Geert Driessen (2002) PS Sociaal-etnische schoolcompositie en onderwijsresult...
Artikel Stereotypes jongeren en geweld
1. { Jongeren en geweld }
STEREOT YPES
JONGEREN EN GEWELD
'Ook de recente geweldsincidenten mogen ons niet in de verleiding brengen om
gemoedsrust te zoeken in al te simpele oorzakelijke verbanden. Trouwens, de gevoelig-
heid en angst voor geweld van jongeren is niet van vandaag.'
CIJFERS EN MENINGEN
Wie onderzoek doet rond geweld komt al snel bij jongeren terecht. Veelal worden
zij verantwoordelijk geacht voor een groot deel van de geweldsproblematiek. Veel
minder wordt er naar hen geluisterd. Zo blijft het onduidelijk hoe jongeren zelf
naar geweld kijken. Met dit onderzoek willen we die leemte invullen1. We leveren
een bijdrage aan een meer genuanceerde kijk op het geweldsfenomeen, onder
andere door naast cijfers en tabellen ook plaats te ruimen voor getuigenissen en
meningen. Want er is een duidelijk verschil tussen opvattingen van jongeren over
geweld en de mate waarin ze zelf geweld plegen. Wie bijvoorbeeld meer vertrouwd
geraakt met pesten, gaat niet noodzakelijk makkelijker over tot het plegen van die
geweldsvorm. Maar ook het omgekeerde geldt: ook al wijst men een gewelddadig
optreden af, toch kan de groepsdruk van leeftijdsgenoten groot genoeg zijn om in
de realiteit het tegendeel te bewijzen.
ONDERZOEKSOPZET
Om een meer genuanceerde kijk op het geweldsfenomeen te krijgen, werden in het
onderzoek keuzes gemaakt. We focusten op een groep van duizend 12- en 16- jari-
gen in Antwerpse scholen. Uiteindelijk verleenden 500 leerlingen hun medewer-
king wat een aanvaardbare respons oplevert. Om zowel cijfers als getuigenissen te
ALER T – J AAR GAN G 32 – 2006 – N R. 4
2. { Werkveld } verzamelen, werden een schriftelijke vragenlijst bij jongeren uit alle schooltypes én
een reeks van meer diepgaande interviews met jongeren uit het deeltijds onderwijs
afgenomen.
Het was niet de bedoeling om in dit onderzoek de rijke jeugdcriminologi-
sche traditie te herschrijven. In de bestaande (onderzoeks)literatuur over geweld-
dadig gedrag van jongeren bestaan al heel wat inzichten die vanuit de achtergrond
dit onderzoek inspireerden. Zo blijft 'binding' een belangrijk thema in de jeugdcri-
minologie. Er wordt dan niet alleen verwezen naar binding tussen de jongere en
zijn gezin, maar ook naar het belang van de relatie tussen jongeren en hun peerg-
roups (Hirschi, 1969). In dat kader wordt jeugdcriminaliteit vaak omschreven als
een voorbijgaand fenomeen, eigen aan het experimenteel normzoekend karakter
van het jong zijn. Meer recent werd daaraan toegevoegd dat wat jongeren al dan
niet respecteren in belangrijke mate bepaald wordt door de taal van de straat
(Anderson, 1999).
ONVERSCHILLIG VOOR GEWELD?
En hoe zit het met de bevraagde Antwerpse jeugd? Laten we vooreerst ingaan op
onze cijfers en bevindingen met betrekking tot de houding van jongeren ten aan-
zien van geweld. Hoewel de meerderheid van de jongeren geweld afkeurt, vormen
de 'onverschilligen' toch een behoorlijk uitgebreide groep. Dat blijkt uit de hou-
ding ten aanzien van de verschillende geweldsvormen die bevraagd werden. Zo
vinden twee op de drie leerlingen het verkeerd om klasgenoten te pesten. Ruim een
kwart vindt het maar een 'beetje verkeerd'. Uitschelden via het internet vinden de
Antwerpse leerlingen niet zo'n probleem: 37 procent vindt het een 'beetje ver-
keerd' en 27 procent heeft er helemaal geen probleem mee. 'Iemand in elkaar slaan'
vinden zeven op de tien verkeerd (ruim 20 procent vindt het een beetje verkeerd, 7
procent niet verkeerd). Geweld binnen de vriendengroep vindt één op de tien leer-
lingen niet verkeerd (66 procent vindt het verkeerd, en 23 procent een beetje ver-
keerd).
Hoe moeten deze resultaten geïnterpreteerd worden? De hoge mate van
onverschilligheid ten aanzien van geweld valt op. Dat kan verklaard worden vanuit
het feit dat jongeren meer en meer 'vertrouwd' raken met dit fenomeen. Geweld is
voor jongeren aanwezig in hun dagelijkse stedelijke leefwereld, in de harde realiteit
op school, in het gewelddadig elektronisch spelmateriaal,… Bovendien blijkt uit
de gegevens dat er een breuklijn ligt tussen psychisch en fysiek geweld. Zo wordt
ALERT – JAARGANG 32 – 2006 – NR. 4
3. pesten als vorm van psychisch geweld minder problematisch geacht dan het meer
{ Jongeren en geweld }
fysieke 'iemand in elkaar slaan'.
Uit het onderzoek blijkt ook dat jongens anders naar geweld kijken dan
meisjes. Daardoor wordt eerder onderzoek over jeugddelinquentie bevestigd. Jon-
gens zijn niet alleen meer betrokken bij geweld maar staan ook toleranter tegen-
over geweld. Dat zou veel te maken hebben met verschillen in culturele waarden-
en normenpatronen: 'een jongen moet sterk en stoer zijn, een meisje zacht en
zorgzaam'. Bovendien worden meisjes vanuit het gezin sterker gecontroleerd en
beschermd. Pesten vormt een uitzondering op die regel: hoewel meisjes pestgedrag
sterker afkeuren, bezondigen ze zich er evenveel aan dan de jongens.
OPNIEUW IN DE WEEGSCHAAL LEGGEN
Uit het brede gamma van grensoverschrijdend en gewelddadig gedrag nemen we
de vechtpartij als referentiepunt om een aantal bekende verklaringen van jeugdig
geweld te toetsen.
Zo kunnen we onze onderzoeksgegevens gebruiken om het verband tussen
onderwijstype en deelname aan een vechtpartij in beeld te brengen. Leerlingen uit
de BSO richting nemen beduidend meer deel aan een vechtpartij (61,9 procent)
dan TSO (50 procent) of ASO (50,4 procent) leerlingen. Statistisch gesproken
blijkt het verband echter gering. Eerder dan het onderwijstype, is er een relatie tus-
sen vechtgedrag en de mate waarin met het leuk vindt op school. In de groepen
leerlingen die de school 'heel leuk', 'beetje leuk' of neutraal' vinden, heeft de helft
ooit deelgenomen aan een vechtpartij. De jongeren die de school echter 'niet leuk
tot helemaal niet leuk' vinden, vertonen een merkelijk hogere score (71,7 procent).
In deze categorie blijken er wel dubbel zo veel jongens te zitten dan meisjes. Het
belang dat geslacht heeft op vechten mag dus niet onderschat worden.
Deze Antwerpse onderzoeksgegevens bevestigen bestaand jeugdcriminolo-
gisch onderzoek. Kijken we echter naar de invloed van de gezinssituatie op vecht-
gedrag, dan zijn we wel in staat één en ander te nuanceren. In de jeugdcriminolo-
gie wordt het verband tussen gezinssituatie en delinquent gedrag van jongeren
veelvuldig bevestigd. Een 'warm nest' zou immers betekenen dat jongeren de posi-
tieve band met hun ouders niet willen ondermijnen door delinquent gedrag te
stellen. Onze bevindingen verfijnen dat jeugdcriminologisch axioma. Wij bevraag-
den en verwerkten de gezinssituatie in twee antwoordcategorieën: 'ouders leven
samen' of 'ouders leven gescheiden'. Zo bevraagd, blijkt de gezinssituatie geen
ALER T – J AAR GAN G 32 – 2006 – N R. 4
4. { Werkveld } impact te hebben op het vechten van zoon of dochter. Daaruit kan afgeleid worden
dat ook gescheiden ouders een warm en preventief nest kunnen bouwen. Of
omgekeerd: een samenwonend gezin hoeft nog niet per definitie warm te zijn (zie
ook: Van Nuffel e.a., 2006).
EN ALS ZE ZELF AAN HET WOORD KOMEN?
Naast de schriftelijke bevraging van Antwerpse jongeren in alle onderwijstypes,
bestond het onderzoek ook uit diepte-interviews met jongeren uit het deeltijds
onderwijs. We selecteerden deze populatie om meer specifieke aanduidingen te
krijgen over de houding en het gedrag van deze jongeren ten aanzien van geweld.
Vermits uit vroeger onderzoek blijkt dat deze groep omschreven kan worden als
een bijzondere 'risicogroep' met betrekking tot delinquentie, spreekt het voor zich
dat de beschreven resultaten niet zondermeer kunnen verruimd worden naar de
ganse groep van jongeren.
Zoals hierboven al gesteld, wordt in de literatuur de cruciale rol van de
'peergroups' (bevriende leeftijdsgenoten) vaak beschreven. Vooral tijdens de ado-
lescentie hebben zij -eerder dan de ouders- een cruciale rol bij de verdere ontwik-
keling van zelfbeeld en gedrag. Die stelling wordt niet bevestigd in onze diepte-
interviews.
'Ik vind het helemaal niet belangrijk hoe andere mensen over mij den-
ken: ik ben gewoon mezelf, de rest kan me niets schelen. Enkel de
mening van mijn ouders telt.'
De bevraagde jongeren geven zelf ook een duidelijke boodschap met
betrekking tot hun verwachtingen ten aanzien van opvoeding in het gezin. Men
geeft aan dat er een behoefte is aan duidelijke kaders die van thuis uit moeten wor-
den meegegeven. Tegelijkertijd wordt gesignaleerd dat een aantal ouders die hou-
vast niet (meer) biedt. Daaronder gaat een traditioneel opvoedingsbeeld schuil:
'Kinderen moeten grenzen kennen, zo weten ze wat kan en niet kan!'
'Ik ben niet streng opgevoed, zelfs veel te los. Mijn beide ouders zijn veel
te meegaand. Wij mogen echt alles.'
'Als ik thuis meer regels had gehad thuis, dan had ik nu niet in het deel-
tijds onderwijs gezeten.'
Een andere invalshoek is de perceptie en afstand ten aanzien van maatschappelijke
instellingen zoals school en politie. Zij bekleden in de samenleving een machtspo-
sitie en daar nemen de bevraagde jongeren duidelijk afstand van.
ALERT – JAARGANG 32 – 2006 – NR. 4
5. { Jongeren en geweld }
'Ik vind school niet belangrijk: als ik iets wil doen, dan zal ik dat wel
leren door het zelf te doen. In de school word je echt opgelegd wat je
moet doen en dat heb ik niet graag'.
'Ik vind de politie eigenlijk niet zo goed, ik vind het maar lafaards. Ze
durven niet tussenkomen als er ergens gevochten wordt of zo, dan staan
ze daar maar wat te kijken omdat ze zelf te bang zijn'.
Geweld en respect blijken sterk met elkaar verbonden te zijn: wat of wie je respec-
teert, daar blijf je van af. De geïnterviewde jongeren passen hier ook 'neutralisatie-
technieken' toe: goederen ontvreemden van rijken kan en mag want het komt het
herstel van het materiële onevenwicht in onze samenleving ten goede. Dat blijkt
duidelijk uit de bevraging van de houding ten aanzien van diefstal.
'Iets in een winkel of warenhuis wegpakken is minder erg want winkels
zijn toch rijk genoeg.'
'lemands eigendom stelen is niet erg, afhankelijk bij wie je dat doet. Bij
rijke mensen mag dat'.
Rijkdom die makkelijk verkregen is, mag ontvreemd worden. Al gelden dergelijke
waardenoriëntaties natuurlijk niet voor alle bevraagde jongeren.
'Stelen is stelen, of iemand nu rijk of arm is. Het is niet van jou, dus blijf
je eraf.'
Schade ten aanzien van privépersonen wordt ook anders gewaardeerd dan bescha-
diging van openbare ruimte of gemeenschapsdiensten die 'van niemand zijn' en
waarbij je dus ook niemand kwaad doet.
'Met de tram rijden zonder te betalen is niet erg'.
(ON)VERANT WOORD GEWELD
Op bepaalde momenten kan geweld volgens sommige geïnterviewde jongeren ook
het juiste antwoord zijn. Soms moet je je namelijk ook kunnen verdedigen en
respect afdwingen.
'Als iemand van je familie of vrienden beledigd wordt of je bent getuige
van racisme, dan kan het grijpen naar geweld gerechtvaardigd worden.'
'Als iemand je begint te slaan dan doe je wel iets terug om jezelf te ver-
dedigen. Je kan je toch niet laten doen? Dus teruggrijpen naar geweld
om je te verdedigen vind ik minder erg'.
ALER T – J AAR GAN G 32 – 2006 – N R. 4
6. { Werkveld } In sommige gevallen vinden jongeren geweld dus toelaatbaar. Toch blijft impulsief
een traditioneel waardenpatroon overeind: 'zwakkeren mogen niet geviseerd wor-
den', 'een jonger iemand is voor een ouder iemand geen partij' en 'er moet met
gelijke wapens worden gestreden'.
'Een zwakkere sla of schop je niet: een kind, een meisje, een bejaarde.'
'Het is niet erg om iemand uit te schelden in zijn gezicht, dan weet ten
minste de persoon wat je van hem vindt. Wel erg is een groep die een
enkeling uitscheldt'.
Aansluitend bij dit traditioneel waardenpatroon, staan ook seksueel geweld of
geweld ten aanzien van vrouwen buiten discussie: 'dat kan niet en nooit!'. Daaruit
zou kunnen afgeleid worden dat bij jongeren (nog steeds) een traditioneel vrouw-
beeld aanwezig is.
'Meisjes moet je met zachtheid behandelen.'
'Iemand dwingen voor seks is niet normaal, je moet dat altijd zelf wil-
len. Dwingen wil zeggen dat je niet van haar houdt!'
Ook het gebruik van wapens wordt door de bevraagde jongeren unaniem verwor-
pen.
'Elk wapen is even agressief. Wapens hoeven niet!'
De houding van jongeren ten aanzien van geweld is dus gedifferentieerd, varië-
rend van geweld dat verantwoord kan zijn tot geweld dat onvoorwaardelijk ver-
werpelijk is.
ZELF AAN DE SLAG
Sommige jongeren getuigen ook over hun eigen criminele feiten. Ook die feiten
variëren van kattenkwaad tot erger.
'Het gaat dan over kleine overvallen, niet op winkels of zo hé, maar op
mensen. Zo wat 'kleine business'. Je stelt dan een kleine planning op. Je
bent met twee of met drie en spreekt op voorhand af voor wie je wat gaat
stelen.'
Geweld wordt dus in belangrijke mate gepleegd in groepsverband. Het valt daarbij
op dat niet alleen 'geweld om de kick' een motief is; men pleegt ook geweld omdat
het echt nodig is.
ALERT – JAARGANG 32 – 2006 – NR. 4
7. { Jongeren en geweld }
'Mijn laatste crimineel feit is ongeveer een jaar geleden en dat was met
die vrienden. Maar dat was dan ook echt in een noodsituatie van 'we
need money, we've got to do this'. Toen was dat in een park, twee men-
sen met een homoseksuele geaardheid en zo'n mensen kan ik niet uit-
staan. 'We robbed them' om het zo maar te zeggen.'
Eens die grensoverschrijdende stap gezet is, kan je je een nieuwe (culturele) identi-
teit aanmeten en ermee uitpakken.
'Mensen in Stuivenberg en Linkeroever denken dat ze in een getto leven
maar ik ben al in Londen, Frankrijk en Amsterdam geweest en daar is 't
echt wel tien keer zo erg. In augustus ga ik met mijn beste vriend drie
weken naar Londen, een beetje chillen, geld op doen en zo. De toeristen-
wijken zijn stom, wij gaan naar 'the projects', wij willen de 'hustlers'
zien, 'the ballers' om het zo maar te zeggen.'
Bovenstaande citaten maken duidelijk dat ook het taalgebruik een essentieel
onderdeel is van deze cultuur. Opbouw van een imago gaat hand in hand met de
taal die men gebruikt. Dat doet verschillende vragen stellen. In welke mate wordt
dit taalgebruik ook gekopieerd vanuit film, TV of PC-games? Tevens blijft de vraag
of het stoere taalgebruik wel een waarheidsgetrouwe weergave is van het werkelijk
gedrag.
ONGEWENSTE RELATIES
De zeer recente actualiteit versterkt de (over)gevoeligheid voor het geweldsthema.
Om te vatten vanwaar die zogenaamde opstoot van geweld vandaan komt, willen
mensen antwoorden krijgen op vele vragen. Men probeert oorzaken en verbanden
te vinden. Zo wordt het debat in Vlaanderen op dit moment gekleurd door ver-
schillende vragen: wat is het verband tussen opvoeding en geweld, wat is het ver-
band tussen media en geweld, is er een verband tussen geweld en (bepaalde) jeugd-
subculturele uitingen, is er een verband tussen geweld en racisme of fundamenta-
lisme?
Bewust hebben we in dit onderzoek geen sluitende antwoorden willen formule-
ren op deze vragen. Het lijkt ons weinig wenselijk om een dergelijk complex feno-
meen te reduceren tot enkele voor de hand liggende verbanden. Want hoewel je
geweld wel kan waarnemen of ervaren ('buitenkant van geweld'), kan je niet
doordringen tot de interne motiveringsprocessen van de dader. Ook de recente
ALER T – J AAR GAN G 32 – 2006 – N R. 4
8. { Werkveld } gebeurtenissen mogen ons niet in de verleiding brengen om gemoedsrust te zoe-
ken in al te simpele oorzakelijke verbanden. Dat we dus ook vandaag de vinger
niet rechtstreeks op de 'wonde' kunnen leggen, lijkt frustrerend. Een trefzekere én
universele aanpak van gewelddadig gedrag, blijft een brug te ver. Geweld is dan
ook één van de meest ingewikkelde vormen van jeugdgedrag. Voor ons onderzoek
houdt dit in dat de betekenis van zo'n eigentijds snapshot dan ook bijzonder
beperkt is en met de nodige relativiteit moet benaderd worden. Voortdurend
multidisciplinair onderzoek, met betrokkenheid van de jongeren zelf, blijft nood-
zakelijk.
KIND VAN ZIJN TIJD
Bovendien evolueren houdingen en gedrag doorheen de tijd. Jongeren reageren
doorgaans 'gevoeliger' op die evoluerende tijdsomstandigheden omdat zij op de
'moeilijke' momenten in hun leven toch hun eigen weg moeten uitstippelen. Ook
in dit perspectief is volgehouden onderzoek nodig. Wat op het ene moment op de
achtergrond verdoken blijkt, staat op een ander moment in de schijnwerpers. Een
recent Brits onderzoek illustreert mooi hoe tijdsgebonden (gewelddadig) gedrag
van jongeren gelezen moet worden. Aan de overkant van de plas werden onder-
zoeksgegevens van 1985 vergeleken met data van 2005 (Williams e.a., 2006). Aan
zo'n 850 jongeren van veertien en vijftien jaar werd in beide jaren, een vergelijkba-
re vragenlijst met een dertigtal items voorgelegd over pesten, vandalisme, diefstal,
vechten, drinken en druggebruik.
'The good news and perhaps unexpected is that the 2005 youngsters
have less problematic behaviour than the 1985 cohort and even with the
problematic behaviour, drugs, drink and sex, this is still a minority acti-
vity. (…) The bad news, however is that 20 years ago boys drugged,
drank, smoked, truanted, stole, vandalised and fought more than girls.
Today it is very different: girls smoked and binge drank 'significantly'
more than boys.'
Deze ontwikkeling is een krachtige illustratie voor het tijdsgebonden karakter van
het (gewelddadig) jeugdgedrag. Dat wij in ons onderzoek (nog) een groter ver-
schil vinden tussen het gedrag van jongens en meisjes, kan wellicht verklaard
worden door het verschil in culturele context. De Vlaamse meisjes liggen nog
steeds dichterbij een traditioneel rollenpatroon. Zo schept bijvoorbeeld de extra-
vagante en uitdagende manier waarop Britse meisjes hun 'Saturday night fever'
ALERT – JAARGANG 32 – 2006 – NR. 4
9. beleven een heel ander klimaat dan hoe Vlaamse meisjes uitgaan. Maar ook dat
{ Jongeren en geweld }
kan en zal stilaan veranderen… Of hoe geweld, tijd en cultuur met elkaar verbon-
den zijn…
Wim Verzelen is docent aan de Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen, departement Sociaal-Agogisch
werk en bereikbaar via wim.verzelen@KdG.be
1
Het betreft een leeronderzoek dat in de periode 2004-2006 uitgevoerd werd binnen de opleiding
Sociologie en Master Sociaal Werk van de Universiteit Antwerpen (prof. Luc Goossens) in samenwerking
met het departement Sociaal-Agogisch werk van de Karel de Grote-Hogeschool (Wim Verzelen).
Volgende studenten voerden het onderzoek uit: Buijs Dorien, Buyssens Tim, D’haese Joris, Geraets Hilde,
Goetschalckx Katrien, Kerremans Leen, Lucas Aline, Meskens Heidi, Noak Nadine, Proost Famke,Van
Antwerpen Virginie en Verstraelen Bert. Het onderzoek kaderde in een internationale samenwerking
met de Hogeschool Rotterdam.
Verwijzingen
Anderson, E. (1999,) Code of the Street: Decency,Violence, and the Moral Life of the Inner City, New York,
W.W. Norton
Hirschi,T. (1969), Causes of delinquency, Berkeley, University of California Press
Van Nuffel K., Rutgeers, E. en Sinnaeve I. (2006), 'Married with children?!. Gezin in het jeugdonderzoek
2000-2005' in Vettenburg, Elchardus en Walgrave (red.), Jongeren van nu en straks, Leuven, Lannoo
Campus, 19-46
Williams,R., Pritchard, C. (2006), Breaking the cycle of educational alienation, a multiprofessional
approach, Open University Press
ALER T – J AAR GAN G 32 – 2006 – N R. 4