2. 3.
A.
B.
C.
D.
(1p) Met welke temperatuur in Kelvin komt 70 C overeen?
-343 K
-203 K
203 K
343 K
4. (1p) Banken op perrons staan in de buitenlucht. Ze moeten niet te koud
aanvoelen als je er op zit. Voor de productie van die banken heeft men de
keuze uit verschillende materialen. Weke van de onderstaande materialen is
hiervoor het meest geschikt?
A. Beton.
B. Kunststof.
C. Metaal.
3. 5. (1p) Er wordt van een blokje perspex een stukje afgezaagd.
Welke invloed heeft dat op de dichtheid van het overblijvende perspexblokje?
A. De dichtheid wordt kleiner.
B. De dichtheid blijft gelijk.
C. De dichtheid wordt groter.
6. (1p) Een ijsblokje blijft drijven in water. Zie de foto.
Waarom drijft ijs op water?
A.
De dichtheid van ijs is kleiner dan de dichtheid van water.
B.
De dichtheid van ijs is groter dan de dichtheid van water.
C.
De dichtheid van ijs is even groot dan de dichtheid van water.
4. 7. (1p) Met welke thermometer kan Jill de temperatuur van het vriesvak meten?
A.
B.
C.
D.
met thermometer A
met thermometer B
met thermometer C
met thermometer D
5. 11. Weerkundige gebruiken weerkaarten
die de luchtdruk in een bepaald gebied
weergeven. Zie de figuur hiernaast. Hierin
zijn de punten met dezelfde luchtdruk
met elkaar verbonden. De lijnen die zo
ontstaan heten isobaren
( iso wil zeggen: gelijk ). De getallen bij de
isobaren geven de luchtdruk in hPa weer.
a. (2p)
b. (1p)
c. (2p)
d. (2p)
e. (1p)
1hPa = 100 Pa.
1 hPa = 1 millibar
Een andere naam voor een ‘lege’ ruimte is: vacuüm
Schat de luchtdruk op Texel.
1012 hPa
Schat de laagste luchtdruk op de kaart.
980 hPa
Met welk apparaat meet je de luchtdruk van de dampkring?
Barometer
6. Puntenslijpers
Jannick krijgt van zijn docent twee puntenslijpers. Eén is van magnesium en één van aluminium.
De opdracht is om te achterhalen van welk materiaal elke puntenslijper is gemaakt.
Om te onderzoeken van welk materiaal elke puntenslijper is gemaakt gaat hij de dichtheid
bepalen. Hij gebruikt een maatcilinder en een weegschaal.
Jannick begint met het losdraaien van het mesje.
a. (1p) Geef een reden voor het verwijderen van het mesje.
Er wordt een meetfout gemaakt / een afleesfout.
ρ mesje is anders dan ρ puntenslijper.
Hij doet wat water in een maatcilinder. Zie figuur hiernaast.
b. (2p) Wat zal Jannick aflezen.
78 ml
7. c. (2p) Wat moet Jannick nog doen om het volume van de puntenslijper te
bepalen?
Pnt.slijper in de maatcilinder doen en het volume van het water + de
pnt.slijper aflezen. Het volume van de puntenslijper is nu gelijk aan:
V pnt.slijper = V water+pnt.slijper – V water
De gegevens die Jannick verzamelt, staan in onderstaande tabel.
d. (3p) Bereken welk van de puntenslijpers van aluminium gemaakt is?
ρ1 = m / V = 5,2 / 3,0 = 1,73 g/cm³ Magnesium
ρ2 = m / V = 6,8 / 2,5 = 2,72 g/cm³ Aluminium
Puntenslijper 2 is dus van aluminium gemaakt
8. 10. (3p) In de figuur hiernaast staat een
gedeelte van een thermometer getekend
waarin is aangegeven waar de alcohol
staat in de thermometer als hij 30
graden Celsius meet en waar hij staat
als hij 60 graden Celsius meet. Bepaal,
door middel van de driehoeksmethode,
waar de alcohol zit als de thermometer
een temperatuur van 100 graden Celsius
meet. ( goed nadenken want je weet 0
graden Celsius ook niet).
9. 11. Een cilindervormig blokje heeft een straal van 2,0 cm en een hoogte van 8,2
cm.
De massa van het blokje is 80,4 gram.
a.(3p) bereken het volume van het blokje.
V = π . r2 . h = π . 2,02 . 8,2 = 103,04 cm3
b.(3p) Bereken de dichtheid van het blokje.
Ρ = m/V = 80,4 / 103,04 = 0,78 g/cm³
c.(2p) Leg uit of het blokje blijft zweven in een bak water.
Nee ρ blokje is kleiner dan ρ water blokje gaat drijven.
d. (1p) Van welke stof is dit blokje gemaakt.
Hout – eikenhout
10. 12. (2) De Aardse atmosfeer bestaat uit gassen. Noem 3 van de belangrijkste gassen
waaruit de atmosfeer bestaat.
Zuurstof, Stikstof en Koolstofdioxide (edelgassen is ook goed)
11. 13. Door het smelten van goud en zilver krijgen we een mengsel.
We hebben een volume van 2,27 cm3 goud .
De massa van het zilver is 23,4 gram.
a. (3p) bereken de massa van het goud.
m=ρ ∙ V = 19,30 ∙ 2,27 = 43,8 g
b. (3p) bereken het volume van het zilver.
V = m / ρ = 23,4 /10,50 = 2,23 cm³
c. (3p) bereken de dichtheid van het mengsel.
ρ = mtotaal / Vtotaal = (43,8+23,4)/(2,27+2,23)= 14,9 g/cm³