SlideShare a Scribd company logo
1 of 11
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be

Antwoorden biologie van 2007
Dit document geeft antwoord op de vragen die gesteld zijn op het KIW-gedeelte van het jaar 2007.
Deze antwoorden zijn gericht naar de vraag en behandelen niet de volledige leerstof. Dikwijls wordt
er wel een link voorzien naar een website waar u meer informatie kan vinden betreffende het
onderwerp.

Dit document is eigendom van www.toelatingsexamen-geneeskunde.be en mag niet worden
verveelvoudigd, openbaar gemaakt onder welke vorm of methode dan ook, zonder schriftelijke
toestemming van de auteur.




                                                  toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 1


Analyse

Om deze vraag te kunnen oplossen moet u weten wat de eigenschappen zijn van DNA en die van
RNA en bijgevolg ook de verschillen tussen deze twee structuren. Meer informatie over deze
eigenschappen vindt u op onderstaande links.



Oplossing

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste en relevante verschillen tussen DNA en
RNA



DNA                                              RNA
Dubbelstrengig                                   Enkelstrengig
Basen zijn G-A-T-C                               Basen zijn G-A-U-C
                                                 Poly-A staart op mRNA in eukaryoten
1 vorm                                           3 vormen: tRNA, mRNA, rRNA
Constante hoeveelheid in 1 cel                   Variabele hoeveelheid, afhankelijk van het type
                                                 cel
Locatie: celkern                                 Locatie: afhankelijk van type, in heel de cel


Antwoord

Het correcte antwoord is bijgevolg B



Meer weten?

http://nl.wikipedia.org/wiki/RNA
http://nl.wikipedia.org/wiki/DNA




                                                 toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 2


Analyse

Om deze vraag op te lossen moet je eigenlijk slechts een beperkte kennis hebben van het systeem
van translatie. Het is wel belangrijk systematisch en geordend te werken, en zo snel tot een correct
antwoord te komen.
Deze vraag los je best als volgt op: je trekt per 3 basen een streepje (je moet hier natuurlijk wel voor
weten dat 3 basen voor 1 aminozuur coderen). Wat je best nog aanduidt is het startcodon: AUG (ook
terug te vinden in de meegeleverde tabel). Tenslotte schrijf je nog snel de 3 stopcodons op (werkt
gemakkelijker: UAA, UAG, UGA).

Oplossing

Hieronder wordt de bewerking uitgevoerd die in de analyse wordt aangeraden:

5’- UUU/UAC/CAC/CGG/AUG/AUU/CUU/ACA/AUU/AGA/UGA/ACA/GGU/UGU/AAA//AAAA-3’
5’- UUU/UAA/CAC/CGG/AUG/AUU/CUU/ACA/AUU/UGA/UGA/ACA/GGU/UGU/AAA//AAAA-3’

In de tabel worden volgende kleurcodes gebruikt:
-groen: startcodon
-rood: stopcodon
-blauw: overgeschreven gedeelte
Bijgevolg kunnen we zien dat er omwille van de mutatie 1 aminozuur minder aanwezig zal zijn in het
eiwit dat wordt gevormd.

Antwoord

Het antwoord is dus C

Meer weten?

http://nl.wikipedia.org/wiki/Translatie_%28biologie%29




                                                    toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 3


Analyse

Deze vraag peilt enkel naar de kennis over de functie van de celorganellen. Bijgevolg wordt hier een
kort overzicht gegeven van de voorgestelde organellen en hun functie in de cel.

Oplossing

Organel                                            Functie
Glad (Smooth) endoplasmatisch reticulum            Reticulum (=netwerk) dat vooral het transport
                                                   van stoffen voorziet tussenhet ruw
                                                   endoplasmatisch reticulum en het golgi
Golgi-apparaat                                     Hier worden stoffen die aankomen van het ruw
                                                   endoplasmatisch reticulum opgeslagen en
                                                   dikwijls ook gemodificeerd (eiwitten kunnen
                                                   bijvoorbeeld hier versuikerd worden)
Ribosoom                                           Een eiwit- en RNAcomplex dat instaat voor de
                                                   translatie tot eiwitten
Lysosoom                                           Deze organellen breken verschillende structuren
                                                   af. Dit kan gebeuren door de zeer lage pH
                                                   (ongeveer 3) die aanwezig is in dit organel.


Antwoord

Het antwoord is dus C

Meer weten?

http://nl.wikipedia.org/wiki/Organellen




                                                   toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 4


Analyse

Om deze vraag op te kunnen lossen moet je een goed begrip hebben van mitose en meiose. Dit is
trouwens al elk jaar een belangrijk topic geweest dus je zorgt er best voor dat je dit goed onder de
knie hebt.
Wat je hier best doet is het volgende: je kijk wat er kan en wat er niet kan. Je weet uit de opgave dat
zowel figuur 1 als 2 uit hetzelfde organisme komen. Dit betekent dat het aantal chromosomen
natuurlijk gelijk moet blijven.
In figuur 2 zie je duidelijk een fase van de meiose: de homologe chromosomenparen worden uit
elkaar getrokken. Als je dit weet, weet je bijgevolg ook dat figuur 1 ook uit de meiose is (tweede
deel, meiose 2). WANT: indien dit niet zou zijn zouden we in figuur 1 een organisme hebben met 2
chromosomen, en in figuur 2 een organisme met 4 chromosomen.

Oplossing

We kunnen dus concluderen dat we zien dat figuur 2 een voorstelling is van de meiose (alleen hier
worden homologen uit elkaar gehaald). We bepalen het aantal chromosomen (hier gewoon te
tellen): 4. Uit dit gegeven zien we dat figuur 1 ook van de meiose moet zijn, want indien dit niet het
geval zou zijn zouden er 4 chromosomen uit elkaar worden getrokken.

Antwoord

Het antwoord is dus D

Meer weten?

Op Wikipedia kan je meer informatie vinden over deze oefening. Dit is een zeer belangrijk
onderwerp!

http://nl.wikipedia.org/wiki/Meiose
http://nl.wikipedia.org/wiki/Mitose




                                                    toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 5


Analyse

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je weten hoe een eeneiige en een twee-eiige
tweeling worden gevormd. Je moet ook weten dat een eeneiige tweeling sowieso van hetzelfde
geslacht is.

Oplossing

We zien in het gegeven schema duidelijk dat er eerst 1 eicel wordt bevrucht, en dat deze vervolgens
deelt. Dit is het proces van een eeneiige tweeling. Enkele belangrijke gevolgen hieruit zijn onder
andere dat deze hetzelfde genetisch materiaal hebben en bijgevolg sterk op elkaar gelijken
(uiterlijk) en hetzelfde geslacht hebben.
Een twee-eiige tweeling ontstaat als er 2 eicellen bevrucht worden. Normaal gezien heeft er
slechts 1 eicel ovulatie per maandelijkse cyclus (de ene keer komt de eicel van de linkse eierstok,
de volgende keer van de rechtse). Het kan echter ook voorkomen dat er 2 eicellen tegelijk
komen (een van links en een van rechts). Als deze dan nog eens alle twee worden bevrucht dan
ontstaat een twee-eiige tweeling. Deze hebben dus niet hetzelfde genetisch materiaal en je kan
geen uitspraak doen over het geslacht.

Antwoord

Het antwoord is dus B

Meer weten?

http://nl.wikipedia.org/wiki/Eeneiige_tweeling
http://nl.wikipedia.org/wiki/Twee-eiige_tweeling




                                                   toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 6


Analyse

Deze vraag peilt puur naar de kennis over het begrip ‘passieve vaccinatie’ of ‘passieve immuniteit’.
Op de onderstaande links kan u meer informatie vinden hierover.

Oplossing

Passieve vaccinatie houdt in dat er direct antistoffen worden ingespoten als reactie tegen
ziekteverwekkers.
Actieve vaccinatie is het injecteren van antigenen, waardoor zelf antistoffen worden aangemaakt
door het lichaam.
In deze situatie werd er gekozen voor passieve vaccinatie omdat er een snelle werking vereist is.

Antwoord

Het antwoord is B

Meer weten?

http://nl.wikipedia.org/wiki/Passieve_immunisatie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Actieve_immunisatie
http://nl.wikipedia.org/wiki/Vaccin




                                                    toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 7


Analyse

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je kennis hebben van de oxidatieve fosforylering
(cellulaire ademhaling) en moet je weten waar deze processen plaatsvinden.

Oplossing

Als we naar de gegeven stellingen gaan kijken:
-Het is inderdaad zo dat er door de cellulaire ademhaling oa. glucose kan worden omgezet in ATP.
Dit gebeurt bijvoorbeeld door de glycolyse, citroenzuurcyclus, co-enzymen,…
- De tweede stelling is fout. Niet álle stappen vinden plaats in de mitochondriën. Zo vind de
citroenzuurcyclus in eukaryoten in de mitochondriën plaats, maar de glycolyse in het cytosol.

Tabel met overzicht locatie van reacties:

Reactie                                            Locatie
Glycolyse                                          Cytosol
Citroenzuurcyclus                                  Mitochondriën
Acetyl-CoA vorming                                 Mitochondriën
Elektronentransportketen                           Mitochondriën


Antwoord

Het antwoord is dus C

Meer weten?

http://nl.wikipedia.org/wiki/Oxidatieve_fosforylering
http://nl.wikipedia.org/wiki/Citroenzuurcyclus
http://nl.wikipedia.org/wiki/Glycolyse




                                                  toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 8


Analyse

Om deze vraag te kunnen oplossen moet je kennis hebben over de begrippen dominant, recessief,
autosomaal, geslachtsgebonden, homozygoot en heterozygoot.

Oplossing

Als we even het schema en de opgave algemeen bekijken concluderen we dat elke persoon met een
wipneus homozygoot is, want het kenmerk is recessief. Indien iemand heterozygoot is, heeft deze
geen wipneus.

Vervolgens kijken we naar de gegeven stellingen. De eerste stelling is al direct correct: persoon twee
moet wel heterozygoot zijn, want indien dit niet het geval zou zijn zou geen van de kinderen een
wipneus hebben. (dan zou elk kind wel heterozygoot zijn, maar geen enkel homozygoot).

We bekijken nog even de andere opties:
-persoon 4 is homozygoot: je kan dit niet zien aan iemand die geen wipneus heeft, en we hebben
ook al geen informatie over de ouders.
-de kinderen van 5 & 6 kunnen geen wipneus hebben: dit kunnen we niet weten, het hangt af van
persoon 4, waar we niets over kunnen zeggen.
-beide ouders van 4 hebben geen wipneus: kunnen we niet zeggen, het kan zijn van wel, maar
evengoed van niet.

Antwoord

Het correcte antwoord is dus A

Meer weten?

Dit is materie die normaal gezien goed is aangebracht in het secundair onderwijs. Deze leerstof
vereist een bepaald inzicht in de situatie. Hier wordt er daarom maar een korte uitleg gegeven over
het onderwerp. Moest het zijn dat je niet voldoende informatie hebt hierover, aarzel dan niet om op
de website je vraag te stellen. Je wordt dan snel geholpen met meer informatie en oefeningen.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Recessief_%28genetica%29
http://nl.wikipedia.org/wiki/Dominant_(genetica)
http://nl.wikipedia.org/wiki/Homozygoot
http://nl.wikipedia.org/wiki/Heterozygoot




                                                   toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 9


Analyse

Deze vraag gaat eigenlijk over dezelfde leerstof als vraag 8. Alleen is deze ietwat moeilijker. Nu
hebben we te maken met een X-chromosomaal gebonden allel. Je moet goed weten dat een
mannelijke drager ook uiting heeft (XY) en een vrouwelijke drager die heterozygoot is heeft het
kenmerk niet (XX, de andere X gaat het defect opvangen), een homozygote drager (vrouwelijk altijd)
gaat het kenmerk wel vertonen.

Oplossing




-2 moet sowieso draagster zijn om het door te kunnen geven, 2 moet het sowieso hebben van 1
-7&8 hebben sowieso 1 X-chromosoom gekregen van de vader, dus hebben het allel en zijn
draagster.

Antwoord

Correcte antwoord is dus D

Meer weten?

Zie vraag 8




                                                 toelatingsexamen-geneeskunde.be
www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Vraag 10


Analyse

Voor deze vraag moet je kennis hebben van het begrip natuurlijke en artificiële (kunstmatige)
selectie.

Oplossing

Het is zo dat er op de varkens wordt geselecteerd voor een bepaald kenmerk: we willen dat deze
veel vlees opbrengen. We gaan dus veelal de dikke varkens met andere dikken laten paren. Het
resultaat hiervan is een reeks varkens die meer vlees opbrengen. Het is wel zo dat we eigenlijk,
zonder dat dit de bedoeling is, ook op andere kenmerken selecteren.
In het tweede voorbeeld worden alle vliegen die niet tegen DDT kunnen uitgeroeid. Bijgevolg gaan
de vliegen die er wel tegen kunnen paren en een nageslacht leveren die ook resistent is. Na verloop
van tijd was DDT ook niet meer zo succesvol als eerst. Hoewel dit door de mens is, wordt deze vorm
van selectie wel als natuurlijke selectie aanzien. Wij als mens zijn dan gewoon de oorzaak van de
dood, en wie aangepast is om daaraan te ontsnappen kan zich reproduceren.

Antwoord

Het correcte antwoord is dus D

Meer weten?

http://nl.wikipedia.org/wiki/Natuurlijke_selectie




                                                    toelatingsexamen-geneeskunde.be

More Related Content

Similar to Toelatingsexamen

DNA en medicijnen (1)
DNA en medicijnen (1)DNA en medicijnen (1)
DNA en medicijnen (1)Chiara Glen
 
Onderzoekscompetentie enzymen
Onderzoekscompetentie enzymenOnderzoekscompetentie enzymen
Onderzoekscompetentie enzymenLaurent Mariën
 
Profielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versie
Profielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versieProfielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versie
Profielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versieJonathan Jeroen Beekman
 
Hoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaan
Hoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaanHoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaan
Hoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaanLucas Mergan
 
iL39 evolutie zit in ons DNA - Evo Devo leert ons meer - Renee van Amerongen
iL39 evolutie zit in ons DNA -  Evo Devo leert ons meer - Renee van AmerongeniL39 evolutie zit in ons DNA -  Evo Devo leert ons meer - Renee van Amerongen
iL39 evolutie zit in ons DNA - Evo Devo leert ons meer - Renee van AmerongenTycho Malmberg
 
Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016
Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016
Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016Ken Kersemans
 
Moleculaire genetica
Moleculaire geneticaMoleculaire genetica
Moleculaire geneticaSam Kool
 
Genetica: een perspectief
Genetica: een perspectiefGenetica: een perspectief
Genetica: een perspectiefDominic Portain
 
Omslag_stellingen_NLsamenvatting
Omslag_stellingen_NLsamenvattingOmslag_stellingen_NLsamenvatting
Omslag_stellingen_NLsamenvattingRudolf Talens
 

Similar to Toelatingsexamen (20)

DNA en medicijnen (1)
DNA en medicijnen (1)DNA en medicijnen (1)
DNA en medicijnen (1)
 
Thema 1
Thema 1Thema 1
Thema 1
 
Hoofdstuk 6 1e deel
Hoofdstuk 6 1e deelHoofdstuk 6 1e deel
Hoofdstuk 6 1e deel
 
Obp Programma
Obp ProgrammaObp Programma
Obp Programma
 
Onderzoekscompetentie enzymen
Onderzoekscompetentie enzymenOnderzoekscompetentie enzymen
Onderzoekscompetentie enzymen
 
Hoofdstuk 12 2008
Hoofdstuk 12 2008Hoofdstuk 12 2008
Hoofdstuk 12 2008
 
Profielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versie
Profielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versieProfielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versie
Profielwerkstuk Jeroen Beekman _ Lukas Verweij Definitieve versie
 
Hoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaan
Hoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaanHoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaan
Hoe wormen ons helpen ons leergedrag te verstaan
 
iL39 evolutie zit in ons DNA - Evo Devo leert ons meer - Renee van Amerongen
iL39 evolutie zit in ons DNA -  Evo Devo leert ons meer - Renee van AmerongeniL39 evolutie zit in ons DNA -  Evo Devo leert ons meer - Renee van Amerongen
iL39 evolutie zit in ons DNA - Evo Devo leert ons meer - Renee van Amerongen
 
Hoofdstuk 04 - Audesirk
Hoofdstuk 04 - AudesirkHoofdstuk 04 - Audesirk
Hoofdstuk 04 - Audesirk
 
Evolutie les 1
Evolutie les 1Evolutie les 1
Evolutie les 1
 
Hoofdstuk 11 deel 1
Hoofdstuk 11 deel 1Hoofdstuk 11 deel 1
Hoofdstuk 11 deel 1
 
Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016
Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016
Postgraduaat_Nucleaire_Geneeskunde_28042016
 
Moleculaire genetica
Moleculaire geneticaMoleculaire genetica
Moleculaire genetica
 
Seminar 23-11-2016 Dr. D.H. Schweitzer
Seminar 23-11-2016 Dr. D.H. SchweitzerSeminar 23-11-2016 Dr. D.H. Schweitzer
Seminar 23-11-2016 Dr. D.H. Schweitzer
 
Hoofdstuk 5 2008
Hoofdstuk 5 2008Hoofdstuk 5 2008
Hoofdstuk 5 2008
 
Uw leerplan
Uw leerplanUw leerplan
Uw leerplan
 
Hoofdstuk 7 1e deel
Hoofdstuk 7 1e deelHoofdstuk 7 1e deel
Hoofdstuk 7 1e deel
 
Genetica: een perspectief
Genetica: een perspectiefGenetica: een perspectief
Genetica: een perspectief
 
Omslag_stellingen_NLsamenvatting
Omslag_stellingen_NLsamenvattingOmslag_stellingen_NLsamenvatting
Omslag_stellingen_NLsamenvatting
 

Toelatingsexamen

  • 1. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Antwoorden biologie van 2007 Dit document geeft antwoord op de vragen die gesteld zijn op het KIW-gedeelte van het jaar 2007. Deze antwoorden zijn gericht naar de vraag en behandelen niet de volledige leerstof. Dikwijls wordt er wel een link voorzien naar een website waar u meer informatie kan vinden betreffende het onderwerp. Dit document is eigendom van www.toelatingsexamen-geneeskunde.be en mag niet worden verveelvoudigd, openbaar gemaakt onder welke vorm of methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteur. toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 2. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 1 Analyse Om deze vraag te kunnen oplossen moet u weten wat de eigenschappen zijn van DNA en die van RNA en bijgevolg ook de verschillen tussen deze twee structuren. Meer informatie over deze eigenschappen vindt u op onderstaande links. Oplossing Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste en relevante verschillen tussen DNA en RNA DNA RNA Dubbelstrengig Enkelstrengig Basen zijn G-A-T-C Basen zijn G-A-U-C Poly-A staart op mRNA in eukaryoten 1 vorm 3 vormen: tRNA, mRNA, rRNA Constante hoeveelheid in 1 cel Variabele hoeveelheid, afhankelijk van het type cel Locatie: celkern Locatie: afhankelijk van type, in heel de cel Antwoord Het correcte antwoord is bijgevolg B Meer weten? http://nl.wikipedia.org/wiki/RNA http://nl.wikipedia.org/wiki/DNA toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 3. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Analyse Om deze vraag op te lossen moet je eigenlijk slechts een beperkte kennis hebben van het systeem van translatie. Het is wel belangrijk systematisch en geordend te werken, en zo snel tot een correct antwoord te komen. Deze vraag los je best als volgt op: je trekt per 3 basen een streepje (je moet hier natuurlijk wel voor weten dat 3 basen voor 1 aminozuur coderen). Wat je best nog aanduidt is het startcodon: AUG (ook terug te vinden in de meegeleverde tabel). Tenslotte schrijf je nog snel de 3 stopcodons op (werkt gemakkelijker: UAA, UAG, UGA). Oplossing Hieronder wordt de bewerking uitgevoerd die in de analyse wordt aangeraden: 5’- UUU/UAC/CAC/CGG/AUG/AUU/CUU/ACA/AUU/AGA/UGA/ACA/GGU/UGU/AAA//AAAA-3’ 5’- UUU/UAA/CAC/CGG/AUG/AUU/CUU/ACA/AUU/UGA/UGA/ACA/GGU/UGU/AAA//AAAA-3’ In de tabel worden volgende kleurcodes gebruikt: -groen: startcodon -rood: stopcodon -blauw: overgeschreven gedeelte Bijgevolg kunnen we zien dat er omwille van de mutatie 1 aminozuur minder aanwezig zal zijn in het eiwit dat wordt gevormd. Antwoord Het antwoord is dus C Meer weten? http://nl.wikipedia.org/wiki/Translatie_%28biologie%29 toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 4. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 3 Analyse Deze vraag peilt enkel naar de kennis over de functie van de celorganellen. Bijgevolg wordt hier een kort overzicht gegeven van de voorgestelde organellen en hun functie in de cel. Oplossing Organel Functie Glad (Smooth) endoplasmatisch reticulum Reticulum (=netwerk) dat vooral het transport van stoffen voorziet tussenhet ruw endoplasmatisch reticulum en het golgi Golgi-apparaat Hier worden stoffen die aankomen van het ruw endoplasmatisch reticulum opgeslagen en dikwijls ook gemodificeerd (eiwitten kunnen bijvoorbeeld hier versuikerd worden) Ribosoom Een eiwit- en RNAcomplex dat instaat voor de translatie tot eiwitten Lysosoom Deze organellen breken verschillende structuren af. Dit kan gebeuren door de zeer lage pH (ongeveer 3) die aanwezig is in dit organel. Antwoord Het antwoord is dus C Meer weten? http://nl.wikipedia.org/wiki/Organellen toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 5. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 4 Analyse Om deze vraag op te kunnen lossen moet je een goed begrip hebben van mitose en meiose. Dit is trouwens al elk jaar een belangrijk topic geweest dus je zorgt er best voor dat je dit goed onder de knie hebt. Wat je hier best doet is het volgende: je kijk wat er kan en wat er niet kan. Je weet uit de opgave dat zowel figuur 1 als 2 uit hetzelfde organisme komen. Dit betekent dat het aantal chromosomen natuurlijk gelijk moet blijven. In figuur 2 zie je duidelijk een fase van de meiose: de homologe chromosomenparen worden uit elkaar getrokken. Als je dit weet, weet je bijgevolg ook dat figuur 1 ook uit de meiose is (tweede deel, meiose 2). WANT: indien dit niet zou zijn zouden we in figuur 1 een organisme hebben met 2 chromosomen, en in figuur 2 een organisme met 4 chromosomen. Oplossing We kunnen dus concluderen dat we zien dat figuur 2 een voorstelling is van de meiose (alleen hier worden homologen uit elkaar gehaald). We bepalen het aantal chromosomen (hier gewoon te tellen): 4. Uit dit gegeven zien we dat figuur 1 ook van de meiose moet zijn, want indien dit niet het geval zou zijn zouden er 4 chromosomen uit elkaar worden getrokken. Antwoord Het antwoord is dus D Meer weten? Op Wikipedia kan je meer informatie vinden over deze oefening. Dit is een zeer belangrijk onderwerp! http://nl.wikipedia.org/wiki/Meiose http://nl.wikipedia.org/wiki/Mitose toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 6. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 5 Analyse Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je weten hoe een eeneiige en een twee-eiige tweeling worden gevormd. Je moet ook weten dat een eeneiige tweeling sowieso van hetzelfde geslacht is. Oplossing We zien in het gegeven schema duidelijk dat er eerst 1 eicel wordt bevrucht, en dat deze vervolgens deelt. Dit is het proces van een eeneiige tweeling. Enkele belangrijke gevolgen hieruit zijn onder andere dat deze hetzelfde genetisch materiaal hebben en bijgevolg sterk op elkaar gelijken (uiterlijk) en hetzelfde geslacht hebben. Een twee-eiige tweeling ontstaat als er 2 eicellen bevrucht worden. Normaal gezien heeft er slechts 1 eicel ovulatie per maandelijkse cyclus (de ene keer komt de eicel van de linkse eierstok, de volgende keer van de rechtse). Het kan echter ook voorkomen dat er 2 eicellen tegelijk komen (een van links en een van rechts). Als deze dan nog eens alle twee worden bevrucht dan ontstaat een twee-eiige tweeling. Deze hebben dus niet hetzelfde genetisch materiaal en je kan geen uitspraak doen over het geslacht. Antwoord Het antwoord is dus B Meer weten? http://nl.wikipedia.org/wiki/Eeneiige_tweeling http://nl.wikipedia.org/wiki/Twee-eiige_tweeling toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 7. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 6 Analyse Deze vraag peilt puur naar de kennis over het begrip ‘passieve vaccinatie’ of ‘passieve immuniteit’. Op de onderstaande links kan u meer informatie vinden hierover. Oplossing Passieve vaccinatie houdt in dat er direct antistoffen worden ingespoten als reactie tegen ziekteverwekkers. Actieve vaccinatie is het injecteren van antigenen, waardoor zelf antistoffen worden aangemaakt door het lichaam. In deze situatie werd er gekozen voor passieve vaccinatie omdat er een snelle werking vereist is. Antwoord Het antwoord is B Meer weten? http://nl.wikipedia.org/wiki/Passieve_immunisatie http://nl.wikipedia.org/wiki/Actieve_immunisatie http://nl.wikipedia.org/wiki/Vaccin toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 8. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 7 Analyse Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je kennis hebben van de oxidatieve fosforylering (cellulaire ademhaling) en moet je weten waar deze processen plaatsvinden. Oplossing Als we naar de gegeven stellingen gaan kijken: -Het is inderdaad zo dat er door de cellulaire ademhaling oa. glucose kan worden omgezet in ATP. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de glycolyse, citroenzuurcyclus, co-enzymen,… - De tweede stelling is fout. Niet álle stappen vinden plaats in de mitochondriën. Zo vind de citroenzuurcyclus in eukaryoten in de mitochondriën plaats, maar de glycolyse in het cytosol. Tabel met overzicht locatie van reacties: Reactie Locatie Glycolyse Cytosol Citroenzuurcyclus Mitochondriën Acetyl-CoA vorming Mitochondriën Elektronentransportketen Mitochondriën Antwoord Het antwoord is dus C Meer weten? http://nl.wikipedia.org/wiki/Oxidatieve_fosforylering http://nl.wikipedia.org/wiki/Citroenzuurcyclus http://nl.wikipedia.org/wiki/Glycolyse toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 9. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 8 Analyse Om deze vraag te kunnen oplossen moet je kennis hebben over de begrippen dominant, recessief, autosomaal, geslachtsgebonden, homozygoot en heterozygoot. Oplossing Als we even het schema en de opgave algemeen bekijken concluderen we dat elke persoon met een wipneus homozygoot is, want het kenmerk is recessief. Indien iemand heterozygoot is, heeft deze geen wipneus. Vervolgens kijken we naar de gegeven stellingen. De eerste stelling is al direct correct: persoon twee moet wel heterozygoot zijn, want indien dit niet het geval zou zijn zou geen van de kinderen een wipneus hebben. (dan zou elk kind wel heterozygoot zijn, maar geen enkel homozygoot). We bekijken nog even de andere opties: -persoon 4 is homozygoot: je kan dit niet zien aan iemand die geen wipneus heeft, en we hebben ook al geen informatie over de ouders. -de kinderen van 5 & 6 kunnen geen wipneus hebben: dit kunnen we niet weten, het hangt af van persoon 4, waar we niets over kunnen zeggen. -beide ouders van 4 hebben geen wipneus: kunnen we niet zeggen, het kan zijn van wel, maar evengoed van niet. Antwoord Het correcte antwoord is dus A Meer weten? Dit is materie die normaal gezien goed is aangebracht in het secundair onderwijs. Deze leerstof vereist een bepaald inzicht in de situatie. Hier wordt er daarom maar een korte uitleg gegeven over het onderwerp. Moest het zijn dat je niet voldoende informatie hebt hierover, aarzel dan niet om op de website je vraag te stellen. Je wordt dan snel geholpen met meer informatie en oefeningen. http://nl.wikipedia.org/wiki/Recessief_%28genetica%29 http://nl.wikipedia.org/wiki/Dominant_(genetica) http://nl.wikipedia.org/wiki/Homozygoot http://nl.wikipedia.org/wiki/Heterozygoot toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 10. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 9 Analyse Deze vraag gaat eigenlijk over dezelfde leerstof als vraag 8. Alleen is deze ietwat moeilijker. Nu hebben we te maken met een X-chromosomaal gebonden allel. Je moet goed weten dat een mannelijke drager ook uiting heeft (XY) en een vrouwelijke drager die heterozygoot is heeft het kenmerk niet (XX, de andere X gaat het defect opvangen), een homozygote drager (vrouwelijk altijd) gaat het kenmerk wel vertonen. Oplossing -2 moet sowieso draagster zijn om het door te kunnen geven, 2 moet het sowieso hebben van 1 -7&8 hebben sowieso 1 X-chromosoom gekregen van de vader, dus hebben het allel en zijn draagster. Antwoord Correcte antwoord is dus D Meer weten? Zie vraag 8 toelatingsexamen-geneeskunde.be
  • 11. www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 10 Analyse Voor deze vraag moet je kennis hebben van het begrip natuurlijke en artificiële (kunstmatige) selectie. Oplossing Het is zo dat er op de varkens wordt geselecteerd voor een bepaald kenmerk: we willen dat deze veel vlees opbrengen. We gaan dus veelal de dikke varkens met andere dikken laten paren. Het resultaat hiervan is een reeks varkens die meer vlees opbrengen. Het is wel zo dat we eigenlijk, zonder dat dit de bedoeling is, ook op andere kenmerken selecteren. In het tweede voorbeeld worden alle vliegen die niet tegen DDT kunnen uitgeroeid. Bijgevolg gaan de vliegen die er wel tegen kunnen paren en een nageslacht leveren die ook resistent is. Na verloop van tijd was DDT ook niet meer zo succesvol als eerst. Hoewel dit door de mens is, wordt deze vorm van selectie wel als natuurlijke selectie aanzien. Wij als mens zijn dan gewoon de oorzaak van de dood, en wie aangepast is om daaraan te ontsnappen kan zich reproduceren. Antwoord Het correcte antwoord is dus D Meer weten? http://nl.wikipedia.org/wiki/Natuurlijke_selectie toelatingsexamen-geneeskunde.be