Mijn kind, schoon en slim kind. Reactie Jacobs op Noels en Co
1. Mijn kind, schoon en slim kind?
Reactie van prof. Dirk Jacobs (ULB, Institut de Sociologie & Solvay Brussels School - Economics and Management)
op Carl Van Keirsbilck en Geert Noels (deel drie), 28 mei 2012
In hun opiniestuk en in de vorige replieken van Carl Van Keirsbilck en Geert Noels lijkt het wel alsof de (al dan niet vermeende) slimme
kinderen van hoogopgeleiden de kneusjes van het Vlaamse onderwijssysteem zijn. Pundit Ivan Van der Cloot van denktank Itinera vindt dat
ook al het grootste probleem waarmee we vandaag kampen. Wel, dat is dus niet het grootste probleem.
De reproductie van sociale ongelijkheid is ons grootste probleem waardoor we massaal talent verkwisten. We organiseren dat
structureel op verschillende momenten in de schoolcarrière. Het begint bij de socio-economische segregatie in kleuter- en
lageronderwijs en wordt verder versterkt bij de overgang van lager naar middelbaar onderwijs (en de daarbij samenhangende vroege
schooloriëntatie).
We mogen aan de universiteiten blijkbaar onderzoek verrichten tot we een ons wegen om dat te objectiveren, sommigen willen het gewoon
niet geweten hebben. Het sociologische inzicht dat leerlingen in het Vlaamse onderwijslandschap niet alles aan hun eigen kunnen of falen te
danken hebben, is blijkbaar te confronterend. We weten in Vlaanderen nochtans al meer dan vijfendertig jaar (Vandekerckhove & Huyse,
1977) hoe de vork in de steel zit. Dat lijkt wel heel sterk op schuldig verzuim van een zelfverklaarde elite.
Een deel van de problemen begint inderdaad vroeg in de schoolcarrière, dat hebben Van Keirsbilck en Noels goed begrepen.
Arbeiderskinderen bevinden zich vaak al in de kleuterklas en in het lager onderwijs in andere scholen dan middenklasse- en kansrijke
kinderen. Het recente onderzoek ‘Segregatie in het basisonderwijs’ (Agirdag, Nouwen, Mahieu, Van Avermaet, Vandenbroucke & Van
Houtte, 2012) toonde nog eens glashard aan dat dit ook vandaag nog het geval is, zowel voor autochtonen als voor allochtonen. Sommigen
staan - getuige de discussies over het inschrijvingsbeleid - volop op de rem om daar iets aan te doen (of willen de klok zelfs terugdraaien).
Nochtans hebben al onze kinderen een goede school en goede leerkrachtenteams nodig.
Inzetten op de kwaliteit van leerkrachten en snelle remediëring is broodnodig en moedig ik volmondig aan, maar dat gaat in de echte wereld
vaak hand in hand met die problematiek van schoolsegregatie. In scholen met de meest kansrijke leerlingen (waar het sociaal-economisch
profiel van de leerlingen hoger ligt), vind je de meest stabiele leerkrachtenteams en de hoogste mate van het essentiële « teacher efficacy »
(het geloof het verschil te kunnen maken, ongeacht de uitdagingen). In een grootstad als Brussel verlaat 50% van de beginnende
leerkrachten de onderwijssector binnen de eerste vijf jaar. Wie blijft, kiest vaak van zodra ze kunnen voor ‘makkelijker’ scholen. Je verdient
toch overal hetzelfde salaris. Die spiraal kunnen we in theorie op twee manieren doorbreken. Of sociale mix forceren – makkelijker gezegd
dan gedaan - (zodat de incentive voor leerkrachten overal dezelfde wordt), of anders gaan verlonen (en de ‘beste’ leerkrachten inzetten op
de plekken waar ze het hardst nodig zijn, zonder een pervers systeem te creëren waarbij de incentive er voor zorgt dat scholen zich in een
niche gaan nestelen). Dat laatste is nu eens een mooie uitdaging voor economen om over na te denken. Bovendien is het een vraagstuk van
‘market design’ op potentieel Nobelprijs-niveau. Komaan, excellerende Vlaamse economen, toon eens wat u echt waard bent in plaats van
over ‘toppresteerders’, ‘nivellering naar beneden’, ‘onmogelijkheid te differentiëren’ en ‘eenheidsworst’ te neuzelen.
2. Wereldkampioen afremmen van toppresteerders? Met onze laagpresteerders valt het wel mee? PISA is ‘maar’ een onderzoek en TIMMS
en PIRLS wijzen op andere zaken? Zucht. Wereldkampioen afremmen van toppresteerders? Ik verwijs naar mijn vorige reactie maar moet het
blijkbaar beter uitleggen. Voor wiskunde zijn er op vijftienjarige leeftijd nergens zoveel toppresteerders als in Vlaanderen. In het lager
onderwijs worden ze minder uitgedaagd – dàt is wat je in TIMMS 2003 vindt (beter lezen!) -, maar mag een kind een kind blijven? Tegen dat
onze leerlingen vijftien jaar zijn, hebben we de meeste toppresteerders. Vraag eens na bij collega Jan Van Damme (KUL). Ja, er is de laatste
tien jaar een statistisch significante daling van testresultaten voor wiskunde in Vlaanderen. So what? We staan nog steeds aan de top wat de
proportie toppresteerders betreft. Geen man overboord. Uiteraard, we kunnen altijd nog beter en mogen daar ook naar streven. Het is een
legitieme bekommernis maar het is niet ons topprobleem. Met onze laagpresteerders valt het wel mee? Over ontkenning gesproken. In het
lager onderwijs ja (TIMMS 2003 alweer), maar in het secundair onderwijs is het andere koek, met name in het TSO en BSO. Lees de TIMMS en
PISA rapporten dus misschien eens wat aandachtiger – of analyseer de data eens - , in plaats van te betrouwen op snelle copy paste van
geïsoleerde citaten op google of hobby-internetsites van ouders die (al dan niet terecht) menen een hoogbegaafd kind te hebben. Gaat het er
daar zo aan toe bij Itinera? Ik hoop van niet. En als het over onderwijs gaat, telt de OECD plots niet meer voor jullie? Geert, Carl en Ivan toch.
Maar we hadden het dus over de hervorming van het secundair onderwijs – waar haalt u het dat die in 2014 al volledig geïmplementeerd zou
worden? - en early tracking (vroege schooloriëntatie). De internationale (en Vlaamse) literatuur is heel duidelijk. Vroege schooloriëntatie
versterkt sociale ongelijkheid (en hoe later de keuze, hoe minder sociale reproductie). Dus begint u nu over ability grouping, heterogeniteit
en differentiëring. Tja, in Finland kunnen ze dat dus wel, differentiëren in klassen met cognitief sterkere en zwakkere leerlingen. Onze
leerkrachten mogen best ook wat meer op bijscholing, hoor. In studies die controleren voor leerkrachtenkenmerken (of controleren voor het
beleid van scholen die zittenblijvers zachtjes de deur wijzen) verdwijnen hogergenoemde effecten trouwens als sneeuw voor de zon. We
moeten vroeg problemen aanpakken, natuurlijk. Maar de overgang van lager naar secundair onderwijs blijft een kantelmoment. We weten
dat al een eeuwigheid. Simon Boone en Mieke Van Houtte (2011) toonden dat in de studie « Sociale ongelijkheid bij de overgang van basis-
naar secundair onderwijs » nog maar eens aan. Professor Van Houtte (UGent) hierover:
“De studiekeuze bij de overgang naar het secundair onderwijs is vandaag nog altijd sterk sociaal bepaald. Verschillende factoren,
waaronder het hiërarchisch karakter van ons onderwijssysteem, zorgen ervoor dat kinderen uit 'zwakkere' sociaal economische
groepen niet kiezen voor richtingen als Latijn en moderne omdat ze denken dat dit niets voor hen is, ook al hebben ze er wel de
kwaliteiten voor, terwijl kinderen uit 'hogere' socioeconomische middens per definitie kiezen voor Latijn (en moderne) zonder dat ze er
noodzakelijk de capaciteiten voor hebben. Technische richtingen, en bij uitbreiding ook moderne in vergelijking met Latijn, zijn een
negatieve keuze. Pas wanneer een kind cognitief niet geschikt blijkt voor Latijn/moderne, en dit vaak door te falen in zo een richting
moet ondervinden, wordt de optie technische overwogen. Dit afdoen als een probleem van de ouders dat kan worden opgelost door
een verandering van percepties, is naïef. Al jaren wordt geprobeerd tot een op/herwaardering van technische richtingen en beroepen
te komen, maar zonder resultaat. Een mentaliteitswijziging zal er niet zomaar komen: een grondige structurele verandering kan een
goede hefboom zijn. Dat het probleem vooral bij allochtone kinderen zit, is pure nonsens. Ons onderzoek naar de overgang van primair
naar secundair onderwijs toonde heel duidelijk aan dat het een probleem is van sociale achtergrond. Meer nog: ander onderzoek dat
we voerden in het basisonderwijs heeft ons getoond dat als allochtone kinderen slechter presteren op wiskunde in het basisonderwijs,
ook dit terug te voeren valt naar hun sociale achtergrond (en opleiding van de ouders) en niet naar taalachterstand. Alles blijven
herleiden tot taalachterstand van allochtonen is misleiding”
3. Ondertussen hebben Van Keirsbilck en Noels wel begrepen, zo merk ik, dat ‘gelijke kansen’ iets anders betekent dan ‘gelijke uitkomsten’.
Er is vooruitgang! Ik verheug me ook over de bevestiging dat kinderen uit alle sociale klassen recht hebben op de ontwikkeling van hun
talenten en excellentie niet sociaal-economisch gepredetermineerd hoort te zijn. Wel vandaag is dat dus een huizenhoog probleem. Dit
wordt nog eens visueel weergegeven op onderstaande scatterplots. Hoe kansrijker de familie, hoe vaker men in ASO zit en hoe hoger de
resultaten. TSO en BSO zijn negatieve keuzes, waarbij sociale klasse een grote rol speelt. Middenklasse-leerlingen zien TSO en BSO zelfs
niet als een optie bij de overgang naar het secundair onderwijs (dat toonden Boone en Van Houtte aan), maar dat is dan weer wel het
geval voor kinderen van laaggeschoolden. Blijkbaar vinden Van Keirsbilck en Noels dat prima zo. Is dat excellentie stimuleren? De dochter
van de poetsvrouw – al dan niet allochtoon - kan ook een potentieel kernfysicus, ingenieur of toptennister zijn, hoor. Net als de zoon van
« mijnheer doktoor » misschien eerder een goede magazijnier, elektricien of loodgieter worden moet. Allemaal eerbare beroepen, maar
geef de dochter van de poetsvrouw tenminste een echte kans. Heel Vlaanderen zal er wel bij varen.
Sociaal-economische positie leerlingen (elk bolletje is een leerling) en testresultaten (PISA 2009, lezen, 15 jarigen)
Horizontale as: kansarmoede/kansrijkdom (links= arm, rechts=rijk) Zelfde figuur met onderscheid ASO en TSO/BSO
Vertikale as: testresulaten (hoger=betere resultaten) Blauw = ASO Groen= TSO/BSO
4. Prestaties per school (elk bolletje is een school) en gemiddeld sociaal-economische profiel leerlingenbestand in de
Vlaamse Gemeenschap, PISA 2009, lezen , vijftienjarigen
Blauw = ASO
Groen = TSO/BSO
Horizontale as:
Gemiddeld sociaal-economisch profiel van de
schoolpopulatie (links kansarm, rechts kansrijk)
Vertikale as:
Testresulaten PISA 2009 lezen
Dit zijn de resultaten voor lezen, maar die voor
wiskunde zijn sterk gelijklopend
Bron:
Jacobs, D. & Rea, A. (2011) "Verspild talent. De
prestatiekloof in het secundair onderwijs tussen
allochtone en andere leerlingen volgens het PISA-
onderzoek 2009", Brussel: Koning Boudewijnstichting,
98 p. (ISBN 978-90-5130-749-8).
http://www.kbs-
frb.be/publication.aspx?id=285522&LangType=2067