zich door zich te zuiveren van onverbeterlijke opportunisten.
5.3. De strijd op het tweede front.
5.4. De vormen van verzoening
6. De hele partij mobiliseren.
6.1. De oriëntatie van het congres actief toepassen.
6.2. Waakzaamheid en actieve ideologische strijd.
6.3. Ideologische consolidering.
3
De liquidatie-stoming binnen de marxist-leninistische beweging
Hoofdstuk 1: Betekenis en omvang
1.1. De marxist-leninistische beweging heeft na 1963 en vooral na 1968 een grote opgang gekend in West-
Europa en Noord-Amerika. De inspanningen om te breken met het revisionisme, om zich te baseren op het
marxisme-leninisme-denken van Mao Zedong, om zich te verbinden met de arbeiders in de klassenstrijd, waren
fundamenteel correct. Er traden echter ook een aantal dogmatische en sectaire fouten op die min of meer ernstig
waren naargelang de verschillende partijen.
Vanaf 1977-78 hebben de meeste M-L-partijen zich als taak gesteld de sectaire en dogmatische fouten te
kritiseren. Zeer snel is er een stroming opgedoken die strijd voerde tegen het dogmatisme en het sektarisme, op
basis van de posities van de bourgeoisie en de kleinburgerij.
In naam van de strijd tegen het sektarisme en het dogmatisme, bracht de rechtervleugel van vele partijen eerst
schuchter, maar nadien met toenemende arrogantie een ware haat tot uiting tegen de leninistische partij, tegen
het marxisme-leninisme en tegen het socialistische China. Weifelende, kleinburgerlijke elementen in die partijen,
die terecht of ten onrechte kritieken en twijfels rond bepaalde punten formuleerden, lieten zich meesleuren in een
kritiekbeweging door de rechtervleugel gelanceerd met het doel de marxistisch-leninistische beweging te
vernietigen. Deze rechtse anti-partijstroming heeft een ware ravage aangericht in de marxist-leninistische
beweging in West-Europa en Noord-Amerika. Vele partijen werden volledig vernietigd: de KPD in West-Duitsland,
de ORT-PTE in Spanje, de KPML in de Verenigde Staten. Anderen hebben zware crisissen doorgemaakt zoals de
PCML en de PCR in Frankrijk, de KBW in West-Duitsland, EKKE in Griekenland, de PCO in Canada enz.
1.2. Onderlinge uitwisseling van ervaring en samenwerking zou het mogelijk hebben gemaakt om een analyse te
maken van deze sociaal-democratischte liquidatie-stroming en om haar doeltreffend te bekampen. Dit is niet
gebeurd. De één na de ander werden verschillende partijen aangevreten door dezelfde anti-communistische
theorieën.
1.3. Wij staan voor de vierde grote, internationale golf van anti-communistische propaganda sinds de tweede
wereldoorlog. Hij verplicht iedere militant een bilan te maken van zijn eigen ideologische en politieke stellingen en
zijn eigen communistische overtuiging te verstevigen.
In de periode 1945-1953 kenden we de grote anti-communistische campagne van de “koude oorlog”. Op dat
ogenblik bestond er een socialistisch kamp. Het Amerikaans imperialisme bevond zich op het hoogtepunt van zijn
macht en leidde alle anti-communistische krachten in een wereldomvattend offensief om de communistische
wereldbeweging achteruit te drijven. Colby:
“Rusland bleek een nieuwe totalitaire bedreiging tegen de democratieën te zijn. Stalin had duidelijk de
akkoorden van Yalta verloochend en voerde een agressieve ambitieuze politiek die veel gelijkenissen
vertoonde met de politiek die Hitler 10 jaar vroeger had gevolgd. Elke dag brachten de kranten nieuws over de
maneuvers van de Sovjets: de machtsgreep van Praag, de communistische opstand in Griekenland, het
aanwezig blijven van het Rode Leger in Iran, politieke stakingen en communistische subversie in Italië en
Frankrijk; om niets te zeggen over de drijverijen van de Sovjet-spionage in de Verenigde Staten en Engeland
die werden onthuld door de processen tegen de Rosenbergs, tegen Karl Fuchs, tegen alger Hiss en Judith
Coplon”. (30 ans de CIA, blz. 68)
Het is de periode van de Britse agressie in Griekenland, van de Amerikaanse agressie tegen Korea, van het
mccarthisme. De Amerikaanse propaganda buitte ook reële fouten uit – zo bijvoorbeeld de veroordeling van Tito
in 1948 – met het doel de communistische partijen te doen uiteenspatten.
In 1956 was er een tweede golf van hysterisch anti-communisme (Hongarije, Stalin). De CIA bemachtigde een
exemplaar van de geheime rede van Kroetsjov tegen Stalin. Allen Dulles besloot onmiddellijk de integrale tekst af
te leveren aan de New York Times. Hij was van mening dat dit de meest doeltreffende propaganda-campagne
was, ooit door de CIA gevoerd tegen de communistische beweging.
“De gebeurtenissen (in Hongarije) vormden voor de Romeinse antenne van de CIA een wonderlijke
propaganda-gelegenheid.”
“Duizenden affiches werden in de steden geplakt, miljoenen pamfletten overal verdeeld, honderden openbare
meetings georganiseerd”. (Colby, blz. 126-127)
Vanaf het begin van de jaren '60 was het imperialisme op wereldschaal erg verzwakt. Het belangrijkste
strijdmiddel tegen de revolutie was niet meer het primaire, agressieve anti-communisme, maar wel de steun van
de reformistische stroming die in alle West-Europese CP's aan kracht won. De thema's van de anti-
communistische propaganda (tegen Stalin, tegen de socialistische revolutie, tegen de dictatuur van het
proletariaat) werden in de officiële partijteksten gesmokkeld. De echte marxist-leninisten werden in hun eigen
partij het voorwerp van lasterlijke aanvallen. In 1963 werden de marxist-leninisten uit de CPB gestoten.
In 1968 toont de inval in Tsjecho-Slowakije, tegen een democratisch en socialistisch geïnspireerde
volksbeweging, dat de Sovjetunie een sociaal-imperialistische macht is geworden.
De studentenbeweging van '68, het Têt-offensief in Vietnam, de Culturele Revolutie in China zijn tekenen van een
nieuwe opgang van de revolutionaire wereldbeweging. Deze wordt echter gekenmerkt door een grote
4
ideologische verwarring. De CP's worden beheerst door twee grote stromingen, die van het reformisme en die
van de verdediging van de Russische expansie. Delen van de revolterende jeugd worden gevangen in de anti-
communistische ideologie van het anarchisme en het trotskisme. Er ontstaan talrijke marxist-leninistische kringen
die zich moeizaam, door discussie en strijd, hergroeperen in één of meerdere marxist-leninistische partijen.
Sinds 1978 staan we tegenover het eerste, internationale offensief dat het leven van de jonge marxist-
leninistische partijen zelf bedreigt. De meeste van onze militanten en kaders hebben de anti-communistische golf
van 1945-53 en van 1956 niet meegemaakt, en hebben dus niet de kans gekregen om zich ideologisch en politiek
te harden in deze strijd. Die kans krijgen ze nu.
1.4. Binnen de PVDA heeft zich geen sterke, georganiseerde stroming van reformisme en liquidatie voorgedaan.
Twee kaders van tussen-niveau hebben teksten uitgewerkt waarin zij radicaal breken met de leninistische
partijopvatting en waarin zij het marxisme-leninisme expliciet verwerpen.
Twee leden van het centraal comité dat in 1979 werd verkozen hebben de partij verlaten omdat zij niet meer
geloven in de revolutie, in het socialisme, in het marxisme-leninisme. Geen van beiden stelt zich vijandig op
tegenover de partij. Zij erkennen dat de partij de meest ernstige revolutionaire organisatie is in België.
Een zeker aantal leden hebben de partij verlaten op standpunten die verwant zijn met de sociaal-democratische
liquidatie-stroming. Tenslotte zijn er een aantal kameraden die in min of meerdere mate de politieke en
ideologische stellingen in deze stroming delen.
Het centraal comité van de PVDA keurde eind '80 een document goed dat onze analyse bevat van de ontaarding
van de KPD. Onze ervaring van '80 tot nu bewijst ons dat alle stellingen die in dit document worden verdedigd,
correct zijn.
1.5. Binnen de PVDA vormt de rechtse stroming op dit ogenblik een reëel gevaar.
In twee streken hebben wij tot 20 à 25% van onze militanten verloten, vergeleken et 1979.
Er is een tamelijk sterke stroming van verzoening die de zaken op hun beloop laat gaan, die zich van geen
gevaar bewust is, die geen actieve strijd voert tegen negatieve verschijnselen, die de revolutionaire geest laat
afbrokkelen. Men begrijpt niet hoe bepaalde negatieve verschijnselen die men vaststelt, verbonden zijn met de
algemene liquidatie-stroming. Men ziet niet welke posities, welke houdingen “de weg voorbereiden” voor de
liquidatie-stroming.
1.6. Binnen de PVDA kunnen wij doorheen een ernstige mobilisatie en strijd tegen de sociaal-democratische
stroming vrijwel alle kaders en leden verenigen op een revolutionaire marxist-leninistische lijn.
Dit betekent dat wij doorheen de opvoedingsbeweging, een nieuwe ideologische en politieke eenheid zullen
bereiken met vrijwel alle kameraden die op een of andere manier door de rechtse stroming zijn beïnvloed, en dat
slechts en uiterst beperkt aantal mensen zal moeten worden uitgesloten.
De situatie is ernstig, maar de rechtse stroming overheerst niet in de partij noch in één van haar grote
onderdelen, de situatie is niet dramatisch.
De rechtse stroming is een realiteit in de partij, maar de positieve, revolutionaire stroming is ook een realiteit en
verreweg de belangrijkste.
Het feit dat wij thans 800 lezers méér hebben van ons partijblad dan in 1979 is van grote betekenis.
Hoofdstuk 2: Oorzaken van zijn ontwikkeling
2.1. De uitzichtloze economische crisis.
We maken een diepgaande economische crisis mee in de hele kapitalistische wereld, waarvan geen enkele
burgerlijke partij het einde ziet. Wij leven in een imperialistisch land waarin de bourgeoisie en bepaalde delen van
de kleinburgerij een luxueus of een vrij gemakkelijk leven heeft bereikt op basis van de genadeloze uitbuiting en
onderdrukking van honderden miljoenen arbeiders en boeren van de Derde Wereld. Ook de hoogste laag van de
arbeidersklasse heeft zekere voordelen verkregen van “onze” imperialistische bourgeoisie, die werden
gerecupereerd op de rug van de Derde Wereld.
In de imperialistische landen brengt een diepgaande economische crisis niet direct een overgang teweeg van de
arbeiders en werkers naar revolutionaire posities.
Iedereen beseft de enorme kracht op economisch, politiek en militair gebied van de monopolie-bourgeoisie.
Iedereen beseft dat revolutionaire strijd tegen die klasse, veel en harde inspanningen, talrijke offers, langdurige
en bittere gevechten zal teweegbrengen.
Een groot deel van de arbeiders hecht geloof aan de propaganda van de bourgeoisie die belooft dat zij een groot
deel van hun verworvenheden kunnen behouden, door de crisis af te wentelen op diegenen die nog zwakker zijn
dan hen: voor sommigen zijn dat de vrouwen, of de werklozen, of de vreemde arbeiders of de Derde
Wereldlanden.
De grote massa durft niet direct de echte vijand – het monopolie-kapitaal – aanvallen als schuldige van de crisis.
Zij hoopt de crisis 'op te lossen” door een herverdeling van de lasten onder de werkende mensen zelf.
In 1968 was de revolutie voor de nieuwe, linkse generatie, een noodzaak die kon afgeleid worden uit ideologische
discussies. In 1983 ziet en voelt men dat de revolutie voorkomt uit de verarming, de verbittering, de miserie van
een groot deel van de werkers en men ziet dat de monopolie-burgerij haar stoottroepen uitrust en voorbereid voor
5
genadeloze repressie. Ook bij een deel van de marxist-leninisten ziet men de reflex: capituleren om zijn privileges
te behouden. De angst en de onzekerheid tast hun revolutionair denken aan. Zij weten zeer goed dat de angst en
onzekerheid die overal om zich heen grijpt aantoont hoe de burgerlijke orde in haar voegen begint te kraken. Zij
weten dat de arbeiders en werkers hun illusies over het behoud van hun verworvenheden zullen zien vernietigen,
dat de bittere slagen van de burgerij hen onvermijdelijk in volle gezicht zullen treffen. Zij weten dat de arbeiders
en werkers meer dan ooit een echte, revolutionaire partij nodig hebben.
Maar zij capituleren, zij trekken zich terug in een vrij confortabele, kleinburgerlijke loopbaan en zij hopen dat de
miserie van de crisis en van de repressie hen zal gespaard blijven.
2.2. De algemene verrechtsing
De agressiviteit van het kapitaal en de rechtse partijen neemt voortdurend toe. Dit is geen toeval, maar een
noodzaak. Het is een uiting van het antagonistische karakter van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Al
diegenen die de crisis willen oplossen maar binnen het kader willen blijven van de kapitalistische samenleving,
zijn verplicht om steeds drastischer maatregelen tegen de arbeiders en werkers voor te stellen. Zij noemen dit
“noodzakelijke offers”. Allerlei linkse reformisten hebben een grotere haat voor de socialistische revolutie dan voor
het kapitalisme.
Wie een “oplossing” zoekt binnen de perken van het kapitalisme is verplicht om rechts en extreem-rechtse
maatregelen aan te prijzen onder “linkse” kleuren.
Deze algemene verrechtsing van het politiek klimaat heeft zijn weerslag op bepaalde marxist-leninisten.
Hoe luider de rechtse oplossingen van de daken worden geschreeuwd, hoe minder zij geloven in de revolutie. De
burgerlijke partijen gaan over op extreem-rechtse posities. De burgerlijke arbeiderspartijen gaan over op rechtse
standpunten die in een reformistische verpakking worden aangeprezen. Uitgebluste revolutionairen voelen zich
geroepen op “druk” uit te oefenen op reformistische leiders. Hoewel zij goed beseffen dat de posities van de
reformistische partij steeds meer naar rechts opschuiven, stellen zij het voor alsof de PS-SP de enige “sterke” en
“grote” partij is die weerstand kan bieden aan rechts.
Sommige “marxist-leninisten” worden geïntimideerd door de algemene verrechtsing. Hoewel dit feit zelf de
noodzaak van de revolutie in het licht stelt, oordelen zij dat het revolutionair werk niet “realistisch” is.
Zij zoeken naar realistische en realiseerbare oplossingen voor de fundamentele vraagstukken die alleen door de
socialistische revolutie kunnen opgelost worden. Zij komen noodzakelijk tot voorstellen voor de uitbouw van het
staatsmonopolie-kapitalisme die er meestal in bestaat het industriekapitaal te versterken tegenover het
bankkapitaal en bepaalde groepen van het industriekapitaal ( de sectoren met speerpunttechnologie, de kleine en
middelgrote bedrijven) tegen andere groepen.
De sociaal-democratische politiek maakt een diepgaande crisis door. In de jaren '60 wierp haar praktijk van
klassensamenwerking tastbare resultaten af voor de arbeiders.
Zij heeft behoefte aan een nieuwe generatie van theoretici die een “realistisch alternatief” kunnen bedenken.
Daarvoor zoekt zij toenadering tot het soort revolutionairen dat aan de crisis van het marxisme en de crisis van
het militantisme toe is.
“Dit gaat toch te ver, Bert Van Hoorick minister. Hij is jarenlang communist geweest. En Leo Collard die
antwoordde: Ach wat, dat zijn we allemaal min of meer geweest”. (Van Hoorick. In Tegenstroom, blz. 291)
Als burgerlijke arbeiderspartij moet de sociaal-democratie aan de patronale wereld bewijzen dat zij haar
arbeidersbasis in de hand kan houden. De sociaal-democratie versterkt haar greep op de vakbonden, ook op
bedrijfsniveau. Zij laat het patronaat begaan wanneer het tientallen strijdbare delegees op straat zet en in
sommige gevallen maken sociaal-democratische leiders – John Van den Eynden – zelf jacht op communistische
en strijdbare delegees. Deze situatie van scherpere en meer complexe strijd – die in feite de juistheid van de
marxistische visie bewijst – maakt dat sommige marxist-leninisten capituleren voor de vijand.
2.3. Het klein-burgerlijke milieu.
De marxist-leninistische beweging is voor het grootste gedeelte gegroeid uit de radicalisering van de kleinburgerij
(studenten, scholieren, intellectuelen) na 1968.
Een aantal partijen zijn erin geslaagd zich om te vormen van een kleinburgerlijke, tot een proletarische,
revolutionare beweging, onder meer door prioriteit te verlenen aan het werk onder de arbeiders en syndicalisten.
In sommige partijen zijn echter een groot deel van de leden in de kleinburgerlijke milieus gebleven enhun politieke
activiteit situeert zich ook in deze sociale laag.
De kleinburgerij is een klassse die op politiek gebied steeds aarzelt tussen de bourgeoisie en het proletariaat en
heen en weer slingert tussen revolutionaire strijd en aanvaarding van de burgerlijke orde. De verscherping van de
crisis, de agressiviteit van rechts heeft grote delen van de kleinburgerij naar rechts geslagen: het marxisme, het
socialisme, de socialistische revolutie, de partij worden verloochend en bespot en de meest verscheiden anti-
marxistische en anticommunistische stellingen worden als “nieuwe ideologieën” begroet. Vele marxist-leninisten
die alleen in die milieus werken, staan ontwapend tegenover dit anti-marwistisch offenzief.
2.4. De kleinburgerlijke massabewegingen.
Verschillende contradicties van het kapitalistisch systeelm hebben het ontstaan veroorzaakt van brede
massabewegingen van de kleinburgerij. Deze bewegingen omvatten anticommunisten als progressieve krachten.
Hun programma's ondergaan de invloed van zowel rechtse en linkse als centrum posities. Zoals alle
6
kleinburgerlijke bewegingen weigeren zij zich in te schakelen in de fundamentele strijd die onze samenleving
beheerst, deze van de arbeiders en de werkers tegen de monoplieburgerij.
De nationalistische, de ecologistische en de feministische beweging zijn de drie belangrijkste onderdelen van
deze stroming. Het natioonalisme wordt zowel in Vlaanderen als in Wallonië als een politiek wapen gehanteerd
door de grote burgerij. Sinds het ontstaan van het kapitalisme, worden onder de kleinburgerij de meest fevente en
ook de meest onbaatzuchtige aanhangers gevonden van het nationalisme. “eenheid van arbeiders,
middenklassen en patroons voor het algemeen welzijn van ons Vlaanderen, of van ons Wallonië!” Het
nationalisme vormt de kortste weg naar klassencollaboratie, naar de onderdrukking van elke autonome
proletarische beweging ten voordele van de belangen van de heersende klasse.
De ecologistische en feministische beweging hebben de meer uitgesproken kleinburgerlijk karakter en zij
omvatten ook meer echt democratische elementen.
De kleinburgerlijke bewegingen krijgen een immense publiciteit toebedeeld door de media die vooral de
onschuldige, aanvaardbare, burgerlijke standpunten in het licht stellen.
De burgerij beseft opperbest dat brede delen van de massa's mistevreden zijn. Zij kanaliseert de massa's naar
die bewegingen die het minst neiging vertonen om de grondslagen van het kapitalisme in vraag te stellen. Een
deel van de marxist-leninisten laat zich impressioneren door de spectaculaire aspecten en de tijdelijke sterkte van
deze massabewegingen.
Zij laten zich beïnvloeden door de positieve propaganda die de burgerij ervoor voert. Zij overschatten het anti-
kapitalistisch potentieel dat in dee kleinburgerlijke bewegingen zit en zij onderschatten de arbeidersstrijd en de
syndicale strijd waaraan de burgerijk nooit enthousiaste, opwekkende verhalen zal besteden.
2.5. Eenheidsfront tegen de Sovjetunie.
Wij voeren strijd tegen het hegemonisme van de twee supermachten. In de strijd tegen de expansie van de
Sovjetunie verenigen wij ons met verschillende politieke krachten die de nationale onafhankelijkheid en de
democratie verdedigen.
Lenin schreef dat de geschiedenis soms sprongen achteruit maakt.We moeten ons steeds baseren op een
materialistische en dialectische analyse van de situatie van de verschillende klassen en van de relaties tussen de
verschillende landen.
Op basis van de feiten die wij vandaag vaststellen moeten wij besluiten dat de geschiedenis in de Sovjetunie een
enorme sprong achteruit heeft gemaakt. Op binnenlands vlak bestaat er een vorm van staatskapitalisme: de CP
is nietlanger een voorhoedepartij, een strijdafdeling van de arbeidersklasse. Zij heeft volledig gebroken met het
leninisme. Het bureaucratische en militaire apparaat van de staat, beschermt de nieuwe uitbuitersrelaties.Op
buitenlands vlak valt de louter imperialistische politiek gemakkelijk af te lezen uit de gebeurtenissen in Afganistan,
Kampuchea en Polen.
Vele democraten die strijd voeren tegen het hegemonisme en de Sovjetunie, doen dit op basis van de
verdediging van de burgerlijke democratie. Hun standpunten grijpen vaak terug naar de verschillende
anticommunistische programma's waarmee sinds 1917 strijd wordt gevoerd tegen de Sovjetunie.
De aanhangers van het tsarisme, de leden van de Russische bourgeoispartijen, de voorstander van de Russische
sociaal-democraitie hebben allen de Russische revolutie en de socialistische opbouw bekampt op basis van
verschillende anticommunistische platforms. Zij vielen allemaal sinds 1917 het socialistische systeem in de
Sovjetunie aan door het te beschimpen als “staatskapitalisme” en als “nieuw imperialisme”.
De huidige generatie van Russische dissidenten, waarmee wij front vormen tegen het huidige hegemonisme,
grijpen vrijwel allen terug naar één van de historische anticommunistische bewegingen. Het eenheidsfront heeft
meegebracht dat alle anticommunistische kritieken die sinds 1917 tegen de Sovjetunie worden gespuwd het
overwegen waard worden geacht.
Dit veroorzaakt de ideologische penetratie van het anticommunisme in de marxist-leninistische beweging. Dit
eenheidsfront heeft ongetwijfeld in vele landen ook poorten geopend voor directe politie-infiltratie en fascistische
infiltratie in de ML-partijen. Zie de infiltratiepogingen van le Mouvement Socialiste Populaire, een nazistische
clandestieneorganisatie, in onze partij via het Afganistan-comité.
2.6. De campagnes tegen het socialistisch China.
“Overal waar mensen strijden tegen het commmunistisch totalitarisme moest de CIA tussenbeide komen enzij
had onbetwistbaar geprobeerd om dat te doen in Albanië, in Korea en in China. (Colby, '30 ans de CIA, livre de
poche, blz. 127.)
De anticommunistische propaganda uit de jaren '30 en '40 tegen de Sovjetunie, vindt tegenwoordig een breed
gehoor. De realiteit van de huidige Sovjetunie schijnt de juistheid te bevestigen van wat de anticommunisten
vroeger schreven. Meteen is de luisterbereidheid voor de anticommunistische propaganda tegen China
toegenomen.
“In de Sovjetunie is het communisme ontaard. China gaat dezelfde weg op en zal eindigen waar de Sovjetunie nu
staat”. Dit is het leidmotiv van fascisten, rechtsen en van alle proffessionele anticommunisten.
In China zelf zijn grote veranderingen doorgevoerd. Een aantal basisstellingen van de culturele revolutie (1966-
1976) worden gekritikeerd. Vele marxist-leninisten hebben in 1966-1969 blindelings de culturele revolutie
verdedigd en dat was inde beginfase van de ML-beweging ook normaal. Men zou hopen dat iedereen na 10-15
jaar revolutionair werk, een beter begrip heeft voor de complexiteit van de marxistisch-leninistische theorie en van
7
de klassenstrijd.
Sommige marxist-leninisten met extreem-linkse ideëen klampen zich vast aan een aantal uit het hoofd geleerde
formules van de culturele revolutie. Zij proberen niet te begrijpen wat de concrete realisteit van China is. Ziij
vragen zic niet af of deze formules werkelijk beantwoorden aan de realiteit. Zij weigeren om met een
onbevooroordeelde, kameraadschappelijke houding kennis te neen van de huidige politieke lijn van de Chinese
partij. Anderen hebben hun vroeger suivisme tegenover de culturele revolutie verworpen, maar ze zijn inhet
andere uiterste terechtgekomen: zij vinden het geoorloofd om zonder ernstige studie en onderzoek allerlei
kritieken naar voor te bengen tegen China. Vanuit deze beide uitgangenspunten, komt men vaak tot eenzelfde
conclusie die overeenkomt met de positie van alle anticommunisten: “China is vervalllen, staatskapitalistisch,
revisionistisch”, enz.
Hoofdstuk 3: Een antagonistische tegenstelling
3.1. Onder het voorwendsel van “strijd tegen het dogmaisme en sektarisme” werden voorzichtig, stap voor stap,
alle thema's van de anticommunistische propaganda binnengeloodst in de ML-beweging. Sinds tientallen jaren
heeft de bourgeoisie enorm veel krachten en middelen geïnvesteerd in de anticommunistische strijd. De
fascisten, de rechtse partijen, de kerkelijke hiërarchie, de rechtervleugel van de sociaal-democratie, zij hebben
alle hoog-geschoolde specialisten voor de anticommunistische propaganda. Hoe verschillend deze politieke
krachten zich ook opstellen, in de anticommunistische strijd hebben zij onderling vele thema's en stellingen
gemeen.
De huidige sociaal-democratische liquidatie-stroming, die een groot deel van de ML-beweging in het Westen
heeft vernietigd, liet oorspronkelijk geloven dat zij “ceatief” het marxisme-leninisme verder wou ontwikkelen, dat
zij nieuwe revolutionaire oplossingen zocht voor nieuwe probleen. De rechtse anticommunistische stroming heeft
in alle Westerse landen hetzelfde fundamentele kenmerk: zij bestaat erin de stellingen tegen het communisme die
werden uitgewerktdoor burgerlijke ideologen in talrijke boeken en publicaties, aan hogescholen en
gespecialiseerde instituten, over te plantn in de ML-beweging.
3.2. De ervaringen sinds 1979 in de ML-beweging moeten ons besef verhogen van het feit dat er regelmatig
antagonistische tegenstellingen opduiken in de partij, dat de antimarxistische en anticommunistische opvattingen
regelmatig doordringen binnen de partij.
In het verleden van de communistische beweging zijn heel wat gevallen bekend van hoge partijkaders die van
opportunistische posities zijn overgegaan tot burgelijke en zelfs fascistische stellingen. Doriot, Célor, Barbé en
Bartelémy zijn vier leiders van de Franse nazistische Parti Populaire Française, die alle vier hoge kaderfuncties
bekleden in de Franse CP, de eerste drie waren lid van het Politiek Bureau. Na de oorlog verliet Auguste Lecoeur,
lid van het Politiek Bureau, de PCF om een verwoed anticommunist te worden. Dit antagonisme is tot uiting
gekomen in het feit dat vele westerse partijen volledig zijn uiteengespat. In de Canadeze Partij heeft dit geleid tot
een ware rechtse hysterie waarbij de vrouwen werden opgehitst tegen de mannen, de franstaligen tegen de
engelsprekenden, de arbeiders tegen de intellectuelen, de basis tegen de leiding.
In onze partij hebben we iemand ontdenkt die werkte onder directe instructies van BOB-officieren. Deze zegden
hem welke stellingen hij in de partij moest verspreiden: “De arbeiders hebben niets te zeggen, de intellectuelen
beslissen alles.” “De kaders leiden een schoon leven met uw geld”(!) “ Stalin is een massamoordenaar.” etc.
In onze partij hebben wij een infiltrant van een klandestiene fascistische organisatie ontdekt. Nationale kaders van
de partij waren niet in staat geweest klaar te zien in teksten van dit individu waaruit zijn fascistische afkomst
duidelijk bleek. Een tussenkader die niet op staturaire wijze in de partij was binnengedrongen had steeds veel
rechtse stellingen bewaard. Hij verliet de partij op anticommunistische standpunten die veel gelijkenis vertonen
met die van extreemrechts. Sommige partijleden vonden dat men in zijn standpunten “vooral de juiste kritieken op
de epartij” moest opsporen. Een aantal daavan hebben sindsdien gebroken met het marxisme-leninisme en met
de partij.
3.3. Wij moetten erkennen dat er antagonistische tegenstellingen kunnen opduiken en wij moeten studeren hoe
bepaalde tegenstellinen binnen de partij zich tot antagonism ontwikkelen.
Wij moeten erkennen dat bepaalde opportunisten steeds verder zijn vervallen tot ze openlijk de standpunten van
de bourgeoisie en zelfs van het fascisme zijn gaan aankleven.
Deze stelling wordt verworpen door de aanhangers van de sociaaldemocratische liquidatiestroming.
Geconfronteerd met rechtse, anticommunistische documenten zeggen zij: “Het is een schande deze kameraad te
vergelijken met flikken of extreemrechts”.
“Wie maakt er uit wat marxisme en wat antimarxisme is?”
Zij hebben niet meer de revolutionaire wil om te bestuderen hoe de burgerijhet communisme bekampten om zich
om te vormen ten einde daaraan het hoofd te bieden. Het belang van deze stelling wordt onderschat ddoor de
kameraden die volgende opmerking maken: “Het is ongepast en schadelijk om een band te leggen tussen de
stellingen van leden met opportunistische trekken, en deze van bourgeoisie en fascisten”.
Wij hebben nooit gesteld dat er een lijnrechte, onvermijdelijke evolutie is van opportunisme naar
anticommunisme. Integendeel, de ervaring van onze partij bewijst dat door ideologische en politieke strijd,
kameraden met opportunistische opvattingen terugkeren naar het marxisme-leninisme. Daarvoor is echter het
8
bese nodig dat men van opportunisme kan evolueren naar anticommunisme en inzicht hoe dat kan gebeuren. Dit
verhoogt de waakzaamheiden de ernst waarmee het opportunisme wordt gekritikeerd.
3.4. Een verschillende houding tegenover verschillende krachten.
De sociaaldemocratische liquidatiestroming is in zijn geheel een antipartij en anticommunistische stroming. Op
een bepaald ogenblik kunnen verschillende elementen binnen de partij verenigd zijn in een dergelijke stroming.
Wij moeten een principiële houdingg aannemen tegenover deze stroming al geheel maar we moeten teens een
verschillende houding aannemen tegenover verschillende elementen.
1. Sommige elementen kunnen breken met de partij en actieve anticommunisten worden die vechten voor de
vernietiging van de partij.
2. Anderen worden bourgeoisie, ze zijn het in vrijwel niets eens met de partij maar ze zijn ook geen actieve
anticommunisten.
3. Sommige verlaten de partij op kleinburgerlijke posities, ze blijven het eens met bepaalde stellingen van de
partij en zijn bereid om verder rond concrete punten met de partij samen te werken.
4. Bepaalde kameraden hebben ernstige probleem, zware twijfels en laten zich een tijd meeslepen met de
liquidatiestroming. Ze zijn echter bereid eerlijk te discussieren, ze blijven in de partij en weten zich als
revolutionair te herpakken.
5. Bepaalde kameraden zijn in de liquidatiestroming terechtgekomen door gebrek aan vorming en ervaring.
Waneer ze eenmaal hebben begrepen wat er op het spel staat, verdedigen ze de posities van de partij.
Hoofdstuk 4: De inhoud van de sociaaldemocratische liquidatiestroming
4.1. In naam van de strijd tegen dogmatisme, worden de basisbeginselen vqn het leninisme en van het marxisme
verworpen
4.1.1. De liquidatoren binnen de KPD brachten de volgende stelling naar voor:
“ Mijns inziens hadden we reeds vroeger een kritische houding aangenomen tegenover het marxiisme-leninisme
van de Derde Internationale en tegenover zijn gekanoniseerde 'grondslagen'. Indien er niet de Chinq-mythe was
geweest”. Het “pluralisme van de verschillende opvattingen over het marxisme” moet worden erkend. “Uitsluitend
negatieve opvatting van het begrip revisionisme moet in vraag worden gesteld. Bernstein, Lukacs, Korsch,
Togliatti, Gramsci, Althuser, Bahro, zij hebben de verdienste om met de herziening van de orthodoxie, de theorie
in overeenstemming te brengen met de concrete historische realiteit”. (Willy Jasper, Zur Bilanz, blz 68-69)
“Wat onder marxisme verstaan wordt, is zelf kontravers geworden”. “Een zelfstandig antwoord formuleren op de
problemen van de sociale bevrijding in ons land betekent ook verzaken aan het leninisme”. Sommigen menen dt
het gehele apparaat van het historisch materialisme in vraag moet gesteld worden”. (Karl Schögel, Zur Bilanz,
blz. 75-79)
4.1.2. De burgerij die het marxisme haat omdat het de wetenschap is van de strijd van het proletariaat, slingert al
altijd haar scheldwoorden rond: het marxisme is een soort “godsdienst”, een reeks “gekaniniseerde dogma's”.
De katolieke hiërarchie stond in de jaren '20 vooraan op de barrikaden tegen het communisme. Zij schrijft: “Zo
wordt dit materialisme zelfs een godsdienst waarin het geloof aan de onafwendbare evolutie naar een proletaris
toekomstgemeenschap als de verlossende kracht wordt gebruikt.” (Zestiende Vlaamse sociale week, 9-11
september 1929, verslag blz. 84)
Dezelfde klerikale ideologien grijpen naar theorieën die werden uitgewerkt door ex-marxisten zoals Hendrik
DeMan, om hun anticommunisme te ondersteunen.
“Om kritiek uit te oefenen op het marxisme, grondslag van het bolsjewis communisme, zou het volstaan in de
leer te gaan bij de socialisten zelf. Velen zijn ze die in lijvige boekdelen het onhoudbare van heel wat
marxistische stellingen hebben bewezen (...) Wij herinneren terloops aan het werk van Hendrik De Man, die
onder de leuze: 'Het marxisme is dood, leve het socialisme' een machtig offensief tegen de materialistische
Marx heeft ingezet en niet zonder succes, getuige de vele tot uiting komende stromingen met het opzet
geestelijjke motieven op te diepen die aan het marxistische socialisme fris bloed en nieuw leven zouden
moeten scheken (...) (Hendrik De Man schrijft:) “Om Marx in het ongelijk te stellen, behoeft men niet groter te
zijn dan hij, daartoe is het voldoende dat men twee derde van een eeuw later geboren is en de ogen open
houdt. Dan ziet men niet (onleesbaar,NICO)....s anders, maar ook anders dan hij ...”(Zestiende Vlaamse
sociale week, blz. 116)
Hendrik De Man in 1941, toen hij naar het fascisme was overgestapt:
“In 'au delà du Marxisme' maakte ik het bilan van alle amendementen die ik door mijn ervaring en studie had
aangebracht aan mijn marxistisch geloof en ik besloot met de woorden: het socialisme moet zich bevrijden van
het marxisme. Zeker, niet zoals men zich ontdoet van een tegenstrever waarvan men plotseling erkent dat men
hem ten onrechte als vriend heeft beschouwd; maar wel zoals men zich ontdoet van een geheel van formules
die ooit levend en levend-makend waren geweest, maar die sinds lang zijn achterhaald door de evolutie van de
feiten en die vervallen zijn tot een staat van schandelijke vooroordelen.
Kortom, dat was het toepassen op het marxisme, van de kritische methode waarmee Marx zelf, bijna een eeuw
geleden, de 'relativiteit' van de ideologieën had vastgesteld (...) Zodra zij is achterhaald door de feiten (...)
wordt de vroegere waarheid een dwaling waarvan men zich moet ontdoen (...). Ik viel de wortels zelf van het
9
marxisme aan, 't is te zeggen zijn filosofische basis: het economisch determinisme en het wetenschappelijk
rationalisme.” (Après coup, blz. 191)
August Lecoeur. Tussen 1945 en 1950 lid van het Politiek Bureau van de PCF en lid van het secretariaat belast
organisatie; uitgesloten in 1954, wordt lid van de sociaaldemocratische S.F.I.O. In 1958; in 1970, secretaris
generaal van de Partie de la Démocratie Socialiste.... Wiens parlementairen in 1973 overlopen naar ....Giscard
d'Estaing.
August Lecoeur in 1962:
“Bij de honderste verjaardag van het Communistisch Manifest (...) (schreef) Jacques Duclos: “Het manifest kan
de militanten helpen om oplossingen te vinden voor problemen die in de actuele situatie van de strijd worden
gesteld”. En de militant die problemen tegenkomt in zijn gemeentehuis, in zijn sectie, in zijn fabriek neemt deze
raad naar de letter op: (...) “Marx heeft gezegd dat het ontbindingsproces van het kapitalisme zo is, dat de
periodisch terugkerende crisisseen....” want voor hen is het marxisme, zoals André Gide zei: de mis in het
latijn, daar waar men het niet begrijpt, moet men buigen (....)
Wie zou vandaag echt de titel van 'marxist' verdienen? Diegene die naar het voorbeeld van Marx voor het
eerste stadium van de evoluti van het kapitalisme en de klassenstrijd, naar het voorbeeld van Lenin voor de
periode van het imperialisme en de proletarische revoluties, een moderne doctrine zou uitwerken in functie van
de ontwikkeling van de technieken en die ordewoorden zou opstellen die aangepast zijn aan de periode van de
automatisering, de beheersing van het atoom, en die gericht zijn tot de nieuwe sociale lagen die ontstaan zijn
uit uit deze evoluties”. (Le partisan, Plamarion, blz 300-302)
André Gorz:
“De geest van de orthodoxie, het dogmatisme, de religiositeit zijn dus geen toevallige verschijnselen van het
marxisme: zij zijn noodzakelijk ingesloten in een filosofie (...) waarvan het profetisch karakter geen andere
basis heeft dan de openbaring waardoor de geest van de profeet werd getroffen”. (Adieu au prolétariat, blz. 37-
38)
4.1.3. Het marxisme is een wetenschappelijke doctrine van het proletariaat dat vecht voor zijn bevrijding. Het
marxisme heeft een klassenkarakter, een practisch karakter en een wetenschappelijk karakter.
Om het marxisme verder te ontwikkelen, moet men eerst harde en langdurige inspanningen leveren om de
gehele doctrine grondig te beheersen. Tijdens de liquidatie-beweging hebben ook eerlijke revolutionaire militanten
zich laten meeslepen door “nieuwe theorieën” die al dateren van uit Marx' tijd en al in de werken van Marx en
Engels worden weerlegd.
Om het marxisme verder te ontwikkelen, moet men een georganiseerde revolutionaire praktijk in de
arbeidersklasse opnemen. Zij die zich afkeren van de klassenstrijd en van het proletariaat vinden gemakkelijk
tientallen “theorieën” die bewijzen dat het marxisme achterhaald is.
“Het marxisme-leninisme is een dogma, een godsdienst”.
Daarmee wordt vooral het feit aangevallen dat het marxisme zich openlijk op het standpunt stelt van het
proletariaat en de onderdrukte klassen. Voor diegenen die zich opstellen aan de kant van de uitbuiters, lijkt dit
een “akte van geloof”.
Het historisch materialisme toont aan dat de ontwikkeling van de mensheid gebaseerd is op de ontwikkeling van
de productiekrachten. De manier waarop een bepaalde maatschappij produceert en haar producten uitwisselt, is
de basis waarop de sociale klassen worden gevormd. In de gehele geschiedenis ziet men de strijd tussen de
klassen.
Voor de burgelijke revolutie plaats vond, waren de productiekrachten erg weinig ontwikkeld. Dit bepaalde
grotendeels de opdeling in klassen: de boeren en handwerkers konden nauwelijks genoeg produceren om hun
gezin in leven te houden en op een meer-product af te leveren dat de heersende klasse toeliet een luxueus leven
te leiden.
In de moderne, burgerlijke maatschappij zijn de productiekrachten zo sterk ontwikkeld dat er geen voorwendsels
meer overblijven om het opdelen in klassen in stand te houden. De kapitalistenklasse is een rem geworden op de
historische ontwikkeling. De moderne productie wordt beheerst door twee klassen: de kapitalisten en het
proletariaat. Alleen het proletariaat kan de socialistische revolutie doorvoeren en de moderne productiekrachten
ten dienste stellen van de bevrijding vaan de hele mensheid.
“Het marxisme is een economisch determinisme”. Met deze stelling valt Hendrik De Man de idee aan dat de
materiële, economische productie en de ruil de grondslag vormen van elke maatschappij. Hij verwerpt de idee dat
een revolutionair als taak heeft de antagonistische tegenstellingen te ontdekken in de manier waarop het
kapitalisme produceert en warenruil organiseert. De tegenstelling tussen de collectieve, sociale productie
ondernomen door tienduizenden arbeiders en technici en de privétoeëigening van de producten door de
kapitalisten; de klassentegenstelling tussen bezitters van de productiemiddelen en de proletariërs die alleen hun
arbeidskracht kunnen te koop aanbieden om in hun levensonderhoud te voorzien; de tegenstelling tusen de
strenge, wetenschappelijke organisatie van het werk in het individuele bedrijf, de anarchie in het geheel van de
productie op internationaal vlak, de tegenstelling tussen de enorme expansiemogelijkheden van de productie
dankzij de wetenschap en techniek; de geringe expansie van de afzetmarkten veroorzaakt door de afbraak van
het levensniveau van de massa's in de Derde Wereld en in het Westen; de tegenstelling tussen de politiek van
maximale winst van de multinationals en de noodzaak voor de Derde Wereldlanden om een zelfstandige
nationale economie uit te bouwen, enz... Uit het inzicht in deze tegenstellingen groeit het besef dat de
10
proletarische revolutie een noodzaak is opdat de materlële productie zich harmonisch en maximaal zou kunnen
ontwikkelen in dienst van de werkende klassen.
Het marxisme is geen economisch determinisme, het erkent tenvolle de wisselwerking tussen de politiek, de
ideologie, het recht, de moraal etc. en de economische basis.
“De 18e Brumaire van Louis Bonaparte” van Marx (1852) en “De buitenlandse politiek van het Russische
Tsarisme” van Engels (1890) zijn daar twee briljante voorbeelden van.
“Tegen het materialisme; er moeten geestelijke motieven ten grondslag liggen aan het socialisme”.
De materiële basis waarop het wetenschappelijke socialisme steunt is de ontwikkeling van de productiekrachten
en de organisatie van de klassenstrijd. Wie die materiële basis wegveegt en ze vervangt door “geestelijke
motieven”komt terecht in een burgerlijk of feodaal socialisme.
Hendrik De Man stelde dat zijn socialisme voortkomt uit: “algemeen menselijke drijfveren zoals de zin voor
rechtvaardigheid en waardigheid”blz. 94) en uit “morele revendicaties”(blz. 97).
Maar gezien die “geestelijke motieven”worden aangevoerd om te verzaken aan de klassenstrijd van het
proletariaat, kunnen dit alleen de “geestelijke motieven” van de bourgeoisie of de feodaliteit zijn.
Hendrik De Man kwam logischerwijze terecht bij de volgende stelling: “Het koningschap incarneerde het laatste
en kostbare overblijfsel van een gezag gebaseerd op de gezworen trouw, op de verplichtingen van de afkomst en
op een hiërarchie van waarden, onafhankelijkheid van het geld”. (310) ( citaten uit ‘Après Coup’)
“het marxisme is achterhaald door de feiten; er zijn “nieuwe sociale lagen...”
op die manier stellen de anti-marxisten het voor alsof zij alleen maar de jongste feiten willen in aanmerking
nemen, maar zij vallen in wezen de basisbeginselen van het marxisme aan. Wat zij verwerpen is de revolutionaire
klassenpositie van het marxisme, zijn revolutionaire geest, zijn fundamentele revolutionaire stellingen en zijn
wetenschappelijke methode.
Nochtans moet men eerst deze basis verworven hebben, vooraleer er sprake kan zijn van het verwerken van de
nieuw feiten.
4.1.4. Wij moeten niet alleen de klassenpositie, de fundamentele stellingen en de wetenschappelijke methode van
het marxisme studeren, we moeten ook aandacht besteden aan de klassenpositie, de stellingen en de methode
van de anti-marxisten.
In naam van de strijd tegen het “dogmatisme” wil Jasper de anti-marxistische stromingen van Bernstein tot Bahro
in ere herstellen. Men kan zich maar scholen tot communist wanneer men ook leert de theorieën van de meest
verstandige revisionisten te ontleden en te begrijpen waarom die noodzakelijk moesten uitlopen op totaal verraad.
Het boek van Bernstein “Die Vorraussetzungen der Socialismus”(1899) bevat de belofte om “de marxistische
doctrine te ontwikkelen en te verrijken”(blz. 49)
Maar de kern van zijn betoog is het volgende:
“De gehele praktijk van de sociaaldemocratie is erop gericht de voorwaarden te creëren die een vreedzame
overgang van het huidig systeem naar een betere sociale orde mogelijk maken (…) Welnu, de
klassendictatuur is een idee die behoort tot een voorbijgestreefde cultuur (…) Zij betekent een achteruitgang.
Het is politieke onzin om te geloven dat de overgang van de kapitalistische maatschappij naar de
socialistische maatschappij noodzakelijk de vormen moet aannemen van een periode die nog niet de moderne
propagandamethodes kende en ook geen enkele van de instellingen kende waarover wij nu beschikken om
een nieuwe wetgeving op te leggen”. (blz. 178)
“De legale weg kan worden beschouwd als een langere weg omdat zijn voorstanders de voorrang geven aan
het compromis en de onteigening met schadevergoeding verkiezen boven de-confiscatie zonder meer (…)
Zodra de bezittende minderheid van een natie niet langer een beslissende hinderpaal is voor de vooruitgang,
zodra het opbouwwerk belangrijker is dan het afbraakwerk, verliest de oproep voor een gewelddadige
revolutie elke zin”. (blz. 232)
“Het is nodig om de perspectieven, geboden door de koloniale veroveringen, zeer ernstig te onderzoeken. De
inboorlingen moeten goed worden behandeld en vergoed (…) Maar er is geen enkele reden op a priori elke
nieuwe verworvenheid te veroordelen (…) Duitsland voert elk jaar aanzienlijke hoeveelheden koloniale
producten in: er komt een dag dat wij zullen wensen dat we deze producten tenminste gedeeltelijk in onze
eigen kolonies vinden (…) het is niet noodzakelijk dat de bezetting van tropische landen door Europeanen
schade berokkent aan de inboorlingen en in vele gevallen doet het omgekeerd zich eerder voor.
Het is niet de verovering die rechten creëert maar de uitbating van de grond. Een ontwikkelde beschaving
heeft dus per slot van rekening hogere rechten”. (blz. 202-203)
In een nawoord belicht Frederic Bon, in 1965 uitgesloten uit de PCF, de verdiensten van het “democratisch
socialisme” van Bernstein tegenover het “autoritarisme”en de “dictatuur” van Lenin en Stalin ….
Iemand die de theorieën van het burgerlijke socialisme fabriceert, hoeft zich natuurlijk niet te bekommeren om de
10 miljoen werkers die tijdens de oorlog 13-18 werden vermoord, noch om de tientallen miljoenen “inboorlingen”
die werden opgeofferd voor het kolonialisme. (Citaten uit Les présupposés du Socialisme, Bernstein, Ed. Sevil)
4.2. In naam van de “strijd tegen het stalinisme”, wordt de strijd aangebonden tegen het marxisme-leninisme
4.2.1. Vrijwel alle bewegingen van liquidatie in de West-Europese ML-partijen, hebben het vuur geopend met een
kritiek op het “stalinisme”. Dit maneuver kan het gemakkelijkst worden uitgevoerd in naam van de strijd tegen het
dogmatisme.
11
Het algemeen politiek klimaat maakt dit maneuver gemakkelijk: alle fracties van de burgerij en de kleinburgerij,
van de fascisten over de rechtsen en sociaaldemocraten tot de anarchisten, trotskysten en revisionisten, vinden
elkaar in een gemeenschapelijke haat voor het “stalinisme”.
Zeer snel kwam aan het licht dat de zogezegde “strijd tegen het stalinisme” de meest voordelige tactiek was die
door de liquidatoren was uitgekozen om hun denkbeelden te introduceren. Zij meenden dat zij een aantal
stellingen en principes konden vernietigen door er het etiket “stalinisme” op te plakken. Bij nader inzien ging het
echter om stellingen en principes die behoren tot de grondslagen van het leninisme en het marxisme.
4.2.2. In de jaren '20 voerden alle fracties van de imperialistische burgerij hun aanvallen tegen het communisme
uit in naam van de strijd tegen het bolsjewisme en tegen de leninistische dictatuur. Hun strijd tegen het
“stalinisme” was de normale voortzetting van deze campagnes.
Kerenski, leider van de burgerlijke regering in Rusland in 1917:
“De communisten kunnen de wortel van het kwaad niet blootleggen. Zij hebben Stalin ontmaskerd, de meest
ijverige kampioen van de leninistische zaak. (…) De waarheid zeggen over Lenin zou de fundamenten
vernietigen van de totalitaire dictatuur en toelaten dat Rusland terugkeert naar de wegen van de democratie
waarvan de bolsjewieken ons land in oktober 1917 met geweld hebben afgeleid.” (La Russie au tournant de
l’histoire; Plon; 1965: blz 398)
Herinneren wij eraan dat de eerste taak die Kerenski in maart 1917 formuleerde in de naam van ‘de democratie’
erin bestond de imperialistische wereldoorlog voort te zetten …
Kautsky, de geestelijke vader van de internationale sociaaldemocratie, in 1930:
“Het fascisme is niet anders dan een pendant van het bolsjewisme. Mussolini aapt slechts Lenin na (…)
De bonapartische, of zo men wil, fascistische ontaarding van het bolsjewisme is dus niet een gevaar dat in een
verre toekomst dreigt, maar is ongeveer tien jaar een feit in Rusland”. (het bolsjewisme in het slop,
Arbeiderspers, blz. 106-107)
Hetzelfde thema nog wat rauwer opgediend in het ACV-weekblad, 19 april 1939:
“het bolsjewisme heeft de stevige grondslagen vernietigd van de natuurlijke moraal en van de christelijke
zedenleer. In feite levert het de mens over aan de heerschappij zijner instincten. Nochtans wordt hij
gedwongen een zeer strenge politieke en economische tucht aan te nemen.
De mens moet gehoorzamen aan sociale ordewoorden, ‘t is te zeggen aan de despotische wil van de leiders
(…) Op gebied van politieke dictatuur vertonen de communistische methoden veel gelijkenis met die van de
fascisten of nazi’s, maar ze zijn nog veel brutaler en wreder”. (blz. 389-391)
4.2.3. De haat tegen “het stalinisme” is in wezen de haat van de bourgeoisie voor iedere revolutionaire beweging
van het proletariaat en van de onderdrukte volkeren.
Wat vandaag aan het adres van Stalin wordt bijeengescholden werd vroeger reeds bedacht voor Robespierre,
Saint-Just en Baboeuf tijdens de Franse Revolutie, voor de Communards in het Parijs van 1871, voor Marx en
voor Lenin, voor alle opstanden van de “barbaren” en de “wilden” in China, Perzië, de Arabische wereld en Afrika,
voor de huidige strijd van de PLO in Palestina en de IRA in Ierland.
Als communisten en als internationalisten van het proletariaat beschouwen wij de revolutionaire geschiedenis van
de arbeidersklasse als onze eigen geschiedenis. In elke fase van haar ontwikkeling en in elk land kent de
arbeidersklasse zwaktes, tekorten, fouten. Dit was zo voor de arbeidersklasse die in Parijs de Commune
organiseerde,dit was zo voor de arbeidersklasse die in de Sovjetunie onder leiding van Lenin en Stalin het
socialisme opbouwde. De verschillende partijen drukken de verschillende klassenbelangen uit. De miljoenen
communisten die in de jaren '20, '30 en '40 georganiseerd waren in de bolsjewistische partij en in de
internationale communistsche beweging, vormden de voorhoede van de internationale arbeidersklasse en deze
voorhoede drukte de belangen van het proletariaat uit. Het is normaal dat deze avant-garde interne strijd,
scheuringen, ernstige fouten kende, maar alleen zij bracht de klassenbelangen van het proletariaat over de hele
wereld tot uiting. In Europa brachten de burgerlijke en de sociaaldemocratische partijen de belangen tot
uitdrukking van het imperialisme en van de kleinburgerlijke lagen die zich met dit imperialisme verzoenden.
4.2.4. De arbeidersklasse kan zich maar opwerpen als de leidende revolutionaire klasse wanneer zij de lessen
van haar eigen revolutionaire verleden assimileert.
De jaren 20, 30 en 40 vormen een grote periode in de revolutionaire geschiedenis van de communistische
wereldbeweging.
De jonge marxist-leninistische beweging die na 1968 is ontstaan, telt weinig kaders die de strijd zelf hebben
meegemaakt. Honderden ideologen van de bourgeoisie schrijven ontelbare studies om de fundamentele
revolutionaire verworvenheden uit die periode te vervalsen, af te breken en te begraven.
Wij moeten ernstige inspanningen leveren om de positieve ervaringen van de communistische wereldbeweging te
ontdekken en te assimileren.
Alleen op die basis zullen wij ook in staat zijn om correcte kritiek te leveren op fouten die in deze periode werden
begaan. De interne studie van het marxisme-leninisme, de kritiek op het reformisme, de revolutionaire praktijk
voor de partijopbouw en voor de klassenstrijd vormen de basis voor vruchtbare kritiek.
Wij leveren kritiek op welbepaalde stellingen en praktijken die in de communistische wereldbeweging in Stalins
tijd werden verspreid, met het doel beter onze partij op te bouwen, beter op de revolutionaire praktijk aan te
12
pakken, beter het proletarisch internationalisme in toepassing te brengen.
4.2.5. Wij zijn fundamenteel solidair met de internationale communistische beweging uit de tijd van Lenin, die de
revolutionaire belangen van het wereldproletariaat uitdrukte. Wij nemen stelling tegen alle anticommunistische
kritieken die werden geformuleerd tegen het leninisme en het stalinisme, al deze kritieke situeren zich op het
terrein van de burgerlijke en imperialistische maatschappij, wiens grondslagen zij willen verdedigen door het werk
van Lenin en Stalin aan te vallen.
Wij zijn trouw aan het proletarisch internationalisme maar wij moeten de fouten en zelfs zware fouten die in onze
internationale communistische beweging werden begaan, niet goedpraten, wij moeten ook niet alle acties en alle
standpunten van de bolsjewistische partij van vroeger verdedigen.
Vaak ontbreekt het ons aan voldoende gegevens over de concrete situatie en over de verschillende stellingen,
om op een verantwoorde manier te kunnen oordelen.
Wij waarderen de inspanningen die tijdens de periode van Lenin en Stalin werden gedaan om het proletarisch
internationalisme in praktijk te brengen door de uitwisseling van ervaringen te ontwikkelen, door de samenwerking
en coördinatie tussen de partijen te organiseren, door de discussie en de ideologische strijd op internationaal vlak
te stimuleren.
Wij geloven dat de ervaring heeft aangetoond dat het onmogelijk is om de internationale communistische
beweging te leiden vanuit èèn centrum. In elk land moet de communistische partij onderzoek en studie verrichten
om goed de specifieke kenmerken te vatten van de economische, sociale, politieke en ideologische toestand, op
die basis moet zij haar eigen lijn en principes formuleren. Dit is onmogelijk wanneer deze partij afhangt van een
buitenlands centrum, voor het bepalen van haar politiek en tactiek. Iedere partij moet onafhankelijk zijn en de
volledige verantwoordelijkheid dragen voor de standpunten die zij inneemt.
Iedere partij kan fouten en zelfs zware fouten maken en een partij kan ontaarden. Men moet dus niet blindelings
de standpunten van een andere partij rechtvaardigen of overnemen. Indien men een stelling of ervaring van een
andere partij overneemt, moet men daar zelf de volle verantwoordelijkheid voor dragen.
Iedere partij is onafhankelijk, maar zij is terzelfdertijd een integraal deel van de internationale communistische
beweging en zij is, samen met alle andere partijen, verantwoordelijk voor deze beweging. Zij moet het
revolutionaire werk in eigen land op een correcte manier volbrengen en zij moet zichzelf ten dienste stellen van
de internationale communistische beweging. Zij moet haar eigen ervaringen delen met de andere partijen,
discussie, kritiek en ideologische strijd organiseren en concrete hulp bieden in de mate van haar mogelijkheden.
4.3. Onder de dekmantel van zogezegd “maoïstische” frasen, wordt de strijd tegen het socialisme in China
aangebonden
4.3.1. Bettelheim was in Frankrijk een ideoloog van het ‘maoïsme”. Ma de val van de groep van Tsiang Tsing,
beschuldigde hij er Hua-feng van een “revisionistische lijn” te volgen.
De Chinese partij nodigde hem uit om ter plaatse zijn ideeën te komen toetsen aan de realiteit. Hij weigerde. Voor
hem is het bekeken, in China is “het kapitalisme hersteld”.
Dat was Bettelheim onder zijn “extreem-linkse’ vorm. Nu even onder zijn “extreem-rechtse” gedaante. Bettelheim
was al een tijd geleden ten strijde getrokken tegen het “stalinisme”, als een vorm van contra-revolutie tegen het
leninisme.
Een paar jaar later:
“Ik denk vandaag niet meer dat de oktober-revolutie een echte proletarische, socialistische revolutie was (…)
Het was een speciaal soort van kapitalistische revolutie”.
“In de Sovjet-Unie geven de kapitalistische verhoudingen die zich ontwikkelen tijdens de eerste
vijfjarenplannen, het ontstaan aan uitbuitersverhoudingen waarvan de reproductie wordt bestuurd door de
partij. Ik stel voor dit kapitalisme een ‘partij-kapitalisme’ te noemen”. (Interview in Le Monde 30-10-82)
Het ‘enthousiasme” van kleinburgerlijke elementen voor het socialisme, kan gemakkelijk omslaan in zijn
tegendeel. Bettelheim en vele Europese revolutionairen hadden lange tijd idealistische voorstellingen over het
socialisme in China. Zij vertrokken van hun eigen idealistische beeld over het socialisme en over de weg om
vooruit te gaan in de socialistische opbouw. Hun ideaalbeeld was vaak bepaald door hun ervaring in een
industrieel ontwikkelde, burgerlijke democratische samenleving.
Een realistisch beeld moet vertrekken van het inzicht in de samenhang van het revolutionair proces op
wereldschaal. De rijkdom van het industrieel ontwikkelde, imperialistische kamp is voor een groot deel gebouwd
op de niets ontziende uitbuiting van de Derde Wereld. In de Derde Wereld worden alle economische, sociale en
politieke tegenstellingen ten spits gedreven. Alleen in de Derde Wereld is de revolutie een directe, vitale
noodzaak voor de brede massa’s.
De burgerij is er niet in staat de revolutie te leiden. Alleen het proletariaat kan de boeren en werkers aanvoeren in
deze uiterst bittere revolutionaire strijd.
Na de overwinning gaat het proletariaat over tot de stapsgewijze socialistische omvorming en opbouw, daarbij
steunend op de ideologische, politieke en economische ervaring van de internationale arbeidersklasse.
De dialectiek van de geschiedenis heeft een situatie teweeggebracht waarin het socialisme alleen in die landen
kan triomferen waar de materiële voorwaarden voor het socialisme het minst ontwikkeld zijn. De ontwikkeling van
de productiekrachten, van industrie, van communicatie, van handel, van wetenschap en cultuur, was erg laag in
China.
13
Dit stelt zeer complexe problemen. Het is daarom essentieel een weg te ontdekken voor de socialistische opbouw
die aangepast is aan de concrete, specifieke realiteit van het land. Het is onvermijdelijk dat in zo’n complexe
situatie,nu eens links-opportunistische en dan eens rechts-opportunistische fouten worden gemaakt. Maar zolang
de partij zich baseert op het marxisme-leninisme en op de massa’s steunt, kunnen fouten en zelfs de ernstige en
langdurige fouten, worden verbeterd.
Bettelheim veroordeelt het imperialisme maar hij veroordeelt ook het revolutionaire socialisme: de
oktoberrevolutie en de Chinese revolutie waren volgens hem specifieke vormen van de burgerlijke revolutie.
De kleinburgerij veroordeelt zowel de burgerij als het proletariaat in een stortvloed van woorden die de volslagen
steriliteit in de actie maskeert.
Bettelheim en andere “ex-maoisten” prijzen zichzelf aan omwille van hun creatief, wetenschappelijk, marxistisch
werk. In werkelijkheid schrijven zij alleen de mensjewieken over.
Theodore Man, leider van de mensjewieken, in 1932:
“De grote historische veroveringen van de revolutie onder bolsjewistische leiding (…), daarbij inbegrepen het
industriële staatskapitalisme en de landbouwcoöperatieveen, bewegen zich fundamenteel binnen het kader
van een burgerlijke revolutie”. (blz. 28)
“De bolsjewistische dictatuur is gèèn dictatuur van de arbeidersklasse (…) zij ontaardt meer en meer in een
dictatuur van een nieuwe bevoorrechte laag die voortgekomen is uit de plebeïsche masa”. (blz. 31) (Rede aan
de universiteit van Brussel, december ‘32. In de brochure Dan en Martov: de dictatuur van het proletariaat,
Ed. de la Libertè, 1947)
Kautsky, de ideoloog van de West-Europese sociaaldemocratie in 1930:
“Daarenboven staat in reactionaire landen en in Sovjet-Rusland, een hoge adel. Deze wordt in Rusland
gevormd door de Communistische Partij die de staat regeert. (…) De Communisten vormen de herrenklasse,
die over de rest van de bevolking naar believen beschikt, waarvan zij echter niet veel meer dan èèn procent
uitmaakt. Natuurlijk waakt deze klasse over haar enorme privileges...” (Het bolsjewisme in het slop, blz. 69)
4.3.2. Sommige “maoisten” hebben een aantal kreten uit het hoofd geleerd over “revisionisme”, “herstel van het
kapitalisme”, “staatskapitalisme”. Het volstaat dat een aantal veranderingen in China hen niet bevallen, of ze
slingeren deze vreselijke kreten in de lucht.
De dialectiek leert dat een zaak zich kan omkeren in haar tegendeel. De geschiedenis gaat vooruit, maar zij kan
ook in bepaalde landen en op bepaalde momenten een enorme sprong achteruit maken. In de geschiedenis
voltrekt zich onvermijdelijk de overgang van kapitalisme naar socialisme maar in bepaalde landen kan het
socialisme degenereren en omslaan in een vorm van kapitalisme.
De dialectiek van het proletariaat moet materialistisch zijn. Het verval van het socialisme tot een nieuw
uitbuitinssysteem van de werkende massa’s, moet zich eerst in de werkelijkheid, in de feiten hebben voorgedaan,
vooraleer de dialectische stelling: “het socialisme is vervallen tot staatskapitalisme” een correcte weerspiegeling
is van de dialectiek van de geschiedenis.
Heel wat marxist-leninisten schijnen niet te beseffen dat deze dialectische stelling, ontdaan van haar materiële
basis, het eerst werd naar voor gebracht door de burgerlijk in haar strijd tegen het jonge socialisme.
De begrippen “staatskapitalisme’ en “nieuwe burgerij” werden oorspronkelijk gebruikt door rechts en extreem-
rechts in hun aanvallen tegen het socialisme van Lenin en Stalin.
De klerikalen gingen tekeer tegen “het machtige overheersingsapparaat van de Sovjet-bureaucratie”(blz. 126)
“De Sovjet, die de oude Russische bourgeoisie had onteigend en tot armoe gebracht, roept in vier jaar tijd een
nieuwe bourgeoisie in leven. Tot die nieuwe bourgeoisie behoorden ook een massa bureaucraten...” (blz. 129)
( Zestiende Vlaamse sociale week, 9-11 september 1929)
Een uiterst interessante manier waarop de katholieke ideologen het communisme bekampen, vinden we in “De
Gids op Maatschappelijk Gebied” van september 1931, in een studie “Het Russische vijfjarenplan”. Eerste
strijdmethode: Stalin is bezig het zuivere marxisme te verlaten ( hij is “een revisionist” zouden we zeggen….)
“ De Sovjets hebben afstand gedaan zelfs van sommige hunner principes. ‘n paar voorbeelden; het
eigenbelang wordt erkend, de gelijkheidsleer wordt afgeschaft, de theorie van de staatsaanbidding krijgt een
flinke deuk, de centralisatie van de nijverheid wordt aangeprezen; het privé-initiatief wordt aangemoedigd. De
Sovjets wijzigen hun politiek tegenover de niet-leden der partij: de “koelakken” en andere boeren woren
erkend en waardig bevonden om te arbeiden in de Sovjetnijverheid; in de voortbrengst moeten besparingen
gedaan worden; het stukwerk wordt opnieuw ingesteld en de technici zullen weer een ereplaats verwerven. Dit
alles werd bij de aanvang als “kapitalistische methode geschandvlekt en veroordeeld”. “Hoe langer de
positieve heropbouw van het land aan gang is, hoe verder van het zuiverste marxisme wordt afgeweken.
a. Er is kapitaal nodig;
b. Men keert terug tot het eigenbelang, tot vermeerdering van de lonen tot indeling in bekwame en min-
bekwamen, enz.
En wie zegt dat men op een gegeven ogenblik niet zal terug keren tot privé eigendom?”
Tweede strijdmethode, op dezelfde bladzijde:
“Het Russisch communisme is geen verschijnsel van voorbijgaande aard. Het is de logische en
onverbiddelijke toepassing van voorbijgaande aard, dat rekening houdt noch met het zieleleven , noch met
Goddelijke wetten. Wat heeft de toepassing van dit stelsel tot hiertoe aan het Russische volk gegeven? Veel
en zeer veel ellende: de Sovjetleiders hebben heel wat op hun geweten: 2.500.000 mensen hebben ze
14
vermoord en 2.000.000 werden verbannen”. ( De Gids, no. 9, 1931, blz. 502-504)
4.3.3. De sociaal-democratische liquidatie-stroming binnen de marxist-leninistische beweging wordt gekenmerkt
door een antagonistische opstelling tegenover het socialistisch China en door de overname van alle
anticommunistische kritieken op het socialisme in opbouw.
Een dergerlijk antagonisme werd eerst gedurende lange tijd stap voor stap voorbereid binnen vele partijen.
Partijleden verlaten het standpunt van het proletarisch internationalisme; ze glijden geleidelijk over naar de
burgerlijke en kleinburgerlijke “kritiek op China”. Zij hebben niet meer het klassenstandpunt van kameraadschap
en solidariteit onder alle marxist-leninisten ter wereld. Ze voelen zich niet langer verantwoordelijk voor een
gemeenschappelijke revolutionaire beweging.
Ze besteden nooit ernstige studie aan de basisdocumenten van de Chinese Partij. Als ze toch iets lezen is het op
zoek naar “te kritikeren passages”. Kan men in die omstandigheden een gefundeerd oordeel hebben over het
werk van een Communistische Partij die het leven van één miljard mensen organiseert?
Men leest wel allerlei burgerlijke publicaties en men vindt dat men een voldoende solide basis heeft om “ernstige
twijfels” over de Chinese Partij te formuleren. In zo’n situatie bedenkt men met evenveel plezier uiterst linkse als
rechtse kritieken op China. Als het maar kritiek is en als het maar klinkt.
“Beijing Information is een propagandablad. Het is belachelijk zich te baseren op de propaganda van de staat.
Zij wist bijvoorbeeld de breuk tussen Albanié en China te voorspellenm terwijl wij nog schreven over de
solidariteit tussen de twee landen.”
Wat zouden deze eminente marxist-leninisten vertellen, wanneer ze tijdens een reis in China te horen kregen:
“Wij lezen uw blad Solidair niet. Dat is communistische propaganda. Het zou belachelijk zijn de realiteit van België
te willen kennen door de lectuur van zo’ propaganda?”
Stel u voor dat iemand België wil bestuderen maar koppig weigert om de regeringsverklaringen en
regeringsdocumenten te lezen, omdat die toch maar propaganda zijn. De regeringsbeslissingen in België zijn
geen propaganda, ze zijn effectieve maatregelen die de belangen van de heersende klasse uitdrukken.
De beslissingen van de Chinese Partij en regering zijn effectieve maatregelen die uitdrukken hoe de
arbeidersklasse in China de ontwikkeling van het land organiseert.
De burgerlijke pers heeft ook voorspeld dat er een breuk kwam tussen China en Korea, dat China een
bondgenootschap zou sluiten met Amerika, dat de werken van Mao Zedong niet meer gestudeerd werden, dat de
handarbeid en de verbinding met de arbeiders was afgeschaft voor de kaders en de intellectuelen, dat het
politiek-ideologisch werk was opgedoekt…
Al die voorspellingen zijn ondertussen vals gebleken maar dat is geenszins een zog voor de China-critici.
Wij zijn geen “pro-Chinese”partij, wij zijn een Belgische revolutionaire partij die solidair is met alle marxist-
leninisten ter wereld.
Als communisten en internationalisten hadden wij de plicht om onszelf op de hoogte te stellen wat onze Chinese
kameradem die leiding geven aan 1 miljard mensen, ondernemen op ideologisch, politiek en economisch gebied.
Beijing Information biedt een realistisch en concreet beeld van de politiek en van de beslissingen van de Chinese
CP en van de Chinese regering.
Wij moeten ernstig kennis nemen van wat de Chinese kameraden in hun land ondernemen maar wij moeten niet
te snel willen oordelen. Onze kennis van de specifieke Chinese realiteit is hoe dan ook zeer beperkt en het is erg
moeilijk om een gefundeerd oordeel uit te spreken over de meeste specifieke beleidslijnen.
“Wij hebben ons vroeger opgetrokken aan de Culturele Revolutie. Nu wordt de hele Culturele Revolutie
verworpen. We hebben niets meer om ons aan op te trekken. We publiceren nu artikels over Chinese
fabrieken. Dat is belachelijk. In 1970 publiceerden we ook artikels over de fabrieken tijdens de culturele
revolutie en die worden nu allemaal verloochend”.
Tijdens de Culturele Revolutie was China een socialistisch land en we hebben het terecht gepropageerd. Tijdens
de Culturele Revolutie zijn er vele positieve zaken gebeurd en we hebben die terecht gepubliceerd. Wij hebben
onze eigen mening. Toen bepaalde personen in China alles kritikeerden wat tijdens de Culturele Revolutie was
gebeurd, waren wij het niet met heb eens. Ondertussen heeft de Chinese Partij een officiële resolutie
aangenomen waarin heel wat positieve punten tijdens de Culturele Revolutie tot stand gebracht, worden erkend.
Tijdens de Culturele Revolutie hebben wij terecht veel van China geleerd. Tijdens de huidige periode hebben we
eveneens enorm veel te leren van de ervaring van de socialistische opbouw in China. Het socialisme opbouwen
in een immens land van de Derde Wereld is een gigantische taak. China doet nu ontegensprekelijk een hele
reeks ervaringen op die erg positief zijn. Bijvoorbeeld bij het bepalen van de verhouding tussen consumptie en
accumulatie, het uitwerken van een politiek van collectivisering van de landbouw en van materiële stimulering van
de individuele boeren, bij het versterken van de leidende rol van de partij en het in stand houden van het
eenheidsfront van alle krachten die het socialistische China willen omvormen tot een moderne, ontwikkelde
samenleving enz.
4.3.4. Alle partijleden moeten vasthouden aan het fundamenteel principe van het proletarisch internationalisme:
wij zijn voor een totale en onwankelbare solidariteit met alle marxist-leninisten ter wereld. Wij hebben allen
dezelfde vijanden. Wij streven allen eenzelfde doel na. Onze strijd kan soms uiterst complex zijn en tegenslagen
kennen maar wij hebben steeds een wederkerige solidariteit nodig. Wij hebben onze problemen en China heeft
de zijne…
15
De communisten in China kunnen de laatste twintig jaar vele fouten gemaakt hebben. Maar hebben wij, de
communisten uit West-Europa, dan zo briljant gepresteerd deze laatste twintig jaar? Alle communistische partijen
hebben hun zwakke en sterke kanten. Wij moeten niet ontredderd zijn als zwakke kanten aan het licht komen
maar we moeten ze zien als waarschuwing voor onszelf. We moeten zoveel mogelijk leren, op een creatieve
manier, van hun positieve ervaringen en wij moeten solidair zijn.
Een proletarische klassenpositie innemen in deze kwestie betekent:
1. De essentiële documenten van de Chinese CP grondig studeren en hun fundamentele stellingen goed
overwegen;
2. Vooral interesse en enthousiasme opbrengen voor het positieve en de vooruitgang;
3. Kritiek leveren op een verantwoorde wijze, dwz onder communisten.
Dit betekent het volgende:
1. Ons enthousiasme voor het socialisme moet tot uiting komen in het propageren van de grote oriëntaties van de
politiek van de CCP, waar wij achter steen op basis van een zelfstandig oordeel;
2. Het principevast weerleggen van alle anticommunistische aanvallen;
3. Wij verdedigen voor alles al datgene wat wij juist en positief vinden in elke beweging of document;
4. Wij geven blijk van communistische kritische geest, wij formuleren onze eigen mening.
Daarbij moeten we voor alles voorzichtig zijn, proberen rekening te houden met de reële situatie in China, met de
reële bedoelingen van de Chinese CP.
4.4. Onder het voorwendsel van “strijd tegen rechts”, “front tegen het offensief van de reactie”, schaart men zich
achter de sociaal-democratie
4.4.1. In onze partij zijn een aantal personen opgestaan die niet langer het moeizame werk van de voorbereiding
van de socialistische revolutie willen opnemen. Hun standpunten, “we hebben in 10 jaar bijna niets bereikt, we
kunnen méér bereiken door links in de SP te versterken.” “Hervorming of revolutie is een academisch debat, de
revolutie is misschien niet voor onze tijd, het reële debat is tussen neo-liberale koers, tussen Tatcher en
Mitterrand.”
4.4.2. Uit haar historische ervaring heeft de Europese bourgeoisie de les getrokken dat haar heerschappij het
meest stabiel is wanneer zij afwisselende politieke tactieken gebruikt, wanneer zij nu eens het bestuur laat doen
door conservatieve politici, dan weer door progressieve burgerlijke politici.
Over het algemeen verdedigen de progressieve fracties van de burgerlijke politici de grondslagen van de
kapitalistische samenleving: het privébezit over de productiemiddelen, de instellingen van de burgerlijke staat.
In bepaalde crisissituaties zijn alleen de “progressieve” burgerlijke partijen in staat de massa’s in bedwang te
houden en de burgerlijke orde te vrijwaren. Deze rol werd in de cruciale jaren 1944-1945 gespeeld door de
sociaal-democratie en de CIA investeerde dan ook volop in deze partij.
4.4.3. Sinds tientallen jaren gebruiken diegenen die de revolutie hebben verraden om zich aan te sluiten bij de
burgerlijke democratie het argument van de “versterking van de socialistische partij voor de strijd tegen rechts”
August Lecoeur, vroeger lid van het politiek bureau van de PCF, sluit in 1958 aan bij het S.F.I.O. (sociaal-
democratie).
“Wij waren overtuigd dat het dringend nodig was om over te gaan tot een hergroepering om een doeltreffende
dam op te werken tegen de pretenties van de reactionaire krachten die profiteerden van de toestand en van
het aanslepen van de oorlog in Algerije, om zich politiek en militair voor te bereiden op de omverwerping van
de republiek”. (Partisan, Flamarion, blz. 293)
Bert van Hoorick werd na de oorlog organisatie-secretaris van de KPB. In zijn autobiografie geeft hij de simpele
argumenten aan waarmee hij de zaak van de socialistische revolutie heeft afgezworen en waarmee hij de
burgerlijke democratie en de SP is binnengestapt.
“Ik stel vast dat er twijfel rees omtrent de voorhoede rol van de Partij (….) Daarom moesten we duidelijk voor
ons zelf uitmaken of de stelling van Kroetsjov over de verwezenlijking van het socialisme langs parlementaire
weg al dan niet gold voor België.
Ik meende dat alle objectieve voorwaarden in die richting wezen. Maar moesten wij er ons meteen
rekenschap van geven dat de sociaal-democratische arbeidersbeweging in deze strategie het bijzondere
element vormde. De nieuwe opvatting die zei dat het socialisme kon verwezenlijkt worden langs
parlementaire weg en door middel van het algemeen stemrecht, nam voor een groot stuk de redenen weg
voor het schisma tussen communisten en socialisten (…) Het algemeen belang van de arbeidersklasse en
dus het klassenbelang moesten de voorrang krijgen. Vooral in het arrondissement Aalst waar aan de ene kant
een massa socialistische arbeiders leefde zonder voldoende leidende kaders en anderzijds een nog
waardevol communistisch kaderapparaat zonde brede basis, leek mij dit primordiaal ( In Tegenstroom blz.
281; 285)
4.4.4. Om de tien, twintig jaar moet iedere politieke partij die haar dynamiek wil behouden, een deel van haar
kader vernieuwen. Zo’n operatie is sinds een paar jaar aan de gang in de SP-PS. De ordewoorden:
“vernieuwing”, “verjonging”, “radicalisering”, kortom het volledige register van de democratie. In drie woorden
stopt men alles wat “in de mode is”. De “vernieuwing” wordt gezocht in het groen.
16
“De dynamiek van de politieke vernieuwing ligt niet langer bij georganiseerd klein links”. (De Morgen 12-10-1982)
Met andere woorden: er is niet in het minst sprake van een oriëntatie naar een anti-kapitalistisch programma.
Spiaels over de “opening” van de PS naar de progressieven:
“Deze opening is in alle geval een noodzaak opdat een partij zou in leven blijven. Wat mij heeft getroffen is
hoezeer onze vergaderingen vooral mannen van rijpe leeftijd verzamelen ...”(Le Peuple, 1 maart 1982)
De liquidatoren die niet meer geloven in de revolutie en in de arbeidersklasse, hebben dus ruime carrière-kansen
binnen de sociaal-democratie.
4.5. In naam van de “democratie” en de “vrijheid” wordt de strijd aangebonden voor de vernietiging van de
leninistische partijopvatting
4.5.1. Tijdens de beweging voor strijd tegen het sektarisme hebben wij soms op een opportunistische manier
mensen tot de partij toegelaten die helemaal niet voldeden aan de voorwaarden voor partij-lidmaatschap. Één
van hen verliet de partij op basis van stellingen die vaak nauw aanleunen bij de extreem-rechtse anti-
communistische propaganda. De leninistische partijopvatting wordt speciaal geviseerd in termen die rechtstreeks
zijn overgenomen uit de extreem-rechtse publicaties.
Citaat:
“Het zou interessant zijn om de werkstijl en organisatiemethoden van religieus-fascistische sekten nader te
bekijken.
De sekte van Melchior bv. Verstaat de kunst om haar leden van binnenuit te beheersen. Elk lid wordt behoorlijk
geënkadreerd, mag alleen maar praten met de leden van zijn eenheid. De leider van de eenheid is op een
hoger niveau ook geënkadreerd en mag alleen maar praten met de leden van zijn eenheid. En zo heeft men
een systeem van pseudo-militair “democratisch centralisme”, dat alle initiatief, persoonlijk denken en politiek
leven doodt. De leiders beheersen langs een perfect werkende hiërarchische structuur het geheel.
“Horizontale” discussies tussen basisleden zijn verboden.”
4.5.2. De leninistische partij is de organisatievorm die noodzakelijk is wanneer men het programma van de
socialistische revolutie wil realiseren. Wie werkelijk revolutionair werk verricht en steunt op de arbeiders en
werkers zal de regels van de leninistische partij ervaren als de enige organisatie- en werkmethodes die het
mogelijk maken zijn ideaal te verwezenlijken. Maar diegenen die niet langer geloven in de revolutie en in de
arbeidersklasse zullen de leninistische partij noodzakelijk ervaren als een vloek en een dwingelandij. Diegenen
die de burgerlijke maatschappij acceptabel vinden zullen zich natuurlijk onderdrukt, geforceerd en misbruikt
voelen wanneer ze in een proletarische partij verplicht worden om doeltreffend te werken aan de bevrijding van
de arbeidersklasse. De aanvallen van ex-communisten en van fascisten tegen het democratisch centralisme
hebben daarom vaak vele gemeenschappelijke aspecten.
Auguste Lecoeur, ex-lid van het politiek bureau van de PCF:
“een enkele referentie bleef in brons gegrift: het ‘democratisch centralisme’, de steunpijler waarop geheel de
willekeur van het communistisch systeem berust. (…) De continuïteit van zijn methoden en middelen, van de
leninistisch-stalinistische structuren die eraan ten grondslag liggen, worden door niemand in vraag gesteld.
(…)
Eenheid en doeltrefendheid! Dat zijn waarlijk de twee sleutelwoorden van de met prikkeldraad omheinde
vesting van de communistische wereld.
De “eenheid” in de communistische praktijk, zoals die voortkomt uit het “democratisch centralisme” is in feite
het verbod van elke originele gedachte en van elk creatieve oppositie. Deze “eenheid” verbiedt ondermeer het
organiseren van tendenzen in de schoot van een partij (…)
en de doeltreffendheid! Ja, het minste wat men kan zeggen is dat die bestaat in de communistische wereld
waar het doel de middelen wettigt, zelfs de meest schrikwekkende.
In de communistische praktijk is dit de onweerlegbare doeltreffendheid van de dictatuur, vergeleken met de
democratie, van de Goulag tegenover de vrijheid om zijn mening te uiten, de doeltreffendheid van de
eenheidspartij of van de dominerende partij tegenover het pluralisme van de politieke opinies, de
doeltreffendheid van de pers geschreven door staatsambtenaren tegenover de vrije pers geschreven door vrije
journalisten. Tot daar enkele aspecten van de “eenheid” en “doeltreffendheid”, voortgebracht door het
democratisch centralisme, een eufemisme dat dient om het meest efficiënte en eengemaakte totalitaire
politiesysteem te bedenken”. ( Le PCF, blz 19-20)
Roger Cosyns-Verhaegen, fascistische ideoloog, man van de militaire veiligheid, bewonderaar van “Jose Antonio
Primo de Rivera (die) de Phalange had gesticht in een geest van nationale en sociale synthese.” (blz. 29-30)
“De communistische onderneming is opgebouwd zoals om ‘t even welke totalitaire constructie. Er is:
1. Een doctrine die de opvatting weerspiegelt die werd uitgewerkt door één of meerdere leiders;
2. Een “intelligentia” die het apparaat opbouwt dat in staat is de noodzakelijke voorwaarden voor het toepassen
van de doctrine te realiseren;
3. Het apparaat zelf, dat is de partij;
4. De militanten, gewillige moleculen, wiens aanéénklitting en conditionering de impact van de partij moeten
verzekeren.” (Vingt-cinq ans d’impact communiste en Belgique, Les Ours, 1967, blz. 12)
Lecoeur pleit voor de vrijheid van alle burgerlijke opvattingen binnen de partij. De opvattingen die het kapitalisme
17
verheerlijken, mogen niet worden uitgeschakeld want dat is “dictatuur”.
“Originele gedachten, creatieve oppositie”, deze sympatieke termen worden bedacht voor alles wat het
revolutionaire karakter van de partij afstompt, voor alles wat de burgerij welgevallig is.
Cosijns-Verhaegen bestempelt de communistische mlitant als een “gewillige molecule”, een element dat zelf niet
nadenkt maar alleen blindelings gehoorzaamt. Een leninistische partij kan alléén worden opgebouwd door
militanten die een maximum aan bewustzijn en theoretische en praktische scholing verwerven. De leiders van
een communistische partij weten dat zij niet veel méér kunnen doen dan het samenvatten en verrijken van de
juiste ideeën die in hun partij, onder de leden en kaders aanwezig zijn.
Hoe meer bewust en geschoold de leden zijn, des te rijker zal het politieke leven zijn in de partij en des te groter
is de mogelijkheid om correcte, revolutionaire standpunten te formuleren. Cosyns-Verhaegen stelt het voor alsof
de leiders doen wat zij willen terwijl de leden blindelings moeten volgen. Daarmee zegt hij allicht iets over zijn
eigen fascistische organisatie. In een leninistische partij gelden dezelfde regels van de discipline voor iedereen,
van hoog tot laaf. In de PVDA is het zo dat de discipline strenger wordt toegepast voor de kaders en dat deze ook
méér verplichtingen hebben. Tussen 1903 en 1917 behoorde Trotsky in Rusland tot de meest verwoede
tegenstander van Lenins partijopvatting. Trotsky schreef in 1904 in “nos tâches politiques.”
“Deze filosofie (van Lenin) kan worden samengevat in drie thesissen:
1. De voorbereiding van het proletariaat op de dictatuur is een organisatie-probleem: dat bestaat erin het
proletariaat erop voor te bereiden een sterke organisatie, bekroond met een dictator, te aanvaarden.
2. In het belang van deze dictatuur van het proletariaat is het noodzakelijk om bewust de komst van deze dictator
bij het proletariaat voor te bereiden.
3. Elke afwijking van dit programma is een uiting van opportunisme.” (Eition Belfond, 1970, blz. 198)
4.6. In naam van de “onafhankelijkheid en autonomie” van de massaorganisaties, wordt de rol van de
communistische partij verworpen.
4.6.1. De liquidatie-stroming dook het eerst op in een aantal massaorganisaties van de PVDA die partijleden en
sympatisanten omvatten.
In de Anti-Imperialistische Bond ontstond een strekking “los van de partij’. Deze wilde zich niet op het matxisme-
leninisme steunen voor het solidariteitswerk met de Derde Wereld en wenste ook niet langer het socialisme in
China te propageren als voorbeeld voor de Derde Wereld.
Een partijkader die verantwoordelijk was voor een massaorganisatie nam ontslag uit de partij. Hij stelde dat een
massaorganisatie een autonome dynamiek moet hebben en daarom niet onder de leiding van de partij mag staan
en ook niet de marxist-leninistische visie op de geschiedenis als leidraad mag hebben.
In naam van de “strijd tegen het sektarisme”, wou men meer en meer activiteiten van de partij onderbrengen in
‘niet partij-gebonden massaorganisaties. Het blad Geneeskunde voor het Volk van de PVDA werd opgedoekt ten
voordele van een “partijloos blad van een breed progressief front.”
De activiteiten van onze studentenorganisatie MLB werden beperkt ten voordele van een organisatie met massa-
karakter, SVB. Bij de heroprichting van onze jongerenorganisatie werd eerst geopteerd voor een niet-partij-
gebonden mssa-organisatie. Het voorstel werd gelanceerd om het partijblad te veranderen in een “open, populair,
niet-partij-gebonden blad.”
Deze hele stroming zou onvermijdelijk zijn uitgelopen op het verwerpen van de grondslagen van onze werking:
1. de opbouw op ideologisch, politiek en organisatorisch gebied van de partij als de essentiële organisatie voor de
vooruitgang van de revolutionaire beweging.
2. de studie en creatieve toepassing van het marxisme-leninisme als essentiële voorwaarde voor het uitwerken
van een proletarische revolutionaire politiek.
4.6.2. In dezelfde geest werd het principe van de leidende rol van de marxist-leninistische partij voor de opbouw
van het socialisme verworpen. In naam van de “absolute democratie” weigert men nog langer een analyse van de
klassen te maken. De fascisten, de extreem-rechtsen en de andere woordvoerders van de bourgeoisie zijn altijd
de eersten om ‘syndicale onafhankelijkheid” te eisen, zodra een land de weg van het socialisme opgaat. Zij
zoeken een organisatie die zij kunnen onttrekken aan de invloed van de partij, waar zij hun contra-revolutionaire
strijd voor de herovering van de macht kunnen ondernemen.
De klerikale ideologen in 1939 in een studienota over ‘het communisme (dat) voorkomt als een uitvinding van de
geest des kwaads tegen Christus en tegen de christelijke beschaving.” (blz. 393)
Over de Sovjet-Unie; “Nagenoeg zes miljoen werklieden waren gedwongen lid van de rode syndicaten, maar
deze laatsten waren onderworpen aan de beheersing van de partij, waarbij hun leiders aangesloten waren”.
(ACV-weekblad, 11e
jaargang, 1939, 19 april, blz. 380)
He blad “Europe Amèrique”, sindsdien omgedoopt in “Nouvelle Europe Magasine”, verzamelde na de laatste
wereldoorlog de fascistische “denkers” van Franstalig België.
In 1951 schrijft dit blad als volgt over de socialistische opbouw in Polen:
“De strijd tussen de twee tendensen , die van de vrije vakbonden en die van het syndicalisme onderworpen
aan Moskou zou duren van 1945 tot 1947.” “De eisenstrijd van de massa’s vertaalde zich tijdens diezelfde
periode, voornamelijk in de staking.” “In 1946 namen de werkonderbrekingn het karakter aan van een
massabeweging.” ‘men beperkte zich ertoe de stakers uit te schelden omdat de staking noodzakelijk
18
‘reactionair’ is in een progressief regime.” (Europe Amèrique 15-3-1951, blz. 19)
In 1947 organiseert Léon Jouhaux een scheuring in de Franse CGT en hij richt Force Ouvrière op. Deze
scheurong was gefinancierd door de CIA die in naam van de “vrije vakbond” zoveel mogelijk arbeiders wou
onttrekken aan de invloed van de communistische vakbeweging. In diezelfde periode ageerde de CIA voor ‘vrije
vakbonden”in Polen, met het doel alle reactionaire te groeperen tegen het jonge socialistische regime in Polen.
Vijfentwintig jaar later is de wereldsituatie grondig gewijzigd. De Sovjet-Unie is een sociaal-imperialistisch land
geworden.
Wij steunen alle krachten in Solidarnosc die ijveren voor nationale onafhankelijkheid en democratie en
voornamelijk die krachten die opteren voor een socialistisch Polen. Wij weten terzelfdertijd dat ook oude extreem-
rechtse krachten, aanhangers van Pilsudsi en van het Binnenlandse Leger in Solidarnosc aanwezig zijn en dat
ook de CIA zich ten volle heeft geëngageerd in deze vakbond.
De CIA-opvatting over de “vrije vakbonden” is dezelfde gebleven. Ze zijn een wapen voor het verdedigen van het
imperialisme, een organisatie van het anti-communisme. Wanneer wij steun verlenen aan de democratische
krachten in Solidarnosc, bakenen wij ons terzelfdertijd af van deze reactionaire elementen.
4.7. In naam van de “individuele bevrijding” wordt het werk voor de partij, voor de arbeidersklasse, voor
de revolutie verworpen
4.7.1. Een aanhanger van de liquidatie-beweging schrijft:
“De stalinistische ideologie ontkent de individuele emancipatie die zij beschouwt als kleinburgerlik. De
doelstellingen van emancipatie zijn onmogelijk te verwezenlijken indien men niet probeert zoveel mogelijk de
individuele autonomie en de autonomie van de collectieve eenheden van de maatschappij te ontwikkelen. Onder
het post-industriële socialisme zullen een nieuwe moraal, nieuwe levenswijzen, nieuwe familie-vormen ontstaan.
Deze nieuwe ideologie baant zich nu reeds een weg op een vage en spontane manier. Dit komt tot uiting in het
feminisme, de ecologie en allerlei “alternatieve” experimenten.”
Dat is allemaal netjes overgeschreven van de anti-communistische ideologen van de bourgeoisie.
4.7.2. Andrè Gorz:
“ De proletarische militanten hebben meestal het verlangen naar individuele autonomie bekampt, als een
overblijfsel van het kleinburgerlijk individualisme bij de arbeider. (…) Het verlangen naar autonomie is geen
proletarische waarde. (…) Idere proletariër die hoopt er zich alleen door te slaan, ondermijnt de mogelijkheid
die het proletariaat zou hebben indien al zijn leden zich toch maar verenigden, om de bourgeosie van de
macht te verjagen en om een einde te stellen aan de klassenmaatschappij.
De politieke noden van de klassenstrijd hebben aldus de arbeidersbeweging belet om zich vragen te stellen
over de gebeurlijke rechtmatigheid van het verlangen naar autonomie als specifieke existentiële vereiste. (…)
Een behoefte kan bestaan om andere dan politieke redenen (..)
Dit is het geval voor de existentiële behoeften (esthetische, erotische, relationele, affectieve) en meer bepaald
voor de behoefte aan autonomie.
De relatieve autonomie van de existentiële behoeften niet erkennen en beweren dat men hen ondergeschikt
maakt aan de politieke verlplichting, dat betekent dat men zichzelf verplicht om voor altijd de minste uitingen
ervan te onderdrukken als evenvele politieke afwijkingen of daden van verraad.
Deze repressie is zou oud als de politiek-syndicale organisatie op basis van de klasse, voor een proletariaat
dat in zijn overgrote meerderheid de autonome arbeiderscapaciteiten heeft verloren. Deze repressie bestond
lang voor Stalin en zij is blijven bestaan na hem. Zij heeft haar wortels in de ommogelijkheid om het
“proletariër zijn” en nog meer om de eenheid van het proletariaat te beleven als een individuele ontplooiing en
bevrijding (…) De voorbeeldige militant bestaat niet meer als autonome individualiteit (…) Hij dringt zijn eigen
subjectiviteit terug om het objectieve denken te worden van de klasse die zich denkt doorheen hem:
stoerheid, dogmatisme, materialisme, houten taalgebruik en autoritaire passie zijn de kenmerken die eigen
zijn aan dit denken dat oorspronkelijk wil zijn (…)
Zoals Herbert Marcuse heeft aangetoond zl het post-industriële socialisme, ‘t is te zeggen het communisme,
vrouwelijk zijn of niet zijn.
Het onderstelt een culturele revolutie die (…) het principe van het rendement, de ethiek van de competitie en
de accumulatie (…) uitroeit, om het evenwicht te verkondigen van waarden als wederkerigheid, tederheid,
gratis zijn, liefde voor het leven in al zijn vormen.” (Au-delà du socialisme, Adieux au prolétariat, blz. 55-56,
129)
Wat Marcuse hier schildert als het ‘vrouwelijk socialisme”, is het paradijs van de parasieten: parasieten uit de
milieus van de aristocratie en de hoge bourgeoisie, parasieten in staatsdienst, vet betaald om weinig uit te
richten. Voor dit soort lieden bestaat het principe van het rendement en de competitie niet. Zij kunnen een groot
deel van hun dagen slijten aan “tederheid en gratis zijn”.
Dorz heeft een bijzondere voorliefde voor algemene frasen over “autonomie”. Daarmee hoopt hij allicht een paar
linkse intellectuelen op te hitsen tegen de arbeidersklasse en tegen het militeren voor de revolutionaire zaak.
Graag hadden we een paar preciese voorbeelden gehad van wat die “individuele autonomie” kan inhouden. Op
bladzijde 130 en 131 wordt Gorz concreet. Individuele autonomie betekent: ten eerste: “zich voltijds bezig
houden met jonge kinderen”, dit wil zeggen de vrouw aan de haard, of de man aan de haard, want Gorz is voor
19
geljkheid. Ten tweede: “gratis en autonome activiteiten in de schoot van het gezin” verrichten. Ten derde: “dank zij
de gedeeltelijke werklooshei kunnen het gezinsleven en de affectieve uitwisseling zich ontplooien.” Zoals
iedereen weet wordt de affectieve uitwisseling nog meer gestimuleerd door de volledige werkloosheid. Ten vierde:
“Wij mannen hebben steeds een aantal rechten op gevoelens, op relaties met het kind teruggevonden.’ Zo wordt
dan de erotiek, de affectiviteit, de tederheid, de gevoeligheid, de liefde geconfisceerd door de kleinburgerij.
Gorz koestert de stille hoop dat het zwaaien met de vlag “erotiek en liefde” de linkse intellectuelen zal
binnenlokken in zijn tent, “au-delà du marxisme, au-delà du proletariat, au-delà du socialisme”. De begrippen
klassenstrijd, arbeidersstrijd, revolutionaire strijd doen de kleinburger geeuwen van verveling, schouderophalen of
schaterlachen. Vroeger heeft hij daarin geloofd, zoals hij vroeger nog geloofde in Sinterklaas (lees niet: zoals hij
nog vroeger geloofde in de Heilige Geest, want materialisme, daar is hij van teruggekeerd, er bestaat een diepere
geestelijke oorzaak der dingen, zoveel is zeker.)
André Gorz gaat het echte socialisme, het post-industriële socialisme zoeken op het terrein van de tederheid,
erotiek en liefde. Spijtig genoeg zijn andere gouddelvers hem daar al voorgegaan. De leider van de Franse
fascistische organisatie “La Cagoule” hield een dagboek bij. Tijdens een huiszoeking legde de politiek daar beslag
op, veertig jaar later bracht een uitgeverij de ontboezemingen van deze fascist op de markt. Naast meldingen van
bomaanslagen, moorden, complotten en terreurdaden, pent de schrijver aan het adres van zijn vriendinnen,
tientallen pagina’s innemende romantiek neer waarin de tederheid, de affectiviteit en het “gratis zijn” geen oevers
kennen. De arbeider wordt afgestompt door een uitputtende arbeid en door een eeuwigdurende klassenstrijd, de
ziel van de kapitalist wordt geperverteerd door de drang naar geld en macht.
Alleen de kleinburger heeft voldoende levenswijsheid om zich ver weg te houden van de sociale strijd, van de
revolutie en van andere dogmatische beproevingen. Alleen hij weet zijn leven te wijden aan de Ware Liefde en de
Ware Tederheid.
De aanspraken van Gorz, in naam van de kleinburgerij, op het monopolie van de erotiek, de affectiviteit, de
tederheid, de gevoeligheid en de liefde, missen elke grond.
Al die mooie dingen en al wat daar tussenin ligt en al de vormen die zij aannemen, kan men zowel vinden onder
het proletariaat als onder de bourgeoisie en de kleinburgerij. De manier waarop iemand zijn persoonlijke
gevoelens uit of niet uit, beheerst of niet beheerst, ontplooit of laat verschrompelen, heeft niets te maken met zijn
klassen-oorsprong of met zijn klassenstandpunt. Niet alle militanten zijn neurotisch, niet alle Andrè Gorzen zijn
grote minnaars.
Gorz spreekt over de “autonome individualiteit” als over een absoluut gegeven. En de revolutionaire militant is
beroepshalve van die autonomie verstoken. Het ontgaat Gorz dat de autonomie van de militant erin bestaat in
volle bewustzijn zijn kamp te kiezen, niet het kamp van Andrè Gorz, niet het kamp van Valery Mitterand
d’Estaing, maar het kamp van het proletariaat en van de revolutionaire strijd. De communistische militant beslist
in volle autonomie om zich om te vormen en om zichzelf om te vormen ten einde beter de proletarische strijd te
dienen. Wie zoals Gorz de “autonome individualiteit” boven alles stelt, staat in het kamp van de burgerij of de
kleinburgerij.
Alleen in die milieus kan men de “ontplooiing van zichzelf” als hoogste goed prediken, omdat de uitbuiting en de
onderdrukking van de Derde Wereld en van het proletariaat daar als een vanzelfsprekend en onveranderlijk
gegeven worden beschouwd.
Wie voor de arbeidersklasse werkt ziet zijn eigen ontplooiing in het kader van de revolutionaire strijd voor de
bevrijding van alle werkende mensen.
De formule “individuele autonomie’is een modieuze omschrijving voor het begrip “vrijheid’. En het woord vrijheid
heeft voor elke klasse een totaal verschillende betekenis.
Gorz predit de vrijheid om zich zo ver mogelijk verwijderd te houden van het proletariaat, daarmee gaat hij
postvatten in een hoek waar reeds Giscard d’Estaing heeft plaatsgenomen.
“De geschiedenis van de Franse samenleving is deze van de duizendjarige inspanning van het individu om
zijn autonomie te affirmeren en uit te breiden.” “Onze samenleving is gebaseerd op de individuele ontplooiing
(…) De ontwikkeling van elke persoonlijkheid begunstigen, aan iedereen toelaten zijn leven te richten: dit
objectief beantwoordt aan het bevrijdende stadium van economische ontwikkeling, dat wij hebben bereikt.”
( Democratie Française, Fajard, blz. 31; 71)
Wanneer Gorz de “individuele autonomie” bezingt, dan prijst hij de levensstijl an van de bourgeoisie en de
kleinburgerij.
Proletariér zijn en militant zij, betekent voor hem zoveel als verstoken zijn van ‘individuele autonomie”. Het
ontgaat hem volledig dat er proletariërs zijn die fier zijn op hun beroepsbekwaamheid en op hun werk, die na hun
arbeid technische en wetenschappelijke kennis opdoen, die zich politiek scholen en een grondig inzicht
verwerven in de economie en in het politieke en syndicale leven. De uitbuiting en onderdrukking van de arbeiders
en werkers, beperken natuurlijk in hoge mate de kansen om zich te scholen, de vormen, geestelijk en cultureel te
verrijken. Ook daarom is de socialistische revolutie noodzakelijk. En om die socialistische revolutie mogelijk te
maken, zijn er militanten nodig die bewust de beslissing nemen om te breken met de levensstijl, de idealen, de
denkpatronen van de burgerij en de kleinburgerij. Wat Gorz er ook moge over denken, ze weten daarbij best hun
“eigen subjectiviteit” te bewaren; maar zij vechten in het andere klassenkamp.
4.7.3. Vele verraders van het proletariaat die ijn overgelopen naar de bourgeoisie, hebben dit gedaan met de
kreet van de openbaring: Eureka, ik heb mijzelf ontdekt. Zo ondermeer Hendrik De Man.
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging
De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging

More Related Content

Similar to De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging

Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme Persoonlijke studie teksten
 
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw Persoonlijke studie teksten
 
“In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!”
“In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!” “In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!”
“In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!” Persoonlijke studie teksten
 
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...Persoonlijke studie teksten
 
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo MartensInleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo MartensPersoonlijke studie teksten
 
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...Persoonlijke studie teksten
 
Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996
Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996
Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996Persoonlijke studie teksten
 
Geschiedenis nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis   nationaal-socialisme en fascismeGeschiedenis   nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis nationaal-socialisme en fascismeJurgen Marechal
 
Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...
Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...
Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...Persoonlijke studie teksten
 
Programma van de Communistische Internationale - 1928
Programma van de Communistische Internationale - 1928Programma van de Communistische Internationale - 1928
Programma van de Communistische Internationale - 1928Persoonlijke studie teksten
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstPersoonlijke studie teksten
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstPersoonlijke studie teksten
 

Similar to De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging (20)

Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
 
Partij van Europees Links
Partij van Europees LinksPartij van Europees Links
Partij van Europees Links
 
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
Welk type partij kan een antwoord geven op de uitdagingen van de 21e eeuw
 
“In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!”
“In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!” “In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!”
“In stormachtige tijden bouw je windmolens en geen beschutting tegen de wind!”
 
De communistische beweging is in gevaar
De communistische beweging is in gevaar De communistische beweging is in gevaar
De communistische beweging is in gevaar
 
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
 
De weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuwDe weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de XXIe eeuw
 
De weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuwDe weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuw
De weg van de wereldrevolutie in de 21ste eeuw
 
De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.
De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.
De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.
 
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo MartensInleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
Inleiding - "Een andere kijk op Stalin", Ludo Martens
 
De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.
De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.
De weg van de Oktoberrevolutie blijft geldig.
 
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
 
Cuba: partij, staat en sociale organisaties
Cuba: partij, staat en sociale organisatiesCuba: partij, staat en sociale organisaties
Cuba: partij, staat en sociale organisaties
 
Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996
Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996
Programma van de Communistische Partij van Griekenland - 1996
 
Geschiedenis nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis   nationaal-socialisme en fascismeGeschiedenis   nationaal-socialisme en fascisme
Geschiedenis nationaal-socialisme en fascisme
 
Losurdo over stalin
Losurdo over stalinLosurdo over stalin
Losurdo over stalin
 
Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...
Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...
Inleiding “Van Tien An Men tot Timisoara - Strijd en debatten binnen de PVDA ...
 
Programma van de Communistische Internationale - 1928
Programma van de Communistische Internationale - 1928Programma van de Communistische Internationale - 1928
Programma van de Communistische Internationale - 1928
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
 
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienstOver de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
Over de houding van de Arbeiderspartij tegenover de godsdienst
 

De liquidatiestroming binnen de marxistisch-leninistische beweging

  • 1. 1 Partij van de Arbeid van België Tweede congres maart – april 1983 De liquidatie-stroming binnen de marxistisch-leninistische beweging Verslag en samenvatting van de discussies en amendementen Ludo Martens
  • 2. 2 De crisis in de revolutionaire beweging in Europa 1. Betekenis en omvang van de liquidatie-stroming 2. De oorzaken van zijn ontwikkeling 2.1. De uitzichtloze economische crisis 2.2. De algemene verschuiving naar rechts 2.3. Het kleinburgerlijke milieu 2.4. De kleinburgerlijke massabewegingen 2.5. Het eenheidsfront tegen de Sovjet-Unie 2.6. De campagne tegen het socialistische China 3. Een antagonistische tegenstelling 4. De inhoud van de sociaal-democratische liquidatie-stroming 4.1. In naam van de strijd tegen het dogmatisme, worden de fundamentele principes van het marxisme verworpen. 4.2. In naam van de “strijd tegen het stalinisme”, wordt de strijd ingezet tegen het marxisme- leninisme. 4.3. Onder de dekmantel van “maoïstische” frasen, wordt de strijd tegen het socialisme in China aangebonden. 4.4. Onder het voorwendsel van “strijd tegen rechts”, “front tegen het offensief van de reactie”, schaart men zich achter de sociaal-democratie. 4.5. In naam van de “democratie” en de “vrijheid” wordt de strijd aangebonden voor de vernietiging van de leninistische partij-opvattingen 4.6. In naam van de “onafhankelijkheid” van de massaorganisaties, wordt de leidende rol van de communistische partij verworpen. 4.7. In naam van de “individuele bevrijding”, wordt het werk van de partij en van de arbeidersklasse verworpen. 4.8. In naam van de “strijd tegen dogmatisme en sektarisme”, keert men zich af van de arbeidersklasse en gaat men op in de massabewegingen van de kleinburgerij. 4.9. In naam van de “eenheid van links”, stelt men zich verzoenend op tegenover het trotskisme 4.10. Men idealiseert “onze huidige democratie”, men beweert dat ze superieur is aan het socialisme en men vergeet dat zij gebouwd is op de uitbuiting van de derde wereld. 5. De tendens tot verzoening met de sociaal-democratische liquidatie-stroming 5.1. De betekenis van de verzoeningstendens 5.2. De partij versterkt zich door zich te zuiveren van onverbeterlijke opportunisten. 5.3. De strijd op het tweede front. 5.4. De vormen van verzoening 6. De hele partij mobiliseren. 6.1. De oriëntatie van het congres actief toepassen. 6.2. Waakzaamheid en actieve ideologische strijd. 6.3. Ideologische consolidering.
  • 3. 3 De liquidatie-stoming binnen de marxist-leninistische beweging Hoofdstuk 1: Betekenis en omvang 1.1. De marxist-leninistische beweging heeft na 1963 en vooral na 1968 een grote opgang gekend in West- Europa en Noord-Amerika. De inspanningen om te breken met het revisionisme, om zich te baseren op het marxisme-leninisme-denken van Mao Zedong, om zich te verbinden met de arbeiders in de klassenstrijd, waren fundamenteel correct. Er traden echter ook een aantal dogmatische en sectaire fouten op die min of meer ernstig waren naargelang de verschillende partijen. Vanaf 1977-78 hebben de meeste M-L-partijen zich als taak gesteld de sectaire en dogmatische fouten te kritiseren. Zeer snel is er een stroming opgedoken die strijd voerde tegen het dogmatisme en het sektarisme, op basis van de posities van de bourgeoisie en de kleinburgerij. In naam van de strijd tegen het sektarisme en het dogmatisme, bracht de rechtervleugel van vele partijen eerst schuchter, maar nadien met toenemende arrogantie een ware haat tot uiting tegen de leninistische partij, tegen het marxisme-leninisme en tegen het socialistische China. Weifelende, kleinburgerlijke elementen in die partijen, die terecht of ten onrechte kritieken en twijfels rond bepaalde punten formuleerden, lieten zich meesleuren in een kritiekbeweging door de rechtervleugel gelanceerd met het doel de marxistisch-leninistische beweging te vernietigen. Deze rechtse anti-partijstroming heeft een ware ravage aangericht in de marxist-leninistische beweging in West-Europa en Noord-Amerika. Vele partijen werden volledig vernietigd: de KPD in West-Duitsland, de ORT-PTE in Spanje, de KPML in de Verenigde Staten. Anderen hebben zware crisissen doorgemaakt zoals de PCML en de PCR in Frankrijk, de KBW in West-Duitsland, EKKE in Griekenland, de PCO in Canada enz. 1.2. Onderlinge uitwisseling van ervaring en samenwerking zou het mogelijk hebben gemaakt om een analyse te maken van deze sociaal-democratischte liquidatie-stroming en om haar doeltreffend te bekampen. Dit is niet gebeurd. De één na de ander werden verschillende partijen aangevreten door dezelfde anti-communistische theorieën. 1.3. Wij staan voor de vierde grote, internationale golf van anti-communistische propaganda sinds de tweede wereldoorlog. Hij verplicht iedere militant een bilan te maken van zijn eigen ideologische en politieke stellingen en zijn eigen communistische overtuiging te verstevigen. In de periode 1945-1953 kenden we de grote anti-communistische campagne van de “koude oorlog”. Op dat ogenblik bestond er een socialistisch kamp. Het Amerikaans imperialisme bevond zich op het hoogtepunt van zijn macht en leidde alle anti-communistische krachten in een wereldomvattend offensief om de communistische wereldbeweging achteruit te drijven. Colby: “Rusland bleek een nieuwe totalitaire bedreiging tegen de democratieën te zijn. Stalin had duidelijk de akkoorden van Yalta verloochend en voerde een agressieve ambitieuze politiek die veel gelijkenissen vertoonde met de politiek die Hitler 10 jaar vroeger had gevolgd. Elke dag brachten de kranten nieuws over de maneuvers van de Sovjets: de machtsgreep van Praag, de communistische opstand in Griekenland, het aanwezig blijven van het Rode Leger in Iran, politieke stakingen en communistische subversie in Italië en Frankrijk; om niets te zeggen over de drijverijen van de Sovjet-spionage in de Verenigde Staten en Engeland die werden onthuld door de processen tegen de Rosenbergs, tegen Karl Fuchs, tegen alger Hiss en Judith Coplon”. (30 ans de CIA, blz. 68) Het is de periode van de Britse agressie in Griekenland, van de Amerikaanse agressie tegen Korea, van het mccarthisme. De Amerikaanse propaganda buitte ook reële fouten uit – zo bijvoorbeeld de veroordeling van Tito in 1948 – met het doel de communistische partijen te doen uiteenspatten. In 1956 was er een tweede golf van hysterisch anti-communisme (Hongarije, Stalin). De CIA bemachtigde een exemplaar van de geheime rede van Kroetsjov tegen Stalin. Allen Dulles besloot onmiddellijk de integrale tekst af te leveren aan de New York Times. Hij was van mening dat dit de meest doeltreffende propaganda-campagne was, ooit door de CIA gevoerd tegen de communistische beweging. “De gebeurtenissen (in Hongarije) vormden voor de Romeinse antenne van de CIA een wonderlijke propaganda-gelegenheid.” “Duizenden affiches werden in de steden geplakt, miljoenen pamfletten overal verdeeld, honderden openbare meetings georganiseerd”. (Colby, blz. 126-127) Vanaf het begin van de jaren '60 was het imperialisme op wereldschaal erg verzwakt. Het belangrijkste strijdmiddel tegen de revolutie was niet meer het primaire, agressieve anti-communisme, maar wel de steun van de reformistische stroming die in alle West-Europese CP's aan kracht won. De thema's van de anti- communistische propaganda (tegen Stalin, tegen de socialistische revolutie, tegen de dictatuur van het proletariaat) werden in de officiële partijteksten gesmokkeld. De echte marxist-leninisten werden in hun eigen partij het voorwerp van lasterlijke aanvallen. In 1963 werden de marxist-leninisten uit de CPB gestoten. In 1968 toont de inval in Tsjecho-Slowakije, tegen een democratisch en socialistisch geïnspireerde volksbeweging, dat de Sovjetunie een sociaal-imperialistische macht is geworden. De studentenbeweging van '68, het Têt-offensief in Vietnam, de Culturele Revolutie in China zijn tekenen van een nieuwe opgang van de revolutionaire wereldbeweging. Deze wordt echter gekenmerkt door een grote
  • 4. 4 ideologische verwarring. De CP's worden beheerst door twee grote stromingen, die van het reformisme en die van de verdediging van de Russische expansie. Delen van de revolterende jeugd worden gevangen in de anti- communistische ideologie van het anarchisme en het trotskisme. Er ontstaan talrijke marxist-leninistische kringen die zich moeizaam, door discussie en strijd, hergroeperen in één of meerdere marxist-leninistische partijen. Sinds 1978 staan we tegenover het eerste, internationale offensief dat het leven van de jonge marxist- leninistische partijen zelf bedreigt. De meeste van onze militanten en kaders hebben de anti-communistische golf van 1945-53 en van 1956 niet meegemaakt, en hebben dus niet de kans gekregen om zich ideologisch en politiek te harden in deze strijd. Die kans krijgen ze nu. 1.4. Binnen de PVDA heeft zich geen sterke, georganiseerde stroming van reformisme en liquidatie voorgedaan. Twee kaders van tussen-niveau hebben teksten uitgewerkt waarin zij radicaal breken met de leninistische partijopvatting en waarin zij het marxisme-leninisme expliciet verwerpen. Twee leden van het centraal comité dat in 1979 werd verkozen hebben de partij verlaten omdat zij niet meer geloven in de revolutie, in het socialisme, in het marxisme-leninisme. Geen van beiden stelt zich vijandig op tegenover de partij. Zij erkennen dat de partij de meest ernstige revolutionaire organisatie is in België. Een zeker aantal leden hebben de partij verlaten op standpunten die verwant zijn met de sociaal-democratische liquidatie-stroming. Tenslotte zijn er een aantal kameraden die in min of meerdere mate de politieke en ideologische stellingen in deze stroming delen. Het centraal comité van de PVDA keurde eind '80 een document goed dat onze analyse bevat van de ontaarding van de KPD. Onze ervaring van '80 tot nu bewijst ons dat alle stellingen die in dit document worden verdedigd, correct zijn. 1.5. Binnen de PVDA vormt de rechtse stroming op dit ogenblik een reëel gevaar. In twee streken hebben wij tot 20 à 25% van onze militanten verloten, vergeleken et 1979. Er is een tamelijk sterke stroming van verzoening die de zaken op hun beloop laat gaan, die zich van geen gevaar bewust is, die geen actieve strijd voert tegen negatieve verschijnselen, die de revolutionaire geest laat afbrokkelen. Men begrijpt niet hoe bepaalde negatieve verschijnselen die men vaststelt, verbonden zijn met de algemene liquidatie-stroming. Men ziet niet welke posities, welke houdingen “de weg voorbereiden” voor de liquidatie-stroming. 1.6. Binnen de PVDA kunnen wij doorheen een ernstige mobilisatie en strijd tegen de sociaal-democratische stroming vrijwel alle kaders en leden verenigen op een revolutionaire marxist-leninistische lijn. Dit betekent dat wij doorheen de opvoedingsbeweging, een nieuwe ideologische en politieke eenheid zullen bereiken met vrijwel alle kameraden die op een of andere manier door de rechtse stroming zijn beïnvloed, en dat slechts en uiterst beperkt aantal mensen zal moeten worden uitgesloten. De situatie is ernstig, maar de rechtse stroming overheerst niet in de partij noch in één van haar grote onderdelen, de situatie is niet dramatisch. De rechtse stroming is een realiteit in de partij, maar de positieve, revolutionaire stroming is ook een realiteit en verreweg de belangrijkste. Het feit dat wij thans 800 lezers méér hebben van ons partijblad dan in 1979 is van grote betekenis. Hoofdstuk 2: Oorzaken van zijn ontwikkeling 2.1. De uitzichtloze economische crisis. We maken een diepgaande economische crisis mee in de hele kapitalistische wereld, waarvan geen enkele burgerlijke partij het einde ziet. Wij leven in een imperialistisch land waarin de bourgeoisie en bepaalde delen van de kleinburgerij een luxueus of een vrij gemakkelijk leven heeft bereikt op basis van de genadeloze uitbuiting en onderdrukking van honderden miljoenen arbeiders en boeren van de Derde Wereld. Ook de hoogste laag van de arbeidersklasse heeft zekere voordelen verkregen van “onze” imperialistische bourgeoisie, die werden gerecupereerd op de rug van de Derde Wereld. In de imperialistische landen brengt een diepgaande economische crisis niet direct een overgang teweeg van de arbeiders en werkers naar revolutionaire posities. Iedereen beseft de enorme kracht op economisch, politiek en militair gebied van de monopolie-bourgeoisie. Iedereen beseft dat revolutionaire strijd tegen die klasse, veel en harde inspanningen, talrijke offers, langdurige en bittere gevechten zal teweegbrengen. Een groot deel van de arbeiders hecht geloof aan de propaganda van de bourgeoisie die belooft dat zij een groot deel van hun verworvenheden kunnen behouden, door de crisis af te wentelen op diegenen die nog zwakker zijn dan hen: voor sommigen zijn dat de vrouwen, of de werklozen, of de vreemde arbeiders of de Derde Wereldlanden. De grote massa durft niet direct de echte vijand – het monopolie-kapitaal – aanvallen als schuldige van de crisis. Zij hoopt de crisis 'op te lossen” door een herverdeling van de lasten onder de werkende mensen zelf. In 1968 was de revolutie voor de nieuwe, linkse generatie, een noodzaak die kon afgeleid worden uit ideologische discussies. In 1983 ziet en voelt men dat de revolutie voorkomt uit de verarming, de verbittering, de miserie van een groot deel van de werkers en men ziet dat de monopolie-burgerij haar stoottroepen uitrust en voorbereid voor
  • 5. 5 genadeloze repressie. Ook bij een deel van de marxist-leninisten ziet men de reflex: capituleren om zijn privileges te behouden. De angst en de onzekerheid tast hun revolutionair denken aan. Zij weten zeer goed dat de angst en onzekerheid die overal om zich heen grijpt aantoont hoe de burgerlijke orde in haar voegen begint te kraken. Zij weten dat de arbeiders en werkers hun illusies over het behoud van hun verworvenheden zullen zien vernietigen, dat de bittere slagen van de burgerij hen onvermijdelijk in volle gezicht zullen treffen. Zij weten dat de arbeiders en werkers meer dan ooit een echte, revolutionaire partij nodig hebben. Maar zij capituleren, zij trekken zich terug in een vrij confortabele, kleinburgerlijke loopbaan en zij hopen dat de miserie van de crisis en van de repressie hen zal gespaard blijven. 2.2. De algemene verrechtsing De agressiviteit van het kapitaal en de rechtse partijen neemt voortdurend toe. Dit is geen toeval, maar een noodzaak. Het is een uiting van het antagonistische karakter van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Al diegenen die de crisis willen oplossen maar binnen het kader willen blijven van de kapitalistische samenleving, zijn verplicht om steeds drastischer maatregelen tegen de arbeiders en werkers voor te stellen. Zij noemen dit “noodzakelijke offers”. Allerlei linkse reformisten hebben een grotere haat voor de socialistische revolutie dan voor het kapitalisme. Wie een “oplossing” zoekt binnen de perken van het kapitalisme is verplicht om rechts en extreem-rechtse maatregelen aan te prijzen onder “linkse” kleuren. Deze algemene verrechtsing van het politiek klimaat heeft zijn weerslag op bepaalde marxist-leninisten. Hoe luider de rechtse oplossingen van de daken worden geschreeuwd, hoe minder zij geloven in de revolutie. De burgerlijke partijen gaan over op extreem-rechtse posities. De burgerlijke arbeiderspartijen gaan over op rechtse standpunten die in een reformistische verpakking worden aangeprezen. Uitgebluste revolutionairen voelen zich geroepen op “druk” uit te oefenen op reformistische leiders. Hoewel zij goed beseffen dat de posities van de reformistische partij steeds meer naar rechts opschuiven, stellen zij het voor alsof de PS-SP de enige “sterke” en “grote” partij is die weerstand kan bieden aan rechts. Sommige “marxist-leninisten” worden geïntimideerd door de algemene verrechtsing. Hoewel dit feit zelf de noodzaak van de revolutie in het licht stelt, oordelen zij dat het revolutionair werk niet “realistisch” is. Zij zoeken naar realistische en realiseerbare oplossingen voor de fundamentele vraagstukken die alleen door de socialistische revolutie kunnen opgelost worden. Zij komen noodzakelijk tot voorstellen voor de uitbouw van het staatsmonopolie-kapitalisme die er meestal in bestaat het industriekapitaal te versterken tegenover het bankkapitaal en bepaalde groepen van het industriekapitaal ( de sectoren met speerpunttechnologie, de kleine en middelgrote bedrijven) tegen andere groepen. De sociaal-democratische politiek maakt een diepgaande crisis door. In de jaren '60 wierp haar praktijk van klassensamenwerking tastbare resultaten af voor de arbeiders. Zij heeft behoefte aan een nieuwe generatie van theoretici die een “realistisch alternatief” kunnen bedenken. Daarvoor zoekt zij toenadering tot het soort revolutionairen dat aan de crisis van het marxisme en de crisis van het militantisme toe is. “Dit gaat toch te ver, Bert Van Hoorick minister. Hij is jarenlang communist geweest. En Leo Collard die antwoordde: Ach wat, dat zijn we allemaal min of meer geweest”. (Van Hoorick. In Tegenstroom, blz. 291) Als burgerlijke arbeiderspartij moet de sociaal-democratie aan de patronale wereld bewijzen dat zij haar arbeidersbasis in de hand kan houden. De sociaal-democratie versterkt haar greep op de vakbonden, ook op bedrijfsniveau. Zij laat het patronaat begaan wanneer het tientallen strijdbare delegees op straat zet en in sommige gevallen maken sociaal-democratische leiders – John Van den Eynden – zelf jacht op communistische en strijdbare delegees. Deze situatie van scherpere en meer complexe strijd – die in feite de juistheid van de marxistische visie bewijst – maakt dat sommige marxist-leninisten capituleren voor de vijand. 2.3. Het klein-burgerlijke milieu. De marxist-leninistische beweging is voor het grootste gedeelte gegroeid uit de radicalisering van de kleinburgerij (studenten, scholieren, intellectuelen) na 1968. Een aantal partijen zijn erin geslaagd zich om te vormen van een kleinburgerlijke, tot een proletarische, revolutionare beweging, onder meer door prioriteit te verlenen aan het werk onder de arbeiders en syndicalisten. In sommige partijen zijn echter een groot deel van de leden in de kleinburgerlijke milieus gebleven enhun politieke activiteit situeert zich ook in deze sociale laag. De kleinburgerij is een klassse die op politiek gebied steeds aarzelt tussen de bourgeoisie en het proletariaat en heen en weer slingert tussen revolutionaire strijd en aanvaarding van de burgerlijke orde. De verscherping van de crisis, de agressiviteit van rechts heeft grote delen van de kleinburgerij naar rechts geslagen: het marxisme, het socialisme, de socialistische revolutie, de partij worden verloochend en bespot en de meest verscheiden anti- marxistische en anticommunistische stellingen worden als “nieuwe ideologieën” begroet. Vele marxist-leninisten die alleen in die milieus werken, staan ontwapend tegenover dit anti-marwistisch offenzief. 2.4. De kleinburgerlijke massabewegingen. Verschillende contradicties van het kapitalistisch systeelm hebben het ontstaan veroorzaakt van brede massabewegingen van de kleinburgerij. Deze bewegingen omvatten anticommunisten als progressieve krachten. Hun programma's ondergaan de invloed van zowel rechtse en linkse als centrum posities. Zoals alle
  • 6. 6 kleinburgerlijke bewegingen weigeren zij zich in te schakelen in de fundamentele strijd die onze samenleving beheerst, deze van de arbeiders en de werkers tegen de monoplieburgerij. De nationalistische, de ecologistische en de feministische beweging zijn de drie belangrijkste onderdelen van deze stroming. Het natioonalisme wordt zowel in Vlaanderen als in Wallonië als een politiek wapen gehanteerd door de grote burgerij. Sinds het ontstaan van het kapitalisme, worden onder de kleinburgerij de meest fevente en ook de meest onbaatzuchtige aanhangers gevonden van het nationalisme. “eenheid van arbeiders, middenklassen en patroons voor het algemeen welzijn van ons Vlaanderen, of van ons Wallonië!” Het nationalisme vormt de kortste weg naar klassencollaboratie, naar de onderdrukking van elke autonome proletarische beweging ten voordele van de belangen van de heersende klasse. De ecologistische en feministische beweging hebben de meer uitgesproken kleinburgerlijk karakter en zij omvatten ook meer echt democratische elementen. De kleinburgerlijke bewegingen krijgen een immense publiciteit toebedeeld door de media die vooral de onschuldige, aanvaardbare, burgerlijke standpunten in het licht stellen. De burgerij beseft opperbest dat brede delen van de massa's mistevreden zijn. Zij kanaliseert de massa's naar die bewegingen die het minst neiging vertonen om de grondslagen van het kapitalisme in vraag te stellen. Een deel van de marxist-leninisten laat zich impressioneren door de spectaculaire aspecten en de tijdelijke sterkte van deze massabewegingen. Zij laten zich beïnvloeden door de positieve propaganda die de burgerij ervoor voert. Zij overschatten het anti- kapitalistisch potentieel dat in dee kleinburgerlijke bewegingen zit en zij onderschatten de arbeidersstrijd en de syndicale strijd waaraan de burgerijk nooit enthousiaste, opwekkende verhalen zal besteden. 2.5. Eenheidsfront tegen de Sovjetunie. Wij voeren strijd tegen het hegemonisme van de twee supermachten. In de strijd tegen de expansie van de Sovjetunie verenigen wij ons met verschillende politieke krachten die de nationale onafhankelijkheid en de democratie verdedigen. Lenin schreef dat de geschiedenis soms sprongen achteruit maakt.We moeten ons steeds baseren op een materialistische en dialectische analyse van de situatie van de verschillende klassen en van de relaties tussen de verschillende landen. Op basis van de feiten die wij vandaag vaststellen moeten wij besluiten dat de geschiedenis in de Sovjetunie een enorme sprong achteruit heeft gemaakt. Op binnenlands vlak bestaat er een vorm van staatskapitalisme: de CP is nietlanger een voorhoedepartij, een strijdafdeling van de arbeidersklasse. Zij heeft volledig gebroken met het leninisme. Het bureaucratische en militaire apparaat van de staat, beschermt de nieuwe uitbuitersrelaties.Op buitenlands vlak valt de louter imperialistische politiek gemakkelijk af te lezen uit de gebeurtenissen in Afganistan, Kampuchea en Polen. Vele democraten die strijd voeren tegen het hegemonisme en de Sovjetunie, doen dit op basis van de verdediging van de burgerlijke democratie. Hun standpunten grijpen vaak terug naar de verschillende anticommunistische programma's waarmee sinds 1917 strijd wordt gevoerd tegen de Sovjetunie. De aanhangers van het tsarisme, de leden van de Russische bourgeoispartijen, de voorstander van de Russische sociaal-democraitie hebben allen de Russische revolutie en de socialistische opbouw bekampt op basis van verschillende anticommunistische platforms. Zij vielen allemaal sinds 1917 het socialistische systeem in de Sovjetunie aan door het te beschimpen als “staatskapitalisme” en als “nieuw imperialisme”. De huidige generatie van Russische dissidenten, waarmee wij front vormen tegen het huidige hegemonisme, grijpen vrijwel allen terug naar één van de historische anticommunistische bewegingen. Het eenheidsfront heeft meegebracht dat alle anticommunistische kritieken die sinds 1917 tegen de Sovjetunie worden gespuwd het overwegen waard worden geacht. Dit veroorzaakt de ideologische penetratie van het anticommunisme in de marxist-leninistische beweging. Dit eenheidsfront heeft ongetwijfeld in vele landen ook poorten geopend voor directe politie-infiltratie en fascistische infiltratie in de ML-partijen. Zie de infiltratiepogingen van le Mouvement Socialiste Populaire, een nazistische clandestieneorganisatie, in onze partij via het Afganistan-comité. 2.6. De campagnes tegen het socialistisch China. “Overal waar mensen strijden tegen het commmunistisch totalitarisme moest de CIA tussenbeide komen enzij had onbetwistbaar geprobeerd om dat te doen in Albanië, in Korea en in China. (Colby, '30 ans de CIA, livre de poche, blz. 127.) De anticommunistische propaganda uit de jaren '30 en '40 tegen de Sovjetunie, vindt tegenwoordig een breed gehoor. De realiteit van de huidige Sovjetunie schijnt de juistheid te bevestigen van wat de anticommunisten vroeger schreven. Meteen is de luisterbereidheid voor de anticommunistische propaganda tegen China toegenomen. “In de Sovjetunie is het communisme ontaard. China gaat dezelfde weg op en zal eindigen waar de Sovjetunie nu staat”. Dit is het leidmotiv van fascisten, rechtsen en van alle proffessionele anticommunisten. In China zelf zijn grote veranderingen doorgevoerd. Een aantal basisstellingen van de culturele revolutie (1966- 1976) worden gekritikeerd. Vele marxist-leninisten hebben in 1966-1969 blindelings de culturele revolutie verdedigd en dat was inde beginfase van de ML-beweging ook normaal. Men zou hopen dat iedereen na 10-15 jaar revolutionair werk, een beter begrip heeft voor de complexiteit van de marxistisch-leninistische theorie en van
  • 7. 7 de klassenstrijd. Sommige marxist-leninisten met extreem-linkse ideëen klampen zich vast aan een aantal uit het hoofd geleerde formules van de culturele revolutie. Zij proberen niet te begrijpen wat de concrete realisteit van China is. Ziij vragen zic niet af of deze formules werkelijk beantwoorden aan de realiteit. Zij weigeren om met een onbevooroordeelde, kameraadschappelijke houding kennis te neen van de huidige politieke lijn van de Chinese partij. Anderen hebben hun vroeger suivisme tegenover de culturele revolutie verworpen, maar ze zijn inhet andere uiterste terechtgekomen: zij vinden het geoorloofd om zonder ernstige studie en onderzoek allerlei kritieken naar voor te bengen tegen China. Vanuit deze beide uitgangenspunten, komt men vaak tot eenzelfde conclusie die overeenkomt met de positie van alle anticommunisten: “China is vervalllen, staatskapitalistisch, revisionistisch”, enz. Hoofdstuk 3: Een antagonistische tegenstelling 3.1. Onder het voorwendsel van “strijd tegen het dogmaisme en sektarisme” werden voorzichtig, stap voor stap, alle thema's van de anticommunistische propaganda binnengeloodst in de ML-beweging. Sinds tientallen jaren heeft de bourgeoisie enorm veel krachten en middelen geïnvesteerd in de anticommunistische strijd. De fascisten, de rechtse partijen, de kerkelijke hiërarchie, de rechtervleugel van de sociaal-democratie, zij hebben alle hoog-geschoolde specialisten voor de anticommunistische propaganda. Hoe verschillend deze politieke krachten zich ook opstellen, in de anticommunistische strijd hebben zij onderling vele thema's en stellingen gemeen. De huidige sociaal-democratische liquidatie-stroming, die een groot deel van de ML-beweging in het Westen heeft vernietigd, liet oorspronkelijk geloven dat zij “ceatief” het marxisme-leninisme verder wou ontwikkelen, dat zij nieuwe revolutionaire oplossingen zocht voor nieuwe probleen. De rechtse anticommunistische stroming heeft in alle Westerse landen hetzelfde fundamentele kenmerk: zij bestaat erin de stellingen tegen het communisme die werden uitgewerktdoor burgerlijke ideologen in talrijke boeken en publicaties, aan hogescholen en gespecialiseerde instituten, over te plantn in de ML-beweging. 3.2. De ervaringen sinds 1979 in de ML-beweging moeten ons besef verhogen van het feit dat er regelmatig antagonistische tegenstellingen opduiken in de partij, dat de antimarxistische en anticommunistische opvattingen regelmatig doordringen binnen de partij. In het verleden van de communistische beweging zijn heel wat gevallen bekend van hoge partijkaders die van opportunistische posities zijn overgegaan tot burgelijke en zelfs fascistische stellingen. Doriot, Célor, Barbé en Bartelémy zijn vier leiders van de Franse nazistische Parti Populaire Française, die alle vier hoge kaderfuncties bekleden in de Franse CP, de eerste drie waren lid van het Politiek Bureau. Na de oorlog verliet Auguste Lecoeur, lid van het Politiek Bureau, de PCF om een verwoed anticommunist te worden. Dit antagonisme is tot uiting gekomen in het feit dat vele westerse partijen volledig zijn uiteengespat. In de Canadeze Partij heeft dit geleid tot een ware rechtse hysterie waarbij de vrouwen werden opgehitst tegen de mannen, de franstaligen tegen de engelsprekenden, de arbeiders tegen de intellectuelen, de basis tegen de leiding. In onze partij hebben we iemand ontdenkt die werkte onder directe instructies van BOB-officieren. Deze zegden hem welke stellingen hij in de partij moest verspreiden: “De arbeiders hebben niets te zeggen, de intellectuelen beslissen alles.” “De kaders leiden een schoon leven met uw geld”(!) “ Stalin is een massamoordenaar.” etc. In onze partij hebben wij een infiltrant van een klandestiene fascistische organisatie ontdekt. Nationale kaders van de partij waren niet in staat geweest klaar te zien in teksten van dit individu waaruit zijn fascistische afkomst duidelijk bleek. Een tussenkader die niet op staturaire wijze in de partij was binnengedrongen had steeds veel rechtse stellingen bewaard. Hij verliet de partij op anticommunistische standpunten die veel gelijkenis vertonen met die van extreemrechts. Sommige partijleden vonden dat men in zijn standpunten “vooral de juiste kritieken op de epartij” moest opsporen. Een aantal daavan hebben sindsdien gebroken met het marxisme-leninisme en met de partij. 3.3. Wij moetten erkennen dat er antagonistische tegenstellingen kunnen opduiken en wij moeten studeren hoe bepaalde tegenstellinen binnen de partij zich tot antagonism ontwikkelen. Wij moeten erkennen dat bepaalde opportunisten steeds verder zijn vervallen tot ze openlijk de standpunten van de bourgeoisie en zelfs van het fascisme zijn gaan aankleven. Deze stelling wordt verworpen door de aanhangers van de sociaaldemocratische liquidatiestroming. Geconfronteerd met rechtse, anticommunistische documenten zeggen zij: “Het is een schande deze kameraad te vergelijken met flikken of extreemrechts”. “Wie maakt er uit wat marxisme en wat antimarxisme is?” Zij hebben niet meer de revolutionaire wil om te bestuderen hoe de burgerijhet communisme bekampten om zich om te vormen ten einde daaraan het hoofd te bieden. Het belang van deze stelling wordt onderschat ddoor de kameraden die volgende opmerking maken: “Het is ongepast en schadelijk om een band te leggen tussen de stellingen van leden met opportunistische trekken, en deze van bourgeoisie en fascisten”. Wij hebben nooit gesteld dat er een lijnrechte, onvermijdelijke evolutie is van opportunisme naar anticommunisme. Integendeel, de ervaring van onze partij bewijst dat door ideologische en politieke strijd, kameraden met opportunistische opvattingen terugkeren naar het marxisme-leninisme. Daarvoor is echter het
  • 8. 8 bese nodig dat men van opportunisme kan evolueren naar anticommunisme en inzicht hoe dat kan gebeuren. Dit verhoogt de waakzaamheiden de ernst waarmee het opportunisme wordt gekritikeerd. 3.4. Een verschillende houding tegenover verschillende krachten. De sociaaldemocratische liquidatiestroming is in zijn geheel een antipartij en anticommunistische stroming. Op een bepaald ogenblik kunnen verschillende elementen binnen de partij verenigd zijn in een dergelijke stroming. Wij moeten een principiële houdingg aannemen tegenover deze stroming al geheel maar we moeten teens een verschillende houding aannemen tegenover verschillende elementen. 1. Sommige elementen kunnen breken met de partij en actieve anticommunisten worden die vechten voor de vernietiging van de partij. 2. Anderen worden bourgeoisie, ze zijn het in vrijwel niets eens met de partij maar ze zijn ook geen actieve anticommunisten. 3. Sommige verlaten de partij op kleinburgerlijke posities, ze blijven het eens met bepaalde stellingen van de partij en zijn bereid om verder rond concrete punten met de partij samen te werken. 4. Bepaalde kameraden hebben ernstige probleem, zware twijfels en laten zich een tijd meeslepen met de liquidatiestroming. Ze zijn echter bereid eerlijk te discussieren, ze blijven in de partij en weten zich als revolutionair te herpakken. 5. Bepaalde kameraden zijn in de liquidatiestroming terechtgekomen door gebrek aan vorming en ervaring. Waneer ze eenmaal hebben begrepen wat er op het spel staat, verdedigen ze de posities van de partij. Hoofdstuk 4: De inhoud van de sociaaldemocratische liquidatiestroming 4.1. In naam van de strijd tegen dogmatisme, worden de basisbeginselen vqn het leninisme en van het marxisme verworpen 4.1.1. De liquidatoren binnen de KPD brachten de volgende stelling naar voor: “ Mijns inziens hadden we reeds vroeger een kritische houding aangenomen tegenover het marxiisme-leninisme van de Derde Internationale en tegenover zijn gekanoniseerde 'grondslagen'. Indien er niet de Chinq-mythe was geweest”. Het “pluralisme van de verschillende opvattingen over het marxisme” moet worden erkend. “Uitsluitend negatieve opvatting van het begrip revisionisme moet in vraag worden gesteld. Bernstein, Lukacs, Korsch, Togliatti, Gramsci, Althuser, Bahro, zij hebben de verdienste om met de herziening van de orthodoxie, de theorie in overeenstemming te brengen met de concrete historische realiteit”. (Willy Jasper, Zur Bilanz, blz 68-69) “Wat onder marxisme verstaan wordt, is zelf kontravers geworden”. “Een zelfstandig antwoord formuleren op de problemen van de sociale bevrijding in ons land betekent ook verzaken aan het leninisme”. Sommigen menen dt het gehele apparaat van het historisch materialisme in vraag moet gesteld worden”. (Karl Schögel, Zur Bilanz, blz. 75-79) 4.1.2. De burgerij die het marxisme haat omdat het de wetenschap is van de strijd van het proletariaat, slingert al altijd haar scheldwoorden rond: het marxisme is een soort “godsdienst”, een reeks “gekaniniseerde dogma's”. De katolieke hiërarchie stond in de jaren '20 vooraan op de barrikaden tegen het communisme. Zij schrijft: “Zo wordt dit materialisme zelfs een godsdienst waarin het geloof aan de onafwendbare evolutie naar een proletaris toekomstgemeenschap als de verlossende kracht wordt gebruikt.” (Zestiende Vlaamse sociale week, 9-11 september 1929, verslag blz. 84) Dezelfde klerikale ideologien grijpen naar theorieën die werden uitgewerkt door ex-marxisten zoals Hendrik DeMan, om hun anticommunisme te ondersteunen. “Om kritiek uit te oefenen op het marxisme, grondslag van het bolsjewis communisme, zou het volstaan in de leer te gaan bij de socialisten zelf. Velen zijn ze die in lijvige boekdelen het onhoudbare van heel wat marxistische stellingen hebben bewezen (...) Wij herinneren terloops aan het werk van Hendrik De Man, die onder de leuze: 'Het marxisme is dood, leve het socialisme' een machtig offensief tegen de materialistische Marx heeft ingezet en niet zonder succes, getuige de vele tot uiting komende stromingen met het opzet geestelijjke motieven op te diepen die aan het marxistische socialisme fris bloed en nieuw leven zouden moeten scheken (...) (Hendrik De Man schrijft:) “Om Marx in het ongelijk te stellen, behoeft men niet groter te zijn dan hij, daartoe is het voldoende dat men twee derde van een eeuw later geboren is en de ogen open houdt. Dan ziet men niet (onleesbaar,NICO)....s anders, maar ook anders dan hij ...”(Zestiende Vlaamse sociale week, blz. 116) Hendrik De Man in 1941, toen hij naar het fascisme was overgestapt: “In 'au delà du Marxisme' maakte ik het bilan van alle amendementen die ik door mijn ervaring en studie had aangebracht aan mijn marxistisch geloof en ik besloot met de woorden: het socialisme moet zich bevrijden van het marxisme. Zeker, niet zoals men zich ontdoet van een tegenstrever waarvan men plotseling erkent dat men hem ten onrechte als vriend heeft beschouwd; maar wel zoals men zich ontdoet van een geheel van formules die ooit levend en levend-makend waren geweest, maar die sinds lang zijn achterhaald door de evolutie van de feiten en die vervallen zijn tot een staat van schandelijke vooroordelen. Kortom, dat was het toepassen op het marxisme, van de kritische methode waarmee Marx zelf, bijna een eeuw geleden, de 'relativiteit' van de ideologieën had vastgesteld (...) Zodra zij is achterhaald door de feiten (...) wordt de vroegere waarheid een dwaling waarvan men zich moet ontdoen (...). Ik viel de wortels zelf van het
  • 9. 9 marxisme aan, 't is te zeggen zijn filosofische basis: het economisch determinisme en het wetenschappelijk rationalisme.” (Après coup, blz. 191) August Lecoeur. Tussen 1945 en 1950 lid van het Politiek Bureau van de PCF en lid van het secretariaat belast organisatie; uitgesloten in 1954, wordt lid van de sociaaldemocratische S.F.I.O. In 1958; in 1970, secretaris generaal van de Partie de la Démocratie Socialiste.... Wiens parlementairen in 1973 overlopen naar ....Giscard d'Estaing. August Lecoeur in 1962: “Bij de honderste verjaardag van het Communistisch Manifest (...) (schreef) Jacques Duclos: “Het manifest kan de militanten helpen om oplossingen te vinden voor problemen die in de actuele situatie van de strijd worden gesteld”. En de militant die problemen tegenkomt in zijn gemeentehuis, in zijn sectie, in zijn fabriek neemt deze raad naar de letter op: (...) “Marx heeft gezegd dat het ontbindingsproces van het kapitalisme zo is, dat de periodisch terugkerende crisisseen....” want voor hen is het marxisme, zoals André Gide zei: de mis in het latijn, daar waar men het niet begrijpt, moet men buigen (....) Wie zou vandaag echt de titel van 'marxist' verdienen? Diegene die naar het voorbeeld van Marx voor het eerste stadium van de evoluti van het kapitalisme en de klassenstrijd, naar het voorbeeld van Lenin voor de periode van het imperialisme en de proletarische revoluties, een moderne doctrine zou uitwerken in functie van de ontwikkeling van de technieken en die ordewoorden zou opstellen die aangepast zijn aan de periode van de automatisering, de beheersing van het atoom, en die gericht zijn tot de nieuwe sociale lagen die ontstaan zijn uit uit deze evoluties”. (Le partisan, Plamarion, blz 300-302) André Gorz: “De geest van de orthodoxie, het dogmatisme, de religiositeit zijn dus geen toevallige verschijnselen van het marxisme: zij zijn noodzakelijk ingesloten in een filosofie (...) waarvan het profetisch karakter geen andere basis heeft dan de openbaring waardoor de geest van de profeet werd getroffen”. (Adieu au prolétariat, blz. 37- 38) 4.1.3. Het marxisme is een wetenschappelijke doctrine van het proletariaat dat vecht voor zijn bevrijding. Het marxisme heeft een klassenkarakter, een practisch karakter en een wetenschappelijk karakter. Om het marxisme verder te ontwikkelen, moet men eerst harde en langdurige inspanningen leveren om de gehele doctrine grondig te beheersen. Tijdens de liquidatie-beweging hebben ook eerlijke revolutionaire militanten zich laten meeslepen door “nieuwe theorieën” die al dateren van uit Marx' tijd en al in de werken van Marx en Engels worden weerlegd. Om het marxisme verder te ontwikkelen, moet men een georganiseerde revolutionaire praktijk in de arbeidersklasse opnemen. Zij die zich afkeren van de klassenstrijd en van het proletariaat vinden gemakkelijk tientallen “theorieën” die bewijzen dat het marxisme achterhaald is. “Het marxisme-leninisme is een dogma, een godsdienst”. Daarmee wordt vooral het feit aangevallen dat het marxisme zich openlijk op het standpunt stelt van het proletariaat en de onderdrukte klassen. Voor diegenen die zich opstellen aan de kant van de uitbuiters, lijkt dit een “akte van geloof”. Het historisch materialisme toont aan dat de ontwikkeling van de mensheid gebaseerd is op de ontwikkeling van de productiekrachten. De manier waarop een bepaalde maatschappij produceert en haar producten uitwisselt, is de basis waarop de sociale klassen worden gevormd. In de gehele geschiedenis ziet men de strijd tussen de klassen. Voor de burgelijke revolutie plaats vond, waren de productiekrachten erg weinig ontwikkeld. Dit bepaalde grotendeels de opdeling in klassen: de boeren en handwerkers konden nauwelijks genoeg produceren om hun gezin in leven te houden en op een meer-product af te leveren dat de heersende klasse toeliet een luxueus leven te leiden. In de moderne, burgerlijke maatschappij zijn de productiekrachten zo sterk ontwikkeld dat er geen voorwendsels meer overblijven om het opdelen in klassen in stand te houden. De kapitalistenklasse is een rem geworden op de historische ontwikkeling. De moderne productie wordt beheerst door twee klassen: de kapitalisten en het proletariaat. Alleen het proletariaat kan de socialistische revolutie doorvoeren en de moderne productiekrachten ten dienste stellen van de bevrijding vaan de hele mensheid. “Het marxisme is een economisch determinisme”. Met deze stelling valt Hendrik De Man de idee aan dat de materiële, economische productie en de ruil de grondslag vormen van elke maatschappij. Hij verwerpt de idee dat een revolutionair als taak heeft de antagonistische tegenstellingen te ontdekken in de manier waarop het kapitalisme produceert en warenruil organiseert. De tegenstelling tussen de collectieve, sociale productie ondernomen door tienduizenden arbeiders en technici en de privétoeëigening van de producten door de kapitalisten; de klassentegenstelling tussen bezitters van de productiemiddelen en de proletariërs die alleen hun arbeidskracht kunnen te koop aanbieden om in hun levensonderhoud te voorzien; de tegenstelling tusen de strenge, wetenschappelijke organisatie van het werk in het individuele bedrijf, de anarchie in het geheel van de productie op internationaal vlak, de tegenstelling tussen de enorme expansiemogelijkheden van de productie dankzij de wetenschap en techniek; de geringe expansie van de afzetmarkten veroorzaakt door de afbraak van het levensniveau van de massa's in de Derde Wereld en in het Westen; de tegenstelling tussen de politiek van maximale winst van de multinationals en de noodzaak voor de Derde Wereldlanden om een zelfstandige nationale economie uit te bouwen, enz... Uit het inzicht in deze tegenstellingen groeit het besef dat de
  • 10. 10 proletarische revolutie een noodzaak is opdat de materlële productie zich harmonisch en maximaal zou kunnen ontwikkelen in dienst van de werkende klassen. Het marxisme is geen economisch determinisme, het erkent tenvolle de wisselwerking tussen de politiek, de ideologie, het recht, de moraal etc. en de economische basis. “De 18e Brumaire van Louis Bonaparte” van Marx (1852) en “De buitenlandse politiek van het Russische Tsarisme” van Engels (1890) zijn daar twee briljante voorbeelden van. “Tegen het materialisme; er moeten geestelijke motieven ten grondslag liggen aan het socialisme”. De materiële basis waarop het wetenschappelijke socialisme steunt is de ontwikkeling van de productiekrachten en de organisatie van de klassenstrijd. Wie die materiële basis wegveegt en ze vervangt door “geestelijke motieven”komt terecht in een burgerlijk of feodaal socialisme. Hendrik De Man stelde dat zijn socialisme voortkomt uit: “algemeen menselijke drijfveren zoals de zin voor rechtvaardigheid en waardigheid”blz. 94) en uit “morele revendicaties”(blz. 97). Maar gezien die “geestelijke motieven”worden aangevoerd om te verzaken aan de klassenstrijd van het proletariaat, kunnen dit alleen de “geestelijke motieven” van de bourgeoisie of de feodaliteit zijn. Hendrik De Man kwam logischerwijze terecht bij de volgende stelling: “Het koningschap incarneerde het laatste en kostbare overblijfsel van een gezag gebaseerd op de gezworen trouw, op de verplichtingen van de afkomst en op een hiërarchie van waarden, onafhankelijkheid van het geld”. (310) ( citaten uit ‘Après Coup’) “het marxisme is achterhaald door de feiten; er zijn “nieuwe sociale lagen...” op die manier stellen de anti-marxisten het voor alsof zij alleen maar de jongste feiten willen in aanmerking nemen, maar zij vallen in wezen de basisbeginselen van het marxisme aan. Wat zij verwerpen is de revolutionaire klassenpositie van het marxisme, zijn revolutionaire geest, zijn fundamentele revolutionaire stellingen en zijn wetenschappelijke methode. Nochtans moet men eerst deze basis verworven hebben, vooraleer er sprake kan zijn van het verwerken van de nieuw feiten. 4.1.4. Wij moeten niet alleen de klassenpositie, de fundamentele stellingen en de wetenschappelijke methode van het marxisme studeren, we moeten ook aandacht besteden aan de klassenpositie, de stellingen en de methode van de anti-marxisten. In naam van de strijd tegen het “dogmatisme” wil Jasper de anti-marxistische stromingen van Bernstein tot Bahro in ere herstellen. Men kan zich maar scholen tot communist wanneer men ook leert de theorieën van de meest verstandige revisionisten te ontleden en te begrijpen waarom die noodzakelijk moesten uitlopen op totaal verraad. Het boek van Bernstein “Die Vorraussetzungen der Socialismus”(1899) bevat de belofte om “de marxistische doctrine te ontwikkelen en te verrijken”(blz. 49) Maar de kern van zijn betoog is het volgende: “De gehele praktijk van de sociaaldemocratie is erop gericht de voorwaarden te creëren die een vreedzame overgang van het huidig systeem naar een betere sociale orde mogelijk maken (…) Welnu, de klassendictatuur is een idee die behoort tot een voorbijgestreefde cultuur (…) Zij betekent een achteruitgang. Het is politieke onzin om te geloven dat de overgang van de kapitalistische maatschappij naar de socialistische maatschappij noodzakelijk de vormen moet aannemen van een periode die nog niet de moderne propagandamethodes kende en ook geen enkele van de instellingen kende waarover wij nu beschikken om een nieuwe wetgeving op te leggen”. (blz. 178) “De legale weg kan worden beschouwd als een langere weg omdat zijn voorstanders de voorrang geven aan het compromis en de onteigening met schadevergoeding verkiezen boven de-confiscatie zonder meer (…) Zodra de bezittende minderheid van een natie niet langer een beslissende hinderpaal is voor de vooruitgang, zodra het opbouwwerk belangrijker is dan het afbraakwerk, verliest de oproep voor een gewelddadige revolutie elke zin”. (blz. 232) “Het is nodig om de perspectieven, geboden door de koloniale veroveringen, zeer ernstig te onderzoeken. De inboorlingen moeten goed worden behandeld en vergoed (…) Maar er is geen enkele reden op a priori elke nieuwe verworvenheid te veroordelen (…) Duitsland voert elk jaar aanzienlijke hoeveelheden koloniale producten in: er komt een dag dat wij zullen wensen dat we deze producten tenminste gedeeltelijk in onze eigen kolonies vinden (…) het is niet noodzakelijk dat de bezetting van tropische landen door Europeanen schade berokkent aan de inboorlingen en in vele gevallen doet het omgekeerd zich eerder voor. Het is niet de verovering die rechten creëert maar de uitbating van de grond. Een ontwikkelde beschaving heeft dus per slot van rekening hogere rechten”. (blz. 202-203) In een nawoord belicht Frederic Bon, in 1965 uitgesloten uit de PCF, de verdiensten van het “democratisch socialisme” van Bernstein tegenover het “autoritarisme”en de “dictatuur” van Lenin en Stalin …. Iemand die de theorieën van het burgerlijke socialisme fabriceert, hoeft zich natuurlijk niet te bekommeren om de 10 miljoen werkers die tijdens de oorlog 13-18 werden vermoord, noch om de tientallen miljoenen “inboorlingen” die werden opgeofferd voor het kolonialisme. (Citaten uit Les présupposés du Socialisme, Bernstein, Ed. Sevil) 4.2. In naam van de “strijd tegen het stalinisme”, wordt de strijd aangebonden tegen het marxisme-leninisme 4.2.1. Vrijwel alle bewegingen van liquidatie in de West-Europese ML-partijen, hebben het vuur geopend met een kritiek op het “stalinisme”. Dit maneuver kan het gemakkelijkst worden uitgevoerd in naam van de strijd tegen het dogmatisme.
  • 11. 11 Het algemeen politiek klimaat maakt dit maneuver gemakkelijk: alle fracties van de burgerij en de kleinburgerij, van de fascisten over de rechtsen en sociaaldemocraten tot de anarchisten, trotskysten en revisionisten, vinden elkaar in een gemeenschapelijke haat voor het “stalinisme”. Zeer snel kwam aan het licht dat de zogezegde “strijd tegen het stalinisme” de meest voordelige tactiek was die door de liquidatoren was uitgekozen om hun denkbeelden te introduceren. Zij meenden dat zij een aantal stellingen en principes konden vernietigen door er het etiket “stalinisme” op te plakken. Bij nader inzien ging het echter om stellingen en principes die behoren tot de grondslagen van het leninisme en het marxisme. 4.2.2. In de jaren '20 voerden alle fracties van de imperialistische burgerij hun aanvallen tegen het communisme uit in naam van de strijd tegen het bolsjewisme en tegen de leninistische dictatuur. Hun strijd tegen het “stalinisme” was de normale voortzetting van deze campagnes. Kerenski, leider van de burgerlijke regering in Rusland in 1917: “De communisten kunnen de wortel van het kwaad niet blootleggen. Zij hebben Stalin ontmaskerd, de meest ijverige kampioen van de leninistische zaak. (…) De waarheid zeggen over Lenin zou de fundamenten vernietigen van de totalitaire dictatuur en toelaten dat Rusland terugkeert naar de wegen van de democratie waarvan de bolsjewieken ons land in oktober 1917 met geweld hebben afgeleid.” (La Russie au tournant de l’histoire; Plon; 1965: blz 398) Herinneren wij eraan dat de eerste taak die Kerenski in maart 1917 formuleerde in de naam van ‘de democratie’ erin bestond de imperialistische wereldoorlog voort te zetten … Kautsky, de geestelijke vader van de internationale sociaaldemocratie, in 1930: “Het fascisme is niet anders dan een pendant van het bolsjewisme. Mussolini aapt slechts Lenin na (…) De bonapartische, of zo men wil, fascistische ontaarding van het bolsjewisme is dus niet een gevaar dat in een verre toekomst dreigt, maar is ongeveer tien jaar een feit in Rusland”. (het bolsjewisme in het slop, Arbeiderspers, blz. 106-107) Hetzelfde thema nog wat rauwer opgediend in het ACV-weekblad, 19 april 1939: “het bolsjewisme heeft de stevige grondslagen vernietigd van de natuurlijke moraal en van de christelijke zedenleer. In feite levert het de mens over aan de heerschappij zijner instincten. Nochtans wordt hij gedwongen een zeer strenge politieke en economische tucht aan te nemen. De mens moet gehoorzamen aan sociale ordewoorden, ‘t is te zeggen aan de despotische wil van de leiders (…) Op gebied van politieke dictatuur vertonen de communistische methoden veel gelijkenis met die van de fascisten of nazi’s, maar ze zijn nog veel brutaler en wreder”. (blz. 389-391) 4.2.3. De haat tegen “het stalinisme” is in wezen de haat van de bourgeoisie voor iedere revolutionaire beweging van het proletariaat en van de onderdrukte volkeren. Wat vandaag aan het adres van Stalin wordt bijeengescholden werd vroeger reeds bedacht voor Robespierre, Saint-Just en Baboeuf tijdens de Franse Revolutie, voor de Communards in het Parijs van 1871, voor Marx en voor Lenin, voor alle opstanden van de “barbaren” en de “wilden” in China, Perzië, de Arabische wereld en Afrika, voor de huidige strijd van de PLO in Palestina en de IRA in Ierland. Als communisten en als internationalisten van het proletariaat beschouwen wij de revolutionaire geschiedenis van de arbeidersklasse als onze eigen geschiedenis. In elke fase van haar ontwikkeling en in elk land kent de arbeidersklasse zwaktes, tekorten, fouten. Dit was zo voor de arbeidersklasse die in Parijs de Commune organiseerde,dit was zo voor de arbeidersklasse die in de Sovjetunie onder leiding van Lenin en Stalin het socialisme opbouwde. De verschillende partijen drukken de verschillende klassenbelangen uit. De miljoenen communisten die in de jaren '20, '30 en '40 georganiseerd waren in de bolsjewistische partij en in de internationale communistsche beweging, vormden de voorhoede van de internationale arbeidersklasse en deze voorhoede drukte de belangen van het proletariaat uit. Het is normaal dat deze avant-garde interne strijd, scheuringen, ernstige fouten kende, maar alleen zij bracht de klassenbelangen van het proletariaat over de hele wereld tot uiting. In Europa brachten de burgerlijke en de sociaaldemocratische partijen de belangen tot uitdrukking van het imperialisme en van de kleinburgerlijke lagen die zich met dit imperialisme verzoenden. 4.2.4. De arbeidersklasse kan zich maar opwerpen als de leidende revolutionaire klasse wanneer zij de lessen van haar eigen revolutionaire verleden assimileert. De jaren 20, 30 en 40 vormen een grote periode in de revolutionaire geschiedenis van de communistische wereldbeweging. De jonge marxist-leninistische beweging die na 1968 is ontstaan, telt weinig kaders die de strijd zelf hebben meegemaakt. Honderden ideologen van de bourgeoisie schrijven ontelbare studies om de fundamentele revolutionaire verworvenheden uit die periode te vervalsen, af te breken en te begraven. Wij moeten ernstige inspanningen leveren om de positieve ervaringen van de communistische wereldbeweging te ontdekken en te assimileren. Alleen op die basis zullen wij ook in staat zijn om correcte kritiek te leveren op fouten die in deze periode werden begaan. De interne studie van het marxisme-leninisme, de kritiek op het reformisme, de revolutionaire praktijk voor de partijopbouw en voor de klassenstrijd vormen de basis voor vruchtbare kritiek. Wij leveren kritiek op welbepaalde stellingen en praktijken die in de communistische wereldbeweging in Stalins tijd werden verspreid, met het doel beter onze partij op te bouwen, beter op de revolutionaire praktijk aan te
  • 12. 12 pakken, beter het proletarisch internationalisme in toepassing te brengen. 4.2.5. Wij zijn fundamenteel solidair met de internationale communistische beweging uit de tijd van Lenin, die de revolutionaire belangen van het wereldproletariaat uitdrukte. Wij nemen stelling tegen alle anticommunistische kritieken die werden geformuleerd tegen het leninisme en het stalinisme, al deze kritieke situeren zich op het terrein van de burgerlijke en imperialistische maatschappij, wiens grondslagen zij willen verdedigen door het werk van Lenin en Stalin aan te vallen. Wij zijn trouw aan het proletarisch internationalisme maar wij moeten de fouten en zelfs zware fouten die in onze internationale communistische beweging werden begaan, niet goedpraten, wij moeten ook niet alle acties en alle standpunten van de bolsjewistische partij van vroeger verdedigen. Vaak ontbreekt het ons aan voldoende gegevens over de concrete situatie en over de verschillende stellingen, om op een verantwoorde manier te kunnen oordelen. Wij waarderen de inspanningen die tijdens de periode van Lenin en Stalin werden gedaan om het proletarisch internationalisme in praktijk te brengen door de uitwisseling van ervaringen te ontwikkelen, door de samenwerking en coördinatie tussen de partijen te organiseren, door de discussie en de ideologische strijd op internationaal vlak te stimuleren. Wij geloven dat de ervaring heeft aangetoond dat het onmogelijk is om de internationale communistische beweging te leiden vanuit èèn centrum. In elk land moet de communistische partij onderzoek en studie verrichten om goed de specifieke kenmerken te vatten van de economische, sociale, politieke en ideologische toestand, op die basis moet zij haar eigen lijn en principes formuleren. Dit is onmogelijk wanneer deze partij afhangt van een buitenlands centrum, voor het bepalen van haar politiek en tactiek. Iedere partij moet onafhankelijk zijn en de volledige verantwoordelijkheid dragen voor de standpunten die zij inneemt. Iedere partij kan fouten en zelfs zware fouten maken en een partij kan ontaarden. Men moet dus niet blindelings de standpunten van een andere partij rechtvaardigen of overnemen. Indien men een stelling of ervaring van een andere partij overneemt, moet men daar zelf de volle verantwoordelijkheid voor dragen. Iedere partij is onafhankelijk, maar zij is terzelfdertijd een integraal deel van de internationale communistische beweging en zij is, samen met alle andere partijen, verantwoordelijk voor deze beweging. Zij moet het revolutionaire werk in eigen land op een correcte manier volbrengen en zij moet zichzelf ten dienste stellen van de internationale communistische beweging. Zij moet haar eigen ervaringen delen met de andere partijen, discussie, kritiek en ideologische strijd organiseren en concrete hulp bieden in de mate van haar mogelijkheden. 4.3. Onder de dekmantel van zogezegd “maoïstische” frasen, wordt de strijd tegen het socialisme in China aangebonden 4.3.1. Bettelheim was in Frankrijk een ideoloog van het ‘maoïsme”. Ma de val van de groep van Tsiang Tsing, beschuldigde hij er Hua-feng van een “revisionistische lijn” te volgen. De Chinese partij nodigde hem uit om ter plaatse zijn ideeën te komen toetsen aan de realiteit. Hij weigerde. Voor hem is het bekeken, in China is “het kapitalisme hersteld”. Dat was Bettelheim onder zijn “extreem-linkse’ vorm. Nu even onder zijn “extreem-rechtse” gedaante. Bettelheim was al een tijd geleden ten strijde getrokken tegen het “stalinisme”, als een vorm van contra-revolutie tegen het leninisme. Een paar jaar later: “Ik denk vandaag niet meer dat de oktober-revolutie een echte proletarische, socialistische revolutie was (…) Het was een speciaal soort van kapitalistische revolutie”. “In de Sovjet-Unie geven de kapitalistische verhoudingen die zich ontwikkelen tijdens de eerste vijfjarenplannen, het ontstaan aan uitbuitersverhoudingen waarvan de reproductie wordt bestuurd door de partij. Ik stel voor dit kapitalisme een ‘partij-kapitalisme’ te noemen”. (Interview in Le Monde 30-10-82) Het ‘enthousiasme” van kleinburgerlijke elementen voor het socialisme, kan gemakkelijk omslaan in zijn tegendeel. Bettelheim en vele Europese revolutionairen hadden lange tijd idealistische voorstellingen over het socialisme in China. Zij vertrokken van hun eigen idealistische beeld over het socialisme en over de weg om vooruit te gaan in de socialistische opbouw. Hun ideaalbeeld was vaak bepaald door hun ervaring in een industrieel ontwikkelde, burgerlijke democratische samenleving. Een realistisch beeld moet vertrekken van het inzicht in de samenhang van het revolutionair proces op wereldschaal. De rijkdom van het industrieel ontwikkelde, imperialistische kamp is voor een groot deel gebouwd op de niets ontziende uitbuiting van de Derde Wereld. In de Derde Wereld worden alle economische, sociale en politieke tegenstellingen ten spits gedreven. Alleen in de Derde Wereld is de revolutie een directe, vitale noodzaak voor de brede massa’s. De burgerij is er niet in staat de revolutie te leiden. Alleen het proletariaat kan de boeren en werkers aanvoeren in deze uiterst bittere revolutionaire strijd. Na de overwinning gaat het proletariaat over tot de stapsgewijze socialistische omvorming en opbouw, daarbij steunend op de ideologische, politieke en economische ervaring van de internationale arbeidersklasse. De dialectiek van de geschiedenis heeft een situatie teweeggebracht waarin het socialisme alleen in die landen kan triomferen waar de materiële voorwaarden voor het socialisme het minst ontwikkeld zijn. De ontwikkeling van de productiekrachten, van industrie, van communicatie, van handel, van wetenschap en cultuur, was erg laag in China.
  • 13. 13 Dit stelt zeer complexe problemen. Het is daarom essentieel een weg te ontdekken voor de socialistische opbouw die aangepast is aan de concrete, specifieke realiteit van het land. Het is onvermijdelijk dat in zo’n complexe situatie,nu eens links-opportunistische en dan eens rechts-opportunistische fouten worden gemaakt. Maar zolang de partij zich baseert op het marxisme-leninisme en op de massa’s steunt, kunnen fouten en zelfs de ernstige en langdurige fouten, worden verbeterd. Bettelheim veroordeelt het imperialisme maar hij veroordeelt ook het revolutionaire socialisme: de oktoberrevolutie en de Chinese revolutie waren volgens hem specifieke vormen van de burgerlijke revolutie. De kleinburgerij veroordeelt zowel de burgerij als het proletariaat in een stortvloed van woorden die de volslagen steriliteit in de actie maskeert. Bettelheim en andere “ex-maoisten” prijzen zichzelf aan omwille van hun creatief, wetenschappelijk, marxistisch werk. In werkelijkheid schrijven zij alleen de mensjewieken over. Theodore Man, leider van de mensjewieken, in 1932: “De grote historische veroveringen van de revolutie onder bolsjewistische leiding (…), daarbij inbegrepen het industriële staatskapitalisme en de landbouwcoöperatieveen, bewegen zich fundamenteel binnen het kader van een burgerlijke revolutie”. (blz. 28) “De bolsjewistische dictatuur is gèèn dictatuur van de arbeidersklasse (…) zij ontaardt meer en meer in een dictatuur van een nieuwe bevoorrechte laag die voortgekomen is uit de plebeïsche masa”. (blz. 31) (Rede aan de universiteit van Brussel, december ‘32. In de brochure Dan en Martov: de dictatuur van het proletariaat, Ed. de la Libertè, 1947) Kautsky, de ideoloog van de West-Europese sociaaldemocratie in 1930: “Daarenboven staat in reactionaire landen en in Sovjet-Rusland, een hoge adel. Deze wordt in Rusland gevormd door de Communistische Partij die de staat regeert. (…) De Communisten vormen de herrenklasse, die over de rest van de bevolking naar believen beschikt, waarvan zij echter niet veel meer dan èèn procent uitmaakt. Natuurlijk waakt deze klasse over haar enorme privileges...” (Het bolsjewisme in het slop, blz. 69) 4.3.2. Sommige “maoisten” hebben een aantal kreten uit het hoofd geleerd over “revisionisme”, “herstel van het kapitalisme”, “staatskapitalisme”. Het volstaat dat een aantal veranderingen in China hen niet bevallen, of ze slingeren deze vreselijke kreten in de lucht. De dialectiek leert dat een zaak zich kan omkeren in haar tegendeel. De geschiedenis gaat vooruit, maar zij kan ook in bepaalde landen en op bepaalde momenten een enorme sprong achteruit maken. In de geschiedenis voltrekt zich onvermijdelijk de overgang van kapitalisme naar socialisme maar in bepaalde landen kan het socialisme degenereren en omslaan in een vorm van kapitalisme. De dialectiek van het proletariaat moet materialistisch zijn. Het verval van het socialisme tot een nieuw uitbuitinssysteem van de werkende massa’s, moet zich eerst in de werkelijkheid, in de feiten hebben voorgedaan, vooraleer de dialectische stelling: “het socialisme is vervallen tot staatskapitalisme” een correcte weerspiegeling is van de dialectiek van de geschiedenis. Heel wat marxist-leninisten schijnen niet te beseffen dat deze dialectische stelling, ontdaan van haar materiële basis, het eerst werd naar voor gebracht door de burgerlijk in haar strijd tegen het jonge socialisme. De begrippen “staatskapitalisme’ en “nieuwe burgerij” werden oorspronkelijk gebruikt door rechts en extreem- rechts in hun aanvallen tegen het socialisme van Lenin en Stalin. De klerikalen gingen tekeer tegen “het machtige overheersingsapparaat van de Sovjet-bureaucratie”(blz. 126) “De Sovjet, die de oude Russische bourgeoisie had onteigend en tot armoe gebracht, roept in vier jaar tijd een nieuwe bourgeoisie in leven. Tot die nieuwe bourgeoisie behoorden ook een massa bureaucraten...” (blz. 129) ( Zestiende Vlaamse sociale week, 9-11 september 1929) Een uiterst interessante manier waarop de katholieke ideologen het communisme bekampen, vinden we in “De Gids op Maatschappelijk Gebied” van september 1931, in een studie “Het Russische vijfjarenplan”. Eerste strijdmethode: Stalin is bezig het zuivere marxisme te verlaten ( hij is “een revisionist” zouden we zeggen….) “ De Sovjets hebben afstand gedaan zelfs van sommige hunner principes. ‘n paar voorbeelden; het eigenbelang wordt erkend, de gelijkheidsleer wordt afgeschaft, de theorie van de staatsaanbidding krijgt een flinke deuk, de centralisatie van de nijverheid wordt aangeprezen; het privé-initiatief wordt aangemoedigd. De Sovjets wijzigen hun politiek tegenover de niet-leden der partij: de “koelakken” en andere boeren woren erkend en waardig bevonden om te arbeiden in de Sovjetnijverheid; in de voortbrengst moeten besparingen gedaan worden; het stukwerk wordt opnieuw ingesteld en de technici zullen weer een ereplaats verwerven. Dit alles werd bij de aanvang als “kapitalistische methode geschandvlekt en veroordeeld”. “Hoe langer de positieve heropbouw van het land aan gang is, hoe verder van het zuiverste marxisme wordt afgeweken. a. Er is kapitaal nodig; b. Men keert terug tot het eigenbelang, tot vermeerdering van de lonen tot indeling in bekwame en min- bekwamen, enz. En wie zegt dat men op een gegeven ogenblik niet zal terug keren tot privé eigendom?” Tweede strijdmethode, op dezelfde bladzijde: “Het Russisch communisme is geen verschijnsel van voorbijgaande aard. Het is de logische en onverbiddelijke toepassing van voorbijgaande aard, dat rekening houdt noch met het zieleleven , noch met Goddelijke wetten. Wat heeft de toepassing van dit stelsel tot hiertoe aan het Russische volk gegeven? Veel en zeer veel ellende: de Sovjetleiders hebben heel wat op hun geweten: 2.500.000 mensen hebben ze
  • 14. 14 vermoord en 2.000.000 werden verbannen”. ( De Gids, no. 9, 1931, blz. 502-504) 4.3.3. De sociaal-democratische liquidatie-stroming binnen de marxist-leninistische beweging wordt gekenmerkt door een antagonistische opstelling tegenover het socialistisch China en door de overname van alle anticommunistische kritieken op het socialisme in opbouw. Een dergerlijk antagonisme werd eerst gedurende lange tijd stap voor stap voorbereid binnen vele partijen. Partijleden verlaten het standpunt van het proletarisch internationalisme; ze glijden geleidelijk over naar de burgerlijke en kleinburgerlijke “kritiek op China”. Zij hebben niet meer het klassenstandpunt van kameraadschap en solidariteit onder alle marxist-leninisten ter wereld. Ze voelen zich niet langer verantwoordelijk voor een gemeenschappelijke revolutionaire beweging. Ze besteden nooit ernstige studie aan de basisdocumenten van de Chinese Partij. Als ze toch iets lezen is het op zoek naar “te kritikeren passages”. Kan men in die omstandigheden een gefundeerd oordeel hebben over het werk van een Communistische Partij die het leven van één miljard mensen organiseert? Men leest wel allerlei burgerlijke publicaties en men vindt dat men een voldoende solide basis heeft om “ernstige twijfels” over de Chinese Partij te formuleren. In zo’n situatie bedenkt men met evenveel plezier uiterst linkse als rechtse kritieken op China. Als het maar kritiek is en als het maar klinkt. “Beijing Information is een propagandablad. Het is belachelijk zich te baseren op de propaganda van de staat. Zij wist bijvoorbeeld de breuk tussen Albanié en China te voorspellenm terwijl wij nog schreven over de solidariteit tussen de twee landen.” Wat zouden deze eminente marxist-leninisten vertellen, wanneer ze tijdens een reis in China te horen kregen: “Wij lezen uw blad Solidair niet. Dat is communistische propaganda. Het zou belachelijk zijn de realiteit van België te willen kennen door de lectuur van zo’ propaganda?” Stel u voor dat iemand België wil bestuderen maar koppig weigert om de regeringsverklaringen en regeringsdocumenten te lezen, omdat die toch maar propaganda zijn. De regeringsbeslissingen in België zijn geen propaganda, ze zijn effectieve maatregelen die de belangen van de heersende klasse uitdrukken. De beslissingen van de Chinese Partij en regering zijn effectieve maatregelen die uitdrukken hoe de arbeidersklasse in China de ontwikkeling van het land organiseert. De burgerlijke pers heeft ook voorspeld dat er een breuk kwam tussen China en Korea, dat China een bondgenootschap zou sluiten met Amerika, dat de werken van Mao Zedong niet meer gestudeerd werden, dat de handarbeid en de verbinding met de arbeiders was afgeschaft voor de kaders en de intellectuelen, dat het politiek-ideologisch werk was opgedoekt… Al die voorspellingen zijn ondertussen vals gebleken maar dat is geenszins een zog voor de China-critici. Wij zijn geen “pro-Chinese”partij, wij zijn een Belgische revolutionaire partij die solidair is met alle marxist- leninisten ter wereld. Als communisten en internationalisten hadden wij de plicht om onszelf op de hoogte te stellen wat onze Chinese kameradem die leiding geven aan 1 miljard mensen, ondernemen op ideologisch, politiek en economisch gebied. Beijing Information biedt een realistisch en concreet beeld van de politiek en van de beslissingen van de Chinese CP en van de Chinese regering. Wij moeten ernstig kennis nemen van wat de Chinese kameraden in hun land ondernemen maar wij moeten niet te snel willen oordelen. Onze kennis van de specifieke Chinese realiteit is hoe dan ook zeer beperkt en het is erg moeilijk om een gefundeerd oordeel uit te spreken over de meeste specifieke beleidslijnen. “Wij hebben ons vroeger opgetrokken aan de Culturele Revolutie. Nu wordt de hele Culturele Revolutie verworpen. We hebben niets meer om ons aan op te trekken. We publiceren nu artikels over Chinese fabrieken. Dat is belachelijk. In 1970 publiceerden we ook artikels over de fabrieken tijdens de culturele revolutie en die worden nu allemaal verloochend”. Tijdens de Culturele Revolutie was China een socialistisch land en we hebben het terecht gepropageerd. Tijdens de Culturele Revolutie zijn er vele positieve zaken gebeurd en we hebben die terecht gepubliceerd. Wij hebben onze eigen mening. Toen bepaalde personen in China alles kritikeerden wat tijdens de Culturele Revolutie was gebeurd, waren wij het niet met heb eens. Ondertussen heeft de Chinese Partij een officiële resolutie aangenomen waarin heel wat positieve punten tijdens de Culturele Revolutie tot stand gebracht, worden erkend. Tijdens de Culturele Revolutie hebben wij terecht veel van China geleerd. Tijdens de huidige periode hebben we eveneens enorm veel te leren van de ervaring van de socialistische opbouw in China. Het socialisme opbouwen in een immens land van de Derde Wereld is een gigantische taak. China doet nu ontegensprekelijk een hele reeks ervaringen op die erg positief zijn. Bijvoorbeeld bij het bepalen van de verhouding tussen consumptie en accumulatie, het uitwerken van een politiek van collectivisering van de landbouw en van materiële stimulering van de individuele boeren, bij het versterken van de leidende rol van de partij en het in stand houden van het eenheidsfront van alle krachten die het socialistische China willen omvormen tot een moderne, ontwikkelde samenleving enz. 4.3.4. Alle partijleden moeten vasthouden aan het fundamenteel principe van het proletarisch internationalisme: wij zijn voor een totale en onwankelbare solidariteit met alle marxist-leninisten ter wereld. Wij hebben allen dezelfde vijanden. Wij streven allen eenzelfde doel na. Onze strijd kan soms uiterst complex zijn en tegenslagen kennen maar wij hebben steeds een wederkerige solidariteit nodig. Wij hebben onze problemen en China heeft de zijne…
  • 15. 15 De communisten in China kunnen de laatste twintig jaar vele fouten gemaakt hebben. Maar hebben wij, de communisten uit West-Europa, dan zo briljant gepresteerd deze laatste twintig jaar? Alle communistische partijen hebben hun zwakke en sterke kanten. Wij moeten niet ontredderd zijn als zwakke kanten aan het licht komen maar we moeten ze zien als waarschuwing voor onszelf. We moeten zoveel mogelijk leren, op een creatieve manier, van hun positieve ervaringen en wij moeten solidair zijn. Een proletarische klassenpositie innemen in deze kwestie betekent: 1. De essentiële documenten van de Chinese CP grondig studeren en hun fundamentele stellingen goed overwegen; 2. Vooral interesse en enthousiasme opbrengen voor het positieve en de vooruitgang; 3. Kritiek leveren op een verantwoorde wijze, dwz onder communisten. Dit betekent het volgende: 1. Ons enthousiasme voor het socialisme moet tot uiting komen in het propageren van de grote oriëntaties van de politiek van de CCP, waar wij achter steen op basis van een zelfstandig oordeel; 2. Het principevast weerleggen van alle anticommunistische aanvallen; 3. Wij verdedigen voor alles al datgene wat wij juist en positief vinden in elke beweging of document; 4. Wij geven blijk van communistische kritische geest, wij formuleren onze eigen mening. Daarbij moeten we voor alles voorzichtig zijn, proberen rekening te houden met de reële situatie in China, met de reële bedoelingen van de Chinese CP. 4.4. Onder het voorwendsel van “strijd tegen rechts”, “front tegen het offensief van de reactie”, schaart men zich achter de sociaal-democratie 4.4.1. In onze partij zijn een aantal personen opgestaan die niet langer het moeizame werk van de voorbereiding van de socialistische revolutie willen opnemen. Hun standpunten, “we hebben in 10 jaar bijna niets bereikt, we kunnen méér bereiken door links in de SP te versterken.” “Hervorming of revolutie is een academisch debat, de revolutie is misschien niet voor onze tijd, het reële debat is tussen neo-liberale koers, tussen Tatcher en Mitterrand.” 4.4.2. Uit haar historische ervaring heeft de Europese bourgeoisie de les getrokken dat haar heerschappij het meest stabiel is wanneer zij afwisselende politieke tactieken gebruikt, wanneer zij nu eens het bestuur laat doen door conservatieve politici, dan weer door progressieve burgerlijke politici. Over het algemeen verdedigen de progressieve fracties van de burgerlijke politici de grondslagen van de kapitalistische samenleving: het privébezit over de productiemiddelen, de instellingen van de burgerlijke staat. In bepaalde crisissituaties zijn alleen de “progressieve” burgerlijke partijen in staat de massa’s in bedwang te houden en de burgerlijke orde te vrijwaren. Deze rol werd in de cruciale jaren 1944-1945 gespeeld door de sociaal-democratie en de CIA investeerde dan ook volop in deze partij. 4.4.3. Sinds tientallen jaren gebruiken diegenen die de revolutie hebben verraden om zich aan te sluiten bij de burgerlijke democratie het argument van de “versterking van de socialistische partij voor de strijd tegen rechts” August Lecoeur, vroeger lid van het politiek bureau van de PCF, sluit in 1958 aan bij het S.F.I.O. (sociaal- democratie). “Wij waren overtuigd dat het dringend nodig was om over te gaan tot een hergroepering om een doeltreffende dam op te werken tegen de pretenties van de reactionaire krachten die profiteerden van de toestand en van het aanslepen van de oorlog in Algerije, om zich politiek en militair voor te bereiden op de omverwerping van de republiek”. (Partisan, Flamarion, blz. 293) Bert van Hoorick werd na de oorlog organisatie-secretaris van de KPB. In zijn autobiografie geeft hij de simpele argumenten aan waarmee hij de zaak van de socialistische revolutie heeft afgezworen en waarmee hij de burgerlijke democratie en de SP is binnengestapt. “Ik stel vast dat er twijfel rees omtrent de voorhoede rol van de Partij (….) Daarom moesten we duidelijk voor ons zelf uitmaken of de stelling van Kroetsjov over de verwezenlijking van het socialisme langs parlementaire weg al dan niet gold voor België. Ik meende dat alle objectieve voorwaarden in die richting wezen. Maar moesten wij er ons meteen rekenschap van geven dat de sociaal-democratische arbeidersbeweging in deze strategie het bijzondere element vormde. De nieuwe opvatting die zei dat het socialisme kon verwezenlijkt worden langs parlementaire weg en door middel van het algemeen stemrecht, nam voor een groot stuk de redenen weg voor het schisma tussen communisten en socialisten (…) Het algemeen belang van de arbeidersklasse en dus het klassenbelang moesten de voorrang krijgen. Vooral in het arrondissement Aalst waar aan de ene kant een massa socialistische arbeiders leefde zonder voldoende leidende kaders en anderzijds een nog waardevol communistisch kaderapparaat zonde brede basis, leek mij dit primordiaal ( In Tegenstroom blz. 281; 285) 4.4.4. Om de tien, twintig jaar moet iedere politieke partij die haar dynamiek wil behouden, een deel van haar kader vernieuwen. Zo’n operatie is sinds een paar jaar aan de gang in de SP-PS. De ordewoorden: “vernieuwing”, “verjonging”, “radicalisering”, kortom het volledige register van de democratie. In drie woorden stopt men alles wat “in de mode is”. De “vernieuwing” wordt gezocht in het groen.
  • 16. 16 “De dynamiek van de politieke vernieuwing ligt niet langer bij georganiseerd klein links”. (De Morgen 12-10-1982) Met andere woorden: er is niet in het minst sprake van een oriëntatie naar een anti-kapitalistisch programma. Spiaels over de “opening” van de PS naar de progressieven: “Deze opening is in alle geval een noodzaak opdat een partij zou in leven blijven. Wat mij heeft getroffen is hoezeer onze vergaderingen vooral mannen van rijpe leeftijd verzamelen ...”(Le Peuple, 1 maart 1982) De liquidatoren die niet meer geloven in de revolutie en in de arbeidersklasse, hebben dus ruime carrière-kansen binnen de sociaal-democratie. 4.5. In naam van de “democratie” en de “vrijheid” wordt de strijd aangebonden voor de vernietiging van de leninistische partijopvatting 4.5.1. Tijdens de beweging voor strijd tegen het sektarisme hebben wij soms op een opportunistische manier mensen tot de partij toegelaten die helemaal niet voldeden aan de voorwaarden voor partij-lidmaatschap. Één van hen verliet de partij op basis van stellingen die vaak nauw aanleunen bij de extreem-rechtse anti- communistische propaganda. De leninistische partijopvatting wordt speciaal geviseerd in termen die rechtstreeks zijn overgenomen uit de extreem-rechtse publicaties. Citaat: “Het zou interessant zijn om de werkstijl en organisatiemethoden van religieus-fascistische sekten nader te bekijken. De sekte van Melchior bv. Verstaat de kunst om haar leden van binnenuit te beheersen. Elk lid wordt behoorlijk geënkadreerd, mag alleen maar praten met de leden van zijn eenheid. De leider van de eenheid is op een hoger niveau ook geënkadreerd en mag alleen maar praten met de leden van zijn eenheid. En zo heeft men een systeem van pseudo-militair “democratisch centralisme”, dat alle initiatief, persoonlijk denken en politiek leven doodt. De leiders beheersen langs een perfect werkende hiërarchische structuur het geheel. “Horizontale” discussies tussen basisleden zijn verboden.” 4.5.2. De leninistische partij is de organisatievorm die noodzakelijk is wanneer men het programma van de socialistische revolutie wil realiseren. Wie werkelijk revolutionair werk verricht en steunt op de arbeiders en werkers zal de regels van de leninistische partij ervaren als de enige organisatie- en werkmethodes die het mogelijk maken zijn ideaal te verwezenlijken. Maar diegenen die niet langer geloven in de revolutie en in de arbeidersklasse zullen de leninistische partij noodzakelijk ervaren als een vloek en een dwingelandij. Diegenen die de burgerlijke maatschappij acceptabel vinden zullen zich natuurlijk onderdrukt, geforceerd en misbruikt voelen wanneer ze in een proletarische partij verplicht worden om doeltreffend te werken aan de bevrijding van de arbeidersklasse. De aanvallen van ex-communisten en van fascisten tegen het democratisch centralisme hebben daarom vaak vele gemeenschappelijke aspecten. Auguste Lecoeur, ex-lid van het politiek bureau van de PCF: “een enkele referentie bleef in brons gegrift: het ‘democratisch centralisme’, de steunpijler waarop geheel de willekeur van het communistisch systeem berust. (…) De continuïteit van zijn methoden en middelen, van de leninistisch-stalinistische structuren die eraan ten grondslag liggen, worden door niemand in vraag gesteld. (…) Eenheid en doeltrefendheid! Dat zijn waarlijk de twee sleutelwoorden van de met prikkeldraad omheinde vesting van de communistische wereld. De “eenheid” in de communistische praktijk, zoals die voortkomt uit het “democratisch centralisme” is in feite het verbod van elke originele gedachte en van elk creatieve oppositie. Deze “eenheid” verbiedt ondermeer het organiseren van tendenzen in de schoot van een partij (…) en de doeltreffendheid! Ja, het minste wat men kan zeggen is dat die bestaat in de communistische wereld waar het doel de middelen wettigt, zelfs de meest schrikwekkende. In de communistische praktijk is dit de onweerlegbare doeltreffendheid van de dictatuur, vergeleken met de democratie, van de Goulag tegenover de vrijheid om zijn mening te uiten, de doeltreffendheid van de eenheidspartij of van de dominerende partij tegenover het pluralisme van de politieke opinies, de doeltreffendheid van de pers geschreven door staatsambtenaren tegenover de vrije pers geschreven door vrije journalisten. Tot daar enkele aspecten van de “eenheid” en “doeltreffendheid”, voortgebracht door het democratisch centralisme, een eufemisme dat dient om het meest efficiënte en eengemaakte totalitaire politiesysteem te bedenken”. ( Le PCF, blz 19-20) Roger Cosyns-Verhaegen, fascistische ideoloog, man van de militaire veiligheid, bewonderaar van “Jose Antonio Primo de Rivera (die) de Phalange had gesticht in een geest van nationale en sociale synthese.” (blz. 29-30) “De communistische onderneming is opgebouwd zoals om ‘t even welke totalitaire constructie. Er is: 1. Een doctrine die de opvatting weerspiegelt die werd uitgewerkt door één of meerdere leiders; 2. Een “intelligentia” die het apparaat opbouwt dat in staat is de noodzakelijke voorwaarden voor het toepassen van de doctrine te realiseren; 3. Het apparaat zelf, dat is de partij; 4. De militanten, gewillige moleculen, wiens aanéénklitting en conditionering de impact van de partij moeten verzekeren.” (Vingt-cinq ans d’impact communiste en Belgique, Les Ours, 1967, blz. 12) Lecoeur pleit voor de vrijheid van alle burgerlijke opvattingen binnen de partij. De opvattingen die het kapitalisme
  • 17. 17 verheerlijken, mogen niet worden uitgeschakeld want dat is “dictatuur”. “Originele gedachten, creatieve oppositie”, deze sympatieke termen worden bedacht voor alles wat het revolutionaire karakter van de partij afstompt, voor alles wat de burgerij welgevallig is. Cosijns-Verhaegen bestempelt de communistische mlitant als een “gewillige molecule”, een element dat zelf niet nadenkt maar alleen blindelings gehoorzaamt. Een leninistische partij kan alléén worden opgebouwd door militanten die een maximum aan bewustzijn en theoretische en praktische scholing verwerven. De leiders van een communistische partij weten dat zij niet veel méér kunnen doen dan het samenvatten en verrijken van de juiste ideeën die in hun partij, onder de leden en kaders aanwezig zijn. Hoe meer bewust en geschoold de leden zijn, des te rijker zal het politieke leven zijn in de partij en des te groter is de mogelijkheid om correcte, revolutionaire standpunten te formuleren. Cosyns-Verhaegen stelt het voor alsof de leiders doen wat zij willen terwijl de leden blindelings moeten volgen. Daarmee zegt hij allicht iets over zijn eigen fascistische organisatie. In een leninistische partij gelden dezelfde regels van de discipline voor iedereen, van hoog tot laaf. In de PVDA is het zo dat de discipline strenger wordt toegepast voor de kaders en dat deze ook méér verplichtingen hebben. Tussen 1903 en 1917 behoorde Trotsky in Rusland tot de meest verwoede tegenstander van Lenins partijopvatting. Trotsky schreef in 1904 in “nos tâches politiques.” “Deze filosofie (van Lenin) kan worden samengevat in drie thesissen: 1. De voorbereiding van het proletariaat op de dictatuur is een organisatie-probleem: dat bestaat erin het proletariaat erop voor te bereiden een sterke organisatie, bekroond met een dictator, te aanvaarden. 2. In het belang van deze dictatuur van het proletariaat is het noodzakelijk om bewust de komst van deze dictator bij het proletariaat voor te bereiden. 3. Elke afwijking van dit programma is een uiting van opportunisme.” (Eition Belfond, 1970, blz. 198) 4.6. In naam van de “onafhankelijkheid en autonomie” van de massaorganisaties, wordt de rol van de communistische partij verworpen. 4.6.1. De liquidatie-stroming dook het eerst op in een aantal massaorganisaties van de PVDA die partijleden en sympatisanten omvatten. In de Anti-Imperialistische Bond ontstond een strekking “los van de partij’. Deze wilde zich niet op het matxisme- leninisme steunen voor het solidariteitswerk met de Derde Wereld en wenste ook niet langer het socialisme in China te propageren als voorbeeld voor de Derde Wereld. Een partijkader die verantwoordelijk was voor een massaorganisatie nam ontslag uit de partij. Hij stelde dat een massaorganisatie een autonome dynamiek moet hebben en daarom niet onder de leiding van de partij mag staan en ook niet de marxist-leninistische visie op de geschiedenis als leidraad mag hebben. In naam van de “strijd tegen het sektarisme”, wou men meer en meer activiteiten van de partij onderbrengen in ‘niet partij-gebonden massaorganisaties. Het blad Geneeskunde voor het Volk van de PVDA werd opgedoekt ten voordele van een “partijloos blad van een breed progressief front.” De activiteiten van onze studentenorganisatie MLB werden beperkt ten voordele van een organisatie met massa- karakter, SVB. Bij de heroprichting van onze jongerenorganisatie werd eerst geopteerd voor een niet-partij- gebonden mssa-organisatie. Het voorstel werd gelanceerd om het partijblad te veranderen in een “open, populair, niet-partij-gebonden blad.” Deze hele stroming zou onvermijdelijk zijn uitgelopen op het verwerpen van de grondslagen van onze werking: 1. de opbouw op ideologisch, politiek en organisatorisch gebied van de partij als de essentiële organisatie voor de vooruitgang van de revolutionaire beweging. 2. de studie en creatieve toepassing van het marxisme-leninisme als essentiële voorwaarde voor het uitwerken van een proletarische revolutionaire politiek. 4.6.2. In dezelfde geest werd het principe van de leidende rol van de marxist-leninistische partij voor de opbouw van het socialisme verworpen. In naam van de “absolute democratie” weigert men nog langer een analyse van de klassen te maken. De fascisten, de extreem-rechtsen en de andere woordvoerders van de bourgeoisie zijn altijd de eersten om ‘syndicale onafhankelijkheid” te eisen, zodra een land de weg van het socialisme opgaat. Zij zoeken een organisatie die zij kunnen onttrekken aan de invloed van de partij, waar zij hun contra-revolutionaire strijd voor de herovering van de macht kunnen ondernemen. De klerikale ideologen in 1939 in een studienota over ‘het communisme (dat) voorkomt als een uitvinding van de geest des kwaads tegen Christus en tegen de christelijke beschaving.” (blz. 393) Over de Sovjet-Unie; “Nagenoeg zes miljoen werklieden waren gedwongen lid van de rode syndicaten, maar deze laatsten waren onderworpen aan de beheersing van de partij, waarbij hun leiders aangesloten waren”. (ACV-weekblad, 11e jaargang, 1939, 19 april, blz. 380) He blad “Europe Amèrique”, sindsdien omgedoopt in “Nouvelle Europe Magasine”, verzamelde na de laatste wereldoorlog de fascistische “denkers” van Franstalig België. In 1951 schrijft dit blad als volgt over de socialistische opbouw in Polen: “De strijd tussen de twee tendensen , die van de vrije vakbonden en die van het syndicalisme onderworpen aan Moskou zou duren van 1945 tot 1947.” “De eisenstrijd van de massa’s vertaalde zich tijdens diezelfde periode, voornamelijk in de staking.” “In 1946 namen de werkonderbrekingn het karakter aan van een massabeweging.” ‘men beperkte zich ertoe de stakers uit te schelden omdat de staking noodzakelijk
  • 18. 18 ‘reactionair’ is in een progressief regime.” (Europe Amèrique 15-3-1951, blz. 19) In 1947 organiseert Léon Jouhaux een scheuring in de Franse CGT en hij richt Force Ouvrière op. Deze scheurong was gefinancierd door de CIA die in naam van de “vrije vakbond” zoveel mogelijk arbeiders wou onttrekken aan de invloed van de communistische vakbeweging. In diezelfde periode ageerde de CIA voor ‘vrije vakbonden”in Polen, met het doel alle reactionaire te groeperen tegen het jonge socialistische regime in Polen. Vijfentwintig jaar later is de wereldsituatie grondig gewijzigd. De Sovjet-Unie is een sociaal-imperialistisch land geworden. Wij steunen alle krachten in Solidarnosc die ijveren voor nationale onafhankelijkheid en democratie en voornamelijk die krachten die opteren voor een socialistisch Polen. Wij weten terzelfdertijd dat ook oude extreem- rechtse krachten, aanhangers van Pilsudsi en van het Binnenlandse Leger in Solidarnosc aanwezig zijn en dat ook de CIA zich ten volle heeft geëngageerd in deze vakbond. De CIA-opvatting over de “vrije vakbonden” is dezelfde gebleven. Ze zijn een wapen voor het verdedigen van het imperialisme, een organisatie van het anti-communisme. Wanneer wij steun verlenen aan de democratische krachten in Solidarnosc, bakenen wij ons terzelfdertijd af van deze reactionaire elementen. 4.7. In naam van de “individuele bevrijding” wordt het werk voor de partij, voor de arbeidersklasse, voor de revolutie verworpen 4.7.1. Een aanhanger van de liquidatie-beweging schrijft: “De stalinistische ideologie ontkent de individuele emancipatie die zij beschouwt als kleinburgerlik. De doelstellingen van emancipatie zijn onmogelijk te verwezenlijken indien men niet probeert zoveel mogelijk de individuele autonomie en de autonomie van de collectieve eenheden van de maatschappij te ontwikkelen. Onder het post-industriële socialisme zullen een nieuwe moraal, nieuwe levenswijzen, nieuwe familie-vormen ontstaan. Deze nieuwe ideologie baant zich nu reeds een weg op een vage en spontane manier. Dit komt tot uiting in het feminisme, de ecologie en allerlei “alternatieve” experimenten.” Dat is allemaal netjes overgeschreven van de anti-communistische ideologen van de bourgeoisie. 4.7.2. Andrè Gorz: “ De proletarische militanten hebben meestal het verlangen naar individuele autonomie bekampt, als een overblijfsel van het kleinburgerlijk individualisme bij de arbeider. (…) Het verlangen naar autonomie is geen proletarische waarde. (…) Idere proletariër die hoopt er zich alleen door te slaan, ondermijnt de mogelijkheid die het proletariaat zou hebben indien al zijn leden zich toch maar verenigden, om de bourgeosie van de macht te verjagen en om een einde te stellen aan de klassenmaatschappij. De politieke noden van de klassenstrijd hebben aldus de arbeidersbeweging belet om zich vragen te stellen over de gebeurlijke rechtmatigheid van het verlangen naar autonomie als specifieke existentiële vereiste. (…) Een behoefte kan bestaan om andere dan politieke redenen (..) Dit is het geval voor de existentiële behoeften (esthetische, erotische, relationele, affectieve) en meer bepaald voor de behoefte aan autonomie. De relatieve autonomie van de existentiële behoeften niet erkennen en beweren dat men hen ondergeschikt maakt aan de politieke verlplichting, dat betekent dat men zichzelf verplicht om voor altijd de minste uitingen ervan te onderdrukken als evenvele politieke afwijkingen of daden van verraad. Deze repressie is zou oud als de politiek-syndicale organisatie op basis van de klasse, voor een proletariaat dat in zijn overgrote meerderheid de autonome arbeiderscapaciteiten heeft verloren. Deze repressie bestond lang voor Stalin en zij is blijven bestaan na hem. Zij heeft haar wortels in de ommogelijkheid om het “proletariër zijn” en nog meer om de eenheid van het proletariaat te beleven als een individuele ontplooiing en bevrijding (…) De voorbeeldige militant bestaat niet meer als autonome individualiteit (…) Hij dringt zijn eigen subjectiviteit terug om het objectieve denken te worden van de klasse die zich denkt doorheen hem: stoerheid, dogmatisme, materialisme, houten taalgebruik en autoritaire passie zijn de kenmerken die eigen zijn aan dit denken dat oorspronkelijk wil zijn (…) Zoals Herbert Marcuse heeft aangetoond zl het post-industriële socialisme, ‘t is te zeggen het communisme, vrouwelijk zijn of niet zijn. Het onderstelt een culturele revolutie die (…) het principe van het rendement, de ethiek van de competitie en de accumulatie (…) uitroeit, om het evenwicht te verkondigen van waarden als wederkerigheid, tederheid, gratis zijn, liefde voor het leven in al zijn vormen.” (Au-delà du socialisme, Adieux au prolétariat, blz. 55-56, 129) Wat Marcuse hier schildert als het ‘vrouwelijk socialisme”, is het paradijs van de parasieten: parasieten uit de milieus van de aristocratie en de hoge bourgeoisie, parasieten in staatsdienst, vet betaald om weinig uit te richten. Voor dit soort lieden bestaat het principe van het rendement en de competitie niet. Zij kunnen een groot deel van hun dagen slijten aan “tederheid en gratis zijn”. Dorz heeft een bijzondere voorliefde voor algemene frasen over “autonomie”. Daarmee hoopt hij allicht een paar linkse intellectuelen op te hitsen tegen de arbeidersklasse en tegen het militeren voor de revolutionaire zaak. Graag hadden we een paar preciese voorbeelden gehad van wat die “individuele autonomie” kan inhouden. Op bladzijde 130 en 131 wordt Gorz concreet. Individuele autonomie betekent: ten eerste: “zich voltijds bezig houden met jonge kinderen”, dit wil zeggen de vrouw aan de haard, of de man aan de haard, want Gorz is voor
  • 19. 19 geljkheid. Ten tweede: “gratis en autonome activiteiten in de schoot van het gezin” verrichten. Ten derde: “dank zij de gedeeltelijke werklooshei kunnen het gezinsleven en de affectieve uitwisseling zich ontplooien.” Zoals iedereen weet wordt de affectieve uitwisseling nog meer gestimuleerd door de volledige werkloosheid. Ten vierde: “Wij mannen hebben steeds een aantal rechten op gevoelens, op relaties met het kind teruggevonden.’ Zo wordt dan de erotiek, de affectiviteit, de tederheid, de gevoeligheid, de liefde geconfisceerd door de kleinburgerij. Gorz koestert de stille hoop dat het zwaaien met de vlag “erotiek en liefde” de linkse intellectuelen zal binnenlokken in zijn tent, “au-delà du marxisme, au-delà du proletariat, au-delà du socialisme”. De begrippen klassenstrijd, arbeidersstrijd, revolutionaire strijd doen de kleinburger geeuwen van verveling, schouderophalen of schaterlachen. Vroeger heeft hij daarin geloofd, zoals hij vroeger nog geloofde in Sinterklaas (lees niet: zoals hij nog vroeger geloofde in de Heilige Geest, want materialisme, daar is hij van teruggekeerd, er bestaat een diepere geestelijke oorzaak der dingen, zoveel is zeker.) André Gorz gaat het echte socialisme, het post-industriële socialisme zoeken op het terrein van de tederheid, erotiek en liefde. Spijtig genoeg zijn andere gouddelvers hem daar al voorgegaan. De leider van de Franse fascistische organisatie “La Cagoule” hield een dagboek bij. Tijdens een huiszoeking legde de politiek daar beslag op, veertig jaar later bracht een uitgeverij de ontboezemingen van deze fascist op de markt. Naast meldingen van bomaanslagen, moorden, complotten en terreurdaden, pent de schrijver aan het adres van zijn vriendinnen, tientallen pagina’s innemende romantiek neer waarin de tederheid, de affectiviteit en het “gratis zijn” geen oevers kennen. De arbeider wordt afgestompt door een uitputtende arbeid en door een eeuwigdurende klassenstrijd, de ziel van de kapitalist wordt geperverteerd door de drang naar geld en macht. Alleen de kleinburger heeft voldoende levenswijsheid om zich ver weg te houden van de sociale strijd, van de revolutie en van andere dogmatische beproevingen. Alleen hij weet zijn leven te wijden aan de Ware Liefde en de Ware Tederheid. De aanspraken van Gorz, in naam van de kleinburgerij, op het monopolie van de erotiek, de affectiviteit, de tederheid, de gevoeligheid en de liefde, missen elke grond. Al die mooie dingen en al wat daar tussenin ligt en al de vormen die zij aannemen, kan men zowel vinden onder het proletariaat als onder de bourgeoisie en de kleinburgerij. De manier waarop iemand zijn persoonlijke gevoelens uit of niet uit, beheerst of niet beheerst, ontplooit of laat verschrompelen, heeft niets te maken met zijn klassen-oorsprong of met zijn klassenstandpunt. Niet alle militanten zijn neurotisch, niet alle Andrè Gorzen zijn grote minnaars. Gorz spreekt over de “autonome individualiteit” als over een absoluut gegeven. En de revolutionaire militant is beroepshalve van die autonomie verstoken. Het ontgaat Gorz dat de autonomie van de militant erin bestaat in volle bewustzijn zijn kamp te kiezen, niet het kamp van Andrè Gorz, niet het kamp van Valery Mitterand d’Estaing, maar het kamp van het proletariaat en van de revolutionaire strijd. De communistische militant beslist in volle autonomie om zich om te vormen en om zichzelf om te vormen ten einde beter de proletarische strijd te dienen. Wie zoals Gorz de “autonome individualiteit” boven alles stelt, staat in het kamp van de burgerij of de kleinburgerij. Alleen in die milieus kan men de “ontplooiing van zichzelf” als hoogste goed prediken, omdat de uitbuiting en de onderdrukking van de Derde Wereld en van het proletariaat daar als een vanzelfsprekend en onveranderlijk gegeven worden beschouwd. Wie voor de arbeidersklasse werkt ziet zijn eigen ontplooiing in het kader van de revolutionaire strijd voor de bevrijding van alle werkende mensen. De formule “individuele autonomie’is een modieuze omschrijving voor het begrip “vrijheid’. En het woord vrijheid heeft voor elke klasse een totaal verschillende betekenis. Gorz predit de vrijheid om zich zo ver mogelijk verwijderd te houden van het proletariaat, daarmee gaat hij postvatten in een hoek waar reeds Giscard d’Estaing heeft plaatsgenomen. “De geschiedenis van de Franse samenleving is deze van de duizendjarige inspanning van het individu om zijn autonomie te affirmeren en uit te breiden.” “Onze samenleving is gebaseerd op de individuele ontplooiing (…) De ontwikkeling van elke persoonlijkheid begunstigen, aan iedereen toelaten zijn leven te richten: dit objectief beantwoordt aan het bevrijdende stadium van economische ontwikkeling, dat wij hebben bereikt.” ( Democratie Française, Fajard, blz. 31; 71) Wanneer Gorz de “individuele autonomie” bezingt, dan prijst hij de levensstijl an van de bourgeoisie en de kleinburgerij. Proletariér zijn en militant zij, betekent voor hem zoveel als verstoken zijn van ‘individuele autonomie”. Het ontgaat hem volledig dat er proletariërs zijn die fier zijn op hun beroepsbekwaamheid en op hun werk, die na hun arbeid technische en wetenschappelijke kennis opdoen, die zich politiek scholen en een grondig inzicht verwerven in de economie en in het politieke en syndicale leven. De uitbuiting en onderdrukking van de arbeiders en werkers, beperken natuurlijk in hoge mate de kansen om zich te scholen, de vormen, geestelijk en cultureel te verrijken. Ook daarom is de socialistische revolutie noodzakelijk. En om die socialistische revolutie mogelijk te maken, zijn er militanten nodig die bewust de beslissing nemen om te breken met de levensstijl, de idealen, de denkpatronen van de burgerij en de kleinburgerij. Wat Gorz er ook moge over denken, ze weten daarbij best hun “eigen subjectiviteit” te bewaren; maar zij vechten in het andere klassenkamp. 4.7.3. Vele verraders van het proletariaat die ijn overgelopen naar de bourgeoisie, hebben dit gedaan met de kreet van de openbaring: Eureka, ik heb mijzelf ontdekt. Zo ondermeer Hendrik De Man.