SlideShare a Scribd company logo
1 of 12
Download to read offline
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

14:00

Pagina 49

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

1 Zwerven en wonen

1 Feest-eten

De eerste mensen in ons land leven in de
prehistorie. Het zijn jagers/verzamelaars.
Ze verzamelen voedsel van planten, zoals
wortels, noten en bessen. Vlees krijgen ze
door te jagen op wild en te vissen. Ze reizen
rond in groepen. Om voor iedereen voldoende
voedsel te vinden trekken ze van plek naar
plek. Als ergens niet genoeg voedsel meer is,
zwerven ze verder. Ze slapen in tenten van
takken en dierenhuiden. Ze hebben
werktuigen zoals vuistbijlen. Ze hebben
wapens, zoals speren en pijl en boog. Die
maken ze van materiaal uit de natuur: van
bot, dierenhuid (leer), vuursteen en hout.
Vuur is heel belangrijk. Met vuur kun je eten
bereiden, je warmen, licht maken in het
donker en dieren afschrikken.
In de herfst verzamelen ze een voedselvoorraad voor de winter. Want in de winter
is er weinig voedsel in de natuur.
Als medicijn gebruiken ze geneeskrachtige
kruiden.

les

2 Naar de prehistorie

Wanda ging naar het Prehistorisch
Openluchtmuseum. Daar zijn boerenhuizen
nagebouwd uit de prehistorie. Met palen,
met muren van klei en stro en met daken van
riet. In de prehistorie woonden in zulke
huizen boeren. Die boeren verbouwden
graan op een akker. Daarvan bakten ze brood
in een zelfgemaakte oven. Ze hadden ook vee:
geiten, schapen, varkens en koeien. Ze
gebruikten de schapenwol, de huiden, de
melk en het vlees. Ze bakten potten van klei
om het graan in te bewaren. Ze sponnen
garens van de wol en weefden daar kleren
van. Ze maakten schoffel van steen om het
onkruid te wieden. Alles wat ze nodig
hadden moesten ze zelf maken.

les

3 Darda het wolvenjong

De eerste dieren die bij de mensen kwamen
wonen waren jonge wolfjes. Zij waren de
eerste huisdieren. Ze konden
jagers/verzamelaars goed helpen bij de
jacht. Een wolf is echter gevaarlijk. Door
met de liefste wolven te fokken werden de
jongen steeds tammer en gehoorzamer. Zo
is na een hele tijd de hond ontstaan. Al
duizenden jaren lang is de hond de beste
kameraad van de mens. Later in de
prehistorie gingen jagers/verzamelaars op
een vaste plek wonen. Ze werden boeren. Ze
woonden niet langer in tenten, maar in
boerenhuizen. Er werden ook andere dieren
tam gemaakt. Zoals wilde geiten, wilde
schapen, wilde zwijnen en wilde runderen.
Zo kregen de boeren vee.

les

4 De tijdlijn

Een jaar bestaat uit twaalf maanden. Die
namen staan op iedere kalender. De maand
is verdeeld in dagen. Iedere dag heeft een
datum. Bijvoorbeeld 4 mei, 15 april, 20 juni.
In een agenda of op een kalender kun je
dingen schrijven die je in de toekomst gaat
doen. In een dagboek kun je dingen noteren
van het verleden. Ook een fotoalbum gaat
over het verleden.
Als er een datum bij de foto staat, dan weet
je wanneer het was. Op een tijdlijn kun je
gebeurtenissen laten zien in volgorde van
vroeger naar nu. Bij geschiedenis wordt vaak
een tijdlijn gebruikt.

49

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 1

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

1

14:00

Pagina 50

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

1 Zwerven en wonen

vragen

antwoorden
1

10

Wanneer leven de eerste mensen in ons land?
Hoe noemen we de eerste mensen in ons land?
Wat voor plantenvoedsel eten ze bijvoorbeeld?
Hoe komen ze aan vlees?
Waarom trekken ze van plek naar plek?
Waar slapen ze?
Wat voor spullen gebruiken ze?
Wat voor wapens gebruiken ze?
Waarvan maken ze hun spullen bijvoorbeeld?
Vuur is belangrijk. Wat kun je ermee doen?

11

De herfst erg belangrijk. Wat moeten ze dan doen?

11

12

In welk museum kun je zien hoe de mensen in de
prehistorie leefden?
Wie woonden in de prehistorie in huizen?
Wat verbouwden de boeren toen vooral?
Wat voor vee hadden de boeren in de prehistorie?
Wat gebruikten ze van de dieren?
Hoe kwamen de mensen aan hun spullen?
Welke dieren woonden als eerste bij de mensen
in huis?
Hoe heten dieren die bij mensen wonen?
Waarbij konden tamme wolven de mensen goed
helpen?
Waarom was een wolf toch niet zo geschikt als
huisdier?
Welk dier is door fokken met tamme wolven
ontstaan?
Later in de prehistorie leefden er geen
jagers/verzamelaars meer. Welk beroep hadden de
mensen toen?
Behalve de hond werden ook andere dieren door
boeren tam gemaakt. Welke?
Hoeveel maanden heeft een jaar?
De namen van de maanden staan op een …
Iedere dag van de maand heeft een nummer.
Hoe heet zo’n nummer?
Waar noteer je dingen die je in de toekomst kunt
doen?
Waar schrijf je elke dag dingen in die je gedaan
hebt?
Waarop kun je gebeurtenissen laten zien van
vroeger naar nu?

12

1
2
3
4
5
6
7
8
9

les

2

13
14
15
16
17
les

3

18

19
20

21

22

23

24
les

4

25
26
27

28

29

30

2
3
4
5
6
7
8
9
10

13
14
15
16
17
18

In de prehistorie.
Jagers/verzamelaars.
Wortels, noten en bessen.
Door te jagen en te vissen.
Om genoeg voedsel te vinden.
In tenten (of hutjes).
Vuistbijlen, waterzakken.
Speren en pijl en boog.
Van bot, leer, vuursteen, hout.
Eten koken, je warmen, licht maken,
dieren afschrikken.
Zorgen voor een voedselvoorraad voor
de winter.
In het Prehistorisch Openluchtmuseum.
Boeren.
Graan.
Geiten, schapen, varkens, koeien.
Schapenwol, huiden, melk, vlees.
Ze moesten alles zelf maken.
Jonge wolfjes.

20

Huisdieren.
Bij de jacht.

21

Hij blijft gevaarlijk voor mensen.

22

De hond.

23

Boer.

24

27

Wilde geiten, wilde schapen, wilde
zwijnen en wilde runderen.
Twaalf.
kalender.
Datum.

28

In een agenda of op een kalender.

29

In een dagboek.

30

Op een tijdlijn.

19

25
26

50

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 1

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

14:00

Pagina 51

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

2 Een Germaans dorp

1 Een nieuw huis

Boeren in de prehistorie bouwen samen hun
huizen. Van boomstammen maken ze palen.
Met de palen bouwen ze de constructie van
het huis. Voor het maken van de muren
vlechten ze eerst takken tussen de palen.
De gaten smeren ze dicht met klei. Het dak
wordt van riet. Heel lang gebruiken ze bijlen
en messen van steen, hout en bot.
Gereedschap van ijzer is een nieuwe
uitvinding. Je kunt ijzer smeden in het vuur.
IJzer is sterker dan hout, steen of bot. Een
nadeel is dat het roest.
Handelaren reizen in de prehistorie van
dorp naar dorp. Ze ruilen ijzeren dingen voor
andere spullen.

les

Boeren in de prehistorie werken met
eenvoudig gereedschap. Ze zaaien en wieden
met de hand. Ze oogsten met een sikkel. Ze
dorsen graan met een dorsvlegel.
Ossen helpen de boer. Ze trekken het
eergetouw. Met het eergetouw kan de boer
de grond ploegen. Boeren branden struiken
plat. Zo maken ze een vruchtbare akker. De
as is goed voor de grond. Voor een goede
oogst heeft de boer goed weer nodig. Het
mag niet te veel of te weinig regenen. Ook
moeten muizen de oogst niet opeten. Als de
oogst mislukt ontstaat hongersnood. Voor
een goede oogst offeren ze aan de goden.

les
les

2 Op de boerderij

Boeren van nu gebruiken veel machines. Er
zijn machines om koeien te melken en te
voeren, om de akkers te ploegen, om te
zaaien en te oogsten en het graan te dorsen.
Boeren gebruiken ook computers bij het
werk.
Kunstmest maakt de grond vruchtbaar. Dan
krijgt de boer een goede oogst.
Er blijven in de dorpen steeds minder
boeren over. Er komen in de dorpen steeds
meer mensen uit de stad. Voor hen worden
nieuwe huizen in het dorp gebouwd. Zij
wonen dan in het dorp, maar ze werken in
de stad. Met de auto reizen ze heen en weer.
In hun dorp vinden ze meer rust en ruimte
dan in de stad.

3 Nieuwe akkers

4 Familie en stambomen

Van het gezin van Jasmijn kun je een
stamboom tekenen.
Een kruisje in een stamboom betekent: is
getrouwd met.
Een pijltje dat naar beneden wijst, betekent:
is een kind van.
Vader Jan Bax heeft ook een vader en een
moeder. Moeder Els van Beek heeft ook een
vader en een moeder. Daarom heeft Jasmijn
twee opa’s en twee oma’s.
Broers en zussen van je moeder of je vader
noem je oom en tante. De mensen met wie je
oom en tante getrouwd zijn, noem je ook oom
en tante.
Kinderen van ooms en tantes zijn je neven
en nichten.

51

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 2

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

1

1

3
4

5
6

7
8
9
10
11

12

2

13

14
15
16

17
18
les

3

19

20
21
22

23
24

25
26
les

4

Pagina 52
E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

2 Een Germaans dorp

vragen
2

les

14:00

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

27
28
29
30
31

32

antwoorden

Wie bouwen in de prehistorie de huizen?
Waar gebruiken ze palen voor?
Waar maakten ze die palen van?
Hoe maken ze de muren?

1

Waarmee bedekken ze het dak?
Waar maakten de eerste boeren hun bijlen en
messen van?
Waarvan maakten ze later bijlen en messen?
Hoe noem je het als je dingen maakt van ijzer?
Waarom hadden boeren vaak liever ijzeren bijlen?
Wat is een nadeel van ijzer?
Via wie kon je in de prehistorie aan ijzeren
dingen komen?
Je kon ze niet kopen, want geld bestond nog niet.
Hoe ging dat?
Boeren doen nu weinig meer met de hand. Wat
gebruiken ze?
Waarmee maakt de boer de grond vruchtbaar?
Waarom moet de grond vruchtbaar zijn?
Komen er in ons land steeds meer of steeds
minder boeren?
Waarom worden veel boerendorpen toch groter?
Waarom willen veel mensen graag in een dorp
wonen?
Waarmee maaien de boeren in de prehistorie het
graan?
Waarmee dorsen de boeren het graan?
Wie helpen de boer bij het trekken van ploegen?
Hoe noem je een prehistorische ploeg zonder
wielen?
Waarom steken boeren soms struiken in brand?
Waardoor kan de oogst mislukken?

5

Wat gebeurt er als de oogst mislukt?
Hoe proberen de boeren bij de goden een goede
oogst te vragen?
Hoe noem je een schema met al je familieleden?
Wat betekent een ‘X’ in een stamboom?
Wat betekent een pijltje dat naar beneden wijst?
Hoe noem je de ouders van je vader of moeder?
Hoe noem je de broer of zus van je vader of
moeder?
Hoe noem je de kinderen van je oom en tante?

25

2
3
4

6

Dat doen de boeren samen.
Voor de constructie van het huis.
Van boomstammen.
Ze vlechten takken tussen de palen en
smeren de gaten dicht met klei.
Met riet.
Van bot, steen en hout.

11

IJzer.
Smeden.
Bijlen van ijzer zijn sterker.
IJzer kan roesten.
Via handelaren.

12

Je kon dingen ruilen.

13

Machines en computers.

14

Met mest of kunstmest.
Voor een goede oogst.
Steeds minder boeren.

7
8
9
10

15
16

18

Mensen uit de stad komen er wonen.
Vanwege de rust en de ruimte.

19

Met een sikkel.

20

Met een dorsvlegel.
Ossen.
Een eergetouw.

17

21
22

23
24

26

Om een vruchtbare akker te krijgen.
Door te veel of te weinig regen of door
muizen.
Dan komt er hongersnood.
Door te offeren.

31

Een stamboom.
Is getrouwd met.
De onderste is kind van de bovenste.
Opa en oma.
Oom of tante.

32

Neven en nichten.

27
28
29
30

52

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 2

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

14:00

Pagina 53

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

3 Samen sterk

1 Rovers

Vroeger zochten mensen bescherming in een
kasteel. In een kasteel was je veilig. Dieven
en rovers konden niet over de hoge muren.
Ze konden ook niet over de brede gracht
rondom het kasteel. De ophaalbrug over de
gracht werd omhooggehaald.
Als er gevaar dreigde, vluchtten de mensen
naar het kasteel in de buurt. Ze namen hun
dieren en spullen mee. De kasteelheer vond
het goed dat iedereen kwam. Maar het mocht
niet voor niets. In ruil voor zijn hulp
moesten de boeren in de buurt een deel van
hun oogst geven. Ook moesten ze af en toe
helpen bij het werk op het kasteel.

les

2 Inbrekers

Nu zoeken mensen bescherming bij de
politie. Bij inbraak in hun huis bellen
mensen de politie. De politie zoekt naar
vingerafdrukken en vraagt mensen in de
buurt of ze iets ongewoons gezien hebben.
Als de dieven opgespoord zijn, moeten ze
eerst in een cel in het politiebureau. De
politie onderzoekt dan of ze nog meer kwaad
hebben gedaan.
Dan moeten ze naar de rechtbank. De
rechter beslist hoelang ze voor straf naar de
gevangenis moeten.

les

3 Leven in een kasteel

Wonen in een kasteel was niet altijd prettig.
In de kleine vensters zat geen glas. In de
meeste kamers was het donker, vochtig en
koud. Alleen in de woonkamer en de
keuken brandde een open haard. De
kasteelheer en zijn vrouw sliepen in een bed.
De andere bewoners sliepen op de grond
tussen stro en hooi. Overal waren vlooien en
luizen.
Af en toe kwam er een minstreel op bezoek
die liederen zong en verhalen vertelde.

De kasteelheer was de baas in de buurt. Hij
had een harnas en wapens zoals een zwaard
en een lans. Hij was de baas van een klein
legertje. Hij zorgde voor orde en rust in de
buurt. Hij strafte mensen die iets verkeerds
hadden gedaan.
De kasteelvrouwe verzorgde de kinderen. In
de vrije tijd ging de vrouwe wel op
valkenjacht.
Er werkten veel mensen op een kasteel. Zoals
koks, stalknechten en dienstmeisjes. De
smid zorgde voor de wapens.
In de boerenhuizen rondom het kasteel
woonden horigen. Dat waren boeren die
hoorden bij de grond van het kasteel. Als ze
vluchtten, haalde de kasteelheer ze terug.
Logisch, want zonder hardwerkende boeren
zou er een tekort aan voedsel zijn voor
iedereen.

les

4 Waar of niet waar?

Geschiedenis bestaat uit verhalen van
vroeger. In die verhalen mag geen
onwaarheid staan of iets wat niet kan.
Daarom moet de waarheid over vroeger
steeds goed onderzocht worden.
Dat kan door overblijfselen van vroeger te
zoeken. Dat kan ook door boeken en brieven
te lezen van mensen die opschreven wat er in
hun tijd gebeurde. Je moet dan de verhalen
wel goed met elkaar vergelijken omdat veel
mensen vroeger ook wel eens fantaseerden.
Sprookjes kunnen niet echt gebeurd zijn.

53

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 3

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

1

1

3
4

5
6

2

7

8

9
10
11
12
les

3

13

14
15

16

17
18

19
20
21
22

23

24
les

4

Pagina 54
E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

3 Samen sterk

vragen

2

les

14:00

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

25
26

27

antwoorden

Waar konden boerenmensen vroeger bescherming
zoeken tegen rovers?
Waardoor konden rovers niet in een kasteel
komen?
Hoe konden de mensen het kasteel binnenkomen?
Wat namen vluchtende mensen mee naar het
kasteel?
Wie was de baas van het kasteel?
Wat moesten de boeren betalen in ruil voor
bescherming?
Bij wie kunnen de mensen nu bescherming zoeken
tegen dieven?
Wanneer komt de politie thuis om sporen te
zoeken?
Waar zoekt de politie naar bij een inbraak?
Waar komen de gepakte inbrekers terecht?
Wie beslist welke straf ze krijgen?
Waar moeten inbrekers hun straf uitzitten?
Een kasteel was geen prettige woning. Waarom
niet?
Wat was de enige plek waar je je kon warmen?
Waarom hadden de mensen in een kasteel vaak
jeuk?
Wie kwam soms op bezoek om liedjes te zingen
en verhalen te vertellen?
Wie was de baas in de omgeving van een kasteel?
Wie hielpen hem bij het vechten?

1

In een kasteel.

2

Door de hoge muren en de brede
gracht.
Over de ophaalbrug.
Hun dieren en hun spullen.

Waar had hij dat legertje voor nodig?
Hoe zorgde de kasteelheer voor orde en rust?
Wat deden kasteelvrouwen graag in hun vrije tijd?
Wie woonden en werkten allemaal op een kasteel?

19

3
4

6

De kasteelheer.
Een deel van de oogst.

7

Bij de politie.

8

Na een inbraak.

9

Naar vingerafdrukken.
In een cel op het politiebureau.
De rechter.
In de gevangenis.
Het was er donker, vochtig en koud.

5

10
11
12
13

15

Bij de open haard.
Vanwege de vlooien en luizen.

16

Een minstreel.

17

De kasteelheer.
Een legertje van sterke mannen uit de
buurt.
Om te zorgen voor orde en rust.
Door rovers en dieven te straffen.
Jagen met een valk: valkenjacht.
Een smid, koks, stalknechten en
dienstmeisjes.
Horigen.

14

18

20
21
22

Hoe heten boeren die horen bij de grond van het 23
kasteel?
Waarom mochten de boeren niet weg van hun
24
land?
Waaruit bestaat geschiedenis?
25
Wat is het verschil tussen een geschiedenisverhaal 26
en een sprookje?
Hoe kun je de waarheid van verhalen controleren? 27

Anders zou er een tekort aan voedsel
komen.
Uit verhalen van vroeger.
Een geschiedenisverhaal moet echt
gebeurd zijn; een sprookje is fantasie.
Door overblijfselen te zoeken van
vroeger. Door boeken en brieven te
lezen van vroeger.
54

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 3

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

14:00

Pagina 55

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

4 Nederland, waterland

1 Linkeroever, rechteroever

Nederland is een laag land aan de zee. Er
stromen veel grote rivieren. Daarom waren
er vroeger veel overstromingen. Zolang hier
mensen wonen willen ze het water
tegenhouden.
Langs de rivieren hebben ze dijken
gebouwd. Bij heel hoog water moeten ze de
dijken verhogen met zandzakken. Dat moest
vroeger; dat moet nu soms nog.
Om het water tegen te houden, moeten de
mensen goed samenwerken. Ze moeten
ervoor zorgen dat iedereen droog blijft. Ze
moeten niet alleen zelf droog willen blijven.

les

2 Tweemaal uit logeren

In onze tijd werken Nederlanders goed
samen tegen het water. De mensen
overleggen met elkaar wat er gebeuren moet
bij gevaar. De baas van dat overleg is de
dijkgraaf. Soms laat men een stuk land
expres overstromen. Dat is altijd land waar
weinig schade zal zijn. Maar eerst halen ze
daar alle mensen en dieren weg. Ze mogen
niemand vergeten. Door overstroming van
het ene gebied kunnen ze andere gebieden
redden. Daarom doen ze dat.

les

3 Nieuw land

In Nederland was vroeger veel veengrond.
Gedroogde veengrond heet turf. Dat
gebruikten de mensen als brandstof in de
kachel. Daarom waren er veel
turfgraverijen. Het veen werd hier
afgegraven. Op de plek waar al het veen was
afgegraven, ontstond een groot meer. Rijke
kooplieden wilden die meren droogmalen en
de grond verkopen. Vissers vonden dat een
slecht plan.
Een bekende droogmakersbaas was Jan
Adriaanszoon Leeghwater. Hij leefde 400
jaar geleden. Hij deed het zo: eerst groeven
zijn dijkwerkers een ringvaart rondom het
meer. Van die grond werd een ringdijk om
het meer gemaakt. Op de ringdijk bouwde
Leeghwater molens. Met behulp van deze
molens pompte hij het water uit het meer.
Na een paar jaar was al het water uit het
meer gepompt. De bodem was dan goede
weidegrond.

les

4 Oude molens

Met een windmolen gebruikten mensen
windkracht om zwaar werk te doen. De wind
liet de wieken draaien. Via tandwielen en
assen konden dan ook andere dingen
bewegen. Draaiende molenstenen maalden
meel uit graan en persten olie uit zaden.
Boomstammen werden verzaagd tot
planken. Vijzels maalden water uit een
polder.
Tweehonderd jaar geleden kwamen er
stoommachines en later elektromotoren.
Die konden zulk werk nog sneller en beter
dan molens. Toen waren molens niet meer
nodig. Molens werden verlaten en gingen
kapot. Later richtten mensen molenclubs op.
Ze repareerden de molens en lieten ze weer
draaien. Als een herinnering aan vroeger. Nu
worden er moderne molens gebouwd. Zij
maken van windkracht elektrische stroom.
55

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 4

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

1

1

3

2

4

5
6

7

8
les

3

9
10
11

12
13

14

15

16
17

18
les

4

Pagina 56
E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

4 Nederland, waterland

vragen

2

les

14:00

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

19
20

21

22
23

24

25

antwoorden

Waarom waren er vroeger veel overstromingen in
Nederland?
Hoe proberen mensen het water tegen te houden?
Wat doen de mensen als de dijken dreigen te
overstromen?
Wat doen mensen tegenwoordig als er
overstromingen dreigen?
Wie is de baas van dit overleg?
Wat doet een dijkgraaf soms om veel schade te
voorkomen?
Wat gebeurt er eerst in het gebied dat expres
overstroomt?
Waarom laat de dijkgraaf soms een gebied expres
overstromen?
Hoe heet gedroogde veengrond?
Waar gebruikten mensen turf voor?
Hoe noem je een plek waar men veengrond
afgraaft om turf te maken?
Wat ontstond er later op die plek?
Wat wilden rijke kooplieden met die meren doen?

1

Wie vonden het een slecht plan om de meren
droog te malen?
Wie was 400 jaar geleden een beroemde
molenbouwer?
Wat groef hij rondom het meer?
Wat deed Leeghwater met de grond die uit de
ringvaart kwam?
Wat bouwde Leeghwater op de ringdijk en
waarom?
Waarvoor diende een windmolen?
Welke kracht werd gebruikt om de molen te laten
draaien?
Welke onderdelen zijn nodig om met windkracht
een molensteen te laten draaien?
Welke producten werden in een molen gemaakt?
Waarmee maalt een poldermolen water uit de
polder?
Welke apparaten konden het werk sneller en
beter dan molens?
Waarom worden er tegenwoordig weer
windmolens gebouwd?

14

Een groot meer.
Ze wilden die meren droogmalen en de
grond verkopen.
Vissers.

15

Jan Adriaanszoon Leeghwater.

16

20

Een ringvaart.
Daarmee bouwde hij een ringdijk om
het meer.
Molens om het water uit het meer te
pompen.
Om zwaar werk te doen.
Windkracht.

21

Wieken, tandwielen en assen.

22
23

Bijvoorbeeld meel, olie en planken.
Met een vijzel.

24

Stoommachines en elektromotoren.

25

Om elektriciteit te maken.

2
3

4

5
6

7

8

9
10
11

12
13

17

18

19

Nederland is een laag land aan de zee
met brede rivieren.
Door dijken te bouwen.
Ze verhogen dan de dijken met
zandzakken.
Ze overleggen met elkaar wat er het
best gebeuren kan.
De dijkgraaf.
Hij laat expres een gebied overstromen
waar weinig schade zal zijn.
Men haalt er mensen en dieren weg.
Om een ander gebied te redden waar
meer mensen wonen.
Turf.
Als brandstof in de kachel.
Een turfgraverij.

56

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 4

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

14:00

Pagina 57

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

5 Naar de fabriek

1 Vanavond is het feest

De eerste machines stonden in textielfabrieken. De machines maakten een enorm
lawaai en waren onveilig. De lucht in de
fabriek was stoffig en ongezond. Er werkten
veel arbeiders. Mannen en vrouwen kregen
heel weinig loon. Kinderen vanaf zes jaar
werkten ook. Ze verdienden nog minder. Toch
was kinderarbeid nodig om genoeg eten te
kopen voor het hele gezin. Arbeiders
moesten lange dagen werken. Het werk
begon zodra het licht was en duurde tot het
donker werd. Iedereen was alleen op zondag
vrij.
Ze aten iedere dag aardappelen met
mosterd en bijna nooit groenten en vlees.
Ze woonden in piepkleine en vochtige
huizen. Door het ongezonde werk, het
slechte eten en de vochtige huizen waren
kinderen vaak ziek.

les

2 Met vader mee

In een moderne textielfabriek gaat veel
werk automatisch. Daarom werken er weinig
mensen. Er staan machines en computers
en robots. Een robot is een machine die
door een computer wordt bestuurd. Er is
schone lucht. De machines maken
nauwelijks lawaai. Ze zijn ook veilig.
Kinderen mogen niet werken. Ze moeten
naar school. De mensen verdienen een goed
loon en hebben veel vrije tijd.

les

3 Naar school

Vroeger moesten kinderen van arme
ouders werken in een fabriek of op het land.
Ze konden dus niet naar school. Kinderen
van rijkere ouders konden wel naar school.
Zij hoefden niet te werken. Vaak zaten er
meer dan zestig kinderen in één klas. In
zo’n grote klas waren twee leraren: de
meester en de ondermeester. Ze
verdienden weinig geld. Ze hadden daarom
vaak allerlei bijbaantjes. Ze waren
bijvoorbeeld koster van de kerk of hadden
een winkeltje bij school.
Pen en papier waren duur. Daarom schreven
de kinderen met een griffel op een lei.
Kinderen kregen vaak strenge straffen. Ze
kregen tikken met de roede of de plak. Wie
zijn best niet deed, moest ezelsoren opzetten
of een ezelsbord omhangen.
Ongeveer honderd jaar geleden kwam de
leerplicht. Toen moesten alle kinderen naar
school. Ze mochten toen niet meer in de
fabriek werken.

les

4 Het museum

Wie iets verzamelt, heeft een verzameling.
Wie van zijn verzameling een tentoonstelling
maakt, kan een museum beginnen.
In Nederland zijn veel museums. In
historische museums zijn dingen van vroeger
verzameld.
Bij de voorwerpen in een museum staan
kaartjes. Daarop staat wat het is, hoe oud
het is, hoe het gebruikt is.
Suppoosten houden er toezicht.
Restaurateurs repareren oude spullen. Er
werken ook mensen die leuke dingen
bedenken voor de bezoekers.
Op internet maken museums reclame.

57

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 5

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

1

14:00

Pagina 58

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

5 Naar de fabriek

vragen

antwoorden

Waar stonden vroeger de eerste machines?
Waarom was het ongezond om in zo’n fabriek te
werken?

1

Hoe noemde je de mensen die in een fabriek
werkten?
Verdienden arbeiders veel of weinig loon?
Waarom werkten er ook vaak kinderen in de
fabriek?
Hoe waren de werktijden van de arbeiders?
Hadden de arbeiders wel eens vrij?
Wat aten de arbeiders vroeger iedere dag?
In wat voor huizen woonden ze?
Waren de arbeiderskinderen gezond?
Noem vier verschillen tussen een textielfabriek nu
en een textielfabriek vroeger.

3

12

Wat is een robot?

12

13

Waarom hebben mensen in de fabriek het nu
veel beter dan vroeger? Geef twee voorbeelden.
Waarom gingen kinderen van arme ouders
vroeger niet naar school?
Welke kinderen gingen vroeger wel naar school?
Hoeveel kinderen zaten er vaak in een klas?
In de klas werkten vaak twee mensen tegelijk
Hoe noemde je die?
Waarom hadden meesters vaak ook nog een
bijbaan?
Wat gebruikten de kinderen vroeger om te
schrijven?
Wat voor straffen kregen de kinderen soms?

13

21

26

Waarom moesten de kinderen honderd jaar
geleden allemaal naar school?
Wat krijg je als je een tijdlang iets spaart?
Hoe heet een gebouw dat speciaal is ingericht om
een verzameling te laten zien?
Wat doet een suppoost in een museum?
Wat doet een restaurateur in een museum?
Wat doen museums om meer bezoekers te krijgen?

27

Waar maken museums vaak reclame?

27

1
2

3

4
5

6
7
8
9
10
les

les

2

3

11

14

15
16
17

18

19

20

21
les

4

22
23

24
25

2

4
5

6
7
8
9
10
11

14

15
16
17

18

19

20

22
23

24
25
26

In textielfabrieken.
Er was een stoffige lucht en de
machines maakten veel lawaai en
waren onveilig.
Arbeiders.
Weinig loon.
Hun loon was nodig in het gezin om
genoeg eten te kopen.
Ze werkten lange dagen en
ze hadden alleen op zondag vrij.
Aardappelen (met mosterd).
In piepkleine, vochtige huizen.
Nee, ze waren vaak ziek.
Vroeger: veel arbeiders, vieze lucht,
lawaai, veel kinderen.
Nu: computers en robots, schone lucht,
stil, geen kinderen.
Een machine die door een computer
wordt bestuurd.
Mensen verdienen nu veel meer.
Mensen hebben nu veel vrije tijd.
Omdat ze moesten werken.
Kinderen van rijkere ouders.
Zestig kinderen.
De meester en de ondermeester.
Ze verdienden als meester heel weinig
geld.
Een griffel en een lei.
Tikken met roede of plak, ezelsoren of
ezelsbord.
Toen kwam er leerplicht.
Een verzameling.
Een museum.
Hij houdt toezicht.
Hij repareert oude voorwerpen.
Ze bedenken leuke dingen die de
bezoekers kunnen doen.
Op internet.
58

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 5

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

14:00

Pagina 59

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

6 Techniek en vrije tijd

1 Naar Zandvoort

Honderd jaar geleden reden er
stoomtreinen. De wagons worden
voortgetrokken door een stoomlocomotief. In
de stoomlocomotief brandt een vuur.
Telkens gooit de stoker steenkool op het
vuur. Het vuur maakt het water in de
stoommachine kokend heet. Wolken stoom
komen uit de schoorsteen van de locomotief.
De wagons van de eerste klas zijn heel mooi.
Daar zitten rijke mensen met deftige kleren.
De wagons in de derde klas hebben
eenvoudige houten banken. Daar zitten de
mensen met eenvoudige kleren en goedkope
kaartjes. Er is ook nog een tweede klas. Zo
zit soort bij soort. Kruiers dragen de koffers
van de rijke mensen.
Op het strand is het bijna altijd rustig.
Alleen rijke mensen hebben genoeg vrije tijd
om op het strand te zitten. Iedereen houdt op
het strand zijn kleren aan; zelfs bij heel
warm weer. Andere mensen mogen je blote
benen of blote armen niet zien. Bloot is niet
netjes. Wie wil zwemmen gaat dus in een
lange jurk in zee. Iedereen zit rechtop in de
schaduw van een hoge rieten strandstoel, of
van een parasol. De huid mag niet bruin
worden. Wit is de mode.

les

2 Een dagje naar het strand

Nu zijn er elektrische treinen. De trein
maakt contact met de bovenleiding. Daar
loopt een elektrische stroom doorheen. De
elektrische stroom gaat naar de elektromotor. Die zorgt ervoor dat de trein hard
kan rijden.
In de trein is een tweede klas en een eerste
klas. De kaartjes voor de eerste klas zijn
duurder. De bankjes in de eerste klas zijn
iets mooier. Veel verschil is er niet. De
verschillen tussen rijk en arm zijn nu veel
kleiner dan vroeger.

Aan het strand is het op warme dagen heel
druk. Mensen hebben genoeg vrije tijd om
naar het strand te gaan. Iedereen zit in de
zon om mooi bruin te worden. Bruin is de
mode.

les

3 Het leven van een dienstbode

Honderd jaar geleden hadden veel mensen
een dienstmeisje in huis. Rijke mensen
hadden soms wel twee of drie dienstmeisjes.
Het werk in huis kostte veel tijd, want alles
moest met de hand. Dienstmeisjes moesten
hard werken. Ze verdienden een laag loon.
Ze hadden maar één vrije middag in de
twee weken. Ze hadden geen keus. Ze
moesten wel werken om in leven te blijven.
Na 1900 kwam er elektriciteit in de huizen.
Daardoor kwamen er elektrische lampen. De
petroleumlampen verdwenen. Er kwamen
toen ook elektrische apparaten in huis, zoals
de wasmachine en de stofzuiger. Hierdoor
werd het werk minder zwaar.
Ook kwam er waterleiding. Daardoor
kwamen er kranen en wastafels in de
huizen. De waterpomp en de waskom waren
niet langer nodig. Er kwam ook een wc. De
tonnetjes konden verdwijnen.

les

4 Oude foto’s en films

Foto’s bestaan ongeveer 150 jaar. De eerste
fototoestellen waren grote houten kasten.
Rond 1900 kwamen er kleinere fototoestellen. Die kon je meenemen en buiten
foto’s maken. Rond 1900 kwamen ook de
eerste zwart-witfilms met schokkerige
beelden. Je kon ze bekijken in de eerste
bioscopen.

59

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 6

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
214716_SV.qxd

08-03-2006

TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01

blok
les

1

1

3
4

5
6

7

8

2

9
10

11
12

13
14

15

les

3

16
17

18

19

20

21
22
les

4

Pagina 60
E109167 POS RRED 150#

mac3(cgl)

6 Techniek en vrije tijd

vragen
2

les

14:00

SIZE: 210mm(W) X 297mm(H)

23
24

25
26
27
28

antwoorden

Wat voor treinen reden er 100 jaar geleden?
1
Waardoor werden de wagons voortgetrokken?
2
Waar in de trein zitten de rijke mensen?
3
Waar in de trein zitten de mensen met weinig
4
geld?
Wie dragen de koffers van de rijke mensen?
5
Welke mensen hadden vroeger genoeg tijd om op 6
het strand te zitten?
Waarom zaten de mensen vroeger met lange
7
kleren aan op het strand?
Waarom zaten mensen altijd in de schaduw?
8
Wat voor soort treinen rijden er tegenwoordig?
9
Wat is er nodig om een elektrische trein te laten 10
rijden?
Wat loopt er door de bovenleiding?
11
Wat voor soort motor zit er in een elektrische
12
trein?
In welke klas reizen de meeste mensen in de trein? 13
Waar mag je zitten in de trein met een duurder
14
kaartje?
Noem drie verschillen tussen een mooie dag op
15
het strand 100 jaar geleden en nu.

Stoomtreinen.
Door een stoomlocomotief.
In de eerste klas.
In de derde klas.
Kruiers.
Alleen rijke mensen.
Ze vonden bloot niet netjes.
Ze wilden niet bruin worden.
Elektrische treinen.
Een bovenleiding.
Een elektrische stroom.
Een elektromotor.
In de tweede klas.
In de eerste klas.

Welke belangrijke uitvinding kwam 100 jaar
geleden in de huizen?
Welke lampen waren er voordat er elektrisch licht
kwam?
Welke elektrische apparaten kwamen er in huis?
Wat verdween er in huis door de waterleiding?
Hoelang bestaan er al foto’s?
Waren er in 1800 al foto’s?

19

Vroeger: rustig, iedereen aangekleed,
iedereen in de schaduw.
Nu: heel druk, veel bloot,
zonnebadende mensen.
Een dienstmeisje.
Vroeger moest alle werk met de hand.
Nu zijn er allemaal apparaten.
Dienstmeisjes moesten hard werken.
Ze verdienden weinig geld.
Ze hadden maar één vrije middag per
twee weken.
Elektriciteit.

20

Petroleumlampen en gaslampen.

21

Hoe zag een fototoestel er 150 jaar geleden uit?
Wanneer kwamen er kleinere fototoestellen?
Wat kon je met die kleine toestellen beter?
Wat kon je rond 1900 ook voor het eerst bekijken?

25

Stofzuiger, wasmachine.
De waskom, pomp en het tonnetje.
150 jaar.
Nee, want 1800 is meer dan 200 jaar
geleden.
Het was een grote houten kast.
Rond 1900.
Meenemen om buiten foto’s te maken.
Zwart-witfilms in de eerste bioscopen.

Wat hadden de rijkere huisvrouwen vaak als hulp? 16
Waarom waren dienstmeisjes vroeger meer nodig 17
dan nu?
Noem drie dingen waarom het vaak niet leuk was 18
om een dienstmeisje te zijn.

22
23
24

26
27
28

60

Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 6

© Malmberg, ‘s-Hertogenbosch

More Related Content

Viewers also liked

Het Arbeidersprobleem In De Nieuwste Tijd
Het Arbeidersprobleem In De Nieuwste TijdHet Arbeidersprobleem In De Nieuwste Tijd
Het Arbeidersprobleem In De Nieuwste TijdIngie
 
Ouderhulp kaart groep
Ouderhulp kaart groepOuderhulp kaart groep
Ouderhulp kaart groepnadiawat
 
Flipping the classroom #webinar
Flipping the classroom #webinar Flipping the classroom #webinar
Flipping the classroom #webinar Kennisnet
 
Wees slim en plan je huiswerk
Wees slim en plan je huiswerkWees slim en plan je huiswerk
Wees slim en plan je huiswerknadiawat
 
Hoe mini informatie te gebruiken
Hoe mini informatie te gebruikenHoe mini informatie te gebruiken
Hoe mini informatie te gebruikennadiawat
 
Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1
Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1
Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1ChristadeKoning
 
Geschiedenis leefomstandigheden 19e eeuw
Geschiedenis leefomstandigheden 19e eeuwGeschiedenis leefomstandigheden 19e eeuw
Geschiedenis leefomstandigheden 19e eeuwmarenjp
 
De industriële revolutie (Dutch)
De industriële revolutie (Dutch)De industriële revolutie (Dutch)
De industriële revolutie (Dutch)Tom_Mladenov
 

Viewers also liked (12)

Werken en leven
Werken en levenWerken en leven
Werken en leven
 
Het Arbeidersprobleem In De Nieuwste Tijd
Het Arbeidersprobleem In De Nieuwste TijdHet Arbeidersprobleem In De Nieuwste Tijd
Het Arbeidersprobleem In De Nieuwste Tijd
 
Ouderhulp kaart groep
Ouderhulp kaart groepOuderhulp kaart groep
Ouderhulp kaart groep
 
Flipping the classroom #webinar
Flipping the classroom #webinar Flipping the classroom #webinar
Flipping the classroom #webinar
 
Kinderarbeid in de 19e eeuw
Kinderarbeid in de 19e eeuwKinderarbeid in de 19e eeuw
Kinderarbeid in de 19e eeuw
 
Huiswerk
HuiswerkHuiswerk
Huiswerk
 
Wees slim en plan je huiswerk
Wees slim en plan je huiswerkWees slim en plan je huiswerk
Wees slim en plan je huiswerk
 
Hoe mini informatie te gebruiken
Hoe mini informatie te gebruikenHoe mini informatie te gebruiken
Hoe mini informatie te gebruiken
 
Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1
Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1
Bij de tijd_samenvatting_groep_6_thema_1
 
A. romeinen bij_de_rijn
A. romeinen bij_de_rijnA. romeinen bij_de_rijn
A. romeinen bij_de_rijn
 
Geschiedenis leefomstandigheden 19e eeuw
Geschiedenis leefomstandigheden 19e eeuwGeschiedenis leefomstandigheden 19e eeuw
Geschiedenis leefomstandigheden 19e eeuw
 
De industriële revolutie (Dutch)
De industriële revolutie (Dutch)De industriële revolutie (Dutch)
De industriële revolutie (Dutch)
 

More from ChristadeKoning (20)

Veilig en vlot lijst
Veilig en vlot lijstVeilig en vlot lijst
Veilig en vlot lijst
 
Breuken jvdcdeel1
Breuken jvdcdeel1Breuken jvdcdeel1
Breuken jvdcdeel1
 
Info 282
Info 282Info 282
Info 282
 
Blaadje13
Blaadje13Blaadje13
Blaadje13
 
Blaadje12
Blaadje12Blaadje12
Blaadje12
 
Blaadje10
Blaadje10Blaadje10
Blaadje10
 
Blaadje6
Blaadje6Blaadje6
Blaadje6
 
Blaadje5
Blaadje5Blaadje5
Blaadje5
 
Blaadje3
Blaadje3Blaadje3
Blaadje3
 
Blaadje
BlaadjeBlaadje
Blaadje
 
Info 281
Info 281Info 281
Info 281
 
Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3
Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3
Toelichting werken met_vloeiend_en_vlot_v3
 
Spellingskaarten(1)
Spellingskaarten(1)Spellingskaarten(1)
Spellingskaarten(1)
 
Categoriekaarten groep 6
Categoriekaarten groep 6Categoriekaarten groep 6
Categoriekaarten groep 6
 
Blaadje84
Blaadje84Blaadje84
Blaadje84
 
Info 280
Info 280Info 280
Info 280
 
Plezier inlezenenschrijven2
Plezier inlezenenschrijven2Plezier inlezenenschrijven2
Plezier inlezenenschrijven2
 
Handleiding pentodigitaalprentenboek
Handleiding pentodigitaalprentenboekHandleiding pentodigitaalprentenboek
Handleiding pentodigitaalprentenboek
 
De spannendewedstrijddigibordles
De spannendewedstrijddigibordlesDe spannendewedstrijddigibordles
De spannendewedstrijddigibordles
 
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1
 

Bij de tijd samenvattingen groep 5

  • 1. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 14:00 Pagina 49 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 1 Zwerven en wonen 1 Feest-eten De eerste mensen in ons land leven in de prehistorie. Het zijn jagers/verzamelaars. Ze verzamelen voedsel van planten, zoals wortels, noten en bessen. Vlees krijgen ze door te jagen op wild en te vissen. Ze reizen rond in groepen. Om voor iedereen voldoende voedsel te vinden trekken ze van plek naar plek. Als ergens niet genoeg voedsel meer is, zwerven ze verder. Ze slapen in tenten van takken en dierenhuiden. Ze hebben werktuigen zoals vuistbijlen. Ze hebben wapens, zoals speren en pijl en boog. Die maken ze van materiaal uit de natuur: van bot, dierenhuid (leer), vuursteen en hout. Vuur is heel belangrijk. Met vuur kun je eten bereiden, je warmen, licht maken in het donker en dieren afschrikken. In de herfst verzamelen ze een voedselvoorraad voor de winter. Want in de winter is er weinig voedsel in de natuur. Als medicijn gebruiken ze geneeskrachtige kruiden. les 2 Naar de prehistorie Wanda ging naar het Prehistorisch Openluchtmuseum. Daar zijn boerenhuizen nagebouwd uit de prehistorie. Met palen, met muren van klei en stro en met daken van riet. In de prehistorie woonden in zulke huizen boeren. Die boeren verbouwden graan op een akker. Daarvan bakten ze brood in een zelfgemaakte oven. Ze hadden ook vee: geiten, schapen, varkens en koeien. Ze gebruikten de schapenwol, de huiden, de melk en het vlees. Ze bakten potten van klei om het graan in te bewaren. Ze sponnen garens van de wol en weefden daar kleren van. Ze maakten schoffel van steen om het onkruid te wieden. Alles wat ze nodig hadden moesten ze zelf maken. les 3 Darda het wolvenjong De eerste dieren die bij de mensen kwamen wonen waren jonge wolfjes. Zij waren de eerste huisdieren. Ze konden jagers/verzamelaars goed helpen bij de jacht. Een wolf is echter gevaarlijk. Door met de liefste wolven te fokken werden de jongen steeds tammer en gehoorzamer. Zo is na een hele tijd de hond ontstaan. Al duizenden jaren lang is de hond de beste kameraad van de mens. Later in de prehistorie gingen jagers/verzamelaars op een vaste plek wonen. Ze werden boeren. Ze woonden niet langer in tenten, maar in boerenhuizen. Er werden ook andere dieren tam gemaakt. Zoals wilde geiten, wilde schapen, wilde zwijnen en wilde runderen. Zo kregen de boeren vee. les 4 De tijdlijn Een jaar bestaat uit twaalf maanden. Die namen staan op iedere kalender. De maand is verdeeld in dagen. Iedere dag heeft een datum. Bijvoorbeeld 4 mei, 15 april, 20 juni. In een agenda of op een kalender kun je dingen schrijven die je in de toekomst gaat doen. In een dagboek kun je dingen noteren van het verleden. Ook een fotoalbum gaat over het verleden. Als er een datum bij de foto staat, dan weet je wanneer het was. Op een tijdlijn kun je gebeurtenissen laten zien in volgorde van vroeger naar nu. Bij geschiedenis wordt vaak een tijdlijn gebruikt. 49 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 1 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 2. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 1 14:00 Pagina 50 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 1 Zwerven en wonen vragen antwoorden 1 10 Wanneer leven de eerste mensen in ons land? Hoe noemen we de eerste mensen in ons land? Wat voor plantenvoedsel eten ze bijvoorbeeld? Hoe komen ze aan vlees? Waarom trekken ze van plek naar plek? Waar slapen ze? Wat voor spullen gebruiken ze? Wat voor wapens gebruiken ze? Waarvan maken ze hun spullen bijvoorbeeld? Vuur is belangrijk. Wat kun je ermee doen? 11 De herfst erg belangrijk. Wat moeten ze dan doen? 11 12 In welk museum kun je zien hoe de mensen in de prehistorie leefden? Wie woonden in de prehistorie in huizen? Wat verbouwden de boeren toen vooral? Wat voor vee hadden de boeren in de prehistorie? Wat gebruikten ze van de dieren? Hoe kwamen de mensen aan hun spullen? Welke dieren woonden als eerste bij de mensen in huis? Hoe heten dieren die bij mensen wonen? Waarbij konden tamme wolven de mensen goed helpen? Waarom was een wolf toch niet zo geschikt als huisdier? Welk dier is door fokken met tamme wolven ontstaan? Later in de prehistorie leefden er geen jagers/verzamelaars meer. Welk beroep hadden de mensen toen? Behalve de hond werden ook andere dieren door boeren tam gemaakt. Welke? Hoeveel maanden heeft een jaar? De namen van de maanden staan op een … Iedere dag van de maand heeft een nummer. Hoe heet zo’n nummer? Waar noteer je dingen die je in de toekomst kunt doen? Waar schrijf je elke dag dingen in die je gedaan hebt? Waarop kun je gebeurtenissen laten zien van vroeger naar nu? 12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 les 2 13 14 15 16 17 les 3 18 19 20 21 22 23 24 les 4 25 26 27 28 29 30 2 3 4 5 6 7 8 9 10 13 14 15 16 17 18 In de prehistorie. Jagers/verzamelaars. Wortels, noten en bessen. Door te jagen en te vissen. Om genoeg voedsel te vinden. In tenten (of hutjes). Vuistbijlen, waterzakken. Speren en pijl en boog. Van bot, leer, vuursteen, hout. Eten koken, je warmen, licht maken, dieren afschrikken. Zorgen voor een voedselvoorraad voor de winter. In het Prehistorisch Openluchtmuseum. Boeren. Graan. Geiten, schapen, varkens, koeien. Schapenwol, huiden, melk, vlees. Ze moesten alles zelf maken. Jonge wolfjes. 20 Huisdieren. Bij de jacht. 21 Hij blijft gevaarlijk voor mensen. 22 De hond. 23 Boer. 24 27 Wilde geiten, wilde schapen, wilde zwijnen en wilde runderen. Twaalf. kalender. Datum. 28 In een agenda of op een kalender. 29 In een dagboek. 30 Op een tijdlijn. 19 25 26 50 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 1 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 3. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 14:00 Pagina 51 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 2 Een Germaans dorp 1 Een nieuw huis Boeren in de prehistorie bouwen samen hun huizen. Van boomstammen maken ze palen. Met de palen bouwen ze de constructie van het huis. Voor het maken van de muren vlechten ze eerst takken tussen de palen. De gaten smeren ze dicht met klei. Het dak wordt van riet. Heel lang gebruiken ze bijlen en messen van steen, hout en bot. Gereedschap van ijzer is een nieuwe uitvinding. Je kunt ijzer smeden in het vuur. IJzer is sterker dan hout, steen of bot. Een nadeel is dat het roest. Handelaren reizen in de prehistorie van dorp naar dorp. Ze ruilen ijzeren dingen voor andere spullen. les Boeren in de prehistorie werken met eenvoudig gereedschap. Ze zaaien en wieden met de hand. Ze oogsten met een sikkel. Ze dorsen graan met een dorsvlegel. Ossen helpen de boer. Ze trekken het eergetouw. Met het eergetouw kan de boer de grond ploegen. Boeren branden struiken plat. Zo maken ze een vruchtbare akker. De as is goed voor de grond. Voor een goede oogst heeft de boer goed weer nodig. Het mag niet te veel of te weinig regenen. Ook moeten muizen de oogst niet opeten. Als de oogst mislukt ontstaat hongersnood. Voor een goede oogst offeren ze aan de goden. les les 2 Op de boerderij Boeren van nu gebruiken veel machines. Er zijn machines om koeien te melken en te voeren, om de akkers te ploegen, om te zaaien en te oogsten en het graan te dorsen. Boeren gebruiken ook computers bij het werk. Kunstmest maakt de grond vruchtbaar. Dan krijgt de boer een goede oogst. Er blijven in de dorpen steeds minder boeren over. Er komen in de dorpen steeds meer mensen uit de stad. Voor hen worden nieuwe huizen in het dorp gebouwd. Zij wonen dan in het dorp, maar ze werken in de stad. Met de auto reizen ze heen en weer. In hun dorp vinden ze meer rust en ruimte dan in de stad. 3 Nieuwe akkers 4 Familie en stambomen Van het gezin van Jasmijn kun je een stamboom tekenen. Een kruisje in een stamboom betekent: is getrouwd met. Een pijltje dat naar beneden wijst, betekent: is een kind van. Vader Jan Bax heeft ook een vader en een moeder. Moeder Els van Beek heeft ook een vader en een moeder. Daarom heeft Jasmijn twee opa’s en twee oma’s. Broers en zussen van je moeder of je vader noem je oom en tante. De mensen met wie je oom en tante getrouwd zijn, noem je ook oom en tante. Kinderen van ooms en tantes zijn je neven en nichten. 51 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 2 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 4. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 1 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 2 13 14 15 16 17 18 les 3 19 20 21 22 23 24 25 26 les 4 Pagina 52 E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 2 Een Germaans dorp vragen 2 les 14:00 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) 27 28 29 30 31 32 antwoorden Wie bouwen in de prehistorie de huizen? Waar gebruiken ze palen voor? Waar maakten ze die palen van? Hoe maken ze de muren? 1 Waarmee bedekken ze het dak? Waar maakten de eerste boeren hun bijlen en messen van? Waarvan maakten ze later bijlen en messen? Hoe noem je het als je dingen maakt van ijzer? Waarom hadden boeren vaak liever ijzeren bijlen? Wat is een nadeel van ijzer? Via wie kon je in de prehistorie aan ijzeren dingen komen? Je kon ze niet kopen, want geld bestond nog niet. Hoe ging dat? Boeren doen nu weinig meer met de hand. Wat gebruiken ze? Waarmee maakt de boer de grond vruchtbaar? Waarom moet de grond vruchtbaar zijn? Komen er in ons land steeds meer of steeds minder boeren? Waarom worden veel boerendorpen toch groter? Waarom willen veel mensen graag in een dorp wonen? Waarmee maaien de boeren in de prehistorie het graan? Waarmee dorsen de boeren het graan? Wie helpen de boer bij het trekken van ploegen? Hoe noem je een prehistorische ploeg zonder wielen? Waarom steken boeren soms struiken in brand? Waardoor kan de oogst mislukken? 5 Wat gebeurt er als de oogst mislukt? Hoe proberen de boeren bij de goden een goede oogst te vragen? Hoe noem je een schema met al je familieleden? Wat betekent een ‘X’ in een stamboom? Wat betekent een pijltje dat naar beneden wijst? Hoe noem je de ouders van je vader of moeder? Hoe noem je de broer of zus van je vader of moeder? Hoe noem je de kinderen van je oom en tante? 25 2 3 4 6 Dat doen de boeren samen. Voor de constructie van het huis. Van boomstammen. Ze vlechten takken tussen de palen en smeren de gaten dicht met klei. Met riet. Van bot, steen en hout. 11 IJzer. Smeden. Bijlen van ijzer zijn sterker. IJzer kan roesten. Via handelaren. 12 Je kon dingen ruilen. 13 Machines en computers. 14 Met mest of kunstmest. Voor een goede oogst. Steeds minder boeren. 7 8 9 10 15 16 18 Mensen uit de stad komen er wonen. Vanwege de rust en de ruimte. 19 Met een sikkel. 20 Met een dorsvlegel. Ossen. Een eergetouw. 17 21 22 23 24 26 Om een vruchtbare akker te krijgen. Door te veel of te weinig regen of door muizen. Dan komt er hongersnood. Door te offeren. 31 Een stamboom. Is getrouwd met. De onderste is kind van de bovenste. Opa en oma. Oom of tante. 32 Neven en nichten. 27 28 29 30 52 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 2 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 5. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 14:00 Pagina 53 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 3 Samen sterk 1 Rovers Vroeger zochten mensen bescherming in een kasteel. In een kasteel was je veilig. Dieven en rovers konden niet over de hoge muren. Ze konden ook niet over de brede gracht rondom het kasteel. De ophaalbrug over de gracht werd omhooggehaald. Als er gevaar dreigde, vluchtten de mensen naar het kasteel in de buurt. Ze namen hun dieren en spullen mee. De kasteelheer vond het goed dat iedereen kwam. Maar het mocht niet voor niets. In ruil voor zijn hulp moesten de boeren in de buurt een deel van hun oogst geven. Ook moesten ze af en toe helpen bij het werk op het kasteel. les 2 Inbrekers Nu zoeken mensen bescherming bij de politie. Bij inbraak in hun huis bellen mensen de politie. De politie zoekt naar vingerafdrukken en vraagt mensen in de buurt of ze iets ongewoons gezien hebben. Als de dieven opgespoord zijn, moeten ze eerst in een cel in het politiebureau. De politie onderzoekt dan of ze nog meer kwaad hebben gedaan. Dan moeten ze naar de rechtbank. De rechter beslist hoelang ze voor straf naar de gevangenis moeten. les 3 Leven in een kasteel Wonen in een kasteel was niet altijd prettig. In de kleine vensters zat geen glas. In de meeste kamers was het donker, vochtig en koud. Alleen in de woonkamer en de keuken brandde een open haard. De kasteelheer en zijn vrouw sliepen in een bed. De andere bewoners sliepen op de grond tussen stro en hooi. Overal waren vlooien en luizen. Af en toe kwam er een minstreel op bezoek die liederen zong en verhalen vertelde. De kasteelheer was de baas in de buurt. Hij had een harnas en wapens zoals een zwaard en een lans. Hij was de baas van een klein legertje. Hij zorgde voor orde en rust in de buurt. Hij strafte mensen die iets verkeerds hadden gedaan. De kasteelvrouwe verzorgde de kinderen. In de vrije tijd ging de vrouwe wel op valkenjacht. Er werkten veel mensen op een kasteel. Zoals koks, stalknechten en dienstmeisjes. De smid zorgde voor de wapens. In de boerenhuizen rondom het kasteel woonden horigen. Dat waren boeren die hoorden bij de grond van het kasteel. Als ze vluchtten, haalde de kasteelheer ze terug. Logisch, want zonder hardwerkende boeren zou er een tekort aan voedsel zijn voor iedereen. les 4 Waar of niet waar? Geschiedenis bestaat uit verhalen van vroeger. In die verhalen mag geen onwaarheid staan of iets wat niet kan. Daarom moet de waarheid over vroeger steeds goed onderzocht worden. Dat kan door overblijfselen van vroeger te zoeken. Dat kan ook door boeken en brieven te lezen van mensen die opschreven wat er in hun tijd gebeurde. Je moet dan de verhalen wel goed met elkaar vergelijken omdat veel mensen vroeger ook wel eens fantaseerden. Sprookjes kunnen niet echt gebeurd zijn. 53 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 3 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 6. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 1 1 3 4 5 6 2 7 8 9 10 11 12 les 3 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 les 4 Pagina 54 E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 3 Samen sterk vragen 2 les 14:00 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) 25 26 27 antwoorden Waar konden boerenmensen vroeger bescherming zoeken tegen rovers? Waardoor konden rovers niet in een kasteel komen? Hoe konden de mensen het kasteel binnenkomen? Wat namen vluchtende mensen mee naar het kasteel? Wie was de baas van het kasteel? Wat moesten de boeren betalen in ruil voor bescherming? Bij wie kunnen de mensen nu bescherming zoeken tegen dieven? Wanneer komt de politie thuis om sporen te zoeken? Waar zoekt de politie naar bij een inbraak? Waar komen de gepakte inbrekers terecht? Wie beslist welke straf ze krijgen? Waar moeten inbrekers hun straf uitzitten? Een kasteel was geen prettige woning. Waarom niet? Wat was de enige plek waar je je kon warmen? Waarom hadden de mensen in een kasteel vaak jeuk? Wie kwam soms op bezoek om liedjes te zingen en verhalen te vertellen? Wie was de baas in de omgeving van een kasteel? Wie hielpen hem bij het vechten? 1 In een kasteel. 2 Door de hoge muren en de brede gracht. Over de ophaalbrug. Hun dieren en hun spullen. Waar had hij dat legertje voor nodig? Hoe zorgde de kasteelheer voor orde en rust? Wat deden kasteelvrouwen graag in hun vrije tijd? Wie woonden en werkten allemaal op een kasteel? 19 3 4 6 De kasteelheer. Een deel van de oogst. 7 Bij de politie. 8 Na een inbraak. 9 Naar vingerafdrukken. In een cel op het politiebureau. De rechter. In de gevangenis. Het was er donker, vochtig en koud. 5 10 11 12 13 15 Bij de open haard. Vanwege de vlooien en luizen. 16 Een minstreel. 17 De kasteelheer. Een legertje van sterke mannen uit de buurt. Om te zorgen voor orde en rust. Door rovers en dieven te straffen. Jagen met een valk: valkenjacht. Een smid, koks, stalknechten en dienstmeisjes. Horigen. 14 18 20 21 22 Hoe heten boeren die horen bij de grond van het 23 kasteel? Waarom mochten de boeren niet weg van hun 24 land? Waaruit bestaat geschiedenis? 25 Wat is het verschil tussen een geschiedenisverhaal 26 en een sprookje? Hoe kun je de waarheid van verhalen controleren? 27 Anders zou er een tekort aan voedsel komen. Uit verhalen van vroeger. Een geschiedenisverhaal moet echt gebeurd zijn; een sprookje is fantasie. Door overblijfselen te zoeken van vroeger. Door boeken en brieven te lezen van vroeger. 54 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 3 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 7. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 14:00 Pagina 55 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 4 Nederland, waterland 1 Linkeroever, rechteroever Nederland is een laag land aan de zee. Er stromen veel grote rivieren. Daarom waren er vroeger veel overstromingen. Zolang hier mensen wonen willen ze het water tegenhouden. Langs de rivieren hebben ze dijken gebouwd. Bij heel hoog water moeten ze de dijken verhogen met zandzakken. Dat moest vroeger; dat moet nu soms nog. Om het water tegen te houden, moeten de mensen goed samenwerken. Ze moeten ervoor zorgen dat iedereen droog blijft. Ze moeten niet alleen zelf droog willen blijven. les 2 Tweemaal uit logeren In onze tijd werken Nederlanders goed samen tegen het water. De mensen overleggen met elkaar wat er gebeuren moet bij gevaar. De baas van dat overleg is de dijkgraaf. Soms laat men een stuk land expres overstromen. Dat is altijd land waar weinig schade zal zijn. Maar eerst halen ze daar alle mensen en dieren weg. Ze mogen niemand vergeten. Door overstroming van het ene gebied kunnen ze andere gebieden redden. Daarom doen ze dat. les 3 Nieuw land In Nederland was vroeger veel veengrond. Gedroogde veengrond heet turf. Dat gebruikten de mensen als brandstof in de kachel. Daarom waren er veel turfgraverijen. Het veen werd hier afgegraven. Op de plek waar al het veen was afgegraven, ontstond een groot meer. Rijke kooplieden wilden die meren droogmalen en de grond verkopen. Vissers vonden dat een slecht plan. Een bekende droogmakersbaas was Jan Adriaanszoon Leeghwater. Hij leefde 400 jaar geleden. Hij deed het zo: eerst groeven zijn dijkwerkers een ringvaart rondom het meer. Van die grond werd een ringdijk om het meer gemaakt. Op de ringdijk bouwde Leeghwater molens. Met behulp van deze molens pompte hij het water uit het meer. Na een paar jaar was al het water uit het meer gepompt. De bodem was dan goede weidegrond. les 4 Oude molens Met een windmolen gebruikten mensen windkracht om zwaar werk te doen. De wind liet de wieken draaien. Via tandwielen en assen konden dan ook andere dingen bewegen. Draaiende molenstenen maalden meel uit graan en persten olie uit zaden. Boomstammen werden verzaagd tot planken. Vijzels maalden water uit een polder. Tweehonderd jaar geleden kwamen er stoommachines en later elektromotoren. Die konden zulk werk nog sneller en beter dan molens. Toen waren molens niet meer nodig. Molens werden verlaten en gingen kapot. Later richtten mensen molenclubs op. Ze repareerden de molens en lieten ze weer draaien. Als een herinnering aan vroeger. Nu worden er moderne molens gebouwd. Zij maken van windkracht elektrische stroom. 55 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 4 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 8. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 1 1 3 2 4 5 6 7 8 les 3 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 les 4 Pagina 56 E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 4 Nederland, waterland vragen 2 les 14:00 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) 19 20 21 22 23 24 25 antwoorden Waarom waren er vroeger veel overstromingen in Nederland? Hoe proberen mensen het water tegen te houden? Wat doen de mensen als de dijken dreigen te overstromen? Wat doen mensen tegenwoordig als er overstromingen dreigen? Wie is de baas van dit overleg? Wat doet een dijkgraaf soms om veel schade te voorkomen? Wat gebeurt er eerst in het gebied dat expres overstroomt? Waarom laat de dijkgraaf soms een gebied expres overstromen? Hoe heet gedroogde veengrond? Waar gebruikten mensen turf voor? Hoe noem je een plek waar men veengrond afgraaft om turf te maken? Wat ontstond er later op die plek? Wat wilden rijke kooplieden met die meren doen? 1 Wie vonden het een slecht plan om de meren droog te malen? Wie was 400 jaar geleden een beroemde molenbouwer? Wat groef hij rondom het meer? Wat deed Leeghwater met de grond die uit de ringvaart kwam? Wat bouwde Leeghwater op de ringdijk en waarom? Waarvoor diende een windmolen? Welke kracht werd gebruikt om de molen te laten draaien? Welke onderdelen zijn nodig om met windkracht een molensteen te laten draaien? Welke producten werden in een molen gemaakt? Waarmee maalt een poldermolen water uit de polder? Welke apparaten konden het werk sneller en beter dan molens? Waarom worden er tegenwoordig weer windmolens gebouwd? 14 Een groot meer. Ze wilden die meren droogmalen en de grond verkopen. Vissers. 15 Jan Adriaanszoon Leeghwater. 16 20 Een ringvaart. Daarmee bouwde hij een ringdijk om het meer. Molens om het water uit het meer te pompen. Om zwaar werk te doen. Windkracht. 21 Wieken, tandwielen en assen. 22 23 Bijvoorbeeld meel, olie en planken. Met een vijzel. 24 Stoommachines en elektromotoren. 25 Om elektriciteit te maken. 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 17 18 19 Nederland is een laag land aan de zee met brede rivieren. Door dijken te bouwen. Ze verhogen dan de dijken met zandzakken. Ze overleggen met elkaar wat er het best gebeuren kan. De dijkgraaf. Hij laat expres een gebied overstromen waar weinig schade zal zijn. Men haalt er mensen en dieren weg. Om een ander gebied te redden waar meer mensen wonen. Turf. Als brandstof in de kachel. Een turfgraverij. 56 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 4 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 9. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 14:00 Pagina 57 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 5 Naar de fabriek 1 Vanavond is het feest De eerste machines stonden in textielfabrieken. De machines maakten een enorm lawaai en waren onveilig. De lucht in de fabriek was stoffig en ongezond. Er werkten veel arbeiders. Mannen en vrouwen kregen heel weinig loon. Kinderen vanaf zes jaar werkten ook. Ze verdienden nog minder. Toch was kinderarbeid nodig om genoeg eten te kopen voor het hele gezin. Arbeiders moesten lange dagen werken. Het werk begon zodra het licht was en duurde tot het donker werd. Iedereen was alleen op zondag vrij. Ze aten iedere dag aardappelen met mosterd en bijna nooit groenten en vlees. Ze woonden in piepkleine en vochtige huizen. Door het ongezonde werk, het slechte eten en de vochtige huizen waren kinderen vaak ziek. les 2 Met vader mee In een moderne textielfabriek gaat veel werk automatisch. Daarom werken er weinig mensen. Er staan machines en computers en robots. Een robot is een machine die door een computer wordt bestuurd. Er is schone lucht. De machines maken nauwelijks lawaai. Ze zijn ook veilig. Kinderen mogen niet werken. Ze moeten naar school. De mensen verdienen een goed loon en hebben veel vrije tijd. les 3 Naar school Vroeger moesten kinderen van arme ouders werken in een fabriek of op het land. Ze konden dus niet naar school. Kinderen van rijkere ouders konden wel naar school. Zij hoefden niet te werken. Vaak zaten er meer dan zestig kinderen in één klas. In zo’n grote klas waren twee leraren: de meester en de ondermeester. Ze verdienden weinig geld. Ze hadden daarom vaak allerlei bijbaantjes. Ze waren bijvoorbeeld koster van de kerk of hadden een winkeltje bij school. Pen en papier waren duur. Daarom schreven de kinderen met een griffel op een lei. Kinderen kregen vaak strenge straffen. Ze kregen tikken met de roede of de plak. Wie zijn best niet deed, moest ezelsoren opzetten of een ezelsbord omhangen. Ongeveer honderd jaar geleden kwam de leerplicht. Toen moesten alle kinderen naar school. Ze mochten toen niet meer in de fabriek werken. les 4 Het museum Wie iets verzamelt, heeft een verzameling. Wie van zijn verzameling een tentoonstelling maakt, kan een museum beginnen. In Nederland zijn veel museums. In historische museums zijn dingen van vroeger verzameld. Bij de voorwerpen in een museum staan kaartjes. Daarop staat wat het is, hoe oud het is, hoe het gebruikt is. Suppoosten houden er toezicht. Restaurateurs repareren oude spullen. Er werken ook mensen die leuke dingen bedenken voor de bezoekers. Op internet maken museums reclame. 57 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 5 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 10. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 1 14:00 Pagina 58 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 5 Naar de fabriek vragen antwoorden Waar stonden vroeger de eerste machines? Waarom was het ongezond om in zo’n fabriek te werken? 1 Hoe noemde je de mensen die in een fabriek werkten? Verdienden arbeiders veel of weinig loon? Waarom werkten er ook vaak kinderen in de fabriek? Hoe waren de werktijden van de arbeiders? Hadden de arbeiders wel eens vrij? Wat aten de arbeiders vroeger iedere dag? In wat voor huizen woonden ze? Waren de arbeiderskinderen gezond? Noem vier verschillen tussen een textielfabriek nu en een textielfabriek vroeger. 3 12 Wat is een robot? 12 13 Waarom hebben mensen in de fabriek het nu veel beter dan vroeger? Geef twee voorbeelden. Waarom gingen kinderen van arme ouders vroeger niet naar school? Welke kinderen gingen vroeger wel naar school? Hoeveel kinderen zaten er vaak in een klas? In de klas werkten vaak twee mensen tegelijk Hoe noemde je die? Waarom hadden meesters vaak ook nog een bijbaan? Wat gebruikten de kinderen vroeger om te schrijven? Wat voor straffen kregen de kinderen soms? 13 21 26 Waarom moesten de kinderen honderd jaar geleden allemaal naar school? Wat krijg je als je een tijdlang iets spaart? Hoe heet een gebouw dat speciaal is ingericht om een verzameling te laten zien? Wat doet een suppoost in een museum? Wat doet een restaurateur in een museum? Wat doen museums om meer bezoekers te krijgen? 27 Waar maken museums vaak reclame? 27 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 les les 2 3 11 14 15 16 17 18 19 20 21 les 4 22 23 24 25 2 4 5 6 7 8 9 10 11 14 15 16 17 18 19 20 22 23 24 25 26 In textielfabrieken. Er was een stoffige lucht en de machines maakten veel lawaai en waren onveilig. Arbeiders. Weinig loon. Hun loon was nodig in het gezin om genoeg eten te kopen. Ze werkten lange dagen en ze hadden alleen op zondag vrij. Aardappelen (met mosterd). In piepkleine, vochtige huizen. Nee, ze waren vaak ziek. Vroeger: veel arbeiders, vieze lucht, lawaai, veel kinderen. Nu: computers en robots, schone lucht, stil, geen kinderen. Een machine die door een computer wordt bestuurd. Mensen verdienen nu veel meer. Mensen hebben nu veel vrije tijd. Omdat ze moesten werken. Kinderen van rijkere ouders. Zestig kinderen. De meester en de ondermeester. Ze verdienden als meester heel weinig geld. Een griffel en een lei. Tikken met roede of plak, ezelsoren of ezelsbord. Toen kwam er leerplicht. Een verzameling. Een museum. Hij houdt toezicht. Hij repareert oude voorwerpen. Ze bedenken leuke dingen die de bezoekers kunnen doen. Op internet. 58 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 5 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 11. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 14:00 Pagina 59 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 6 Techniek en vrije tijd 1 Naar Zandvoort Honderd jaar geleden reden er stoomtreinen. De wagons worden voortgetrokken door een stoomlocomotief. In de stoomlocomotief brandt een vuur. Telkens gooit de stoker steenkool op het vuur. Het vuur maakt het water in de stoommachine kokend heet. Wolken stoom komen uit de schoorsteen van de locomotief. De wagons van de eerste klas zijn heel mooi. Daar zitten rijke mensen met deftige kleren. De wagons in de derde klas hebben eenvoudige houten banken. Daar zitten de mensen met eenvoudige kleren en goedkope kaartjes. Er is ook nog een tweede klas. Zo zit soort bij soort. Kruiers dragen de koffers van de rijke mensen. Op het strand is het bijna altijd rustig. Alleen rijke mensen hebben genoeg vrije tijd om op het strand te zitten. Iedereen houdt op het strand zijn kleren aan; zelfs bij heel warm weer. Andere mensen mogen je blote benen of blote armen niet zien. Bloot is niet netjes. Wie wil zwemmen gaat dus in een lange jurk in zee. Iedereen zit rechtop in de schaduw van een hoge rieten strandstoel, of van een parasol. De huid mag niet bruin worden. Wit is de mode. les 2 Een dagje naar het strand Nu zijn er elektrische treinen. De trein maakt contact met de bovenleiding. Daar loopt een elektrische stroom doorheen. De elektrische stroom gaat naar de elektromotor. Die zorgt ervoor dat de trein hard kan rijden. In de trein is een tweede klas en een eerste klas. De kaartjes voor de eerste klas zijn duurder. De bankjes in de eerste klas zijn iets mooier. Veel verschil is er niet. De verschillen tussen rijk en arm zijn nu veel kleiner dan vroeger. Aan het strand is het op warme dagen heel druk. Mensen hebben genoeg vrije tijd om naar het strand te gaan. Iedereen zit in de zon om mooi bruin te worden. Bruin is de mode. les 3 Het leven van een dienstbode Honderd jaar geleden hadden veel mensen een dienstmeisje in huis. Rijke mensen hadden soms wel twee of drie dienstmeisjes. Het werk in huis kostte veel tijd, want alles moest met de hand. Dienstmeisjes moesten hard werken. Ze verdienden een laag loon. Ze hadden maar één vrije middag in de twee weken. Ze hadden geen keus. Ze moesten wel werken om in leven te blijven. Na 1900 kwam er elektriciteit in de huizen. Daardoor kwamen er elektrische lampen. De petroleumlampen verdwenen. Er kwamen toen ook elektrische apparaten in huis, zoals de wasmachine en de stofzuiger. Hierdoor werd het werk minder zwaar. Ook kwam er waterleiding. Daardoor kwamen er kranen en wastafels in de huizen. De waterpomp en de waskom waren niet langer nodig. Er kwam ook een wc. De tonnetjes konden verdwijnen. les 4 Oude foto’s en films Foto’s bestaan ongeveer 150 jaar. De eerste fototoestellen waren grote houten kasten. Rond 1900 kwamen er kleinere fototoestellen. Die kon je meenemen en buiten foto’s maken. Rond 1900 kwamen ook de eerste zwart-witfilms met schokkerige beelden. Je kon ze bekijken in de eerste bioscopen. 59 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 6 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch
  • 12. 214716_SV.qxd 08-03-2006 TITLE: Job04: 303 Bij de tijd code 214716-01 blok les 1 1 3 4 5 6 7 8 2 9 10 11 12 13 14 15 les 3 16 17 18 19 20 21 22 les 4 Pagina 60 E109167 POS RRED 150# mac3(cgl) 6 Techniek en vrije tijd vragen 2 les 14:00 SIZE: 210mm(W) X 297mm(H) 23 24 25 26 27 28 antwoorden Wat voor treinen reden er 100 jaar geleden? 1 Waardoor werden de wagons voortgetrokken? 2 Waar in de trein zitten de rijke mensen? 3 Waar in de trein zitten de mensen met weinig 4 geld? Wie dragen de koffers van de rijke mensen? 5 Welke mensen hadden vroeger genoeg tijd om op 6 het strand te zitten? Waarom zaten de mensen vroeger met lange 7 kleren aan op het strand? Waarom zaten mensen altijd in de schaduw? 8 Wat voor soort treinen rijden er tegenwoordig? 9 Wat is er nodig om een elektrische trein te laten 10 rijden? Wat loopt er door de bovenleiding? 11 Wat voor soort motor zit er in een elektrische 12 trein? In welke klas reizen de meeste mensen in de trein? 13 Waar mag je zitten in de trein met een duurder 14 kaartje? Noem drie verschillen tussen een mooie dag op 15 het strand 100 jaar geleden en nu. Stoomtreinen. Door een stoomlocomotief. In de eerste klas. In de derde klas. Kruiers. Alleen rijke mensen. Ze vonden bloot niet netjes. Ze wilden niet bruin worden. Elektrische treinen. Een bovenleiding. Een elektrische stroom. Een elektromotor. In de tweede klas. In de eerste klas. Welke belangrijke uitvinding kwam 100 jaar geleden in de huizen? Welke lampen waren er voordat er elektrisch licht kwam? Welke elektrische apparaten kwamen er in huis? Wat verdween er in huis door de waterleiding? Hoelang bestaan er al foto’s? Waren er in 1800 al foto’s? 19 Vroeger: rustig, iedereen aangekleed, iedereen in de schaduw. Nu: heel druk, veel bloot, zonnebadende mensen. Een dienstmeisje. Vroeger moest alle werk met de hand. Nu zijn er allemaal apparaten. Dienstmeisjes moesten hard werken. Ze verdienden weinig geld. Ze hadden maar één vrije middag per twee weken. Elektriciteit. 20 Petroleumlampen en gaslampen. 21 Hoe zag een fototoestel er 150 jaar geleden uit? Wanneer kwamen er kleinere fototoestellen? Wat kon je met die kleine toestellen beter? Wat kon je rond 1900 ook voor het eerst bekijken? 25 Stofzuiger, wasmachine. De waskom, pomp en het tonnetje. 150 jaar. Nee, want 1800 is meer dan 200 jaar geleden. Het was een grote houten kast. Rond 1900. Meenemen om buiten foto’s te maken. Zwart-witfilms in de eerste bioscopen. Wat hadden de rijkere huisvrouwen vaak als hulp? 16 Waarom waren dienstmeisjes vroeger meer nodig 17 dan nu? Noem drie dingen waarom het vaak niet leuk was 18 om een dienstmeisje te zijn. 22 23 24 26 27 28 60 Bij de tijd groep 5, kopieerblad samenvatting blok 6 © Malmberg, ‘s-Hertogenbosch