3. Het is ochtend. Bas moet naar school.
Het is geen mooi weer buiten: er is heel veel wind.
De wind waait heel hard…woesj…woesj…
De takken van de bomen gaan heel hard heen en weer.
Er waaien veel takken op de grond.
De blaadjes vliegen door de lucht.
Bas heeft een sjaal. Het is koud buiten.
De wind trekt hard aan de sjaal van Bas.
4. Onderweg naar school komt Bas zijn vriend Sem tegen.
Ze lopen samen verder.
Bas en Sem rennen achter de blaadjes aan.
Het waait hard.
De wind trekt de sjaal van de nek van Bas.
De sjaal vliegt door de lucht.
‘Help, help!’, roept Bas.
Daar gaat de sjaal van Bas.
5. Te laat!
De sjaal valt in het water van de vijver.
‘Neeeeee’, roept Bas, ‘kom hier!!!’
Hoe moeten ze de sjaal nu pakken?
Er zijn veel takken van de bomen gewaaid.
Sem pakt een tak die op de stoep ligt.
Bas haalt met de tak de sjaal uit het water.
6. De sjaal is nat. Bas kan de sjaal niet meer om.
Bas en Sem lopen verder naar school.
Bas en Sem lopen de klas binnen.
Ze laten de natte sjaal aan juf Elly zien.
‘Hoe komt dat nou?’, vraagt de juf.
Bas en Sem vertellen samen het hele verhaal.
‘Wring de sjaal maar uit’, zegt juf Elly.
‘En hang de sjaal maar over de verwarming’, zegt juf
Elly, ‘dan is de sjaal in de pauze lekker droog.’
Bas en Sem gaan een tekening maken, van het verhaal
van de natte sjaal!
7. de boom de sjaal de tak de verwarming
waaien trekken vliegenwringen
22. Asha en Ravi zijn in huis. Ze willen samen spelen. Ze kijken
door het raam
Het regent buiten. De regen tikt zachtjes tegen het raam:
tik…tik…tik.
Het raam is nat, de boom is nat, de stoep is nat.
Op de stoep ligt een grote plas water. Dat is leuk.
‘Mama’, roept Asha, ‘mogen we buiten spelen?’
‘Maar het regent toch?’, zegt mama.
‘Dat vinden we juist leuk!’, roepen Asha en Ravi.
23. Ravi doet zijn jas aan. De jas is zwart.
De jas heeft vijf knopen, die moeten allemaal dicht.
Hij doet ook zijn schoenen aan.
De jas van Asha heeft geen knopen, maar een rits.
Het is een nieuwe jas, mooi oranje met roze! De rits is wit.
Ze doet de rits helemaal dicht. Ze zet haar muts op.
Dan zijn ze klaar.
24. Asha en Ravi gaan naar buiten.
Het regent niet zo hard meer.
De regen heeft een grote plas op de stoep gemaakt.
Ravi bedenkt een leuk spelletje: Asha rent achter Ravi aan en
probeert hem te tikken.
Als Ravi getikt is, gaat hij achter Asha aan om haar te tikken.
Maar dan gaat het fout! Asha valt languit in de plas.
Ze ligt met haar mooie jas aan in de plas. Asha moet huilen.
De jas is helemaal nat. En haar schoenen en haar sokken.
Ze wil naar huis.
25. Asha loopt naar huis. Daar tikt ze op het raam.
Mama doet de deur open. ‘Wat is er gebeurd?’, vraagt ze.
Asha vertelt, dat ze met Ravi rondjes aan het rennen was en
toen in de plas viel op de stoep.
Mama kijkt door het raam naar de plas. ‘Wat een grote plas!’,
roept ze.
Asha doet haar jas uit. ‘Doe je jas maar in de wasmachine’, zegt
mama.
Asha is nog steeds aan het huilen. ‘Ga maar lekker dicht bij de
verwarming zitten’, zegt mama, ‘en ga maar lekker met je pop
spelen.’
‘Maar waar is Ravi dan?’, vraagt Asha. Mama kijkt door het
raam naar buiten. Ravi is nog lekker aan het buitenspelen. In de
plas!
26. de jas de plas het raam de sok
achter voor beneden boven