SlideShare a Scribd company logo
Technische en praktische voorschriften

                                                                                            N
ZWN 18-6 KE
ZWN 24-6 KE
ZSN 24-6 KE
                                              Ceranorm
gasketels voor schouwaansluiting




                                          Een onberispelijke werking kan slechts dan gewaarborgd
                                          worden, wanneer de technische voorschriften strikt opge-
                                          volgd worden. Wijzigingen voorbehouden.
                                          Wij verzoeken U deze voorschriften aandachtig te lezen
                                          en ze aan de gebruiker te overhandigen. Deze laatste
                                          dient ze zorgvuldig te bewaren.
                                          DE INSTALLATIE, DE INBEDRIJFSTELLING, HET
                                          ONDERHOUD EN DE NAVERKOOPSERVICE MOETEN
                                          DOOR EEN ERKENDE INSTALLATEUR GEBEUREN.



Deze gaswandketels dragen het keurmerk:




cat. I2E+ (aardgas)
cat. I3+ (vloeibaar gas)



nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60
2630 AARTSELAAR
TEL : 03 887 20 60
FAX : 03 877 01 29
Deutsche Fassung auf Anfrage erhältlich                             6 720 611 573 (8.2003 BL-NL)
VOOR UW VEILIGHEID:
WAT TE DOEN BIJ GASGEUR?
•   gaskraan dichtdraaien
•   vensters openen
•   geen elektrische schakelaars bedienen
•   alle open vuur doven
•   de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS verwittigen



INHOUD                                                                             blz.
AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN                                                         4
BESCHRIJVING VAN DE KETELS                                                          5
TECHNISCHE GEGEVENS                                                                 6
OPBOUW VAN DE KETEL                                                                 7
SCHEMA EN FUNCTIES ZWN 18-6 & 24-6 KE                                               8
SCHEMA EN FUNCTIES ZSN 24-6 KE                                                      9
ELEKTRISCH SCHEMA                                                                  10
INSTALLATIE                                                                        11
 - algemeen                                                                        11
 - belangrijk                                                                      11
 - installatie in een kast                                                         11
 - montageplaat                                                                    12
 - bevestiging van de ketel                                                        13
 - hydraulische aansluiting                                                        13
 - gasaansluiting                                                                  14
 - elektrische aansluitingen                                                       15
    - bedrading                                                                    15
    - aansluiting regelaar                                                         16
    - aansluiten van een temperatuurbegrenzer in een vloerverwarmingsinstallatie   16
    - aansluiten van de boiler (bij ZSN)                                           17
INBEDRIJFNAME                                                                      17
 - voor de inbedrijfname                                                           18
 - in-/uitschakelen                                                                18
 - verwarming inschakelen                                                          18
 - temperatuurregeling                                                             18
 - ketels ZSN warmwatertemperatuur instellen                                       19
 - ketels ZWN warmwatertemperatuur instellen                                       19
 - zomerbedrijf                                                                    20
 - rookgasbeveiliging                                                              20
 - vorstbeveiliging                                                                20
 - storingen                                                                       20
 - pompblokkeringsbeveiliging                                                      21
INDIVIDUELE INSTELLING DOOR DE INSTALLATEUR                                        21
 - manuele instellingen                                                            21
    - grootte van het expansievat testen                                           21
    - instellen van de aanvoertemperatuur                                          21
    - begrenzing van de aanvoertemperatuur                                         21
    - wijzigen van de aanvoertemperatuurbegrenzing                                 21
    - kenlijn van de circulatiepomp wijzigen                                       22
 - Heatronic instellingen                                                          22
    - bediening van Heatronic                                                      22
    - pompschakeling kiezen voor verwarmingsbedrijf                                23
    - opwarmingsvermogen boiler                                                    24
    - instellen van de antipendel blokkering                                       25
    - maximum aanvoertemperatuur instellen                                         25
    - inschakelen van het schakeldifferentieel van de ketelaquastaat               26
    - automatisch antipendelprogramma                                              27
    - verwarmingsvermogen instellen                                                27
    - antipendeltijd warmhouden bij ZWN                                            28




                                                          2
INHOUD                                                   blz.
GASREGELING                                              29
ONDERRICHTINGEN                                          29
- nota voor de installateur                              29
- nota voor de gebruiker                                 29
- controle van de ketel                                  29
- reinigen van de mantel                                 29
CONTROLE EN ONDERHOUD                                    30
- checklist voor het onderhoud                           30
- beschrijving van het onderhoud                         30
  - laatste foutmelding oproepen                         30
  - ionisatiestroom controleren                          30
  - branderkamer, spuitstukken en brander reinigen       31
  - warmtewisselaar reinigen                             31
  - rookgasbeveiligingen controleren                     31
  - warm water (ZWN)                                     32
  - expansievat                                          32
  - vuldruk van de verwarmingsinstallatie                32
- wisselstukken en smeermiddelen                         33
- wat te doen bij storingen?                             33
NUTTIGE INLICHTINGEN                                     34
BELANGRIJKE NOTA’S                                       35
NAVERKOOPSERVICE                                         35
WAARBORG                                                 35
NUTTIGE ADRESSEN                                         36




                                                     3
1. AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN




Fig. 1




                                                                                           montageplaat
 Fig. 2



1    CV-afsluitkraan 3/4’‘ (aanvoer)                      101     mantel
2    nippel 1/2’‘ (sanitair warm water)                   103     deksel van bedieningspaneel
3    reductie 1’‘ → 1/2’‘ (gasaansluiting)                103.1   openingstoets deksel bedieningspaneel
4    aardgaskraan 1/2’‘                                   110     aansluitmoer (aanvoer en terugvoerleiding)
5    sanitaire afsluitkraan 1/2’‘ (sanitair koud water)   111     dichting
6    CV-afsluitkraan 3/4’‘ (terugvoer)                    338     plaats op de muur voor de elektrische kabel (indien
13   montageplaat                                                 de bedrading achter de ketel aangebracht werd)


                                                          4
2. BESCHRIJVING VAN DE KETELS
Gaswandketels met elektronische ontsteking, ionisatiebeveiliging, schouwaansluiting, en modulerende werking.
Uitgerust met terugslagbeveiliging (TTB) en oververhittingbeveiliging. Type ZWN met warmwaterbereiding. Het type
ZSN is geschikt voor aansluiting aan een indirect verwarmde boiler.

Technische benamingen:                                               Commerciële benamingen:
ZWN 18-6 KE 23 S 3692 (aardgas)
                                                                     ZWN 18-6 KE Ceranorm
ZWN 18-6 KE 31 S 3692 (vloeibaar gas)
ZWN 24-6 KE 23 S 3692 (aardgas)
                                                                     ZWN 24-6 KE Ceranorm
ZWN 24-6 KE 31 S 3692 (vloeibaar gas)
ZSN 24-6 KE 23 S 3692 (aardgas)
                                                                     ZSN 24-6 KE Ceranorm
ZSN 24-6 KE 31 S 3692 (vloeibaar gas)

Algemene informatie
Deze ketel aan de hand van de volgende richtlijnen zorgvuldig installeren.
Type afvoer: B11BS.
De ketels op aardgas dragen het HR+ keurmerk.
De ketels zijn gekeurd op basis van de lastenkohieren CE en worden vanuit de fabriek geregeld en verzegeld over-
eenkomstig categorie I2E+ (aardgas) of I3+ (vloeibaar gas).

Kencijfer             Gasfamilie
23                    aardgas G 20 en G 25
31                    propaan G 30

ZWN …       = verwarming + warmwaterbereiding
ZSN …       = verwarming + opwarming boiler




                                                          5
3. TECHNISCHE GEGEVENS

Types                                                    ZWN 18-6 KE   ZWN 24-6 KE   ZSN 24-6 KE
Max. nominaal vermogen (Pn max)              kW             18,2          24,3          24,3
Max. nominale belasting (Qn max)             kW             20,2          27,0          27,0
Min. nominaal vermogen (Pn min)              kW              9,1          10,9          10,9
Min. belasting (Qn min)                      kW             10,1          12,1          12,1
Maximumvermogen sanitair warm water          kW             18,2          24,3          24,3
Maximale belasting sanitair warm water       kW             20,2          27,0          27,0
Voedingsdruk
aardgas G 20                                 mbar            20            20            20
aardgas G 25                                 mbar            25            25            25
propaangas                                   mbar            37            37            37
Gasdebiet
aardgas G 20 (15°C - 760 mmHG)               m3/h           2,15           2,9           2,9
aardgas G 25 (15°C - 760 mmHG)               m3/h            2,5           3,3           3,3
vloeibaar gas                                kg/h            1,6           2,1           2,1
Expansievat werkdruk                         bar            0,75          0,75          0,75
            totaalinhoud                      l              11            11            11
Minimale schoorsteentrek                     mbar           0,015         0,015         0,015
Rookgastemperatuur bij Pn max                 °C             142           132           132
Rookgastemperatuur bij Pn min                 °C              95            89           89
Rookgasdebiet bij Pn max                    gr/sec           12,2          17,6         17,6
Rookgasdebiet bij Pn min                    gr/sec           10,4          14,3         14,3
CO2 bij Pnmax (G 20)                          %              6,8           6,2           6,2
CO2 bij Pnmin (G 20)                          %              3,8           3,3           3,3
NOx-klasse                                                    5             5             5
NOx                                         mg/kWh           ≤ 25          ≤ 25         ≤ 25
Elektrische aansluiting                      V/Hz          230 / 50      230 / 50      230 / 50
Vermogenopname                                W              100           100           100
Geluidsniveau                               dB(A)             36            36           36
Beschermingsgraad                             IP            X4D           X4D           X4D
Type rookgasafvoer                                          B11BS         B11BS         B11BS
Max. aanvoertemperatuur                       °C             90            90            90
Max. werkingsdruk (verwarming)               bar              3             3             3
Toegelaten omgevingstemperatuur               °C            0 - 60        0 - 50        0 - 50
Inhoud warmtewisselaar                         l             1,9           1,9
Netto gewicht                                 kg             35            43            38


Sanitair warmwaterdebiet    bij ∆t = 50 K    l/min           5,0           6,5
(koud water 10°C)           bij ∆t = 25 K    l/min          10,0          13,0
Max. instelbare uitlooptemperatuur            °C           40 - 60       40 - 60
Max. sanitaire waterdruk                     bar             10            10
Min. dynamische waterdruk                    bar             0,3           0,3
Begrensde doorstroming                       l/min           5,2           6,9




                                                     6
4. OPBOUW VAN DE KETEL




Fig. 3


3        meetstut voor branderdruk                  33     ontstekingselektrode
4        bedieningspaneel Heatronic                 36.1   aanvoertemperatuurvoeler
6        temperatuurbegrenzer warmtewisselaar       36.2   temperatuurvoeler brander
6.1      rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker   39     trekonderbreker
6.2      rookgasbeveiliging branderkamer            43     aanvoer verwarmingswater
6.3      NTC warm water                             56     gasblok
7        meetstut voor gasaansluitdruk              63     regelschroef voor maximum gasdebiet (verzegeld)
8.1      manometer                                  64     regelschroef voor minimum gasdebiet (verzegeld)
15       overdrukventiel                            88     driewegkraan
18       circulatiepomp                             98     watervalve (ZWN)
18.1     schakelaar toerental circulatiepomp        102    controleopening
20       expansievat                                120    ophangpunten
27       automatische ontluchter                    295    typeaanduiding
29       spuitstukkencollector                      355    platenwarmtewisselaar (ZWN)
32       ionisatie-elektrode                        413    turbine (ZWN)



                                                    7
5a. SCHEMA & FUNCTIES ZWN 18-6 & 24-6 KE




Fig. 4




3        meetstut voor branderdruk                      44     sanitair warm water
4        bedieningspaneel Heatronic                     45     gas
6        temperatuurbegrenzer                           46     sanitair koud water
6.1      rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker       47     terugvoer verwarmingswater
6.2      rookgasbeveiliging branderkamer                48     afvoer (niet bijgeleverd)
6.3      NTC warm water (ZWN)                           55     gasfilter
7        meetstut voor gasaansluitdruk                  56     gasblok
8.1      manometer                                      57     hoofdventielschotel
11       bypass                                         63     regelschroef voor maximum gasdebiet (verzegeld)
13       montageplaat                                   64     regelschroef voor minimum gasdebiet (verzegeld)
14       overlooptrechter (niet bijgeleverd)            69     regelventiel
15       veiligheidsklep                                69.1   regelventiel stuurdruk
18       circulatiepomp                                 84     motor driewegkraan
20       expansievat                                    88     driewegkraan
26       ventiel voor stikstofvulling                   90     venturi
27       automatische ontluchter                        91     overdrukventiel sanitair
30       brander                                        93     waterdebietregelaar
32       ionisatie-elektrode                            94     membraan
33       ontstekingselektrode                           98     watervalve
35       warmtewisselaar                                185    terugslagklep
36.1     aanvoertemperatuurvoeler                       355    platenwarmtewisselaar (ZWN)
36.2     temperatuurvoeler brander                      413    turbine (ZWN)
43       aanvoer verwarmingswater                       442    rookgastemperatuurplaat



                                                    8
5b. SCHEMA & FUNCTIES ZSN 24-6 KE




Fig. 5

3        meetstut voor branderdruk                      36.1   aanvoertemperatuurvoeler
4        bedieningspaneel Heatronic                     36.2   temperatuurvoeler brander
6        temperatuurbegrenzer                           43     aanvoer verwarmingswater
6.1      rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker       45     gas
6.2      rookgasbeveiliging branderkamer                47     terugvoer verwarmingswater
7        meetstut voor gasaansluitdruk                  48     afvoer (niet bijgeleverd)
8.1      manometer                                      55     gasfilter
11       bypass                                         56     gasblok
13       montageplaat                                   57     hoofdventielschotel
14       overlooptrechter (niet bijgeleverd)            63     regelschroef voor maximum gasdebiet (verzegeld)
15       veiligheidsklep                                64     regelschroef voor minimum gasdebiet (verzegeld)
18       circulatiepomp                                 69     regelventiel
20       expansievat                                    69.1   regelventiel stuurdruk
26       ventiel voor stikstofvulling                   71     vertrek naar boiler (ZSN)
27       automatische ontluchter                        72     terugvoer uit boiler (ZSN)
30       brander                                        84     motor driewegkraan
32       ionisatie-elektrode                            88     driewegkraan
33       ontstekingselektrode                           442    rookgastemperatuurplaat
35       warmtewisselaar




                                                    9
6. ELEKTRISCH SCHEMA




  Fig. 6




4.1    ontstekingstransformator                    300     codeerstekker
6      temperatuurbegrenzer warmtewisselaar        302     aansluiting voor aarding
6.1    rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker    303     aansluiting boiler NTC (ZSN)
6.2    rookgasbeveiliging branderkamer             310     temperatuurregelaar warm water
6.3    NTC warm water (ZWN)                        312     zekering T 1,6 A
18     circulatiepomp                              313     zekering T 0,5 A
32     ionisatie-elektrode                         314     stekkeraansluiting interne regelaar / busmodule
33     ontstekingselektrode                        315     klemmenblok externe regelaar
36.1   aanvoertemperatuurvoeler                    317     display
36.2   temperatuurvoeler brander                   318     klemmenblok voor schakelklok
52     elektromagneet 1                            319     stekkeraansluiting voor boilerthermostaat
52.1   elektromagneet 2                            328     klemmenblok 230 V/AC
56     gasblok                                     328.1   brug LS- LR
61     ontgrendeltoets                             329     aansluiting LSM
68     regelmagneetklep                            363     controlelampje brander
84     motor driewegkraan (ZWN)                    364     controlelampje (netaansluiting aan)
135    hoofdschakelaar                             365     druktoets schoorsteenveger
136    temperatuurregelaar CV-water                366     servicetoets
151    zekering T 2,5 A - 230 V/AC                 367     ECO-toets
153    transformator                               413     turbine (ZWN)
161    brug 8 - 9




                                                  10
7. INSTALLATIE
Algemeen
Deze ketel dient door een bevoegd installateur te worden geplaatst. Hij dient zich te houden aan de geldende natio-
nale en plaatselijke voorschriften. In geval van twijfel dient hij zich te informeren bij de officiële instanties of bij
SERVICO nv.

Belangrijk
Het toestel waterpas hangen.
Let erop de volgende minimumafstanden te voorzien:
• tussen toestel en plafond 30 cm
• onder het toestel minimum 30 cm
• rondom het toestel 10 cm
Het toestel moet in een vorstvrije ruimte met voldoende luchttoevoer geïnstalleerd worden.
Het toestel mag niet gemonteerd worden in ruimten met agressieve dampen (bvb. sprays) of in ruimten waarin
kunststoffen of lakken verwerkt worden. In dit geval kan een toestel ZSN 24-6 AE of ZWN 24-6 AE (met gestuwde
afvoer) geïnstalleerd worden.
Wanneer het toestel in een ruimte, voorzien van een afzuigsysteem (bvb. dampkap) geplaatst wordt, moeten de
nodige maatregelen genomen worden om onderdruk in deze ruimte te voorkomen. Dergelijke systemen kunnen de
schouwtrek verminderen en het toestel in veiligheid schakelen (TTB).
Om corrosie te vermijden mag de verbrandingslucht voor de ketel evenwel geen agressieve dampen bevatten.
Ketels op vloeibaar gas: Aangezien vloeibaar gas zwaarder is dan lucht, moeten deze toestellen en de leidingen
steeds in ruimten met een benedenverluchting boven de begane grond, geplaatst worden.
De ketel moet overeenkomstig de voorschriften van het A.R.E.I. geïnstalleerd worden. De ketel is IPX 4 gekeurd en
mag niet boven bad of douche, maximum in het beschermingsvolume, geplaatst worden.
In geen geval het toestel tegen een wand uit brandbaar materiaal plaatsen.
Brandbare stoffen moeten vuurwerend bekleed worden.
De maximale temperatuur van de buitenmantel ligt onder de 85°C, zodat er behalve voor omkastingen (zie fig. 7) geen
speciale voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden.

7.1 Installatie in een kast
In dit geval dienen twee verluchtingsopeningen (volgens de norm NBN D 51-003 - met minstens 200 cm² vrije
opening), uitgevend op de installatieruimte, te worden voorzien. Voorzie de ene opening hoger dan en de andere
lager dan de mantel van het toestel. Indien de verluchtingsopeningen niet volledig vrij zijn, dan dienen de hoogte en
de breedte ervan verhoudingswijze te worden vergroot.




                                                                                           Fig. 7




                                                          11
7.2 Montageplaat
Bij de gasketel hoort deze afzonderlijk verpakte en eventueel vooraf leverbare montageplaat waarmee de leidingen
reeds kunnen gemonteerd worden zonder de ketel. De verbinding tussen gasketel en montageplaat gebeurt met vijf
dichtingen. Deze zijn opgehangen aan de onderkant van de gasketel.
De afsluitkranen vergemakkelijken in belangrijke mate de eventuele demontage van de ketel. U dient de volledige set
te gebruiken.




  Fig. 8                                                                                                               7

  1   CV-afsluitkraan 3/4’’ (aanvoer)                                  5   sanitaire afsluitkraan 1/2’’ (sanitair koud water)
  2   nippel 1/2’’ (sanitair warm water)                               6   CV-afsluitkraan 3/4’’ (terugvoer)
  3   reductie 1’’ → 1/2’’ (gasaansluiting)                            7   bevestigingsset
  4   aardgaskraan 1/2’’                                              13   montageplaat

   CV-afsluitkranen 3/4’’        sanitaire afsluitkraan 1/2’’              aardgaskraan 1/2’’           vloeibaar gaskraan 1/2’’




Fig. 9
gesloten          geopend      gesloten           geopend            gesloten          geopend


                                                                 Opmerking : Wanneer de ketel ZSN niet aan een boiler
                                                                 aangesloten wordt, dan moeten de aansluitingen 2 en 5
                                                                 (fig. 8) afgesloten worden. U kan hiervoor het toebehoren
                                                                 N° 304 (bijgeleverd bij de ketel) gebruiken.




                                                                12
7.3 Bevestiging van de ketel
Voorzie de twee ophangbouten zoals aangeduid in fig. 1.
                                                     Mantel demonteren (Fig. 10)
                                                       Verwijder de borgschroef rechts aan de zijkant (1).
                                                       Druk beide blokkeerhendels naar achteren (2).
                                                       Verwijder de mantel naar voren toe (3).

                                                     Bevestiging voorbereiden
                                                       Teken de gaten aan voor het bevestigen van de ketel aan de
                                                       muur en boor de gaten (zie fig. 1).
                                                       Pluggen monteren.
                                                       Dichtingen op de nippels van de montageplaat leggen.

                                                     Ketel bevestigen
                                                       Ketel op de voorbereide aansluitingen zetten en met de bij-
                                                       verpakte ringen en schroeven op de wand monteren.
                                                       Moeren op de aansluitingen vastdraaien.


Fig. 10

7.4 Hydraulische aansluiting
De doormeter van de leidingen dient te worden berekend volgens de behoeften van de ketel en van de installatie.
De installatie moet voor de plaatsing van de ketel worden doorgespoeld.
De installatie van gegalvaniseerde radiatoren en/of leidingen wordt afgeraden omwille van gasvorming in de
installatie.
Beschermproducten:
                        Product                                                    Fabrikant
                    Protector Copal                                                 Fernox
                     Sentinel X 100                                              Betz Dearborn
Vorstwerende middelen:
                     Product                                                       Fabrikant
                Protector Alphi 11                                                   Fernox
                   Varidos FSK                                                  Schilling Chemie
Reinigingsproducten:
                       Product                                                     Fabrikant
      Restorer IC 20 (Superfloc Universal cleaner)                                   Fernox
                       Acitol-L                                                 Schilling Chemie
Let op: de door de fabrikant voorgeschreven concentraties niet overschrijden!
Bij ketels ZWN moet, bij vorstgevaar, de sanitaire kringloop geledigd kunnen worden door middel van een, apart te
voorzien, leegloopkraantje.
Dichtingproducten, om kleine lekken in de installatie tegen te gaan, mogen onder geen enkele voorwaarde in de
ketel terechtkomen. De hierdoor ontstane schade valt buiten de waarborgvoorwaarden.
De plaatsing van een terugslagklep in de sanitaire koudwatertoevoer rechtstreeks onder de ketel is af te raden.
Wanneer deze terugslagklep door de waterbedelings-maatschappij verplicht wordt, moet men de nodige maatregelen
treffen om de maximaal toegelaten werkdruk van 12 bar in de sanitaire kring van de ketel niet te overschrijden. Plaats
ofwel een klein expansievat ofwel een veiligheidsgroep (max. 8 bar) met afvoer naar de riolering.
Bij installaties met kunststofbuizen moeten alle aansluitingen van de ketel (verwarming en sanitair) over een afstand
van minimum 1,5 m in metalen buizen (bvb. koper of ijzer) uitgevoerd worden.
Omdat onzuiverheden in het water tot puntcorrosie kunnen leiden, adviseren wij de installatie van een filter in de
koudwatertoevoerleiding.

Vullen en ledigen
Op het laagste punt van de installatie een vul- en aftapkraan voorzien. Respecteer de voorschriften van de water-
bedelingsmaatschappij.




                                                          13
Ketels in cascade schakelen
Er kunnen met TA 270 maximaal 3 ketels in cascade geschakeld worden.
Voor elke bijkomende ketel na de basisketel is een cascademodule BM 2 vereist.
   Montage volgens de montagevoorschriften van de module BM 2.

Overdrukventiel
Dit is in de ketel ingebouwd.

Circulatiegeluiden
Circulatiegeluiden kunnen door de montage van een drukverschiloverstroomventiel (bypass N° 263, bestelnummer
7 719 000 196) vermeden worden. (Raadpleeg Uw installateur)

Expansievat
De voordruk van het expansievat moet overeenkomen met de statische hoogte van de installatie.
Bij een maximum vertrektemperatuur van 90°C is de maximale waterinhoud (lit) van de installatie afhankelijk van de
statische hoogte (m) vanaf het toestel.
Door de druk in het expansievat, met behulp van het ventiel (fig. 4 & 5 nr. 26) tot 0,5 bar te beperken, kan in bijzon-
dere gevallen capaciteitsuitbreiding verkregen worden. Indien nodig moet een bijkomend vat geïnstalleerd worden op
de terugvoerleiding van de ketel.
Steeds aan te raden bij vloerverwarming.

7.5 Gasaansluiting
Gasleiding
De aardgasleidingen dienen gelegd te worden volgens de regels der kunst en de doormeter berekend volgens de
norm NBN D 51-003.
De gasleiding moet binnenin volledig zuiver zijn. Indien nodig de leiding doorblazen.
Bij installaties op aardgas moet men de BGV-gekeurde gasafsluitkraan (in de verpakking van de montageplaat)
gebruiken en rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de gasnippel van de montageplaat van de ketel.
De butaan-propaan installaties dienen strikt te beantwoorden aan de norm NBN D 51-006.
De bijgeleverde ‘‘lagedruk’‘-propaanafsluitkraan (met ronde knop) rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de
gasnippel van de montageplaat van de ketel.
Dichtheid van de ketel en van de gas- en wateraansluitingen nagaan. Om beschadiging van de gasblok te voor-
komen, moet bij de dichtheidsproef van de gasleiding, de gaskraan van de ketel gesloten worden. Max. proefdruk 150
mbar. Vooraleer de gaskraan terug te openen, de gasleiding drukloos maken. Een gasdruk hoger dan 150 mbar kan
de gasblok ernstig beschadigen. Is dit het geval, dan moet de volledige gasblok vervangen worden!

Afvoer verbrande gassen (NBN B 61-002)
Voor rookgasafvoer, ventilatie- en beluchtingopeningen dienen de normen NBN D 51-003, NBN D 51-006 en         NBN
D 61-002 strikt te worden gerespecteerd.
Voorzie een afvoer van ∅ 110 mm (ZWN 18) of ∅ 130 mm (ZWN/ZSN 24) voor de verbrande gassen.
Gebruik alleen aluminiumbuis om corrosie te vermijden.
Niet-gladde flexibels voor de aansluiting van het toestel aan de schoorsteen worden afgeraden.
Indien de schouw blootgesteld wordt aan lage buitentemperaturen, moet ze dubbelwandig en geïsoleerd uitgevoerd
worden.
Indien de schouw dwars door brandbare gedeelten gaat, moet men ze goed isoleren.
Verbrande gassen mogen noch bij de trekonderbreker, noch bij de afvoerbuizen ontsnappen. Proef doen met
dauwspiegel.
De trek van de schoorsteen moet voldoende zijn. (Ideaal 0,1 mbar onderdruk bij maximumvermogen) Er moet een
verticaal gedeelte van minstens 50 cm voorzien worden aan de uitgang van het toestel. Horizontale gedeelten zijn te
vermijden (max. ¼ van de totale schouwhoogte, maar begrensd op 1,5 m horizontaal).
Respecteer de plaats van de schoorsteenmond (zie fig. 61).
Afvoersystemen zoals dampkappen, ventilatoren,... kunnen de rookgasafvoer sterk beïnvloeden, waardoor het toestel
in storing gaat. In dat geval moeten extra luchttoevoeropeningen voorzien worden of moet een gesloten toestel (type
ZSN 24-6 AE of ZWN 24-6 AE) geplaatst worden.




                                                          14
7.6 Elektrische aansluitingen
7.6.1 Bedrading
De voorschriften van de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij en van het algemeen reglement op de elektrische
installaties (A.R.E.I.), moeten strikt opgevolgd worden.
De ketel is IPX 4-gekeurd en mag niet boven bad of douche, maximum in het beschermingsvolume, geplaatst worden.

           Vooraleer werken uit te voeren moet de stroomtoevoer onderbroken worden.

De gasketels zijn volledig gekableerd en ontstoord.
Afdekplaatje naar voor klappen en wegnemen (fig. 11). Schroef uitdraaien en afdekking naar voor uitnemen (fig. 12).
De kabeldoorvoer naar onder uitdrukken en afsnijden volgens de kabeldikte (fig. 13). De opening nooit groter maken
dan de kabeldikte, zoniet is de ketel niet meer spatwaterbeveiligd.
De ketel via de klemmen L, N en       (fig. 14) aan het net aansluiten. De kabeldoorvoer terug bevestigen. Andere
verbruikers mogen niet aftakken.
Elektrische installaties met 3 X 230 V zonder nulleider kunnen leiden tot storingen van de ketel. In dit geval de
aansluitingen aan de klemmen L en N verwisselen of een scheidingstransformator plaatsen.
De voedingsspanning moet minimaal 200 V/AC en maximaal 250 V/AC bedragen.
Indien de bedrading achter de ketel aangebracht werd, raden wij U aan deze bedrading minstens 50 cm uit de muur te
laten steken. De juiste plaats voor de toevoer vindt U terug in fig. 1 op blz. 4 (nr. 338 - donker veld).




Fig. 11                                                      Fig. 12




                                                             Fig. 14



 Fig. 13




                                                        15
7.6.2 Aansluiting regelaar

           HET IS VERBODEN NIET-JUNKERS REGELAPPARATUUR AAN TE SLUITEN.

                                    De voordelen van de modulerende regeling en de daaruit voortvloeiende
                                    gasbesparing,    kunnen    enkel   bekomen      worden met JUNKERS-
                                    kamerthermostaten TR 21, TR 100, TR 200 of TR 220 en met JUNKERS-
                                    weersafhankelijke regelingen TA 270 of TA 211 E.
                                    De regelaars TR 21, TR 100 en TR 200 worden aangesloten aan de klemmen
                                    1, 2 en 4 (zie fig. 15). In dit geval moet de 24 V/DC-stuurleiding gescheiden
                                    gelegd worden van het 230 V/AC-net.
                                    De regelaars TR 220 en TA 270 worden aangesloten met 4 draden aan de
                                    bijgeleverde module BM 1 (zie fig. 16).
                                    De regelaar TA 211 E wordt aangesloten volgens fig. 17.
                                    De montageplaats van de regelaar (pilootruimte) moet geschikt zijn voor de
                                    temperatuurregeling van de volledige verwarmingsinstallatie. Meestal is dit de
 Fig. 15                            woonplaats. Op de daar aanwezige verwarmingselementen mogen geen
                                    thermostatische kranen geplaatst worden.




Fig. 16                                                   Fig. 17


i   Raadpleeg eveneens de handleiding van de regelaar.


7.6.3 Aansluiten van een temperatuurbegrenzer in een vloerverwarmingsinstallatie
                                                          Bij verwarmingsinstallatie uitsluitend met vloerverwarming
                                                          en directe hydraulische aansluiting op de ketel, is een
                                                          temperatuurbegrenzer noodzakelijk.
                                                          Brug 8 - 9 verwijderen en temperatuurbegrenzer
                                                          aansluiten.




 Fig. 18




                                                         16
7.6.4 Aansluiten van de boiler (bij ZSN)
Aansluiten van een indirect gestookte boiler met NTC voeler (fig. 19)
Junkers-boilers met NTC voeler worden direct op de printplaat van de ketel aangesloten. De kabel met stekker zit bij
de boiler.
                                                             Doorvoer uitbreken.
                                                             Kabel van boiler NTC doorvoeren.
                                                             Stekker (1) onder aan de printplaat zelf aanbrengen.
                                                            (onder en niet op de klemmen 7 - 8 - 9)
                                                            De brug 8-9 mag NIET verwijderd worden.



   Fig. 19




Indirect verwarmde boiler met boileraquastaat (fig. 20)
                                                               Sluit de boiler aan op de klemmen 7, 8 en 9.
                                                               De brug 8-9 mag NIET verwijderd worden.




 Fig. 20


8. INBEDRIJFNAME




 Fig. 21



8.1    manometer                                           310    temperatuurregelaar warm water
15     veiligheidsklep                                     317    display
27.1   automatische ontluchter                             363    controlelamp voor werking brander
61     ontgrendeltoets                                     364    controlelamp (netaansluiting aan)
135    hoofdschakelaar                                     365    druktoets schoorsteenveger
136    temperatuurregelaar CV-water                        366    druktoets service
295    identificatieklever                                 367    druktoets ECO


                                                          17
8.1 Voor de inbedrijfname

        Waarschuwing : Ketel eerst vullen, vooraleer hem in bedrijf te nemen.

  Voordruk van het expansievat controleren (druk instellen overeenkomstig de statische hoogte van de installatie).
  Radiatorkranen opendraaien.
  Afsluitkranen CV (onder aan de ketel) opendraaien en installatie langzaam vullen tot 0,5 bar.
  Vul- en aftapkraan sluiten.
  Radiatoren ontluchten.
  Vul de verwarmingsinstallatie bij tot 1 tot 1,2 bar.
  Open de koudwaterafsluitkraan (ZWN)
  Controleren of de gassoort overeenkomt met de gassoort op de identificatieklever.
  Gaskraan openen.
  Breng de meegeleverde afschermklep voor de bedieningstoetsen aan.

        Opgelet : Er kan zich onder aan de warmtewisselaar condensatie vormen bij een koude start van de ketel.
        Dit is een normaal verschijnsel en is niet te wijten aan een lek in het toestel.

8.2 In-/Uitschakelen (fig. 22)
                                             Inschakelen
                                                Hoofdschakelaar inschakelen (in stand I zetten).
                                               Het controlelampje brandt groen en op het display verschijnt de
                                               aanvoertemperatuur.


                                             Uitschakelen
                                                Hoofdschakelaar uitschakelen (in stand O zetten).


                                             Fig. 22



        Gevaar : voor stroomschok!!
        De zekering (151 blz. 10) staat nog steeds onder spanning.
           Maak de aansluiting voor werkzaamheden aan het elektrische gedeelte altijd spanningsvrij (vanuit de
           zekeringkast of via de schakelaar van de installatie).

8.3 Verwarming inschakelen (fig. 23)
                                                 Temperatuurregelaar       verwarming verdraaien, om de aanvoer-
                                                 temperatuur van de verwarmingsinstallatie aan te passen:
                                                 – Vloerverwarming b.v. stand 3 (ongeveer 50°C),
                                                 – Lage temperatuurverwarming b.v. stand E (ongeveer 75°C).
                                                 – Verwarmingsinstallaties met aanvoertemperatuur van 90°C:
                                                   stand ‘’max’’ lagetemperatuurbegrenzing wegnemen.
                                                 Wanneer de brander in bedrijf is brandt het controlelampje rood.

                                                 Fig. 23

8.4 Temperatuurregeling (fig. 24)
                                                 Stel de kamerthermostaat op de gewenste temperatuur in.
                                                 Eventueel de weersafhankelijke regelaar op de juiste stooklijn en de
                                                 gepaste bedrijfsstand zetten.


                                                 Raadpleeg de voorschriften van de regelapparatuur.


                                                 Fig. 24




                                                           18
8.5 Ketels ZSN: warmwatertemperatuur instellen

          Waarschuwing : Verbrandingsgevaar!!

            Temperatuur bij normaal gebruik niet hoger dan 60 ° C instellen.
            Temperatuur tot 70°C alleen kortstondig instellen voor thermische desinfectie (anti-legionella).
                                               Boiler met NTC-voeler
                                                   Boilertemperatuur met temperatuurinstelknop       van de ketel
                                                   instellen.
                                                   De warmwatertemperatuur wordt op het display aangegeven.

                                                   Raadpleeg de voorschriften van de boiler.
                                               Boiler met aquastaat
                                               Wanneer de boiler een eigen aquastaat heeft, is de
                                               temperatuurregelaar      op de ketel buiten werking.
                                                   Stel de warmwatertemperatuur in met de aquastaat van de boiler.
                                                   Bij een boiler met thermometer wordt de warmwatertemperatuur op
Fig. 25
                                                   de boiler weergegeven.
stand regelaar                                               warmwatertemperatuur
linkeraanslag                                                ongeveer 10°C (vorstbeveiliging)
                                                             ongeveer 60°C
rechteraanslag (max) (voorbij blokkering)                    ongeveer 70°C
ECO-toets
Door de toets     in te drukken en kort vast te houden kan u kiezen tussen het comfortbedrijf (lampje ECO uit) en het
spaarbedrijf (lampje ECO aan).
Comfortbedrijf, toets brandt niet (fabrieksinstelling)
Boilervoorrang, hierbij wordt eerst de boiler opgewarmd tot de ingestelde temperatuur. Daarna gaat de ketel pas over
op verwarming.
ECO bedrijf, toets brandt
In de ECO-functie wisselt de ketel elke 12 minuten tussen verwarmingsfunctie en boiler opwarmen.

8.6 Ketels ZWN: warmwatertemperatuur instellen
                                               Bij ZWN kan de warmwatertemperatuur met de temperatuurregelaar
                                               tussen ongeveer 40°C en 60°C worden ingesteld.
                                               De ingestelde temperatuur wordt niet in het display weergegeven.


                                               Fig. 26




stand regelaar                                               warmwatertemperatuur
linkeraanslag                                                ongeveer 40°C
                                                             ongeveer 55°C
rechteraanslag                                               ongeveer 60°C
ECO-toets
Door de toets     in te drukken en kort vast te houden kan u kiezen tussen de comfortbedrijf en de spaarbedrijf.
Comfortbedrijf, toets brandt niet (fabrieksinstelling)
De ketel wordt voortdurend op de ingestelde temperatuur gehouden. Daardoor is de wachttijd bij warmwaterafname
tot een minimum beperkt. De ketel wordt daarom ingeschakeld, ook wanneer er geen warm water wordt afgenomen.


i   Deze positie verhoogt het risico van verkalking en heeft een meerverbruik tot gevolg.




                                                           19
ECO bedrijf, toets brandt
Het water wordt constant op ongeveer 26°C gehouden. Met de temperatuurregelaar        volledig naar links gedraaid
wordt het water NIET op de ingestelde temperatuur gehouden. De voorrang voor warm water blijft wel actief.
  Met comfort op commando
  Door kort openen en sluiten van de warmwaterkraan wordt het water tot de ingestelde temperatuur verwarmd. Na
  korte tijd is er onmiddellijk warm water beschikbaar.


i    Dit ‘’comfort op commando’’ geeft extra warmwatercomfort met een minimaal gas- en waterverbruik en beperkt de
     kalkvorming.

    Zonder comfort op commando
    Er wordt pas verwarmd zodra er warm water wordt getapt. Daardoor zijn er langere wachttijden tot er warm water
    beschikbaar is.


8.7 Zomerbedrijf            (alleen warm water)
Met weersafhankelijk regelaar:
  De temperatuurregelaar     niet verdraaien. De regelaar schakelt de verwarming automatisch uit bij de geprogram-
 meerde buitentemperatuur.
Met kamerthermostaat:
  Draai de temperatuurregelaar     helemaal naar links (10°C). De verwarming is uitgeschakeld. De warmwater-
 bereiding en de stroomtoevoer naar de thermostaat blijven behouden.
8.8 Rookgasbeveiliging
De ketel heeft twee rookgasbeveiligingen.
De rookgasbeveiliging op de trekonderbreker schakelt de ketel uit wanneer rookgassen via de trekonderbreker in de
installatieruimte komen. De foutmelding A4 verschijnt.
De rookgasbeveiliging op de branderkamer schakelt de ketel uit wanneer rookgassen uit de branderkamer
ontsnappen. De foutmelding A2 verschijnt.
Na ongeveer 15 min herstart de ketel automatisch.

          Let erop dat de houder van de rookgasvoeler niet verbogen wordt.

Test de rookgasbeveiliging bij de inbedrijfname (zie ook paragraaf 12.2.5)
Bij herhaalde storingsmelding A4 of A2 moet de installateur of de technische dienst van JUNKERS geraadpleegd
worden. De werking van de schouw moet verbeterd worden.
8.9 Vorstbeveiliging
   Verwarming in bedrijf laten met de temperatuurregelaar     minstens in stand 1.
Bij uitgeschakelde verwarming:
     Aan het CV-water de vorstwerende middelen Protector Alphi 11 (Fernox) of Varidos FSK (Schilling Chemie)
     toevoegen. (vorstbeveiliging alleen voor de verwarming).
     Let op: de door de fabrikant voorgeschreven concentraties niet overschrijden!
Vorstbeveiliging van de boiler:
  Temperatuurinstelknop         tot linkeraanslag draaien (10°C).
8.10 Storingen

i    Een overzicht van eventuele storingen vindt u in de tabel op blz. 33.

Tijdens het gebruik kunnen storingen optreden.
In het display wordt een storing weergegeven en de toets         kan knipperen.
Wanneer de toets       knippert:

 Druk op de toets      en houd deze vast tot in het display – – wordt weergegeven.
 De ketel treedt weer in werking en de keteltemperatuur wordt weergegeven.
Wanneer de toets    niet knippert:
 Schakel de ketel uit en weer aan.
 De ketel treedt weer in werking en de keteltemperatuur wordt weergegeven.
Wanneer de storing zich niet laat resetten:
 Waarschuw dan uw installateur of de technische dienst van Junkers.


                                                            20
8.11 Pompblokkeringsbeveiliging

i    Deze regeling verhindert het vastzitten van de pomp na een lange stilstandperiode.

De pomp draait 10 seconden, 24 uur na uitschakeling. Let op: de ketel moet ingeschakeld blijven.

9. INDIVIDUELE INSTELLING DOOR DE INSTALLATEUR
9.1 Manuele instellingen
9.1.1 Grootte van het expansievat testen
Het volgende diagram geeft aan of het ingebouwde expansievat voldoende is, of dat er een extern vat dient geplaatst
te worden (niet bij vloerverwarming).
Voor de getoonde kenlijnen wordt met volgende gegevens rekening houden:
  • 1 % waterinhoud in het expansievat of 20 % van het kenvolume in het expansievat.
  • Werkingsdrukverschil van het overdrukventiel van 0,5 bar, volgens DIN 3320.
  • De voordruk van het expansievat komt overeen met de statische opvoerhoogte van de installatie.
  • Maximale bedrijfsdruk: 3 bar.
                                                                        I     voordruk 0,2 bar
                                                                        II    voordruk 0,5 bar
                                                                        III   voordruk 0,75 bar
                                                                        IV    voordruk 1,0 bar
                                                                        V     voordruk 1,2 bar
                                                                        VI    voordruk 1,3 bar
                                                                        VII   voordruk 1,5 bar
                                                                        A     arbeidsbereik van het expansievat
                                                                        B     extra expansievat nodig
                                                                        tV    aanvoertemperatuur
                                                                        VA    inhoud in liter


                                                                              Fig. 27



    Wanneer het snijpunt rechts naast de curve ligt, moet een bijkomend expansievat geïnstalleerd worden.

9.1.2 Instellen van de aanvoertemperatuur
De aanvoertemperatuur is tussen 35°C en 88°C instelbaar.


i    Bij vloerverwarming op de maximale toegelaten aanvoertemperatuur letten.

9.1.3 Begrenzing van de aanvoertemperatuur
De temperatuurregelaar    is op stand E begrensd. Bij deze begrenzing is de maximale aanvoertemperatuur 75°C.
9.1.4 Wijzigen van de aanvoertemperatuurbegrenzing
Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoertemperatuur kan de begrenzing eruit genomen worden.
   Gele knop van de temperatuurregelaar      met een schroevendraaier losdraaien.
   Zet de gele knop 180° gedraaid weer in (punt naar binnen gericht). De aanvoertemperatuur wordt niet meer
   begrensd op 75°C.
                                                                       stand                  aanvoertemperatuur
                                                                         1                      ongeveer 35°C
                                                                         2                      ongeveer 43°C
                                                                         3                      ongeveer 51°C
                                                                         4                      ongeveer 59°C
                                                                         5                      ongeveer 67°C
                                                                         E                     ongeveer 75°C
                                                                        max                      ongeveer 88°C
Fig. 28




                                                          21
9.1.5 Kenlijn van de circulatiepomp wijzigen
Toerental van de pomp op de aansluitkast van de pomp instellen.
Fabrieksinstelling = schakelstand 3.


i   Kies een lage schakelstand, afhankelijk van het drukverlies in de installatie, om energie te besparen.

                                                                    1   kenlijn voor schakelstand 1
                                                                    2   kenlijn voor schakelstand 2
                                                                    3   kenlijn voor schakelstand 3
                                                                    H   resterende opvoerhoogte
                                                                    Q   omloophoeveelheid van het CV-water




                                                         Fig. 29




9.2 Heatronic instellingen
9.2.1 Bediening van Heatronic
De Heatronic module maakt een comfortabele instelling mogelijk, tevens kunnen de installateur en/of de naver-
koopservice van JUNKERS veel toestelfuncties controleren. De beschrijving beperkt zich tot de noodzakelijke functies
bij de inbedrijfname.
                                              Overzicht van het bedieningspaneel
                                              1 servicetoets
                                              2 schoorsteenvegertoets
                                              3 temperatuurregelknop aanvoertemperatuur
                                              4 temperatuurregelknop sanitair warm water
                                              5 display




                                               Fig. 30



Servicefunctie kiezen


i   Noteer de stand van de temperatuurregelaars
    op uitgangspositie.
                                                         en        . en draai de temperatuurregelaars na het instellen terug


De servicefunctie‘s zijn onderverdeeld in twee niveaus:
Niveau 1 omvat de servicefunctie‘s tot 4.9, Niveau 2 omvat de servicefunctie‘s vanaf 5.0.
   Om een servicefunctie uit niveau 1 op te vragen:
    servicetoets    indrukken en ingedrukt houden, tot op het display - - verschijnt.
    Om een servicefunctie uit niveau 2 op te vragen: de servicetoets       en de schoorsteenvegertoets            gelijktijdig
    indrukken en ingedrukt houden tot op het display = = verschijnt.
    Temperatuurregelaar      draaien, om de juiste servicefunctie te kiezen.




                                                              22
Servicefunctie                                                                                       Code        paragraaf
pompschakeling                                                                                        2.2          9.2.2
opwarmingsvermogen boiler (ZSN)                                                                       2.3          9.2.3
antipendelprogramma                                                                                   2.4          9.2.4
max. aanvoertemperatuur                                                                               2.5          9.2.5
schakeldifferentieel                                                                                  2.6          9.2.6
automatisch antipendelprogramma                                                                       2.7          9.2.7
maximum verwarmingsvermogen                                                                           5.0          9.2.8
antipendeltijd warmhouden (ZWN)                                                                       6.8          9.2.9

Waarde instellen
  Om de waarde in te stellen, temperatuurregelknop warm water                draaien.
Waarde vastleggen
    Niveau 1: de servicetoets          indrukken en ingedrukt houden totdat op het display [ ] verschijnt.
    Niveau 2: de servicetoets           en de schoorsteenvegertoets         gelijktijdig indrukken en ingedrukt houden tot op
    het display [ ] verschijnt.
Na het instellen
   Temperatuurregelaars           en       op de oorspronkelijk ingestelde temperatuur draaien.

9.2.2 Pompschakeling kiezen voor verwarmingsbedrijf (servicefunctie 2.2)


i   Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regeling, wordt automatisch op pompschakeling 3 overgeschakeld,
    wanneer de binnenvoeler uitgeschakeld is.

Verschillende pompschakelingen:
  Schakelstand 1: voor installaties zonder externe regelaar. De pomp wordt door de aanvoertemperatuurregelaar
  geschakeld.
  Een dergelijke bediening is in België verboden!
  Schakelstand 2 (fabrieksinstelling): voor installaties met kamerthermostaat. De aanvoertemperatuurregelaar
  schakelt alléén gas, de circulatiepomp loopt door. De kamerthermostaat schakelt gas en circulatiepomp.
  De circulatiepomp heeft een nalooptijd van 3 minuten.
  Schakelstand 3: voor installaties met weersafhankelijke regeling.          De circulatiepomp wordt door de
  weersafhankelijke regelaar geschakeld.

                                                        Toets       indrukken en ingedrukt houden tot op het display - -
                                                        verschijnt.
                                                        Toets     brandt.




                                                    Fig. 31


                                                        Temperatuurregelaar verwarming       draaien tot 2.2 verschijnt.
                                                        Na een korte tijd verschijnt de ingestelde pompschakeling op het
                                                        display.



                                                    Fig. 32




                                                                23
Temperatuurregelaar       draaien, tot op het display de gewenste pompschakelstand tussen 2 of 3 verschijnt.
   Het display en de toets    knipperen.

                                                 Toets      indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
                                                 verschijnt.
                                                 De pompschakelstand is vastgelegd.



                                             Fig. 33



   Temperatuurregelaars       en    op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien.
   Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.

9.2.3 Opwarmingsvermogen boiler (servicefunctie 2.3)
Het opwarmingsvermogen van de boiler kan tussen het kleinste en het maximale opwarmingsvermogen (fabrieks-
instelling) ingesteld worden, afhankelijk van het overdraagbare vermogen van de boiler.
De fabrieksinstelling is het nominale verwarmingsvermogen, aanduiding 99 op het display.

                                                 Toets          indrukken en ingedrukt houden tot op het display - -
                                                 verschijnt. Toets       brandt.



                                                 Fig. 34




                                                 Temperatuurregelaar verwarming         draaien, tot op het display 2.3
                                                 verschijnt.
                                                 Na een korte tijd verschijnt het ingestelde boilervermogen, in %, op
                                                 het display.
                                                 Het aangeduide getal geeft het boilervermogen aan in % ten
                                                 opzichte van het maximale vermogen van de ketel.


                                                 Fig. 35

                                                 Toets      indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
                                                 verschijnt.
                                                 Het opwarmingsvermogen van de boiler is vastgelegd.



                                                 Fig. 36



   Temperatuurregelaars       en    op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien.
   Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.




                                                           24
9.2.4 Instellen van de antipendel blokkering (servicefunctie 2.4)
Deze servicefunctie is alleen actief wanneer servicefunctie 2.7 (automatisch antipendelprogramma) uitgeschakeld is.
Op het schakelpaneel kan het antipendelprogramma individueel tussen 0 en 15 minuten ingesteld worden (de
fabrieksinstelling is 3 minuten).
Bij 0 is het antipendelprogramma uitgeschakeld.
De kortste schakeltijd bedraagt 1 minuut (aan te raden bij éénpijpsystemen en luchtverwarming).


i   Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regelaar, is een instelling niet nodig. Het antipendelprogramma
    wordt door de regelaar overgenomen.

                                                Toets          indrukken en ingedrukt houden tot op het display - -
                                                verschijnt. Toets       brandt.




                                                Fig. 37



                                                Temperatuurregelaar verwarming      draaien, tot op het display 2.4
                                                verschijnt.
                                                Na een korte tijd verschijnt de ingestelde antipendeltijd op het
                                                display.
                                                Temperatuurregelaar     draaien, tot op het display het gewenste
                                                antipendelprogramma tussen 0 en 15 verschijnt. Het display en de
                                                toets      knipperen.

                                                Fig. 38

                                                Toets      indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
                                                verschijnt.
                                                Het antipendelprogramma is vastgelegd.
                                                Temperatuurregelaars        en     op de oorspronkelijk ingestelde
                                                temperaturen draaien.
                                                Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.


                                                Fig. 39


9.2.5 Maximum aanvoertemperatuur instellen (servicefunctie 2.5)
De maximale aanvoertemperatuur kan tussen 35 en 88°C (fabrieksinstelling) begrensd worden.

                                                Toets          indrukken en ingedrukt houden tot op het display - -
                                                verschijnt. Toets       brandt.




                                                Fig. 40




                                                          25
Temperatuurregelaar verwarming        draaien, tot op het display 2.5
                                                  verschijnt.
                                                  Na een korte tijd verschijnt de ingestelde aanvoertemperatuur op
                                                  het display.
                                                  Temperatuurregelaar       draaien, tot op het display de gewenste
                                                  maximale aanvoertemperatuur tussen 35 en 88 verschijnt. Het
                                                  display en de toets       knipperen.

                                                  Fig. 41

                                                  Toets      indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
                                                  verschijnt.
                                                  De maximale aanvoertemperatuur is vastgelegd.
                                                  Temperatuurregelaars        en     op de oorspronkelijk ingestelde
                                                  temperaturen draaien.
                                                  Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.


                                                  Fig. 42

9.2.6 Inschakelen van het schakeldifferentieel van de ketelaquastaat (servicefunctie 2.6)


i   Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regelaar, is een instelling niet nodig. Het schakeldifferentieel wordt
    door de regelaar overgenomen.

Het schakeldifferentieel is de toegestane afwijking van de gevraagde aanvoertemperatuur. Het schakeldifferentieel
kan met stappen van 1 K ingesteld worden. Het instelbereik ligt tussen 0 en 30 K (fabrieksinstelling = 0 K).
De minimale aanvoertemperatuur is 30°C.
                                                  Antipendelprogramma uitschakelen (instelling 0, zie punt 9.2.4).
                                                  Toets          indrukken en ingedrukt houden tot op het display - -
                                                  verschijnt. Toets       brandt.



                                                  Fig. 43


                                                  Temperatuurregelaar verwarming        draaien, tot op het display 2.6
                                                  verschijnt.
                                                  Na een korte tijd verschijnt het ingestelde schakeldifferentieel op
                                                  het display.
                                                  Temperatuurregelaar       draaien, tot op het display het gewenste
                                                  schakeldifferentieel tussen 0 en 30 verschijnt. Het display en de
                                                  toets      knipperen.

                                                  Fig. 44

                                                  Toets      indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
                                                  verschijnt.
                                                  Het schakeldifferentieel is vastgelegd.
                                                  Temperatuurregelaars         en      op de oorspronkelijk ingestelde
                                                  temperaturen draaien.
                                                  Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.


                                                  Fig. 45




                                                            26
9.2.7 Automatisch antipendelprogramma (servicefunctie 2.7)
Bij aansluiting van een weersafhankelijke regelaar wordt het antipendelprogramma automatisch aangepast. Met
servicefunctie 2.7 kan de automatische aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld worden. Dit kan
noodzakelijk zijn bij een verwarmingsinstallatie met ongunstige dimensionering.
Wanneer de automatische aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld is, moet het
antipendelprogramma met servicefunctie 2.4 worden ingesteld (zie paragraaf 9.2.4)
De fabrieksinstelling is ‘’1’’ (ingeschakeld).

                                                 Toets           indrukken en ingedrukt houden tot op het display - -
                                                 verschijnt. Toets        brandt.




                                                 Fig. 46



                                                 Temperatuurregelaar verwarming     draaien, tot op het display 2.7
                                                 verschijnt.
                                                 Na een korte tijd wordt op het display 1. (ingeschakeld)
                                                 weergegeven.
                                                 Temperatuurregelaar        draaien, tot op het display 0
                                                 (uitgeschakeld) wordt weergegeven. Het display en de toets
                                                    knipperen.

                                                 Fig. 47

                                                 Toets      indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ]
                                                 verschijnt.
                                                 Het automatische antipendelprogramma is uitgeschakeld.
                                                 Temperatuurregelaars        en     op de oorspronkelijk ingestelde
                                                 temperaturen draaien.
                                                 Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.


                                                 Fig. 48

9.2.8 Verwarmingsvermogen instellen (servicefunctie 5.0)
Het verwarmingsvermogen kan tussen min. nominaal warmtevermogen en max. nominaal warmtevermogen op de
specifieke warmtebehoefte worden begrensd.


i   Ook bij een begrensd verwarmingsvermogen is bij het bereiden van warm water of het opwarmen van de boiler
    het max. nominale warmtevermogen beschikbaar.

De fabrieksinstelling is het max. nominale warmtevermogen. In het display wordt ‘’99’’ weergegeven.

                                                  Toetsen      en    tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot
                                                  op het display = = verschijnt.
                                                  Toetsen          en    branden.


                                                  Fig. 49




                                                            27
Temperatuurregelaar verwarming          draaien, tot op het display 5.0
                                                verschijnt.
                                                Na een korte tijd verschijnt het ingestelde verwarmingsvermogen in
                                                procenten op het display (99. = nominaal vermogen).
                                                Het aangeduide getal geeft het CV-vermogen aan in % ten opzichte
                                                van het maximale vermogen van de ketel.
                                                Temperatuurregelaar        draaien, tot op het display het juiste getal
                                                (%) wordt weergegeven. Het display en de toetsen                    en
                                                     knipperen.

                                                Fig. 50

                                                Toetsen      en       tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot
                                                op het display [ ] verschijnt.
                                                Het verwarmingsvermogen is vastgelegd.
                                                Temperatuurregelaars           en      op de oorspronkelijk ingestelde
                                                temperaturen draaien.
                                                Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.

                                                Fig. 51

9.2.9 Antipendeltijd warmhouden bij ZWN … (servicefunctie 6.8)
In de comfortfunctie wordt binnen het toestel het warme water voortdurend op de ingestelde temperatuur gehouden.
Daarom wordt het toestel ingeschakeld wanneer de temperatuur beneden een bepaalde temperatuur daalt. Ter
voorkoming van te vaak inschakelen kan met de servicefunctie ‘’Antipendeltijd warmhouden’’ de tijdsduur tot aan de
volgende inschakeling vastgelegd worden. Deze functie heeft geen invloed op een normale warmwatervraag, maar
betreft alleen het warmhouden in de comfortfunctie.
De antipendeltijd kan worden ingesteld tussen 25 en 60 minuten (fabrieksinstelling = 25 minuten).

                                                 Toetsen      en    tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot
                                                 op het display = = verschijnt.
                                                 Toetsen        en   branden.


                                                 Fig. 52


                                                Temperatuurregelaar verwarming        draaien, tot op het display 6.8
                                                verschijnt.
                                                Na een korte tijd verschijnt de ingestelde antipendeltijd op het
                                                display.
                                                Temperatuurregelaar       draaien, tot in het display de gewenste
                                                antipendeltijd wordt weergegeven. Het display en de toetsen
                                                en     knipperen.

                                                Fig. 53

                                                Toetsen      en       tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot
                                                op het display [ ] verschijnt.
                                                De antipendeltijd warmhouden is opgeslagen.
                                                Temperatuurregelaars           en      op de oorspronkelijk ingestelde
                                                temperaturen draaien.
                                                Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur.

                                                Fig. 54




                                                           28
10. GASREGELING

De voedingsdruk aangeduid in de technische gegevens, moet aan de manometerstut (7) gecontroleerd worden.
De ketels worden vanuit de fabriek geregeld en verzegeld overeenkomstig categorie I2E+ (aardgas) of I3+ (vloeibaar
gas).
De installateur mag derhalve geen enkele instelling van het gasdebiet doorvoeren.
OPMERKING : De ombouw naar een andere gassoort mag alleen gedaan worden door de naverkoopservice van
JUNKERS.

11. ONDERRICHTINGEN

11.1 Nota voor de installateur
Na de ingebruikname:
• de gebruiker op de hoogte brengen van de bediening en de werking van de gasketel,
• zijn aandacht vestigen op het feit dat in geen geval de buis voor de aanvoer van verse lucht en de buis voor de
  afvoer van verbrande gassen belemmerd mogen worden,
• zijn aandacht vestigen op de controle van de waterdruk d.m.v. de manometer (zie paragraaf 8.1),
• dit document overhandigen.

11.2 Nota voor de gebruiker
   TIP : Bij extreem lage buitentemperaturen (vanaf -10°C) raden wij U aan de nachtverlaging te beperken tot 2°C ten
opzichte van de dagtemperatuur.
U vindt hierna enkele aanwijzingen die U toelaten, indien nodig, kleine storingen te verhelpen.
De ketel springt niet op
Brandt de diagnosecode-aanduiding?        Indien een storingsmelding verschijnt, de ontgrendeltoets indrukken.
Controleer de instelling van kamerthermostaat en ketelaquastaat (136).
De ketel wordt warm, de installatie blijft koud
Nagaan of de installatie gevuld en ontlucht is. Radiatorkranen openen. Indien de installatie koud blijft nagaan of de
circulatiepomp draait. Zoniet de ketel uitschakelen en de circulatiepomp losmaken.
De ketel lekt aan de sanitair-waterzijde
De koudwaterkraan sluiten. Nagaan of er een terugslagklep onder de ketel geplaatst werd (zie paragraaf 7.4).
Verwittig Uw installateur of de naverkoopservice van JUNKERS.
Digitale foutmeldingen
Ontgrendeltoets indrukken. Bij herhaling Uw installateur of SERVICO nv verwittigen met opgave van de foutmelding.

GASGEUR :
•   gaskraan dichtdraaien
•   vensters openen
•   geen elektrische schakelaars bedienen
•   alle open vuur doven
•   de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS verwittigen

11.3 Controle van de ketel
Controleer regelmatig de waterdruk en, indien nodig, de installatie bijvullen en ontluchten.
Vlammenbeeld nagaan: de brander moet stabiel maar zonder gele vlammen branden.
11.4 Reinigen van de mantel
Gebruik geen schurende of agressieve reinigingsmiddelen, een vochtig doek volstaat.




                                                           29
12. CONTROLE EN ONDERHOUD
Zelfs een JUNKERS heeft een regelmatige controle- en onderhoudsbeurt nodig.
Een preventief onderhoud vermijdt vroegtijdige slijtage en/of een abnormaal hoog verbruik.
Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door de installateur, een bevoegd vakman of door SERVICO nv.
    TIP : Een onderhoudsbeurt om de 3 jaar is een minimum.

        Gevaar : voor stroomschok!
        Voor het werken aan de elektrische delen altijd ketel spanningsvrij maken (zekeringen, hoofdschakelaar,
        enz.).

12.1 Checklist voor het onderhoud
      (door de installateur of door de naverkoopservice van JUNKERS)
 1   Laatste foutmelding oproepen, servicefunctie .0.
 2   Ionisatiestroom testen, servicefunctie 3.3.
 3   Branderkamer, spuitstukken en brander testen.
 4   Warmtewisselaar testen.
 5   Controleer de gasvoordruk.
 6   Controleer de dichtheid ten aanzien van gas, rookgas en water.
 7   Controleer de rookgasbeveiligingen
 8   Controleer het uitloopdebiet van warm water bij ketels ZWN.
     Controleer de voordruk van het expansievat in verhouding tot de statische hoogte van de verwarmingsinstallatie
 9
     (ketel drukloos).
10   Controleer de vuldruk van de verwarmingsinstallatie.
11   Controleer de automatische ontluchter
12   Controleer de elektrische bedrading op beschadigingen.
13   Controleer de instellingen van de verwarmingsregeling.
14   Controleer bij de verwarmingsinstallatie horende toestellen zoals boilers en dergelijke.
15   Controleer ingestelde servicefuncties.

12.2 Beschrijving van het onderhoud
      (door de installateur of door de naverkoopservice van JUNKERS)
12.2.1 Laatste foutmelding oproepen
  Kies servicefunctie .0.
U vindt een overzicht van mogelijke storingen op blz. 33.
  Draai de temperatuurregelaar       volledig naar links.
  De toets      indrukken en ingedrukt houden tot op het display [ ] verschijnt. De laatst opgeslagen foutmelding
  wordt gewist.

12.2.2 Ionisatiestroom controleren, servicefunctie 3.3
  Kies servicefunctie 3.3.
Wanneer 2 of 3 aangeduid wordt, is de ionisatiestroom in orde. Bij 0 of 1 moeten de ionisatie-elektrode (32) en de
ontstekingselektrode (33) gereinigd of vervangen worden.




                                                            30
12.2.3 Branderkamer, spuitstukken en brander reinigen
                                                  De voorplaat van de branderkamer losmaken.
                                                  Spuitstukcollector en venturi’s demonteren.
                                                  Brander met spuitstukken uitblazen. Eventueel met water en
                                                  spoelmiddel reinigen. Daarna goed afspoelen.
                                                  Voor het terug in bedrijf stellen van de ketel, zorgen dat
                                                  de brander volledig droog is.
                                                  Brander met een borstel reinigen.
                                                  Spuitstukcollector en venturi’s terug monteren.

                                                  N.B. Om de watergekoelde brander te reinigen, moet het
                                                  water van de installatie NIET afgelaten worden.



                                                  Fig. 55




12.2.4 Warmtewisselaar reinigen
                                                  De voorplaat van de branderkamer losmaken.
                                                  Rookgastemperatuurplaat (3) demonteren.
                                                  Bedrading losmaken (1), moeren losdraaien (2) en de
                                                  warmtewisselaar naar voren wegnemen (4).
                                                  Met water en spoelmiddel reinigen. Daarna goed afspoelen.
                                                  Warmtewisselaar terug monteren.




                                                  Fig. 56




12.2.5 Rookgasbeveiligingen controleren
                                               Rookgasbeveiliging (6.1) aan de trekonderbreker
                                                 Ketel in bedrijf stellen op maximaal vermogen en wachten tot
                                                 de keteltemperatuur hoger is dan 50°C.
                                                 De rookgasafvoerbuis wegnemen en alleen de uitgang van de
                                                 trekonderbreker met een onbrandbare plaat afdekken.
                                                 De ketel schakelt na ongeveer 2 minuten uit.
                                                 In het display verschijnt A4.
                                                 De plaat terug wegnemen en de rookgasafvoerbuis terug
                                                 monteren. Na ongeveer 15 minuten gaat de ketel automatisch
                                                 terug in werking.
                                                 Opmerking : Deze wachttijd kan opgeheven worden door de
                                                 hoofdschakelaar uit- en opnieuw in te schakelen.

                                                  N.B. Wanneer de rookgasbuis niet gedemonteerd kan worden,
                                                  kan de ring met de 4 vijzen losgemaakt worden.


                                                  Fig. 57




                                                    31
Rookgasbeveiliging (6.2) aan de branderkamer
                                                       Ketel in bedrijf stellen op maximaal vermogen.
                                                       Een onbrandbare plaat in de trekonderbreker steken.
                                                       De ketel schakelt uit.
                                                       In het display verschijnt A2.
                                                       De plaat terug wegnemen.
                                                       De ketel gaat terug in werking.
                                                       Wanneer binnen de 5 minuten een nieuwe uitschakeling plaats
                                                       vindt, gaat de ketel pas na 15 minuten terug in werking.
                                                       Ketel terug in bedrijf stellen op normale werking.



                                                        Fig. 58




12.2.6 Warm water (ZWN)
                                                     Bij onvoldoende uitstroomdebiet:
                                                          Demonteer de platenwarmtewisselaar en vervang hem,
                                                     - of -
                                                          Ontkalk met een ontkalkingmiddel dat geschikt is voor roestvrij
                                                          staal. (af te raden)




                                                        Fig. 59




12.2.7 Expansievat
  Maak de ketel drukloos.
  Verhoog, indien nodig, de tegendruk van het expansievat tot de statische hoogte van de verwarmingsinstallatie.
12.2.8 Vuldruk van de verwarmingsinstallatie


i    Voor het bijvullen de slang met water vullen. Zodoende komt er geen lucht in het verwarmingswater.

    De manometer moet tussen 1 en 2 bar staan.
    Als de manometer minder dan 1 bar aanduidt (bij koude installatie), water bijvullen tot de manometer terug tussen 1
    en 2 bar staat.
    De maximale druk van 3 bar (bij installatie op de hoogste temperatuur) mag niet overschreden worden
    (veiligheidsventiel opent).
    Indien de druk niet behouden blijft, dienen het expansievat en de verwarmingsinstallatie op dichtheid te worden
    gecontroleerd.




                                                           32
12.3 Wisselstukken en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend originele JUNKERS-wisselstukken en JUNKERS-vet.
Voor metalen dichtvlakken, O-ringen en temperatuurvoelers:
- in contact met water       L 641,
- in contact met gas         HFT 1 V 5,
- warmtegeleidingvet         P 12.

12.4 Wat te doen bij storingen?
Display Korte omschrijving                                    Wat te doen?
A2      Rookgassen ontsnappen uit de branderkamer.            Controleer de warmtewisselaar op vervuiling.
        De rookgasbeveiliging aan de trekonderbreker heeft    Rookgasbeveiliging en aansluitkabel testen en
A3
        onderbroken of heeft kortsluiting.                    eventueel vervangen.
A4      Rookgassen ontsnappen aan de trekonderbreker.         Controleer de schouw.
        De rookgasbeveiliging aan de branderkamer heeft       Rookgasbeveiliging en aansluitkabel testen en
A6
        onderbroken of heeft kortsluiting.                    eventueel vervangen.
                                                              Controleer warmwater-NTC en aansluitkabel op
A7        Warmwater-NTC defect (ZWN).
                                                              onderbreking of kortsluiting.
A8        CAN-communicatie onderbroken.                       Controleer verbindingskabel, busmodule en regelaar.
          Bij ketels ZWN bij warmwaterafname.
AA                                                            Platenwarmtewisselaar vervangen.
          Platenwarmtewisselaar is verkalkt.
                                                              Controleer de verbindingskabel tussen busmodule en
AC        Module niet herkend.
                                                              Heatronic. Vervang de busmodule.
Ad        Boiler-NTC 1 wordt niet herkend.                    Controleer boiler-NTC 1 en aansluitkabel.
                                                              Steek de codeerstekker goed vast, meet deze en
b1        Codeerstekker wordt niet herkend.
                                                              vervang indien nodig.
                                                              Turbine en aansluitkabel controleren en vervangen
CA        Turbine defect.
                                                              indien nodig.
                                                              Controleer buitenvoeler en aansluitkabel op onder-
CC        Buitentemperatuur-NTC niet herkend.
                                                              breking. Vervang de busmodule.
                                                              Controleer de bedrading van de LSM 5.
d1        LSM vergrendeld.
                                                              Begrenzer van de vloerverwarming is geactiveerd.
                                                              Stekker niet vastgestoken, brug ontbreekt.
d3        Brug 8-9 niet herkend.
                                                              Begrenzer van de vloerverwarming is geactiveerd.
E2        Aanvoer-NTC defect.                                 Controleer aanvoer-NTC en aansluitkabel.
          De temperatuur aan de temperatuurvoeler van de      Controleer     de    temperatuurvoeler.       Is   de
E5
          brander is te hoog.                                 verwarminginstallatie ontlucht?
          De temperatuurvoeler van de brander heeft           Temperatuurvoeler en aansluitkabel testen en
E7
          onderbroken of heeft kortsluiting.                  eventueel vervangen.
                                                              Controleer de installatiedruk,de temperatuurbegren-
          Temperatuurbegrenzer in aanvoer heeft uitgescha-
E9                                                            zers, het lopen van de pomp en de zekering op de
          keld.
                                                              printplaat. Ontlucht de ketel.
                                                              Is de gaskraan open? Controleer gasaansluitdruk,
EA        Vlam wordt niet herkend (geen ionisatie).           netaansluiting, ontstekingselektrode en kabel,
                                                              ionisatie-elektrode en kabel.
                                                              Controleer of elektrische stekkers, ontstekingsleidin-
F0        Interne fout.                                       gen, en busmodule goed vastzitten. Vervang indien
                                                              nodig printplaat of busmodule.
          Vlam wordt herkend, hoewel de ketel uitgeschakeld   Controleer elektrodenset op barsten of vervuiling,
F7
          is.                                                 maak de printplaat droog.
                                                              Controleer gasblok en kabels naar de gasblok.
FA        Vlam wordt herkend na gasuitschakeling.
                                                              Controleer de elektrodenset.
          Ontgrendeltoets is ingedrukt, hoewel de ontgrendel-
Fd                                                            Druk opnieuw op de ontgrendeltoets.
          toets niet verlicht is geweest.
P1, P2,
         Wachten a.u.b. initialisatie.                        Zekering 24 V defect, vervang ze.
P3, P1..




                                                       33
13. NUTTIGE INLICHTINGEN

     PROPAAN – PROPANE (NBN D 51-006)
1    afsluitkraan
2    voorontspanner 1,5 bar (kg/cm2), debiet aange-
     past aan het totaal geïnstalleerd vermogen
3    hogedrukpropaanafsluiter
4    tweede-traps, vaste, veiligheidsontspanner
     37 mbar (g/cm2), met een debiet van 4 kg/uur
5    gasafsluitkraan met ronde bedieningsknop
     (bijgeleverd)
A    gasketel
B    water/badverwarmer




                                               Fig. 60




BUTAAN
Af te raden wegens de geringe beschikbare hoeveelheid brandstof.

LET OP
Aangezien vloeibaar gas zwaarder is dan lucht, moeten deze ketels en de leidingen steeds in ruimten met een
benedenverluchting boven de begane grond, geplaatst worden.

NBN B 61-002
Plaats van de schoorsteenmond - gebieden waarin windinvloeden zich doen gelden op naburige hindernissen.
    I = vrije uitmondzone
   II = toegelaten zone, als de schoorsteenmond voorzien is van een afvoerkap
  III = verboden zone




Fig. 61




                                                         34
14. BELANGRIJKE NOTA’S

De typeaanduiding en het serienummer vindt U terug op de kenplaat van de ketel. Gelieve deze gegevens te ver-
melden op de garantiekaart en bij elk contact met Uw installateur of met onze naverkoopservice.

VOORBEELD VAN EEN KENPLAAT                                                           INSTALLATEUR


             ZWN 24-6 KE 23 S 3692
  Best.-Nr./Num.de Com. : 7 716 010 150         type-aanduiding
  BE–I2E+ - B11BS
  Afgest./Réglé: Aardgas/Gaz nat.
  G 20/20 mbar – G 25/25 mbar
                                   min max
  Nom. Belasting/Débit cal. nom.  12.1 27.0
  Nom. Vermog./Puissance nom.     10.9 24.3
  Waterdruk c.v. / Pression CC.    max. 3 bar
  Watrerdruk san./Pression san.   max. 10 bar
  Spec.san.debiet/Débit san.spéc.
   (∆T = 30 K, EN 625)             10.8 l/min
  NOx-Klasse / Classe NOx                 5
  230V~50Hz 100 W       IPX4D
  CE-0085BN0130
                          0085-03
  SERVICO NV : Tel.: 03/887.20.60               voorbeeld van een
    829   FD 389          14800
                                                serienummer
            Robert Bosch GmbH
       Geschäftsbereich Thermotechnik




15. NAVERKOOPSERVICE

SERVICO nv heeft een technische naverkoopservice ter beschikking van de installateur en de gebruiker.
In geval van moeilijkheden, wendt U tot SERVICO nv of tot één van onze lokale agenten (naverkoopservice van de
fabriek).


16. WAARBORG

De toegestane waarborg is slechts geldig indien de installatie nauwkeurig voldoet aan deze voorschriften en indien de
volledige installatie volgens de regels der kunst uitgevoerd werd.
De waarborg is toepasbaar volgens de voorwaarden vermeld op de garantiekaart. Deze moet worden teruggestuurd
na de ingebruikname naar SERVICO nv, met vermelding van type en serienummer zoals aangeduid op de kenplaat
van de ketel (zie fig. hierboven).

   TIP : Stuur de garantiekaart onmiddellijk op na de inbedrijfstelling. Dit zal de contacten vergemakkelijken.




                                                            35
DIENST NA VERKOOP (met techniekers uit Uw regio)

SERVICO nv heeft een dienst na verkoop ter beschikking van de installateur en de gebruiker.
In geval van moeilijkheden, wendt U tot SERVICO nv (officiële dienst na verkoop van de fabrikant).

                                       nv SERVICO sa
                                       Kontichsesteenweg 60
                                       2630 Aartselaar
                                       ALGEMEEN NUMMER                             03 887 20 60
                             FAX       ALGEMEEN NUMMER                             03 877 01 29
                                       DIENST NA VERKOOP
                                       onderhoud & herstellingen                   03 880 71 00
                                       TECHNISCH ADVIES                            03 880 71 02
                             FAX       DIENST NA VERKOOP                           03 888 91 56
                                       COMMERCIELE DIENST
                                       verkoop, documentatie & scholingen          03 880 71 03
                             FAX       COMMERCIELE DIENST                          03 877 01 29
                                       LOGISTIEK
                                       bestellingen & wisselstukken                03 880 71 01
                             FAX       LOGISTIEK                                   03 887 01 03

                            WEB        www.junkers-servico.be


                                           BELANGRIJKE OPMERKING
Zelfs een JUNKERS heeft een regelmatige controle- en onderhoudsbeurt nodig.
Een preventief onderhoud vermijdt vroegtijdige slijtage en/of een abnormaal hoog verbruik.
Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door de installateur, een bevoegd vakman of door de technische
dienst van JUNKERS.
    TIP:     Een onderhoudsbeurt om de 2 jaar is een minimum, om het jaar is aangewezen.




Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande                nv SERVICO sa
toestemming van de uitgever. Wijzigingen voorbehouden.
                                                                                 Kontichsesteenweg 60
                                                                                 2630 AARTSELAAR
                                                                                     03 887 20 60
                                                                                 Fax 03 877 01 29

More Related Content

Featured

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot
Marius Sescu
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPT
Expeed Software
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Pixeldarts
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
ThinkNow
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
marketingartwork
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
Skeleton Technologies
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
Neil Kimberley
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
contently
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
Albert Qian
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Kurio // The Social Media Age(ncy)
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Search Engine Journal
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
SpeakerHub
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
Tessa Mero
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Lily Ray
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
Rajiv Jayarajah, MAppComm, ACC
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
Christy Abraham Joy
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
Vit Horky
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
MindGenius
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
RachelPearson36
 

Featured (20)

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPT
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
 

6 720 611_573_iv_zwn_en_zsn_ke_ceranorm_nl

  • 1. Technische en praktische voorschriften N ZWN 18-6 KE ZWN 24-6 KE ZSN 24-6 KE Ceranorm gasketels voor schouwaansluiting Een onberispelijke werking kan slechts dan gewaarborgd worden, wanneer de technische voorschriften strikt opge- volgd worden. Wijzigingen voorbehouden. Wij verzoeken U deze voorschriften aandachtig te lezen en ze aan de gebruiker te overhandigen. Deze laatste dient ze zorgvuldig te bewaren. DE INSTALLATIE, DE INBEDRIJFSTELLING, HET ONDERHOUD EN DE NAVERKOOPSERVICE MOETEN DOOR EEN ERKENDE INSTALLATEUR GEBEUREN. Deze gaswandketels dragen het keurmerk: cat. I2E+ (aardgas) cat. I3+ (vloeibaar gas) nv SERVICO sa Kontichsesteenweg 60 2630 AARTSELAAR TEL : 03 887 20 60 FAX : 03 877 01 29 Deutsche Fassung auf Anfrage erhältlich 6 720 611 573 (8.2003 BL-NL)
  • 2. VOOR UW VEILIGHEID: WAT TE DOEN BIJ GASGEUR? • gaskraan dichtdraaien • vensters openen • geen elektrische schakelaars bedienen • alle open vuur doven • de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS verwittigen INHOUD blz. AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN 4 BESCHRIJVING VAN DE KETELS 5 TECHNISCHE GEGEVENS 6 OPBOUW VAN DE KETEL 7 SCHEMA EN FUNCTIES ZWN 18-6 & 24-6 KE 8 SCHEMA EN FUNCTIES ZSN 24-6 KE 9 ELEKTRISCH SCHEMA 10 INSTALLATIE 11 - algemeen 11 - belangrijk 11 - installatie in een kast 11 - montageplaat 12 - bevestiging van de ketel 13 - hydraulische aansluiting 13 - gasaansluiting 14 - elektrische aansluitingen 15 - bedrading 15 - aansluiting regelaar 16 - aansluiten van een temperatuurbegrenzer in een vloerverwarmingsinstallatie 16 - aansluiten van de boiler (bij ZSN) 17 INBEDRIJFNAME 17 - voor de inbedrijfname 18 - in-/uitschakelen 18 - verwarming inschakelen 18 - temperatuurregeling 18 - ketels ZSN warmwatertemperatuur instellen 19 - ketels ZWN warmwatertemperatuur instellen 19 - zomerbedrijf 20 - rookgasbeveiliging 20 - vorstbeveiliging 20 - storingen 20 - pompblokkeringsbeveiliging 21 INDIVIDUELE INSTELLING DOOR DE INSTALLATEUR 21 - manuele instellingen 21 - grootte van het expansievat testen 21 - instellen van de aanvoertemperatuur 21 - begrenzing van de aanvoertemperatuur 21 - wijzigen van de aanvoertemperatuurbegrenzing 21 - kenlijn van de circulatiepomp wijzigen 22 - Heatronic instellingen 22 - bediening van Heatronic 22 - pompschakeling kiezen voor verwarmingsbedrijf 23 - opwarmingsvermogen boiler 24 - instellen van de antipendel blokkering 25 - maximum aanvoertemperatuur instellen 25 - inschakelen van het schakeldifferentieel van de ketelaquastaat 26 - automatisch antipendelprogramma 27 - verwarmingsvermogen instellen 27 - antipendeltijd warmhouden bij ZWN 28 2
  • 3. INHOUD blz. GASREGELING 29 ONDERRICHTINGEN 29 - nota voor de installateur 29 - nota voor de gebruiker 29 - controle van de ketel 29 - reinigen van de mantel 29 CONTROLE EN ONDERHOUD 30 - checklist voor het onderhoud 30 - beschrijving van het onderhoud 30 - laatste foutmelding oproepen 30 - ionisatiestroom controleren 30 - branderkamer, spuitstukken en brander reinigen 31 - warmtewisselaar reinigen 31 - rookgasbeveiligingen controleren 31 - warm water (ZWN) 32 - expansievat 32 - vuldruk van de verwarmingsinstallatie 32 - wisselstukken en smeermiddelen 33 - wat te doen bij storingen? 33 NUTTIGE INLICHTINGEN 34 BELANGRIJKE NOTA’S 35 NAVERKOOPSERVICE 35 WAARBORG 35 NUTTIGE ADRESSEN 36 3
  • 4. 1. AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN Fig. 1 montageplaat Fig. 2 1 CV-afsluitkraan 3/4’‘ (aanvoer) 101 mantel 2 nippel 1/2’‘ (sanitair warm water) 103 deksel van bedieningspaneel 3 reductie 1’‘ → 1/2’‘ (gasaansluiting) 103.1 openingstoets deksel bedieningspaneel 4 aardgaskraan 1/2’‘ 110 aansluitmoer (aanvoer en terugvoerleiding) 5 sanitaire afsluitkraan 1/2’‘ (sanitair koud water) 111 dichting 6 CV-afsluitkraan 3/4’‘ (terugvoer) 338 plaats op de muur voor de elektrische kabel (indien 13 montageplaat de bedrading achter de ketel aangebracht werd) 4
  • 5. 2. BESCHRIJVING VAN DE KETELS Gaswandketels met elektronische ontsteking, ionisatiebeveiliging, schouwaansluiting, en modulerende werking. Uitgerust met terugslagbeveiliging (TTB) en oververhittingbeveiliging. Type ZWN met warmwaterbereiding. Het type ZSN is geschikt voor aansluiting aan een indirect verwarmde boiler. Technische benamingen: Commerciële benamingen: ZWN 18-6 KE 23 S 3692 (aardgas) ZWN 18-6 KE Ceranorm ZWN 18-6 KE 31 S 3692 (vloeibaar gas) ZWN 24-6 KE 23 S 3692 (aardgas) ZWN 24-6 KE Ceranorm ZWN 24-6 KE 31 S 3692 (vloeibaar gas) ZSN 24-6 KE 23 S 3692 (aardgas) ZSN 24-6 KE Ceranorm ZSN 24-6 KE 31 S 3692 (vloeibaar gas) Algemene informatie Deze ketel aan de hand van de volgende richtlijnen zorgvuldig installeren. Type afvoer: B11BS. De ketels op aardgas dragen het HR+ keurmerk. De ketels zijn gekeurd op basis van de lastenkohieren CE en worden vanuit de fabriek geregeld en verzegeld over- eenkomstig categorie I2E+ (aardgas) of I3+ (vloeibaar gas). Kencijfer Gasfamilie 23 aardgas G 20 en G 25 31 propaan G 30 ZWN … = verwarming + warmwaterbereiding ZSN … = verwarming + opwarming boiler 5
  • 6. 3. TECHNISCHE GEGEVENS Types ZWN 18-6 KE ZWN 24-6 KE ZSN 24-6 KE Max. nominaal vermogen (Pn max) kW 18,2 24,3 24,3 Max. nominale belasting (Qn max) kW 20,2 27,0 27,0 Min. nominaal vermogen (Pn min) kW 9,1 10,9 10,9 Min. belasting (Qn min) kW 10,1 12,1 12,1 Maximumvermogen sanitair warm water kW 18,2 24,3 24,3 Maximale belasting sanitair warm water kW 20,2 27,0 27,0 Voedingsdruk aardgas G 20 mbar 20 20 20 aardgas G 25 mbar 25 25 25 propaangas mbar 37 37 37 Gasdebiet aardgas G 20 (15°C - 760 mmHG) m3/h 2,15 2,9 2,9 aardgas G 25 (15°C - 760 mmHG) m3/h 2,5 3,3 3,3 vloeibaar gas kg/h 1,6 2,1 2,1 Expansievat werkdruk bar 0,75 0,75 0,75 totaalinhoud l 11 11 11 Minimale schoorsteentrek mbar 0,015 0,015 0,015 Rookgastemperatuur bij Pn max °C 142 132 132 Rookgastemperatuur bij Pn min °C 95 89 89 Rookgasdebiet bij Pn max gr/sec 12,2 17,6 17,6 Rookgasdebiet bij Pn min gr/sec 10,4 14,3 14,3 CO2 bij Pnmax (G 20) % 6,8 6,2 6,2 CO2 bij Pnmin (G 20) % 3,8 3,3 3,3 NOx-klasse 5 5 5 NOx mg/kWh ≤ 25 ≤ 25 ≤ 25 Elektrische aansluiting V/Hz 230 / 50 230 / 50 230 / 50 Vermogenopname W 100 100 100 Geluidsniveau dB(A) 36 36 36 Beschermingsgraad IP X4D X4D X4D Type rookgasafvoer B11BS B11BS B11BS Max. aanvoertemperatuur °C 90 90 90 Max. werkingsdruk (verwarming) bar 3 3 3 Toegelaten omgevingstemperatuur °C 0 - 60 0 - 50 0 - 50 Inhoud warmtewisselaar l 1,9 1,9 Netto gewicht kg 35 43 38 Sanitair warmwaterdebiet bij ∆t = 50 K l/min 5,0 6,5 (koud water 10°C) bij ∆t = 25 K l/min 10,0 13,0 Max. instelbare uitlooptemperatuur °C 40 - 60 40 - 60 Max. sanitaire waterdruk bar 10 10 Min. dynamische waterdruk bar 0,3 0,3 Begrensde doorstroming l/min 5,2 6,9 6
  • 7. 4. OPBOUW VAN DE KETEL Fig. 3 3 meetstut voor branderdruk 33 ontstekingselektrode 4 bedieningspaneel Heatronic 36.1 aanvoertemperatuurvoeler 6 temperatuurbegrenzer warmtewisselaar 36.2 temperatuurvoeler brander 6.1 rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker 39 trekonderbreker 6.2 rookgasbeveiliging branderkamer 43 aanvoer verwarmingswater 6.3 NTC warm water 56 gasblok 7 meetstut voor gasaansluitdruk 63 regelschroef voor maximum gasdebiet (verzegeld) 8.1 manometer 64 regelschroef voor minimum gasdebiet (verzegeld) 15 overdrukventiel 88 driewegkraan 18 circulatiepomp 98 watervalve (ZWN) 18.1 schakelaar toerental circulatiepomp 102 controleopening 20 expansievat 120 ophangpunten 27 automatische ontluchter 295 typeaanduiding 29 spuitstukkencollector 355 platenwarmtewisselaar (ZWN) 32 ionisatie-elektrode 413 turbine (ZWN) 7
  • 8. 5a. SCHEMA & FUNCTIES ZWN 18-6 & 24-6 KE Fig. 4 3 meetstut voor branderdruk 44 sanitair warm water 4 bedieningspaneel Heatronic 45 gas 6 temperatuurbegrenzer 46 sanitair koud water 6.1 rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker 47 terugvoer verwarmingswater 6.2 rookgasbeveiliging branderkamer 48 afvoer (niet bijgeleverd) 6.3 NTC warm water (ZWN) 55 gasfilter 7 meetstut voor gasaansluitdruk 56 gasblok 8.1 manometer 57 hoofdventielschotel 11 bypass 63 regelschroef voor maximum gasdebiet (verzegeld) 13 montageplaat 64 regelschroef voor minimum gasdebiet (verzegeld) 14 overlooptrechter (niet bijgeleverd) 69 regelventiel 15 veiligheidsklep 69.1 regelventiel stuurdruk 18 circulatiepomp 84 motor driewegkraan 20 expansievat 88 driewegkraan 26 ventiel voor stikstofvulling 90 venturi 27 automatische ontluchter 91 overdrukventiel sanitair 30 brander 93 waterdebietregelaar 32 ionisatie-elektrode 94 membraan 33 ontstekingselektrode 98 watervalve 35 warmtewisselaar 185 terugslagklep 36.1 aanvoertemperatuurvoeler 355 platenwarmtewisselaar (ZWN) 36.2 temperatuurvoeler brander 413 turbine (ZWN) 43 aanvoer verwarmingswater 442 rookgastemperatuurplaat 8
  • 9. 5b. SCHEMA & FUNCTIES ZSN 24-6 KE Fig. 5 3 meetstut voor branderdruk 36.1 aanvoertemperatuurvoeler 4 bedieningspaneel Heatronic 36.2 temperatuurvoeler brander 6 temperatuurbegrenzer 43 aanvoer verwarmingswater 6.1 rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker 45 gas 6.2 rookgasbeveiliging branderkamer 47 terugvoer verwarmingswater 7 meetstut voor gasaansluitdruk 48 afvoer (niet bijgeleverd) 8.1 manometer 55 gasfilter 11 bypass 56 gasblok 13 montageplaat 57 hoofdventielschotel 14 overlooptrechter (niet bijgeleverd) 63 regelschroef voor maximum gasdebiet (verzegeld) 15 veiligheidsklep 64 regelschroef voor minimum gasdebiet (verzegeld) 18 circulatiepomp 69 regelventiel 20 expansievat 69.1 regelventiel stuurdruk 26 ventiel voor stikstofvulling 71 vertrek naar boiler (ZSN) 27 automatische ontluchter 72 terugvoer uit boiler (ZSN) 30 brander 84 motor driewegkraan 32 ionisatie-elektrode 88 driewegkraan 33 ontstekingselektrode 442 rookgastemperatuurplaat 35 warmtewisselaar 9
  • 10. 6. ELEKTRISCH SCHEMA Fig. 6 4.1 ontstekingstransformator 300 codeerstekker 6 temperatuurbegrenzer warmtewisselaar 302 aansluiting voor aarding 6.1 rookgasbeveiliging (TTB) trekonderbreker 303 aansluiting boiler NTC (ZSN) 6.2 rookgasbeveiliging branderkamer 310 temperatuurregelaar warm water 6.3 NTC warm water (ZWN) 312 zekering T 1,6 A 18 circulatiepomp 313 zekering T 0,5 A 32 ionisatie-elektrode 314 stekkeraansluiting interne regelaar / busmodule 33 ontstekingselektrode 315 klemmenblok externe regelaar 36.1 aanvoertemperatuurvoeler 317 display 36.2 temperatuurvoeler brander 318 klemmenblok voor schakelklok 52 elektromagneet 1 319 stekkeraansluiting voor boilerthermostaat 52.1 elektromagneet 2 328 klemmenblok 230 V/AC 56 gasblok 328.1 brug LS- LR 61 ontgrendeltoets 329 aansluiting LSM 68 regelmagneetklep 363 controlelampje brander 84 motor driewegkraan (ZWN) 364 controlelampje (netaansluiting aan) 135 hoofdschakelaar 365 druktoets schoorsteenveger 136 temperatuurregelaar CV-water 366 servicetoets 151 zekering T 2,5 A - 230 V/AC 367 ECO-toets 153 transformator 413 turbine (ZWN) 161 brug 8 - 9 10
  • 11. 7. INSTALLATIE Algemeen Deze ketel dient door een bevoegd installateur te worden geplaatst. Hij dient zich te houden aan de geldende natio- nale en plaatselijke voorschriften. In geval van twijfel dient hij zich te informeren bij de officiële instanties of bij SERVICO nv. Belangrijk Het toestel waterpas hangen. Let erop de volgende minimumafstanden te voorzien: • tussen toestel en plafond 30 cm • onder het toestel minimum 30 cm • rondom het toestel 10 cm Het toestel moet in een vorstvrije ruimte met voldoende luchttoevoer geïnstalleerd worden. Het toestel mag niet gemonteerd worden in ruimten met agressieve dampen (bvb. sprays) of in ruimten waarin kunststoffen of lakken verwerkt worden. In dit geval kan een toestel ZSN 24-6 AE of ZWN 24-6 AE (met gestuwde afvoer) geïnstalleerd worden. Wanneer het toestel in een ruimte, voorzien van een afzuigsysteem (bvb. dampkap) geplaatst wordt, moeten de nodige maatregelen genomen worden om onderdruk in deze ruimte te voorkomen. Dergelijke systemen kunnen de schouwtrek verminderen en het toestel in veiligheid schakelen (TTB). Om corrosie te vermijden mag de verbrandingslucht voor de ketel evenwel geen agressieve dampen bevatten. Ketels op vloeibaar gas: Aangezien vloeibaar gas zwaarder is dan lucht, moeten deze toestellen en de leidingen steeds in ruimten met een benedenverluchting boven de begane grond, geplaatst worden. De ketel moet overeenkomstig de voorschriften van het A.R.E.I. geïnstalleerd worden. De ketel is IPX 4 gekeurd en mag niet boven bad of douche, maximum in het beschermingsvolume, geplaatst worden. In geen geval het toestel tegen een wand uit brandbaar materiaal plaatsen. Brandbare stoffen moeten vuurwerend bekleed worden. De maximale temperatuur van de buitenmantel ligt onder de 85°C, zodat er behalve voor omkastingen (zie fig. 7) geen speciale voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden. 7.1 Installatie in een kast In dit geval dienen twee verluchtingsopeningen (volgens de norm NBN D 51-003 - met minstens 200 cm² vrije opening), uitgevend op de installatieruimte, te worden voorzien. Voorzie de ene opening hoger dan en de andere lager dan de mantel van het toestel. Indien de verluchtingsopeningen niet volledig vrij zijn, dan dienen de hoogte en de breedte ervan verhoudingswijze te worden vergroot. Fig. 7 11
  • 12. 7.2 Montageplaat Bij de gasketel hoort deze afzonderlijk verpakte en eventueel vooraf leverbare montageplaat waarmee de leidingen reeds kunnen gemonteerd worden zonder de ketel. De verbinding tussen gasketel en montageplaat gebeurt met vijf dichtingen. Deze zijn opgehangen aan de onderkant van de gasketel. De afsluitkranen vergemakkelijken in belangrijke mate de eventuele demontage van de ketel. U dient de volledige set te gebruiken. Fig. 8 7 1 CV-afsluitkraan 3/4’’ (aanvoer) 5 sanitaire afsluitkraan 1/2’’ (sanitair koud water) 2 nippel 1/2’’ (sanitair warm water) 6 CV-afsluitkraan 3/4’’ (terugvoer) 3 reductie 1’’ → 1/2’’ (gasaansluiting) 7 bevestigingsset 4 aardgaskraan 1/2’’ 13 montageplaat CV-afsluitkranen 3/4’’ sanitaire afsluitkraan 1/2’’ aardgaskraan 1/2’’ vloeibaar gaskraan 1/2’’ Fig. 9 gesloten geopend gesloten geopend gesloten geopend Opmerking : Wanneer de ketel ZSN niet aan een boiler aangesloten wordt, dan moeten de aansluitingen 2 en 5 (fig. 8) afgesloten worden. U kan hiervoor het toebehoren N° 304 (bijgeleverd bij de ketel) gebruiken. 12
  • 13. 7.3 Bevestiging van de ketel Voorzie de twee ophangbouten zoals aangeduid in fig. 1. Mantel demonteren (Fig. 10) Verwijder de borgschroef rechts aan de zijkant (1). Druk beide blokkeerhendels naar achteren (2). Verwijder de mantel naar voren toe (3). Bevestiging voorbereiden Teken de gaten aan voor het bevestigen van de ketel aan de muur en boor de gaten (zie fig. 1). Pluggen monteren. Dichtingen op de nippels van de montageplaat leggen. Ketel bevestigen Ketel op de voorbereide aansluitingen zetten en met de bij- verpakte ringen en schroeven op de wand monteren. Moeren op de aansluitingen vastdraaien. Fig. 10 7.4 Hydraulische aansluiting De doormeter van de leidingen dient te worden berekend volgens de behoeften van de ketel en van de installatie. De installatie moet voor de plaatsing van de ketel worden doorgespoeld. De installatie van gegalvaniseerde radiatoren en/of leidingen wordt afgeraden omwille van gasvorming in de installatie. Beschermproducten: Product Fabrikant Protector Copal Fernox Sentinel X 100 Betz Dearborn Vorstwerende middelen: Product Fabrikant Protector Alphi 11 Fernox Varidos FSK Schilling Chemie Reinigingsproducten: Product Fabrikant Restorer IC 20 (Superfloc Universal cleaner) Fernox Acitol-L Schilling Chemie Let op: de door de fabrikant voorgeschreven concentraties niet overschrijden! Bij ketels ZWN moet, bij vorstgevaar, de sanitaire kringloop geledigd kunnen worden door middel van een, apart te voorzien, leegloopkraantje. Dichtingproducten, om kleine lekken in de installatie tegen te gaan, mogen onder geen enkele voorwaarde in de ketel terechtkomen. De hierdoor ontstane schade valt buiten de waarborgvoorwaarden. De plaatsing van een terugslagklep in de sanitaire koudwatertoevoer rechtstreeks onder de ketel is af te raden. Wanneer deze terugslagklep door de waterbedelings-maatschappij verplicht wordt, moet men de nodige maatregelen treffen om de maximaal toegelaten werkdruk van 12 bar in de sanitaire kring van de ketel niet te overschrijden. Plaats ofwel een klein expansievat ofwel een veiligheidsgroep (max. 8 bar) met afvoer naar de riolering. Bij installaties met kunststofbuizen moeten alle aansluitingen van de ketel (verwarming en sanitair) over een afstand van minimum 1,5 m in metalen buizen (bvb. koper of ijzer) uitgevoerd worden. Omdat onzuiverheden in het water tot puntcorrosie kunnen leiden, adviseren wij de installatie van een filter in de koudwatertoevoerleiding. Vullen en ledigen Op het laagste punt van de installatie een vul- en aftapkraan voorzien. Respecteer de voorschriften van de water- bedelingsmaatschappij. 13
  • 14. Ketels in cascade schakelen Er kunnen met TA 270 maximaal 3 ketels in cascade geschakeld worden. Voor elke bijkomende ketel na de basisketel is een cascademodule BM 2 vereist. Montage volgens de montagevoorschriften van de module BM 2. Overdrukventiel Dit is in de ketel ingebouwd. Circulatiegeluiden Circulatiegeluiden kunnen door de montage van een drukverschiloverstroomventiel (bypass N° 263, bestelnummer 7 719 000 196) vermeden worden. (Raadpleeg Uw installateur) Expansievat De voordruk van het expansievat moet overeenkomen met de statische hoogte van de installatie. Bij een maximum vertrektemperatuur van 90°C is de maximale waterinhoud (lit) van de installatie afhankelijk van de statische hoogte (m) vanaf het toestel. Door de druk in het expansievat, met behulp van het ventiel (fig. 4 & 5 nr. 26) tot 0,5 bar te beperken, kan in bijzon- dere gevallen capaciteitsuitbreiding verkregen worden. Indien nodig moet een bijkomend vat geïnstalleerd worden op de terugvoerleiding van de ketel. Steeds aan te raden bij vloerverwarming. 7.5 Gasaansluiting Gasleiding De aardgasleidingen dienen gelegd te worden volgens de regels der kunst en de doormeter berekend volgens de norm NBN D 51-003. De gasleiding moet binnenin volledig zuiver zijn. Indien nodig de leiding doorblazen. Bij installaties op aardgas moet men de BGV-gekeurde gasafsluitkraan (in de verpakking van de montageplaat) gebruiken en rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de gasnippel van de montageplaat van de ketel. De butaan-propaan installaties dienen strikt te beantwoorden aan de norm NBN D 51-006. De bijgeleverde ‘‘lagedruk’‘-propaanafsluitkraan (met ronde knop) rechtstreeks met de losse moer aansluiten op de gasnippel van de montageplaat van de ketel. Dichtheid van de ketel en van de gas- en wateraansluitingen nagaan. Om beschadiging van de gasblok te voor- komen, moet bij de dichtheidsproef van de gasleiding, de gaskraan van de ketel gesloten worden. Max. proefdruk 150 mbar. Vooraleer de gaskraan terug te openen, de gasleiding drukloos maken. Een gasdruk hoger dan 150 mbar kan de gasblok ernstig beschadigen. Is dit het geval, dan moet de volledige gasblok vervangen worden! Afvoer verbrande gassen (NBN B 61-002) Voor rookgasafvoer, ventilatie- en beluchtingopeningen dienen de normen NBN D 51-003, NBN D 51-006 en NBN D 61-002 strikt te worden gerespecteerd. Voorzie een afvoer van ∅ 110 mm (ZWN 18) of ∅ 130 mm (ZWN/ZSN 24) voor de verbrande gassen. Gebruik alleen aluminiumbuis om corrosie te vermijden. Niet-gladde flexibels voor de aansluiting van het toestel aan de schoorsteen worden afgeraden. Indien de schouw blootgesteld wordt aan lage buitentemperaturen, moet ze dubbelwandig en geïsoleerd uitgevoerd worden. Indien de schouw dwars door brandbare gedeelten gaat, moet men ze goed isoleren. Verbrande gassen mogen noch bij de trekonderbreker, noch bij de afvoerbuizen ontsnappen. Proef doen met dauwspiegel. De trek van de schoorsteen moet voldoende zijn. (Ideaal 0,1 mbar onderdruk bij maximumvermogen) Er moet een verticaal gedeelte van minstens 50 cm voorzien worden aan de uitgang van het toestel. Horizontale gedeelten zijn te vermijden (max. ¼ van de totale schouwhoogte, maar begrensd op 1,5 m horizontaal). Respecteer de plaats van de schoorsteenmond (zie fig. 61). Afvoersystemen zoals dampkappen, ventilatoren,... kunnen de rookgasafvoer sterk beïnvloeden, waardoor het toestel in storing gaat. In dat geval moeten extra luchttoevoeropeningen voorzien worden of moet een gesloten toestel (type ZSN 24-6 AE of ZWN 24-6 AE) geplaatst worden. 14
  • 15. 7.6 Elektrische aansluitingen 7.6.1 Bedrading De voorschriften van de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij en van het algemeen reglement op de elektrische installaties (A.R.E.I.), moeten strikt opgevolgd worden. De ketel is IPX 4-gekeurd en mag niet boven bad of douche, maximum in het beschermingsvolume, geplaatst worden. Vooraleer werken uit te voeren moet de stroomtoevoer onderbroken worden. De gasketels zijn volledig gekableerd en ontstoord. Afdekplaatje naar voor klappen en wegnemen (fig. 11). Schroef uitdraaien en afdekking naar voor uitnemen (fig. 12). De kabeldoorvoer naar onder uitdrukken en afsnijden volgens de kabeldikte (fig. 13). De opening nooit groter maken dan de kabeldikte, zoniet is de ketel niet meer spatwaterbeveiligd. De ketel via de klemmen L, N en (fig. 14) aan het net aansluiten. De kabeldoorvoer terug bevestigen. Andere verbruikers mogen niet aftakken. Elektrische installaties met 3 X 230 V zonder nulleider kunnen leiden tot storingen van de ketel. In dit geval de aansluitingen aan de klemmen L en N verwisselen of een scheidingstransformator plaatsen. De voedingsspanning moet minimaal 200 V/AC en maximaal 250 V/AC bedragen. Indien de bedrading achter de ketel aangebracht werd, raden wij U aan deze bedrading minstens 50 cm uit de muur te laten steken. De juiste plaats voor de toevoer vindt U terug in fig. 1 op blz. 4 (nr. 338 - donker veld). Fig. 11 Fig. 12 Fig. 14 Fig. 13 15
  • 16. 7.6.2 Aansluiting regelaar HET IS VERBODEN NIET-JUNKERS REGELAPPARATUUR AAN TE SLUITEN. De voordelen van de modulerende regeling en de daaruit voortvloeiende gasbesparing, kunnen enkel bekomen worden met JUNKERS- kamerthermostaten TR 21, TR 100, TR 200 of TR 220 en met JUNKERS- weersafhankelijke regelingen TA 270 of TA 211 E. De regelaars TR 21, TR 100 en TR 200 worden aangesloten aan de klemmen 1, 2 en 4 (zie fig. 15). In dit geval moet de 24 V/DC-stuurleiding gescheiden gelegd worden van het 230 V/AC-net. De regelaars TR 220 en TA 270 worden aangesloten met 4 draden aan de bijgeleverde module BM 1 (zie fig. 16). De regelaar TA 211 E wordt aangesloten volgens fig. 17. De montageplaats van de regelaar (pilootruimte) moet geschikt zijn voor de temperatuurregeling van de volledige verwarmingsinstallatie. Meestal is dit de Fig. 15 woonplaats. Op de daar aanwezige verwarmingselementen mogen geen thermostatische kranen geplaatst worden. Fig. 16 Fig. 17 i Raadpleeg eveneens de handleiding van de regelaar. 7.6.3 Aansluiten van een temperatuurbegrenzer in een vloerverwarmingsinstallatie Bij verwarmingsinstallatie uitsluitend met vloerverwarming en directe hydraulische aansluiting op de ketel, is een temperatuurbegrenzer noodzakelijk. Brug 8 - 9 verwijderen en temperatuurbegrenzer aansluiten. Fig. 18 16
  • 17. 7.6.4 Aansluiten van de boiler (bij ZSN) Aansluiten van een indirect gestookte boiler met NTC voeler (fig. 19) Junkers-boilers met NTC voeler worden direct op de printplaat van de ketel aangesloten. De kabel met stekker zit bij de boiler. Doorvoer uitbreken. Kabel van boiler NTC doorvoeren. Stekker (1) onder aan de printplaat zelf aanbrengen. (onder en niet op de klemmen 7 - 8 - 9) De brug 8-9 mag NIET verwijderd worden. Fig. 19 Indirect verwarmde boiler met boileraquastaat (fig. 20) Sluit de boiler aan op de klemmen 7, 8 en 9. De brug 8-9 mag NIET verwijderd worden. Fig. 20 8. INBEDRIJFNAME Fig. 21 8.1 manometer 310 temperatuurregelaar warm water 15 veiligheidsklep 317 display 27.1 automatische ontluchter 363 controlelamp voor werking brander 61 ontgrendeltoets 364 controlelamp (netaansluiting aan) 135 hoofdschakelaar 365 druktoets schoorsteenveger 136 temperatuurregelaar CV-water 366 druktoets service 295 identificatieklever 367 druktoets ECO 17
  • 18. 8.1 Voor de inbedrijfname Waarschuwing : Ketel eerst vullen, vooraleer hem in bedrijf te nemen. Voordruk van het expansievat controleren (druk instellen overeenkomstig de statische hoogte van de installatie). Radiatorkranen opendraaien. Afsluitkranen CV (onder aan de ketel) opendraaien en installatie langzaam vullen tot 0,5 bar. Vul- en aftapkraan sluiten. Radiatoren ontluchten. Vul de verwarmingsinstallatie bij tot 1 tot 1,2 bar. Open de koudwaterafsluitkraan (ZWN) Controleren of de gassoort overeenkomt met de gassoort op de identificatieklever. Gaskraan openen. Breng de meegeleverde afschermklep voor de bedieningstoetsen aan. Opgelet : Er kan zich onder aan de warmtewisselaar condensatie vormen bij een koude start van de ketel. Dit is een normaal verschijnsel en is niet te wijten aan een lek in het toestel. 8.2 In-/Uitschakelen (fig. 22) Inschakelen Hoofdschakelaar inschakelen (in stand I zetten). Het controlelampje brandt groen en op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. Uitschakelen Hoofdschakelaar uitschakelen (in stand O zetten). Fig. 22 Gevaar : voor stroomschok!! De zekering (151 blz. 10) staat nog steeds onder spanning. Maak de aansluiting voor werkzaamheden aan het elektrische gedeelte altijd spanningsvrij (vanuit de zekeringkast of via de schakelaar van de installatie). 8.3 Verwarming inschakelen (fig. 23) Temperatuurregelaar verwarming verdraaien, om de aanvoer- temperatuur van de verwarmingsinstallatie aan te passen: – Vloerverwarming b.v. stand 3 (ongeveer 50°C), – Lage temperatuurverwarming b.v. stand E (ongeveer 75°C). – Verwarmingsinstallaties met aanvoertemperatuur van 90°C: stand ‘’max’’ lagetemperatuurbegrenzing wegnemen. Wanneer de brander in bedrijf is brandt het controlelampje rood. Fig. 23 8.4 Temperatuurregeling (fig. 24) Stel de kamerthermostaat op de gewenste temperatuur in. Eventueel de weersafhankelijke regelaar op de juiste stooklijn en de gepaste bedrijfsstand zetten. Raadpleeg de voorschriften van de regelapparatuur. Fig. 24 18
  • 19. 8.5 Ketels ZSN: warmwatertemperatuur instellen Waarschuwing : Verbrandingsgevaar!! Temperatuur bij normaal gebruik niet hoger dan 60 ° C instellen. Temperatuur tot 70°C alleen kortstondig instellen voor thermische desinfectie (anti-legionella). Boiler met NTC-voeler Boilertemperatuur met temperatuurinstelknop van de ketel instellen. De warmwatertemperatuur wordt op het display aangegeven. Raadpleeg de voorschriften van de boiler. Boiler met aquastaat Wanneer de boiler een eigen aquastaat heeft, is de temperatuurregelaar op de ketel buiten werking. Stel de warmwatertemperatuur in met de aquastaat van de boiler. Bij een boiler met thermometer wordt de warmwatertemperatuur op Fig. 25 de boiler weergegeven. stand regelaar warmwatertemperatuur linkeraanslag ongeveer 10°C (vorstbeveiliging) ongeveer 60°C rechteraanslag (max) (voorbij blokkering) ongeveer 70°C ECO-toets Door de toets in te drukken en kort vast te houden kan u kiezen tussen het comfortbedrijf (lampje ECO uit) en het spaarbedrijf (lampje ECO aan). Comfortbedrijf, toets brandt niet (fabrieksinstelling) Boilervoorrang, hierbij wordt eerst de boiler opgewarmd tot de ingestelde temperatuur. Daarna gaat de ketel pas over op verwarming. ECO bedrijf, toets brandt In de ECO-functie wisselt de ketel elke 12 minuten tussen verwarmingsfunctie en boiler opwarmen. 8.6 Ketels ZWN: warmwatertemperatuur instellen Bij ZWN kan de warmwatertemperatuur met de temperatuurregelaar tussen ongeveer 40°C en 60°C worden ingesteld. De ingestelde temperatuur wordt niet in het display weergegeven. Fig. 26 stand regelaar warmwatertemperatuur linkeraanslag ongeveer 40°C ongeveer 55°C rechteraanslag ongeveer 60°C ECO-toets Door de toets in te drukken en kort vast te houden kan u kiezen tussen de comfortbedrijf en de spaarbedrijf. Comfortbedrijf, toets brandt niet (fabrieksinstelling) De ketel wordt voortdurend op de ingestelde temperatuur gehouden. Daardoor is de wachttijd bij warmwaterafname tot een minimum beperkt. De ketel wordt daarom ingeschakeld, ook wanneer er geen warm water wordt afgenomen. i Deze positie verhoogt het risico van verkalking en heeft een meerverbruik tot gevolg. 19
  • 20. ECO bedrijf, toets brandt Het water wordt constant op ongeveer 26°C gehouden. Met de temperatuurregelaar volledig naar links gedraaid wordt het water NIET op de ingestelde temperatuur gehouden. De voorrang voor warm water blijft wel actief. Met comfort op commando Door kort openen en sluiten van de warmwaterkraan wordt het water tot de ingestelde temperatuur verwarmd. Na korte tijd is er onmiddellijk warm water beschikbaar. i Dit ‘’comfort op commando’’ geeft extra warmwatercomfort met een minimaal gas- en waterverbruik en beperkt de kalkvorming. Zonder comfort op commando Er wordt pas verwarmd zodra er warm water wordt getapt. Daardoor zijn er langere wachttijden tot er warm water beschikbaar is. 8.7 Zomerbedrijf (alleen warm water) Met weersafhankelijk regelaar: De temperatuurregelaar niet verdraaien. De regelaar schakelt de verwarming automatisch uit bij de geprogram- meerde buitentemperatuur. Met kamerthermostaat: Draai de temperatuurregelaar helemaal naar links (10°C). De verwarming is uitgeschakeld. De warmwater- bereiding en de stroomtoevoer naar de thermostaat blijven behouden. 8.8 Rookgasbeveiliging De ketel heeft twee rookgasbeveiligingen. De rookgasbeveiliging op de trekonderbreker schakelt de ketel uit wanneer rookgassen via de trekonderbreker in de installatieruimte komen. De foutmelding A4 verschijnt. De rookgasbeveiliging op de branderkamer schakelt de ketel uit wanneer rookgassen uit de branderkamer ontsnappen. De foutmelding A2 verschijnt. Na ongeveer 15 min herstart de ketel automatisch. Let erop dat de houder van de rookgasvoeler niet verbogen wordt. Test de rookgasbeveiliging bij de inbedrijfname (zie ook paragraaf 12.2.5) Bij herhaalde storingsmelding A4 of A2 moet de installateur of de technische dienst van JUNKERS geraadpleegd worden. De werking van de schouw moet verbeterd worden. 8.9 Vorstbeveiliging Verwarming in bedrijf laten met de temperatuurregelaar minstens in stand 1. Bij uitgeschakelde verwarming: Aan het CV-water de vorstwerende middelen Protector Alphi 11 (Fernox) of Varidos FSK (Schilling Chemie) toevoegen. (vorstbeveiliging alleen voor de verwarming). Let op: de door de fabrikant voorgeschreven concentraties niet overschrijden! Vorstbeveiliging van de boiler: Temperatuurinstelknop tot linkeraanslag draaien (10°C). 8.10 Storingen i Een overzicht van eventuele storingen vindt u in de tabel op blz. 33. Tijdens het gebruik kunnen storingen optreden. In het display wordt een storing weergegeven en de toets kan knipperen. Wanneer de toets knippert: Druk op de toets en houd deze vast tot in het display – – wordt weergegeven. De ketel treedt weer in werking en de keteltemperatuur wordt weergegeven. Wanneer de toets niet knippert: Schakel de ketel uit en weer aan. De ketel treedt weer in werking en de keteltemperatuur wordt weergegeven. Wanneer de storing zich niet laat resetten: Waarschuw dan uw installateur of de technische dienst van Junkers. 20
  • 21. 8.11 Pompblokkeringsbeveiliging i Deze regeling verhindert het vastzitten van de pomp na een lange stilstandperiode. De pomp draait 10 seconden, 24 uur na uitschakeling. Let op: de ketel moet ingeschakeld blijven. 9. INDIVIDUELE INSTELLING DOOR DE INSTALLATEUR 9.1 Manuele instellingen 9.1.1 Grootte van het expansievat testen Het volgende diagram geeft aan of het ingebouwde expansievat voldoende is, of dat er een extern vat dient geplaatst te worden (niet bij vloerverwarming). Voor de getoonde kenlijnen wordt met volgende gegevens rekening houden: • 1 % waterinhoud in het expansievat of 20 % van het kenvolume in het expansievat. • Werkingsdrukverschil van het overdrukventiel van 0,5 bar, volgens DIN 3320. • De voordruk van het expansievat komt overeen met de statische opvoerhoogte van de installatie. • Maximale bedrijfsdruk: 3 bar. I voordruk 0,2 bar II voordruk 0,5 bar III voordruk 0,75 bar IV voordruk 1,0 bar V voordruk 1,2 bar VI voordruk 1,3 bar VII voordruk 1,5 bar A arbeidsbereik van het expansievat B extra expansievat nodig tV aanvoertemperatuur VA inhoud in liter Fig. 27 Wanneer het snijpunt rechts naast de curve ligt, moet een bijkomend expansievat geïnstalleerd worden. 9.1.2 Instellen van de aanvoertemperatuur De aanvoertemperatuur is tussen 35°C en 88°C instelbaar. i Bij vloerverwarming op de maximale toegelaten aanvoertemperatuur letten. 9.1.3 Begrenzing van de aanvoertemperatuur De temperatuurregelaar is op stand E begrensd. Bij deze begrenzing is de maximale aanvoertemperatuur 75°C. 9.1.4 Wijzigen van de aanvoertemperatuurbegrenzing Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoertemperatuur kan de begrenzing eruit genomen worden. Gele knop van de temperatuurregelaar met een schroevendraaier losdraaien. Zet de gele knop 180° gedraaid weer in (punt naar binnen gericht). De aanvoertemperatuur wordt niet meer begrensd op 75°C. stand aanvoertemperatuur 1 ongeveer 35°C 2 ongeveer 43°C 3 ongeveer 51°C 4 ongeveer 59°C 5 ongeveer 67°C E ongeveer 75°C max ongeveer 88°C Fig. 28 21
  • 22. 9.1.5 Kenlijn van de circulatiepomp wijzigen Toerental van de pomp op de aansluitkast van de pomp instellen. Fabrieksinstelling = schakelstand 3. i Kies een lage schakelstand, afhankelijk van het drukverlies in de installatie, om energie te besparen. 1 kenlijn voor schakelstand 1 2 kenlijn voor schakelstand 2 3 kenlijn voor schakelstand 3 H resterende opvoerhoogte Q omloophoeveelheid van het CV-water Fig. 29 9.2 Heatronic instellingen 9.2.1 Bediening van Heatronic De Heatronic module maakt een comfortabele instelling mogelijk, tevens kunnen de installateur en/of de naver- koopservice van JUNKERS veel toestelfuncties controleren. De beschrijving beperkt zich tot de noodzakelijke functies bij de inbedrijfname. Overzicht van het bedieningspaneel 1 servicetoets 2 schoorsteenvegertoets 3 temperatuurregelknop aanvoertemperatuur 4 temperatuurregelknop sanitair warm water 5 display Fig. 30 Servicefunctie kiezen i Noteer de stand van de temperatuurregelaars op uitgangspositie. en . en draai de temperatuurregelaars na het instellen terug De servicefunctie‘s zijn onderverdeeld in twee niveaus: Niveau 1 omvat de servicefunctie‘s tot 4.9, Niveau 2 omvat de servicefunctie‘s vanaf 5.0. Om een servicefunctie uit niveau 1 op te vragen: servicetoets indrukken en ingedrukt houden, tot op het display - - verschijnt. Om een servicefunctie uit niveau 2 op te vragen: de servicetoets en de schoorsteenvegertoets gelijktijdig indrukken en ingedrukt houden tot op het display = = verschijnt. Temperatuurregelaar draaien, om de juiste servicefunctie te kiezen. 22
  • 23. Servicefunctie Code paragraaf pompschakeling 2.2 9.2.2 opwarmingsvermogen boiler (ZSN) 2.3 9.2.3 antipendelprogramma 2.4 9.2.4 max. aanvoertemperatuur 2.5 9.2.5 schakeldifferentieel 2.6 9.2.6 automatisch antipendelprogramma 2.7 9.2.7 maximum verwarmingsvermogen 5.0 9.2.8 antipendeltijd warmhouden (ZWN) 6.8 9.2.9 Waarde instellen Om de waarde in te stellen, temperatuurregelknop warm water draaien. Waarde vastleggen Niveau 1: de servicetoets indrukken en ingedrukt houden totdat op het display [ ] verschijnt. Niveau 2: de servicetoets en de schoorsteenvegertoets gelijktijdig indrukken en ingedrukt houden tot op het display [ ] verschijnt. Na het instellen Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperatuur draaien. 9.2.2 Pompschakeling kiezen voor verwarmingsbedrijf (servicefunctie 2.2) i Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regeling, wordt automatisch op pompschakeling 3 overgeschakeld, wanneer de binnenvoeler uitgeschakeld is. Verschillende pompschakelingen: Schakelstand 1: voor installaties zonder externe regelaar. De pomp wordt door de aanvoertemperatuurregelaar geschakeld. Een dergelijke bediening is in België verboden! Schakelstand 2 (fabrieksinstelling): voor installaties met kamerthermostaat. De aanvoertemperatuurregelaar schakelt alléén gas, de circulatiepomp loopt door. De kamerthermostaat schakelt gas en circulatiepomp. De circulatiepomp heeft een nalooptijd van 3 minuten. Schakelstand 3: voor installaties met weersafhankelijke regeling. De circulatiepomp wordt door de weersafhankelijke regelaar geschakeld. Toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display - - verschijnt. Toets brandt. Fig. 31 Temperatuurregelaar verwarming draaien tot 2.2 verschijnt. Na een korte tijd verschijnt de ingestelde pompschakeling op het display. Fig. 32 23
  • 24. Temperatuurregelaar draaien, tot op het display de gewenste pompschakelstand tussen 2 of 3 verschijnt. Het display en de toets knipperen. Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ] verschijnt. De pompschakelstand is vastgelegd. Fig. 33 Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. 9.2.3 Opwarmingsvermogen boiler (servicefunctie 2.3) Het opwarmingsvermogen van de boiler kan tussen het kleinste en het maximale opwarmingsvermogen (fabrieks- instelling) ingesteld worden, afhankelijk van het overdraagbare vermogen van de boiler. De fabrieksinstelling is het nominale verwarmingsvermogen, aanduiding 99 op het display. Toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display - - verschijnt. Toets brandt. Fig. 34 Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 2.3 verschijnt. Na een korte tijd verschijnt het ingestelde boilervermogen, in %, op het display. Het aangeduide getal geeft het boilervermogen aan in % ten opzichte van het maximale vermogen van de ketel. Fig. 35 Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ] verschijnt. Het opwarmingsvermogen van de boiler is vastgelegd. Fig. 36 Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. 24
  • 25. 9.2.4 Instellen van de antipendel blokkering (servicefunctie 2.4) Deze servicefunctie is alleen actief wanneer servicefunctie 2.7 (automatisch antipendelprogramma) uitgeschakeld is. Op het schakelpaneel kan het antipendelprogramma individueel tussen 0 en 15 minuten ingesteld worden (de fabrieksinstelling is 3 minuten). Bij 0 is het antipendelprogramma uitgeschakeld. De kortste schakeltijd bedraagt 1 minuut (aan te raden bij éénpijpsystemen en luchtverwarming). i Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regelaar, is een instelling niet nodig. Het antipendelprogramma wordt door de regelaar overgenomen. Toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display - - verschijnt. Toets brandt. Fig. 37 Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 2.4 verschijnt. Na een korte tijd verschijnt de ingestelde antipendeltijd op het display. Temperatuurregelaar draaien, tot op het display het gewenste antipendelprogramma tussen 0 en 15 verschijnt. Het display en de toets knipperen. Fig. 38 Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ] verschijnt. Het antipendelprogramma is vastgelegd. Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. Fig. 39 9.2.5 Maximum aanvoertemperatuur instellen (servicefunctie 2.5) De maximale aanvoertemperatuur kan tussen 35 en 88°C (fabrieksinstelling) begrensd worden. Toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display - - verschijnt. Toets brandt. Fig. 40 25
  • 26. Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 2.5 verschijnt. Na een korte tijd verschijnt de ingestelde aanvoertemperatuur op het display. Temperatuurregelaar draaien, tot op het display de gewenste maximale aanvoertemperatuur tussen 35 en 88 verschijnt. Het display en de toets knipperen. Fig. 41 Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ] verschijnt. De maximale aanvoertemperatuur is vastgelegd. Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. Fig. 42 9.2.6 Inschakelen van het schakeldifferentieel van de ketelaquastaat (servicefunctie 2.6) i Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regelaar, is een instelling niet nodig. Het schakeldifferentieel wordt door de regelaar overgenomen. Het schakeldifferentieel is de toegestane afwijking van de gevraagde aanvoertemperatuur. Het schakeldifferentieel kan met stappen van 1 K ingesteld worden. Het instelbereik ligt tussen 0 en 30 K (fabrieksinstelling = 0 K). De minimale aanvoertemperatuur is 30°C. Antipendelprogramma uitschakelen (instelling 0, zie punt 9.2.4). Toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display - - verschijnt. Toets brandt. Fig. 43 Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 2.6 verschijnt. Na een korte tijd verschijnt het ingestelde schakeldifferentieel op het display. Temperatuurregelaar draaien, tot op het display het gewenste schakeldifferentieel tussen 0 en 30 verschijnt. Het display en de toets knipperen. Fig. 44 Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ] verschijnt. Het schakeldifferentieel is vastgelegd. Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. Fig. 45 26
  • 27. 9.2.7 Automatisch antipendelprogramma (servicefunctie 2.7) Bij aansluiting van een weersafhankelijke regelaar wordt het antipendelprogramma automatisch aangepast. Met servicefunctie 2.7 kan de automatische aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld worden. Dit kan noodzakelijk zijn bij een verwarmingsinstallatie met ongunstige dimensionering. Wanneer de automatische aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld is, moet het antipendelprogramma met servicefunctie 2.4 worden ingesteld (zie paragraaf 9.2.4) De fabrieksinstelling is ‘’1’’ (ingeschakeld). Toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display - - verschijnt. Toets brandt. Fig. 46 Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 2.7 verschijnt. Na een korte tijd wordt op het display 1. (ingeschakeld) weergegeven. Temperatuurregelaar draaien, tot op het display 0 (uitgeschakeld) wordt weergegeven. Het display en de toets knipperen. Fig. 47 Toets indrukken en ingedrukt houden, totdat op het display [ ] verschijnt. Het automatische antipendelprogramma is uitgeschakeld. Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. Fig. 48 9.2.8 Verwarmingsvermogen instellen (servicefunctie 5.0) Het verwarmingsvermogen kan tussen min. nominaal warmtevermogen en max. nominaal warmtevermogen op de specifieke warmtebehoefte worden begrensd. i Ook bij een begrensd verwarmingsvermogen is bij het bereiden van warm water of het opwarmen van de boiler het max. nominale warmtevermogen beschikbaar. De fabrieksinstelling is het max. nominale warmtevermogen. In het display wordt ‘’99’’ weergegeven. Toetsen en tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot op het display = = verschijnt. Toetsen en branden. Fig. 49 27
  • 28. Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 5.0 verschijnt. Na een korte tijd verschijnt het ingestelde verwarmingsvermogen in procenten op het display (99. = nominaal vermogen). Het aangeduide getal geeft het CV-vermogen aan in % ten opzichte van het maximale vermogen van de ketel. Temperatuurregelaar draaien, tot op het display het juiste getal (%) wordt weergegeven. Het display en de toetsen en knipperen. Fig. 50 Toetsen en tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot op het display [ ] verschijnt. Het verwarmingsvermogen is vastgelegd. Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. Fig. 51 9.2.9 Antipendeltijd warmhouden bij ZWN … (servicefunctie 6.8) In de comfortfunctie wordt binnen het toestel het warme water voortdurend op de ingestelde temperatuur gehouden. Daarom wordt het toestel ingeschakeld wanneer de temperatuur beneden een bepaalde temperatuur daalt. Ter voorkoming van te vaak inschakelen kan met de servicefunctie ‘’Antipendeltijd warmhouden’’ de tijdsduur tot aan de volgende inschakeling vastgelegd worden. Deze functie heeft geen invloed op een normale warmwatervraag, maar betreft alleen het warmhouden in de comfortfunctie. De antipendeltijd kan worden ingesteld tussen 25 en 60 minuten (fabrieksinstelling = 25 minuten). Toetsen en tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot op het display = = verschijnt. Toetsen en branden. Fig. 52 Temperatuurregelaar verwarming draaien, tot op het display 6.8 verschijnt. Na een korte tijd verschijnt de ingestelde antipendeltijd op het display. Temperatuurregelaar draaien, tot in het display de gewenste antipendeltijd wordt weergegeven. Het display en de toetsen en knipperen. Fig. 53 Toetsen en tegelijkertijd indrukken en ingedrukt houden tot op het display [ ] verschijnt. De antipendeltijd warmhouden is opgeslagen. Temperatuurregelaars en op de oorspronkelijk ingestelde temperaturen draaien. Op het display verschijnt de aanvoertemperatuur. Fig. 54 28
  • 29. 10. GASREGELING De voedingsdruk aangeduid in de technische gegevens, moet aan de manometerstut (7) gecontroleerd worden. De ketels worden vanuit de fabriek geregeld en verzegeld overeenkomstig categorie I2E+ (aardgas) of I3+ (vloeibaar gas). De installateur mag derhalve geen enkele instelling van het gasdebiet doorvoeren. OPMERKING : De ombouw naar een andere gassoort mag alleen gedaan worden door de naverkoopservice van JUNKERS. 11. ONDERRICHTINGEN 11.1 Nota voor de installateur Na de ingebruikname: • de gebruiker op de hoogte brengen van de bediening en de werking van de gasketel, • zijn aandacht vestigen op het feit dat in geen geval de buis voor de aanvoer van verse lucht en de buis voor de afvoer van verbrande gassen belemmerd mogen worden, • zijn aandacht vestigen op de controle van de waterdruk d.m.v. de manometer (zie paragraaf 8.1), • dit document overhandigen. 11.2 Nota voor de gebruiker TIP : Bij extreem lage buitentemperaturen (vanaf -10°C) raden wij U aan de nachtverlaging te beperken tot 2°C ten opzichte van de dagtemperatuur. U vindt hierna enkele aanwijzingen die U toelaten, indien nodig, kleine storingen te verhelpen. De ketel springt niet op Brandt de diagnosecode-aanduiding? Indien een storingsmelding verschijnt, de ontgrendeltoets indrukken. Controleer de instelling van kamerthermostaat en ketelaquastaat (136). De ketel wordt warm, de installatie blijft koud Nagaan of de installatie gevuld en ontlucht is. Radiatorkranen openen. Indien de installatie koud blijft nagaan of de circulatiepomp draait. Zoniet de ketel uitschakelen en de circulatiepomp losmaken. De ketel lekt aan de sanitair-waterzijde De koudwaterkraan sluiten. Nagaan of er een terugslagklep onder de ketel geplaatst werd (zie paragraaf 7.4). Verwittig Uw installateur of de naverkoopservice van JUNKERS. Digitale foutmeldingen Ontgrendeltoets indrukken. Bij herhaling Uw installateur of SERVICO nv verwittigen met opgave van de foutmelding. GASGEUR : • gaskraan dichtdraaien • vensters openen • geen elektrische schakelaars bedienen • alle open vuur doven • de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS verwittigen 11.3 Controle van de ketel Controleer regelmatig de waterdruk en, indien nodig, de installatie bijvullen en ontluchten. Vlammenbeeld nagaan: de brander moet stabiel maar zonder gele vlammen branden. 11.4 Reinigen van de mantel Gebruik geen schurende of agressieve reinigingsmiddelen, een vochtig doek volstaat. 29
  • 30. 12. CONTROLE EN ONDERHOUD Zelfs een JUNKERS heeft een regelmatige controle- en onderhoudsbeurt nodig. Een preventief onderhoud vermijdt vroegtijdige slijtage en/of een abnormaal hoog verbruik. Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door de installateur, een bevoegd vakman of door SERVICO nv. TIP : Een onderhoudsbeurt om de 3 jaar is een minimum. Gevaar : voor stroomschok! Voor het werken aan de elektrische delen altijd ketel spanningsvrij maken (zekeringen, hoofdschakelaar, enz.). 12.1 Checklist voor het onderhoud (door de installateur of door de naverkoopservice van JUNKERS) 1 Laatste foutmelding oproepen, servicefunctie .0. 2 Ionisatiestroom testen, servicefunctie 3.3. 3 Branderkamer, spuitstukken en brander testen. 4 Warmtewisselaar testen. 5 Controleer de gasvoordruk. 6 Controleer de dichtheid ten aanzien van gas, rookgas en water. 7 Controleer de rookgasbeveiligingen 8 Controleer het uitloopdebiet van warm water bij ketels ZWN. Controleer de voordruk van het expansievat in verhouding tot de statische hoogte van de verwarmingsinstallatie 9 (ketel drukloos). 10 Controleer de vuldruk van de verwarmingsinstallatie. 11 Controleer de automatische ontluchter 12 Controleer de elektrische bedrading op beschadigingen. 13 Controleer de instellingen van de verwarmingsregeling. 14 Controleer bij de verwarmingsinstallatie horende toestellen zoals boilers en dergelijke. 15 Controleer ingestelde servicefuncties. 12.2 Beschrijving van het onderhoud (door de installateur of door de naverkoopservice van JUNKERS) 12.2.1 Laatste foutmelding oproepen Kies servicefunctie .0. U vindt een overzicht van mogelijke storingen op blz. 33. Draai de temperatuurregelaar volledig naar links. De toets indrukken en ingedrukt houden tot op het display [ ] verschijnt. De laatst opgeslagen foutmelding wordt gewist. 12.2.2 Ionisatiestroom controleren, servicefunctie 3.3 Kies servicefunctie 3.3. Wanneer 2 of 3 aangeduid wordt, is de ionisatiestroom in orde. Bij 0 of 1 moeten de ionisatie-elektrode (32) en de ontstekingselektrode (33) gereinigd of vervangen worden. 30
  • 31. 12.2.3 Branderkamer, spuitstukken en brander reinigen De voorplaat van de branderkamer losmaken. Spuitstukcollector en venturi’s demonteren. Brander met spuitstukken uitblazen. Eventueel met water en spoelmiddel reinigen. Daarna goed afspoelen. Voor het terug in bedrijf stellen van de ketel, zorgen dat de brander volledig droog is. Brander met een borstel reinigen. Spuitstukcollector en venturi’s terug monteren. N.B. Om de watergekoelde brander te reinigen, moet het water van de installatie NIET afgelaten worden. Fig. 55 12.2.4 Warmtewisselaar reinigen De voorplaat van de branderkamer losmaken. Rookgastemperatuurplaat (3) demonteren. Bedrading losmaken (1), moeren losdraaien (2) en de warmtewisselaar naar voren wegnemen (4). Met water en spoelmiddel reinigen. Daarna goed afspoelen. Warmtewisselaar terug monteren. Fig. 56 12.2.5 Rookgasbeveiligingen controleren Rookgasbeveiliging (6.1) aan de trekonderbreker Ketel in bedrijf stellen op maximaal vermogen en wachten tot de keteltemperatuur hoger is dan 50°C. De rookgasafvoerbuis wegnemen en alleen de uitgang van de trekonderbreker met een onbrandbare plaat afdekken. De ketel schakelt na ongeveer 2 minuten uit. In het display verschijnt A4. De plaat terug wegnemen en de rookgasafvoerbuis terug monteren. Na ongeveer 15 minuten gaat de ketel automatisch terug in werking. Opmerking : Deze wachttijd kan opgeheven worden door de hoofdschakelaar uit- en opnieuw in te schakelen. N.B. Wanneer de rookgasbuis niet gedemonteerd kan worden, kan de ring met de 4 vijzen losgemaakt worden. Fig. 57 31
  • 32. Rookgasbeveiliging (6.2) aan de branderkamer Ketel in bedrijf stellen op maximaal vermogen. Een onbrandbare plaat in de trekonderbreker steken. De ketel schakelt uit. In het display verschijnt A2. De plaat terug wegnemen. De ketel gaat terug in werking. Wanneer binnen de 5 minuten een nieuwe uitschakeling plaats vindt, gaat de ketel pas na 15 minuten terug in werking. Ketel terug in bedrijf stellen op normale werking. Fig. 58 12.2.6 Warm water (ZWN) Bij onvoldoende uitstroomdebiet: Demonteer de platenwarmtewisselaar en vervang hem, - of - Ontkalk met een ontkalkingmiddel dat geschikt is voor roestvrij staal. (af te raden) Fig. 59 12.2.7 Expansievat Maak de ketel drukloos. Verhoog, indien nodig, de tegendruk van het expansievat tot de statische hoogte van de verwarmingsinstallatie. 12.2.8 Vuldruk van de verwarmingsinstallatie i Voor het bijvullen de slang met water vullen. Zodoende komt er geen lucht in het verwarmingswater. De manometer moet tussen 1 en 2 bar staan. Als de manometer minder dan 1 bar aanduidt (bij koude installatie), water bijvullen tot de manometer terug tussen 1 en 2 bar staat. De maximale druk van 3 bar (bij installatie op de hoogste temperatuur) mag niet overschreden worden (veiligheidsventiel opent). Indien de druk niet behouden blijft, dienen het expansievat en de verwarmingsinstallatie op dichtheid te worden gecontroleerd. 32
  • 33. 12.3 Wisselstukken en smeermiddelen Gebruik uitsluitend originele JUNKERS-wisselstukken en JUNKERS-vet. Voor metalen dichtvlakken, O-ringen en temperatuurvoelers: - in contact met water L 641, - in contact met gas HFT 1 V 5, - warmtegeleidingvet P 12. 12.4 Wat te doen bij storingen? Display Korte omschrijving Wat te doen? A2 Rookgassen ontsnappen uit de branderkamer. Controleer de warmtewisselaar op vervuiling. De rookgasbeveiliging aan de trekonderbreker heeft Rookgasbeveiliging en aansluitkabel testen en A3 onderbroken of heeft kortsluiting. eventueel vervangen. A4 Rookgassen ontsnappen aan de trekonderbreker. Controleer de schouw. De rookgasbeveiliging aan de branderkamer heeft Rookgasbeveiliging en aansluitkabel testen en A6 onderbroken of heeft kortsluiting. eventueel vervangen. Controleer warmwater-NTC en aansluitkabel op A7 Warmwater-NTC defect (ZWN). onderbreking of kortsluiting. A8 CAN-communicatie onderbroken. Controleer verbindingskabel, busmodule en regelaar. Bij ketels ZWN bij warmwaterafname. AA Platenwarmtewisselaar vervangen. Platenwarmtewisselaar is verkalkt. Controleer de verbindingskabel tussen busmodule en AC Module niet herkend. Heatronic. Vervang de busmodule. Ad Boiler-NTC 1 wordt niet herkend. Controleer boiler-NTC 1 en aansluitkabel. Steek de codeerstekker goed vast, meet deze en b1 Codeerstekker wordt niet herkend. vervang indien nodig. Turbine en aansluitkabel controleren en vervangen CA Turbine defect. indien nodig. Controleer buitenvoeler en aansluitkabel op onder- CC Buitentemperatuur-NTC niet herkend. breking. Vervang de busmodule. Controleer de bedrading van de LSM 5. d1 LSM vergrendeld. Begrenzer van de vloerverwarming is geactiveerd. Stekker niet vastgestoken, brug ontbreekt. d3 Brug 8-9 niet herkend. Begrenzer van de vloerverwarming is geactiveerd. E2 Aanvoer-NTC defect. Controleer aanvoer-NTC en aansluitkabel. De temperatuur aan de temperatuurvoeler van de Controleer de temperatuurvoeler. Is de E5 brander is te hoog. verwarminginstallatie ontlucht? De temperatuurvoeler van de brander heeft Temperatuurvoeler en aansluitkabel testen en E7 onderbroken of heeft kortsluiting. eventueel vervangen. Controleer de installatiedruk,de temperatuurbegren- Temperatuurbegrenzer in aanvoer heeft uitgescha- E9 zers, het lopen van de pomp en de zekering op de keld. printplaat. Ontlucht de ketel. Is de gaskraan open? Controleer gasaansluitdruk, EA Vlam wordt niet herkend (geen ionisatie). netaansluiting, ontstekingselektrode en kabel, ionisatie-elektrode en kabel. Controleer of elektrische stekkers, ontstekingsleidin- F0 Interne fout. gen, en busmodule goed vastzitten. Vervang indien nodig printplaat of busmodule. Vlam wordt herkend, hoewel de ketel uitgeschakeld Controleer elektrodenset op barsten of vervuiling, F7 is. maak de printplaat droog. Controleer gasblok en kabels naar de gasblok. FA Vlam wordt herkend na gasuitschakeling. Controleer de elektrodenset. Ontgrendeltoets is ingedrukt, hoewel de ontgrendel- Fd Druk opnieuw op de ontgrendeltoets. toets niet verlicht is geweest. P1, P2, Wachten a.u.b. initialisatie. Zekering 24 V defect, vervang ze. P3, P1.. 33
  • 34. 13. NUTTIGE INLICHTINGEN PROPAAN – PROPANE (NBN D 51-006) 1 afsluitkraan 2 voorontspanner 1,5 bar (kg/cm2), debiet aange- past aan het totaal geïnstalleerd vermogen 3 hogedrukpropaanafsluiter 4 tweede-traps, vaste, veiligheidsontspanner 37 mbar (g/cm2), met een debiet van 4 kg/uur 5 gasafsluitkraan met ronde bedieningsknop (bijgeleverd) A gasketel B water/badverwarmer Fig. 60 BUTAAN Af te raden wegens de geringe beschikbare hoeveelheid brandstof. LET OP Aangezien vloeibaar gas zwaarder is dan lucht, moeten deze ketels en de leidingen steeds in ruimten met een benedenverluchting boven de begane grond, geplaatst worden. NBN B 61-002 Plaats van de schoorsteenmond - gebieden waarin windinvloeden zich doen gelden op naburige hindernissen. I = vrije uitmondzone II = toegelaten zone, als de schoorsteenmond voorzien is van een afvoerkap III = verboden zone Fig. 61 34
  • 35. 14. BELANGRIJKE NOTA’S De typeaanduiding en het serienummer vindt U terug op de kenplaat van de ketel. Gelieve deze gegevens te ver- melden op de garantiekaart en bij elk contact met Uw installateur of met onze naverkoopservice. VOORBEELD VAN EEN KENPLAAT INSTALLATEUR ZWN 24-6 KE 23 S 3692 Best.-Nr./Num.de Com. : 7 716 010 150 type-aanduiding BE–I2E+ - B11BS Afgest./Réglé: Aardgas/Gaz nat. G 20/20 mbar – G 25/25 mbar min max Nom. Belasting/Débit cal. nom. 12.1 27.0 Nom. Vermog./Puissance nom. 10.9 24.3 Waterdruk c.v. / Pression CC. max. 3 bar Watrerdruk san./Pression san. max. 10 bar Spec.san.debiet/Débit san.spéc. (∆T = 30 K, EN 625) 10.8 l/min NOx-Klasse / Classe NOx 5 230V~50Hz 100 W IPX4D CE-0085BN0130 0085-03 SERVICO NV : Tel.: 03/887.20.60 voorbeeld van een 829 FD 389 14800 serienummer Robert Bosch GmbH Geschäftsbereich Thermotechnik 15. NAVERKOOPSERVICE SERVICO nv heeft een technische naverkoopservice ter beschikking van de installateur en de gebruiker. In geval van moeilijkheden, wendt U tot SERVICO nv of tot één van onze lokale agenten (naverkoopservice van de fabriek). 16. WAARBORG De toegestane waarborg is slechts geldig indien de installatie nauwkeurig voldoet aan deze voorschriften en indien de volledige installatie volgens de regels der kunst uitgevoerd werd. De waarborg is toepasbaar volgens de voorwaarden vermeld op de garantiekaart. Deze moet worden teruggestuurd na de ingebruikname naar SERVICO nv, met vermelding van type en serienummer zoals aangeduid op de kenplaat van de ketel (zie fig. hierboven). TIP : Stuur de garantiekaart onmiddellijk op na de inbedrijfstelling. Dit zal de contacten vergemakkelijken. 35
  • 36. DIENST NA VERKOOP (met techniekers uit Uw regio) SERVICO nv heeft een dienst na verkoop ter beschikking van de installateur en de gebruiker. In geval van moeilijkheden, wendt U tot SERVICO nv (officiële dienst na verkoop van de fabrikant). nv SERVICO sa Kontichsesteenweg 60 2630 Aartselaar ALGEMEEN NUMMER 03 887 20 60 FAX ALGEMEEN NUMMER 03 877 01 29 DIENST NA VERKOOP onderhoud & herstellingen 03 880 71 00 TECHNISCH ADVIES 03 880 71 02 FAX DIENST NA VERKOOP 03 888 91 56 COMMERCIELE DIENST verkoop, documentatie & scholingen 03 880 71 03 FAX COMMERCIELE DIENST 03 877 01 29 LOGISTIEK bestellingen & wisselstukken 03 880 71 01 FAX LOGISTIEK 03 887 01 03 WEB www.junkers-servico.be BELANGRIJKE OPMERKING Zelfs een JUNKERS heeft een regelmatige controle- en onderhoudsbeurt nodig. Een preventief onderhoud vermijdt vroegtijdige slijtage en/of een abnormaal hoog verbruik. Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door de installateur, een bevoegd vakman of door de technische dienst van JUNKERS. TIP: Een onderhoudsbeurt om de 2 jaar is een minimum, om het jaar is aangewezen. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande nv SERVICO sa toestemming van de uitgever. Wijzigingen voorbehouden. Kontichsesteenweg 60 2630 AARTSELAAR 03 887 20 60 Fax 03 877 01 29