SlideShare a Scribd company logo
1 of 30
Download to read offline
–
De	bomen	en	het	bos	
Rede uitgesproken door
Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard
‘Het kan verkeren’
(G.A. Bredero, 1585-1618)
Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard
Oratie in verkorte vorm uitgesproken op 16 oktober 2014 bij de openbare aanvaarding van het
ambt van hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de University of Curaçao
mr. dr. Moises Frumencio da Costa Gomez.
Opgedragen aan mijn ouders
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
Als de vos de passie preekt…
Combineren en integreren
De bomen en het bos
Uniform maatkostuum
…und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben
Literatuuroverzicht
Dankwoord
Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard
1
3
7
9
11
15
19
21
23
Mijnheer de Rector Magnificus, zeer gewaardeerde toehoorders
Inleiding
p vrijdag 13 juni 2014 werd door de Rijksuniversiteit Groningen een eredoctoraat
uitgereikt aan tien personen die – naar het oordeel van het College van Bestuur van de
universiteit – van bijzondere betekenis zijn geweest voor onderzoek en wetenschap.
Tussen deze tien personen bevond zich één ondernemer: Paul Polman, de chief executive officer
van Unilever. Zijn voordracht voor het eredoctoraat vond zijn oorsprong in Paul Polman’s
bijzondere bijdrage aan ondernemerschap en duurzame ontwikkeling. Als prelude op zijn
benoeming tot eredoctor verzorgde Paul Polman die zelfde vrijdag in de ochtend een lezing
waarmee hij zijn toehoorders een inkijk gaf in zijn motivatie en keuzes op het gebied van
duurzaam ondernemen. Als vertrekpunt voor zijn betoog zette hij kort drie ontwikkelingen neer.
Als eerste noemde hij het inmiddels algemeen bekend veronderstelde fenomeen van de
exponentieel groeiende wereldbevolking en de bijbehorende groei van de consumptie als
belangrijke oorzaken voor de ernstige problemen op milieutechnisch, sociaal en economisch
gebied. De tweede door hem geschetste ontwikkeling vindt plaats in de digitale wereld.
Informatie (al dan niet betrouwbaar) wordt voor een ieder toegankelijk, meningen en ideeën
kunnen real time online worden gemobiliseerd en de aanschaf van goederen is niet meer
plaatsgebonden. Beide voorgaande ontwikkelingen vragen om een mondiale visie op de
beheersing van de impact daarvan. De derde ontwikkeling die echter kan worden
waargenomen, is het gebrek aan mondiale governance. Wereldleiders en regeringen benaderen
vraagstukken vanuit het veronderstelde belang van het land dat zij vertegenwoordigen en door
de grote tegenstellingen worden mondiale vraagstukken niet opgelost, maar eerder versterkt.
Een belangrijke speler binnen het mondiale krachtenveld is de onderneming. Ondernemingen
maken keuzes ten aanzien van producten, productiemethoden en de inzet van
productiefactoren (mensen, geld en natuur). Natuurlijk is de onderneming niet de enige speler,
maar wel een belangrijke. Paul Polman sprak van de onvermijdelijke vraag naar de business
case. Natuurlijk kan een onderneming voordeel behalen uit duurzaam ondernemen, maar hij
ging een paar stappen verder. Ten eerste is het in veel situaties zo, dat niets doen op de langere
termijn de duurste optie is en ten tweede is een onderneming er voor het nut van de mensen,
waarmee waardecreatie beduidend meer omvat is dan het maken van winst.
Terwijl ik naar hem luisterde en om mij heen de zaal in keek, zag ik dat Paul Polman een zeer
aandachtig gehoor had. Er zaten veel jonge mensen – studenten – in de zaal. Maar ook stelde ik
vast dat een variëteit aan gevoelens zich van mij meester maakte. Een lichte ergernis,
teleurstelling, een beetje verdriet. Ik zat hier in een zaal met studenten en collegae naar mijn
eigen verhaal te luisteren! Maar toch voelde het ook goed om dit verhaal te horen uit de mond
van de bestuurder van een zeer grote multinationale onderneming die deze onderneming en
O
1
zichzelf zeer ambitieuze doelen heeft gesteld die eindelijk gericht waren op echte
waardecreatie. En deze universiteit – mijn universiteit – had dit opgemerkt en droeg hem voor
een eredoctoraat voor. Ik zat toch in het goede kamp.
Ook Unilever publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag. Dat doet een nog steeds groeiend
aantal ondernemingen1
. Op basis van de ambitieuze doelstellingen van de CEO van Unilever zou
men kunnen verwachten dat Unilever een zeer goed en zeer transparant duurzaamheidsverslag
publiceert. Des te opmerkelijker is de plaats van Unilever in de Transparantiebenchmark2
van
het ministerie van Economische Zaken ( tabel 1).
Tabel 1
Notering Unilever in de Transparantiebenchmark sinds 2010
jaar notering punten
2010 8 165
2011 30 161
2012 70 147
2013 63 161
Unilever eindigde in 2013 op de 63e
plaats. Opmerkelijk daarbij is, dat de puntenscore in de
benchmark redelijk stabiel is (met uitzondering van een dipje in 2012), maar dat de notering
daalt. Dan zou de conclusie kunnen worden getrokken, dat Unilever blijkbaar consistent is in
haar verslaggeving en dat de jaarverslagen van de overige ondernemingen zich meer in de
richting van de criteria van de benchmark ontwikkelen. Stilstand is achteruitgang? Hoe is dit te
rijmen met de ambitieuze doelen die de CEO van Unilever zichzelf en zijn onderneming oplegt?
Wat zegt zijn betoog en wat zegt deze notering in de Transparantiebenchmark ons eigenlijk?
Unilever is maar één waarneming uit meer. Het gaat in dit betoog dan ook niet over Unilever. De
navolgende analyses en beschouwingen zijn tot stand gekomen op basis van de bestudering van
relevante literatuur en uitkomsten van onderzoeken, maar vooral ook op basis van mijn
ervaringen opgedaan gedurende de voorbije 20 jaar tijdens de advisering van ondernemingen
bij de totstandkoming of de controle van hun duurzaamheidsverslagen namens EY Accountants,
de bestudering van ontelbare duurzaamheidsverslagen en de begeleiding van de vele
onderzoeken die rondom duurzaamheidsverslaggeving door studenten van de Rijksuniversiteit
Groningen zijn gedaan.
1
KPMG Survey of Corporate responsibility reporting 2013
2
De Transparantiebenchmark wordt jaarlijks uitgevoerd namens het Ministerie van Economische Zaken. In deze
benchmark worden de circa 500 grootste Nederlandse ondernemingen gerangschikt op de mate van transparantie
in hun verslaggeving omtrent duurzaamheid.
2
Als	de	vos	de	passie	preekt…	
p 11 januari 2011 mocht ik in het kader van mijn benoeming tot hoogleraar aan de
Rijksuniversiteit Groningen mijn oratie uitspreken. In deze oratie – die vooral inzoomde
op de mogelijkheden om assurance bij duurzaamheidsverslagen te verstrekken – heb ik
naar de stand van dat moment een overzicht geschetst van de ontwikkeling van
duurzaamheidsverslaggeving. Ik vat dit overzicht hier nog een keer kort samen. In het begin van
de jaren 90 van de vorige eeuw ontstonden milieujaarverslagen naast de reeds bestaande arbo-
en sociale jaarverslagen. Mede geholpen door wetgeving3
nam in Nederland de kwaliteit van
deze milieujaarverslagen jaarlijks toe. In een complex proces met isomorfistische4
kenmerken
ontwikkelde milieujaarverslaggeving zich tot duurzaamheidsverslaggeving. In
duurzaamheidsverslaggeving geeft een onderneming inzicht in haar prestaties en haar
toekomstperspectief op het gebied van mens, milieu en financiën (people, planet, profit).
Niet alleen de relevante aspecten van isomorfisme spelen bij de ontwikkeling van
duurzaamheidsverslaggeving een belangrijke rol, maar ook het belang dat de
ondernemingsleiding zelf hecht aan deze vorm van verslaggeving. Dit belang wordt enerzijds
gevoed door de wens om periodiek verantwoording af te leggen aan de maatschappij
(accountability) en anderzijds door de wens om de legitimiteit van de onderneming te bewijzen
(license to operate).
Grafiek 1 Relatie motief duurzaamheids-
verslaggeving en kwaliteit
Kwaliteit
License Accountability
to operate
3
Wet milieubeheer 1 maart 1993
4
Volgens de institutionele theorie is sprake van coërcief isomorfisme bij de beïnvloeding van ondernemingen door
regelgeving van overheden of door pressie vanwege bijvoorbeeld niet-gouvernementele organisaties. Memetisch
isomorfisme betreft de invloed van onder meer de ‘peer group’ (kopieergedrag). Tenslotte kan sprake zijn van
normatief isomorfisme bij gelijkgestemdheid binnen groepen mensen of in een branche.
O
3
Het is niet eenvoudig, zo niet ondoenlijk om op basis van de vele gepubliceerde
duurzaamheidsverslagen vast te stellen wat het echte motief van de leiding van de
ondernemingen is geweest om het verslag op te stellen zoals het is opgesteld. Het is ook niet
eenvoudig om door middel van gericht onderzoek daar inzicht in te verkrijgen. Ik ben echter in
de gelukkige omstandigheid geweest dat ik gedurende een periode van ongeveer 20 jaren actief
betrokken ben geweest bij de controle van of advisering op het gebied van
duurzaamheidsverslaggeving door ondernemingen. Tijdens deze vele controle- en
adviesopdrachten is duidelijk zichtbaar geworden dat een streven naar legitimiteit over het
algemeen afbreuk doet aan de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag en dat de wens om
verantwoording af te leggen de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag ten goede komt, met
dien verstande dat ook vanuit het verantwoordingsperspectief een overdaad aan informatie de
kwaliteit niet ten goede komt (grafiek 1).
Het is in dit kader dan wel van belang om in kaart te brengen waardoor de kwaliteit van een
duurzaamheidsverslag wordt bepaald. Daarvoor zijn door verschillende organisaties criteria
uitgewerkt. In Nederland heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving in RJ 400 criteria vastgelegd
die zijn onderverdeeld naar: relevantie, duidelijkheid, betrouwbaarheid, betrokkenheid
belanghebbenden en contextuele samenhang. Internationaal heeft de Global Reporting
Initiative in haar verslaggevingsraamwerk de volgende criteria vastgelegd: balans,
vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid, tijdigheid, helderheid en betrouwbaarheid. In de
Transparantiebenchmark ten slotte worden de volgende criteria gehanteerd: betrouwbaarheid,
duidelijkheid, relevantie, responsiviteit en samenhang. In onderstaande tabel 2 is niet-limitatief
en afgeleid van de hiervoor genoemde criteria een aantal karakteristieken van de in de
duurzaamheidsverslagen gepresenteerde informatie weergegeven. De aard van de informatie
en de wijze waarop deze wordt gepresenteerd zijn van invloed op de kwaliteit van het
duurzaamheidsverslag.
Tabel 2 Karakteristieken van informatie die
de kwaliteit van een duurzaamheidsverslag
te bepalen
Karakteristiek van de gepresenteerde informatie
in balans
Negatief Positief
Retrospectief Prospectief
Zonder assurance Met assurance
Kwalitatief Kwantitatief
Vaag Concreet
Gedetailleerd Op hoofdlijnen
Volledig Gefocust
Per thema Geïntegreerd
Separaat verslag Geïntegreerd verslag
Eenvoudig taalgebruik Academisch
Doelen Resultaten
Acties Impact
Stakeholdersbelang Ondernemingsbelang
Meetbaar Niet meetbaar
4
Het is niet zo dat te allen tijde sprake is van een voorkeur voor links of rechts, de uitersten. Vaak
ligt het optimum daar ergens tussen in. Het gaat om de balans in de informatie die per
verslaggevingsthema – met rekening houdend met de relevantie – moet worden vastgesteld.
Kwaliteit is een beleving. Dat wordt ook zichtbaar in de analyse van de kwaliteit van
duurzaamheidsverslagen door de teamleden die betrokken zijn bij de uitvoering van de
Transparantiebenchmark of in de analyses van studenten die in Groningen onderzoek op
duurzaamheidsverslagen uitvoeren. Individuen maken verschillende afwegingen. Zo maken ook
de schrijvers van duurzaamheidsverslagen afwegingen ten aanzien van de aard en wijze van
presenteren van informatie. De schrijvers van het duurzaamheidsverslag kunnen intrinsiek
gemotiveerd zijn om transparant te rapporteren, maar ook kan sprake zijn van strategieën om
de lezer gericht te beïnvloeden. In de laatste situatie gaat een oud spreekwoord op: “Als de vos
de passie preekt, boer let op uw kippen”. Want, als een onderneming vrijwillig verslag doet van
haar prestaties op het gebied van duurzaamheid en daarbij eveneens op basis van vrijwilligheid
een accountant inschakelt om bij het duurzaamheidsverslag een assurance rapport af te geven,
dan zou je achterdochtig kunnen worden. En als sprake is van een hang naar transparantie blijft
de vraag boven tafel hangen: “Wat maakt een duurzaamheidsverslag transparant?”.
5
6
Combineren	en	integreren	
edurende het eerste decennium van deze eeuw groeide bij ondernemingen het besef
dat duurzaamheid een onlosmakelijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Dit zou dan
ook moeten gelden voor de verslaggeving daarover. Zo ontstonden de eerste reguliere
jaarverslagen waarin op enigerlei wijze ruimte was gecreëerd voor verslaggeving over
duurzaamheid. Dit resulteerde vervolgens in een variëteit aan manieren waarop deze informatie
werd samengevoegd met de bestaande jaarverslaggeving.
- Het duurzaamheidsverslag en jaarverslag nog wel in twee boekwerkjes, maar in één
mapje bij elkaar gevoegd.
- Een apart hoofdstuk in het jaarverslag waarin beleid en prestaties op het gebied van
duurzaamheid worden toegelicht.
- Een jaarverslag waarin bij de diverse thema’s en onderwerpen ook aandacht wordt
besteed aan de duurzaamheidsaspecten.
- Een jaarverslag in drie delen: het verslag van de raad van bestuur, de jaarrekening en
het duurzaamheidsverslag.
De samenvoeging van deze informatie met de inhoud van het reguliere jaarverslag, betekende
in de praktijk ook dat het duurzaamheidsverslag op dezelfde datum werd gepubliceerd als het
jaarverslag/de jaarrekening van een onderneming. Dat had vergaande consequenties voor het
interne proces van informatieverzameling (meer data en een strakkere planning, dus verhoging
van de werkdruk). Aansluitend hierop legt nu een groeiend aantal ondernemingen zijn
accountant de vraag voor om de verificatie van het (geïntegreerde) verslag geïntegreerd aan te
pakken en een geïntegreerde verklaring daarbij af te geven. Ik schakel nu qua terminologie
bewust over van ‘combineren’ naar ‘integreren’, waarmee ik een brug creëer naar een korte
toelichting bij de inhoudelijke discussie over de typering van deze samengevoegde
verslaggevingsvormen.
In 2011 namelijk publiceerde de International Integrated Reporting Council (IIRC) een document
getiteld ‘Towards Integrated Reporting – Communicating Value in the 21st Century’. Met de
publicatie van dit document zet de IIRC een ontwikkelingsproces in beweging om tot
geïntegreerde verslaggeving (Integrated Reporting) te komen, waarbij ondernemingen
geïntegreerd inzicht geven in hun waardecreatie op het gebied van financiën, milieu,
kennisontwikkeling, sociaal, mens en maatschappij. De doelgroep voor deze vorm van
verslaggeving betreft de investeerders en het is dan ook de wens dat de gerapporteerde
waardecreatie zo veel mogelijk wordt uitgedrukt in monetaire waarden. De IIRC is in dit kader
een pilot-project voor de ontwikkeling van Integrated Reporting gestart, waarin naar de stand
van juni 2014 reeds meer dan 100 internationale ondernemingen in participeren.
G
7
De vraag nu is: “Wat is geïntegreerde verslaggeving?”. Is pas sprake van integratie als de totale
relevante waardecreatie van de onderneming kan worden uitgedrukt in financiële parameters,
of is sprake van integratie als de onderneming in haar jaarverslag inzicht geeft in het totale
spectrum aan relevante activiteiten en resultaten? Het belang van een – vanuit
duurzaamheidsoogpunt – geïntegreerde benadering van de ondernemingsstrategie, de
uitvoering, registratie en meting van de uitkomsten wordt door veel ondernemingen onderkend.
Dat de resultaten vervolgens aan het einde van het jaar samengevoegd of geïntegreerd in één
document worden gepresenteerd lijkt dan ook uit het oogpunt van transparantie een logisch
gevolg. Maar het is mijns inziens niet volstrekt voor de hand liggend dat deze resultaten dan
worden omgezet naar financiële waarden. Het is ook een optie dat de gebruiker van
jaarverslagen leert om niet-financiële prestaties op hun waarde te schatten. Het is dan aan de
onderneming om deze niet-financiële prestaties klip en klaar in haar jaarverslag te presenteren.
8
De	bomen	en	het	bos	
ijdens het collegejaar 2013-2014 is door een groep van acht studenten van de
masteropleiding van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit
Groningen vanuit meerdere perspectieven onderzoek gedaan naar de stand van zaken ten
aanzien van Integrated Reporting door de pilot-groep van de IIRC. Het onderzoek is uitgevoerd
op de jaarverslagen 2012 van de betrokken ondernemingen. Eén van de uitkomsten van het
onderzoek was dat de inhoud, opzet en kwaliteit van de geanalyseerde verslagen sterk uiteen
liepen en een andere uitkomst was, dat vrijwel geen enkel verslag de kenmerken van Integrated
Reporting vertoonde en een aantal zelfs nog niet in het stadium van gecombineerde
verslaggeving was aanbeland. Dit werd vermoedelijk mede veroorzaakt doordat het pilot-project
zich nog in een beginstadium bevond. Wel kon worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van
Integrated Reporting volgens de definitie van de IIRC nog een lange weg te gaan heeft.
In de zomer van 2014 is door een team van EY Nederland de eerder genoemde
Transparantiebenchmark in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken uitgevoerd,
daarbij geassisteerd door medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik was één van hen.
Bij de uitvoering van deze opdracht vielen enkele zaken op die in het kader van deze analyse
relevant zijn.
De Transparantiebenchmark is een uitgebreide set met criteria voor de beoordeling van de
kwaliteit van verslaggeving over duurzaamheid. De maximale score – indien aan alle criteria
wordt voldaan – bedraagt 200 punten. Ondernemingen kunnen kiezen. Zij kunnen de
benchmark zelf invullen, of zij doen niets en dan vult het hiervoor genoemde team de
benchmark in. Van de ondernemingen die de benchmark zelfstandig hebben ingevuld, kwam
een aantal uit op de maximale score van 200 punten. Na de review door het team zijn deze
scores omlaag bijgesteld. Dit geeft een indicatie van de mogelijke drive van deze
ondernemingen om hoog in de benchmark te eindigen, maar laat ook zien dat informatie door
de verstrekker en ontvanger verschillend kan worden geïnterpreteerd. Van de ondernemingen
die ‘hoog scoren’ in de benchmark, heeft een aantal van hen zodanig omvangrijke verslagen
geproduceerd dat het een tijdrovende opgave was om de kwaliteit daarvan aan de hand van de
criteria van de benchmark vast te stellen. Daarbij is vooral ook de vrijheid in vorm en inhoud een
belangrijke belemmerende factor. Dit verschijnsel deed zich vergelijkbaar voor bij het onderzoek
van de master studenten naar de verslagen van de internationale pilot-groep van de IIRC. Een
aantal ondernemingen produceert jaarverslagen van meer dan 200 pagina’s en daarin is de
gezochte informatie maar moeizaam op te sporen. Daarbij speelde niet alleen de massa aan
woorden een rol, maar ook het gebrek aan concreetheid van de gepresenteerde teksten en de
variëteit in onderneming gebonden thema’s en speerpunten van beleid. Tenslotte gaat ook een
aantal ondernemingen zich te buiten aan de toepassing van kunstzinnige digitale technieken,
waarbij het risico reëel is dat de lezer van het kunstwerk verdwaalt in een labyrint van aan
elkaar geknoopte hyperlinks niet zelden uitmondend in een loop, zodat vertwijfeld naar de
T
9
home-toets wordt gezocht om er opnieuw in te duiken of om het zoekproces ten langen leste
maar te staken.
Dit alles resulteert bij een aantal ondernemingen in omvangrijke jaarverslagen waarbij dan wel
een redelijk aantal criteria van de Transparantiebenchmark kan worden ‘afgevinkt’, maar die in
een beperkte mate nuttige informatie verschaffen. In de vormgeving en inhoud van deze
verslagen wordt ook de drang naar legitimatie zichtbaar. Daarmee wordt bedoeld dat de
informatie in de duurzaamheidsverslagen in mindere mate het karakter heeft van zuivere,
concrete verantwoordingsinformatie, maar meer het karakter van informatie om de
beeldvorming te beïnvloeden. Door de (te) grote hoeveelheid informatie kan soms het beeld van
rookgordijnen ontstaan. Volledigheid garandeert geen transparantie.
Het is in dit kader interessant om kennis te nemen van de doelstelling van de
Transparantiebenchmark, zoals die in het rapport 2013 is verwoord.
“De Transparantiebenchmark heeft ten doel een beoordeling te geven van de inhoud en
kwaliteit van externe verslaggeving ten aanzien van maatschappelijke aspecten van
ondernemen. (…) De Transparantiebenchmark geeft nadrukkelijk geen oordeel over de
maatschappelijke prestaties.” (pagina 11).
Een instrument als de Transparantiebenchmark dient dus een nobel doel, maar het
allerbelangrijkste – de prestaties van de ondernemingen – kunnen er niet mee worden
vastgesteld. Dat is op basis van een duurzaamheidsverslag – hoe mooi geschreven ook – helaas
dus niet mogelijk. Dit zet de deur open voor in ieder geval twee relevante mogelijke tendensen.
Ten eerste ontwaakt in een aantal bestuurders (zeker als sprake is van een kleine groep
zichtbare concurrenten) het competitieve instinct: “Als we dan toch in die benchmark moeten,
dan in ieder geval hoger geplaatst dan onze concurrent.” Dit is een voedingsbodem voor
omvangrijke verslagen, omdat geen item gemist mag worden (punten sprokkelen). Een tweede
tendentie betreft het waarheidsgehalte van de gepresenteerde teksten en informatie. Als dan
toch is vastgesteld, dat op basis van het verslag geen oordeel kan worden geveld over de
feitelijke maatschappelijke prestaties, blijkt dat tussen de twee uitersten ‘de waarheid’ en ‘de
leugen’ heel veel zaken kunnen worden gepresenteerd die wellicht ‘niet zijn gelogen’.
Dit alles overwegende acht ik het relevant om mij af te vragen: “Dient dit alles een rationeel
doel?”. Natuurlijk kan worden beredeneerd dat het streven naar legitimatie voor
ondernemingen een rationeel doel dient, maar wat is het maatschappelijk nut van de huidige
vormen van duurzaamheidsverslaggeving, als de lezer van deze verslagen door de bomen het
bos niet meer ziet?
10
Uniform	maatkostuum	
elevantie is één van de criteria voor de kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving volgens
de RJ 400 en volgens de Transparantiebenchmark. Een opsomming van deze criteria is
eerder in dit betoog gegeven. Bij een nadere bestudering van de criteria van de Global
Reporting Initiative (GRI) blijkt ook dat relevantie één van de uitgangspunten is achter de door
hen gehanteerde criteria. In de wereld van verslaggeving wordt relevantie ook aangeduid met
het begrip materiality ofwel materialiteit.
De Duitse taal kent een mooi gezegde dat van toepassing kan worden verklaard op het begrip
materialiteit: “In der Beschränkung zeigt sich der Meister”5
. Dit geldt in sterke mate voor de
hantering van de criteria voor duurzaamheidsverslagen. De GRI vestigt bijvoorbeeld – na
aanvankelijke kritiek op de uitgebreidheid van zijn richtlijnen – in de recente versies van zijn
richtlijnen de aandacht op het belang van materialiteit. Maar toch komen de ondernemingen in
een spagaat. Hoe kan je gefocust rapporteren en toch ook een duurzaamheidsverslag schrijven
dat in overeenstemming is met de GRI richtlijnen en dat goed scoort in de
Transparantiebenchmark? Een onderneming die zich beperkt tot het rapporteren van uitsluitend
zeer relevante informatie voelt zich onbegrepen als dit uitmondt in een lage notering in de
benchmark. De perceptie is namelijk dat dan sprake zou zijn van een onderneming die niet echt
duurzaam handelt. In onderstaande grafiek is inzichtelijk gemaakt dat niet per se sprake hoeft te
zijn van een duidelijke relatie, maar dat elke denkbare combinatie kan voorkomen.
Grafiek 2 Combinaties mate van
duurzaam ondernemen en de
hoeveelheid informatie in de
verslaggeving
Hoeveelheid informatie
Mate van duurzaam ondernemen
5
Johann Wolfgang von Goethe (1802): “Das Sonett“.
R
Veel
Gemiddeld
Weinig
GemiddeldLaag Hoog
11
Een Italiaans spreekwoord luidt: “Tra il dire e il fare c'è di mezzo il mare6
”. Dit spreekwoord sluit
treffend aan bij de doelstelling van de Transparantiebenchmark, althans bij dat deel van de
doelstelling dat geen doel is: “De Transparantiebenchmark geeft nadrukkelijk geen oordeel over
de maatschappelijke prestaties”. Op basis van de duurzaamheidsverslagen kan dus niet worden
vastgesteld hoe duurzaam een onderneming feitelijk is. Daarmee kan men meerdere kanten op
en daarbij is in ieder geval sprake van twee uitersten: de onderneming doet zich op het vlak van
duurzaamheid in haar verslag mooier voor dan zij in werkelijkheid is, of de onderneming is
duurzaam tot in haar genen, maar doet daarvan geen verslag (grafiek 2).
De oplossing van dit dilemma is eenvoudiger dan het lijkt en is ook niet echt verrassend. Het is
namelijk al enige jaren gangbaar om belanghebbenden (stakeholders) binnen en buiten de
onderneming te raadplegen teneinde de voor hen relevante thema’s en informatie in kaart te
brengen. De input die uit deze zogenaamde stakeholder analyse wordt verkregen kan worden
gerangschikt in een zogenaamde materialiteitsmatrix (grafiek 3). In deze materialiteitsmatrix
wordt inzicht gegeven in het belang van (duurzaamheids)thema’s voor de onderneming en haar
stakeholders.
Grafiek 3 Voorbeeld van een
materialiteitsmatrix
Belang van de
Stakeholders
hoog
laag
beperkt groot
impact voor de onderneming
Met behulp van dit instrument kan een stevig fundament worden gelegd onder het proces van
onderwerpselectie voor het duurzaamheidsverslag. Zorgvuldigheid in de selectie van
belanghebbenden, de aansturing van de raadpleging van belanghebbenden en de weging van de
door hen en door de onderneming aangedragen onderwerpen en thema’s is van groot belang.
Onderwerpen die qua score in het donkerste deel van de grafiek terecht komen, zijn van
essentieel belang en zullen door de onderneming als key performance indicator worden
aangemerkt. Daarmee veroveren deze onderwerpen een prominente plaats in de strategie en in
6
Midden tussen het zeggen en het doen, ligt de zee.
12
het duurzaamheidsverslag. Zo zal aan de onderwerpen die in de middelste vlakken scoren wel
aandacht worden besteed in de strategie van de onderneming, maar met minder gewicht. Dit zal
resulteren in een minder uitgebreide toelichting in het duurzaamheidsverslag. De informatie die
een score heeft die uitkomt in het lichtste vlak in de matrix zal niet in het beleid en het
duurzaamheidsverslag worden opgenomen, tenzij bijzondere situaties daar wel om vragen.
Het proces van bepaling van de relevantie van thema’s en onderwerpen voor de strategie en
verslaggeving door ondernemingen is al in 2003 door Account Ability uitgewerkt (Zadek &
Merme, 2003). Volgens het model van Account Abitity zijn onderwerpen van belang voor de
onderneming indien:
- sprake is van directe financiële impact als gevolg van prestaties op het sociale of
milieuvlak,
- ze zijn opgenomen in de ondernemingsstrategie en gedragscode,
- normen hiervoor zijn ontwikkeld binnen de peer-group,
- de stakeholders hieraan belang hechten, of
- sprake is van normen en verwachtingen in de samenleving.
Op basis van dit raamwerk is de onderneming in staat om heel concreet en gemotiveerd uiteen
te zetten, welke onderwerpen in het duurzaamheidsverslag zijn opgenomen. Natuurlijk blijft dan
altijd nog de vormgeving van het jaarverslag van grote invloed op de wijze waarop de informatie
wordt aangeboden en wordt gelezen. Dat blijft voorlopig maatwerk. Wel kan door deze
werkwijze te volgen worden nagestreefd dat echt relevante informatie in het jaarverslag wordt
opgenomen en dat dan binnen branches toch een zekere uniformiteit in het aangebodene zal
ontstaan.
13
14
…und	das	Gesetz	nur	kann	uns	
Freiheit	geben	
et in het voorgaande hoofdstuk gebruikte gezegde “In der Beschränkung zeigt sich der
Meister…”, is een fragment uit Das Sonett van Johann Wolfgang von Goethe (1802). Dit
is echter het eerste deel van een zinsnede die wordt vervolgd met: “…und das Gesetz nur
kann uns Freiheit geben.” Nu is het zo, dat wetgeving door velen als knellend wordt ervaren.
Toch kan ditzelfde fenomeen – zoals deze dichter opmerkt – ook zeer bevrijdend werken.
Op basis van de uitkomsten van de grote aantallen onderzoeken die zijn gedaan naar de
kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving, kan de conclusie worden getrokken dat
duurzaamheidsverslaggeving voor velen (opstellers en lezers van de jaarverslagen) een
worsteling kan zijn. Wat moet er wel in en wat niet en met welke intensiteit en in welke balans
en met welke woordkeuze? Staat in het jaarverslag nu werkelijk beschreven hoe duurzaam de
onderneming is?
Een belangrijk deel van de oplossing kan mijns inziens toch worden gevonden in het uitwerken
van aanvullende voorschriften voor de jaarverslaggeving. Het totale jaarverslag kan in een te
ontwikkelen raamwerk uit drie hoofdstukken bestaan: (1) het jaarverslag, (2) de financiële
jaarrekening en (3) de niet-financiële jaarrekening.
In het eerste hoofdstuk – het jaarverslag – is het verslag van de directie opgenomen. Daarin
wordt conform de bestaande praktijk inzicht gegeven in de belangrijke ontwikkelingen
gedurende het jaar, de stand van de onderneming per balansdatum, de risicoanalyse en de
verwachting voor de toekomst. Met name in dit hoofdstuk kan een grote mate van integratie
van toelichtingen bij financiële en niet-financiële informatie plaatsvinden. In het tweede
H
15
1. Jaarverslag
2. Financiële
jaarrekening
3. Niet-
financiële
jaarrekening
a. Verslaggevingsbeleid
b. Rapporterings-
grondslagen
c. Uitkomsten
d. Overige gegevens
hoofdstuk – de financiële jaarrekening – wordt conform de reeds bestaande wet- en regelgeving
de jaarrekening gepresenteerd inclusief de overige gegevens en de controleverklaring van de
accountant. Het derde hoofdstuk – de niet-financiële jaarrekening – krijgt ter bevordering van
de vergelijkbaarheid net als de jaarrekening een voorgeschreven indeling: (a)
verslaggevingsbeleid, (b) rapporteringsgrondslagen, (c) uitkomsten en (d) overige gegevens
In het deel ‘verslaggevingsbeleid’ zijn de stakeholder analyse, met daarop volgend de
materialiteitsanalyse opgenomen. Deze beide onderdelen monden uit in een beschrijving van
het verslaggevingsbeleid, waarmee de onderwerpkeuzes gemotiveerd zijn toegelicht: de norm
voor de niet-financiële jaarrekening. Aansluitend wordt in het tweede deel
‘rapporteringsgrondslagen’ inzicht gegeven in de reikwijdte en afbakening van het verslag en in
de toegepaste meet- en registratiemethoden. In het derde deel ‘uitkomsten’ wordt concreet
inzicht gegeven in de doelstellingen en uitkomsten van de relevante prestatie-indicatoren.
Daarbij wordt aandacht besteed aan relatieve waarden, aan de relatie tussen input, output en
impact (waardecreatie) en worden opvallende ontwikkelingen en uitkomsten kort toegelicht. In
het vierde deel ‘overige gegevens’ worden het assurance rapport van de accountant en
verwijzingen naar relevante bijlagen als de GRI tabel opgenomen. Gezien het feit dat veel
ondernemingen al een duurzaamheidsverslag of geïntegreerd verslag publiceren – zo blijkt uit
de uitkomsten van de Transparantiebenchmark – is de impact van dergelijke wet- en regelgeving
mijns inziens beperkt. Indien ondernemingen op een adequate wijze inhoud geven aan het
proces van onderwerpselectie, betreft de hier voorgestelde invoering van een wettelijke richtlijn
puur de omzetting naar een bepaald model waarmee enige vorm van uniformiteit kan worden
gerealiseerd. Dan behoudt het management binnen de kaders van het Jaarverslag (hoofdstuk 1)
de ruimte om naar eigen inzicht onderwerpen en thema’s te rangschikken en toe te lichten.
Daarmee biedt het jaarverslag ruimte om de onderneming te etaleren en kan in de beide
jaarrekeningen de relevante informatie concreet, meetbaar en vergelijkbaar worden
gepresenteerd.
Ik heb gezegd!
16
17
18
Literatuuroverzicht
C. Bader: “The evolution of a corporate idealist: When girl meets oil”, Bibliomotion Inc, 2014.
N. Brown en C. Deegan: “The public disclosure of environmental performance information – a
dual test of media agenda setting theory and legitimacy”, Accounting and Business Research,
1998.
C. Deegan: “the legitimacy effect of social and environmental disclosure – a theoretical
foundation”, Accounting, Auditing & Accountability Journal, Vol 15, no 3, 2002, pp 282-311.
Ernst & Young: “Keep the balance steady”, Ernst & Young, januari 2009.
Global Reporting Initiative (GRI): “G3 Sustainability Reporting Guidelines”, GRI, 2003.
International Integrated Reporting Committee (IIRC): “Towards integrated reporting -
Communicating value in the 21st century”, IIRC, 2011.
International Integrated Reporting Council (IIRC): “Consultation draft of international <IR>
framework – Integrated Reporting, IIRC, 2013.
KPMG: “Survey of corporate responsibility reporting 2013”, KPMG 2013.
Ministerie van Economische Zaken: “Transparantiebenchmark 2013”, MvEZ, 2013.
M.E. Porter en M.R. Kramer: “Creating shared value - How to reinvent capitalism – and unleash a
wave of innovation and growth”, Harvard Business Review, januari - februari 2011, pp 62-77.
P. Sukdev: “Corporation 2020 – Transforming business for tomorrow’s world”, Island Press,
2011, hoofdstuk 3, 4 en 5.
D.A. de Waard: “Als de vos de passie preekt… De rol van de accountant bij
duurzaamheidsverslaggeving”, Rijksuniversiteit Groningen, 2011.
S. Zadek en M. Merme: “Redefining Materiality - Practice and public policy for effective
corporate reporting, AccountAbility, juli 2003.
19
20
Dankwoord
Rest mij nog een groot aantal mensen te bedanken. Om er zeker van te zijn dat ik daarbij
niemand over het hoofd zie, bedank ik iedereen die op enigerlei wijze – wellicht zonder het te
weten – een bijdrage heeft geleverd aan mijn ontwikkeling als accountant en als docent
auditing. Ik heb mijn best gedaan, maar wie ik ben en wat er van mij is geworden, is vooral de
resultante van dat wat anderen mij hebben gegund.
Ik wil u bedanken, zeer gewaardeerde toehoorders, dat u de moeite hebt genomen om hier naar
toe te komen en naar mijn oratie te luisteren. Sommigen van u hebben er ver voor moeten
reizen. Ik hoop dat u heeft genoten van de prachtige tropische ambiance waarin ik heb getracht
inzicht te geven in een actueel vraagstuk.
Het College van Bestuur van de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez dank ik voor
mijn benoeming en het in mij gestelde vertrouwen. Ik dank mijn nieuwe collegae bij de
universiteit voor de prettige samenwerking en het warme welkom.
Door de jaren heen heb ik veel verschillende collegae gekend bij de Vakgroep Accountancy van
de Rijksuniversiteit Groningen, waar de basis onder mijn docentschap is gelegd. Het is goed
toeven tussen zoveel positieve en creatieve geesten. Een speciaal woord van dank gaat daarbij
uit naar Anna, Anja, Inez en Ingrid.
Ik dank ook mijn collegae bij Ernst & Young Clean Tech and Sustainability Services voor de
hechte samenwerking en bijdrage aan mijn ontwikkeling op het gebied van klimaatverandering
en duurzaamheidsverslaggeving.
Ik ben zeer verheugd dat mijn ouders hebben kunnen meemaken dat ik ben benoemd tot het
ambt van hoogleraar aan de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez, ook al kunnen zij
door de grote afstand niet meer fysiek hierbij aanwezig zijn. Zij hebben mij van jongs af aan
begeleid en de kansen geboden, die ik op jeugdige leeftijd niet altijd op de juiste waarde wist te
schatten.
Lieve Anita, Heilke en Francien, ik ben jullie vooral dankbaar voor jullie nimmer aflatende liefde,
zorg en belangstelling. Jullie geven mij de ruimte om dit alles te doen. Maar – hoe mooi dit ambt
ook moge zijn – het zou geen glans hebben zonder jullie aanwezigheid in mijn leven.
21
22
Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard
Ick de Waard is hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de
University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez. Hij promoveerde in 2008 aan de
Rijksuniversiteit Groningen op basis van zijn proefschrift getiteld: “Toezicht op
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen”. Sinds 1992 is hij verbonden aan de
Rijksuniversiteit Groningen, alwaar hij in 2011 het ambt van hoogleraar Auditing heeft aanvaard.
Sinds 2010 is hij voorzitter van de Vakgroep Accountancy bij de Rijksuniversiteit Groningen.
Van 1977 tot 2013 is hij als openbaar accountant werkzaam geweest bij EY Nederland LLP (en
haar rechtsvoorgangers), waar hij in 1995 is toegetreden tot de maatschap. Vanaf dat moment
heeft hij zich gespecialiseerd in duurzaamheidsvraagstukken en de verslaggeving daarover. Hij
heeft voor EY Nederland met zijn team de controle- en adviespraktijk op het gebied van
duurzaamheidsverslaggeving ontwikkeld, heeft daarbij een groot aantal (inter)nationale
ondernemingen geadviseerd en heeft aan deze specialistische groep tot 2013 leiding gegeven.
Op dit moment is hij lid van de stuurgroep Integrated Reporting en Integrated Assurance van de
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.
D
23
16 oktober 2014

More Related Content

Similar to Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

The Future of Corporate Reporting 2014
The Future of Corporate Reporting 2014The Future of Corporate Reporting 2014
The Future of Corporate Reporting 2014Finext
 
Event: The Future of Corporate Reporting 2014
Event: The Future of Corporate Reporting 2014Event: The Future of Corporate Reporting 2014
Event: The Future of Corporate Reporting 2014Finext
 
Samenvatting 13 12-13def
Samenvatting 13 12-13defSamenvatting 13 12-13def
Samenvatting 13 12-13defhcss_hsd
 
FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005
FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005
FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005MVO Nederland (CSR Netherlands)
 
DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011
DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011
DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011Halina Bletek
 
Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015
Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015
Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015Gerard Van der Werf
 
Ppt mvo het ivoor 2010 versie nov 2010
Ppt mvo  het ivoor 2010  versie nov 2010Ppt mvo  het ivoor 2010  versie nov 2010
Ppt mvo het ivoor 2010 versie nov 2010Dirk Laverge
 
VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...
VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...
VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...Frank Buijs
 
Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien 15 oktober 2016
Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien  15 oktober 2016Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien  15 oktober 2016
Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien 15 oktober 2016Drs Alcanne Houtzaager MA
 
Impact Investing in Nederland door Institutionele Investeerders
Impact Investing in Nederland door Institutionele InvesteerdersImpact Investing in Nederland door Institutionele Investeerders
Impact Investing in Nederland door Institutionele InvesteerdersDrs Alcanne Houtzaager MA
 
College 3 Business Ethics - Ethiek en MVO
College 3 Business Ethics - Ethiek en MVOCollege 3 Business Ethics - Ethiek en MVO
College 3 Business Ethics - Ethiek en MVOClaudio Missier
 
Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...
Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...
Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...Drs Alcanne Houtzaager MA
 

Similar to Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014 (20)

Impact Investing in 2017
Impact Investing in 2017Impact Investing in 2017
Impact Investing in 2017
 
The Future of Corporate Reporting 2014
The Future of Corporate Reporting 2014The Future of Corporate Reporting 2014
The Future of Corporate Reporting 2014
 
Event: The Future of Corporate Reporting 2014
Event: The Future of Corporate Reporting 2014Event: The Future of Corporate Reporting 2014
Event: The Future of Corporate Reporting 2014
 
Samenvatting 13 12-13def
Samenvatting 13 12-13defSamenvatting 13 12-13def
Samenvatting 13 12-13def
 
MVO - Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO - Maatschappelijk Verantwoord OndernemenMVO - Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO - Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
 
FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005
FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005
FNLI voorlichtingsbijeenkomst - MVO in food en agri 101005
 
DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011
DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011
DeDuurzameDrukker_duurzaamheidsverslag over 2011
 
Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015
Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015
Magazine nationale Duurzaamheidsmonitor 2015
 
MN Jaarverslag MVB 2015
MN Jaarverslag MVB 2015MN Jaarverslag MVB 2015
MN Jaarverslag MVB 2015
 
Groen is de boodschap
Groen is de boodschapGroen is de boodschap
Groen is de boodschap
 
Ppt mvo het ivoor 2010 versie nov 2010
Ppt mvo  het ivoor 2010  versie nov 2010Ppt mvo  het ivoor 2010  versie nov 2010
Ppt mvo het ivoor 2010 versie nov 2010
 
VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...
VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...
VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transform...
 
Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien 15 oktober 2016
Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien  15 oktober 2016Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien  15 oktober 2016
Hoe de Nederlandse economie kan groeien en bloeien 15 oktober 2016
 
Impact investing nieuws 15 september 2019
Impact investing nieuws 15 september 2019Impact investing nieuws 15 september 2019
Impact investing nieuws 15 september 2019
 
Impact Investing in Nederland door Institutionele Investeerders
Impact Investing in Nederland door Institutionele InvesteerdersImpact Investing in Nederland door Institutionele Investeerders
Impact Investing in Nederland door Institutionele Investeerders
 
College 3 Business Ethics - Ethiek en MVO
College 3 Business Ethics - Ethiek en MVOCollege 3 Business Ethics - Ethiek en MVO
College 3 Business Ethics - Ethiek en MVO
 
Impact Investing Nieuws 1 November 2016
Impact Investing Nieuws 1 November 2016Impact Investing Nieuws 1 November 2016
Impact Investing Nieuws 1 November 2016
 
E book impact investing nl pdf pages-65-107
E book impact investing nl pdf pages-65-107E book impact investing nl pdf pages-65-107
E book impact investing nl pdf pages-65-107
 
Duurzaamheid - een Facilitaire bijdrage
Duurzaamheid - een Facilitaire bijdrageDuurzaamheid - een Facilitaire bijdrage
Duurzaamheid - een Facilitaire bijdrage
 
Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...
Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...
Impact Investing cyclus: Waarom drie keer rechtsom beter is dan een keer link...
 

Oratie Dick de Waard UoC 16okt2014

  • 2. ‘Het kan verkeren’ (G.A. Bredero, 1585-1618)
  • 3. Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard Oratie in verkorte vorm uitgesproken op 16 oktober 2014 bij de openbare aanvaarding van het ambt van hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de University of Curaçao mr. dr. Moises Frumencio da Costa Gomez. Opgedragen aan mijn ouders
  • 4.
  • 5. Inhoudsopgave Pagina Inleiding Als de vos de passie preekt… Combineren en integreren De bomen en het bos Uniform maatkostuum …und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben Literatuuroverzicht Dankwoord Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard 1 3 7 9 11 15 19 21 23
  • 6.
  • 7. Mijnheer de Rector Magnificus, zeer gewaardeerde toehoorders Inleiding p vrijdag 13 juni 2014 werd door de Rijksuniversiteit Groningen een eredoctoraat uitgereikt aan tien personen die – naar het oordeel van het College van Bestuur van de universiteit – van bijzondere betekenis zijn geweest voor onderzoek en wetenschap. Tussen deze tien personen bevond zich één ondernemer: Paul Polman, de chief executive officer van Unilever. Zijn voordracht voor het eredoctoraat vond zijn oorsprong in Paul Polman’s bijzondere bijdrage aan ondernemerschap en duurzame ontwikkeling. Als prelude op zijn benoeming tot eredoctor verzorgde Paul Polman die zelfde vrijdag in de ochtend een lezing waarmee hij zijn toehoorders een inkijk gaf in zijn motivatie en keuzes op het gebied van duurzaam ondernemen. Als vertrekpunt voor zijn betoog zette hij kort drie ontwikkelingen neer. Als eerste noemde hij het inmiddels algemeen bekend veronderstelde fenomeen van de exponentieel groeiende wereldbevolking en de bijbehorende groei van de consumptie als belangrijke oorzaken voor de ernstige problemen op milieutechnisch, sociaal en economisch gebied. De tweede door hem geschetste ontwikkeling vindt plaats in de digitale wereld. Informatie (al dan niet betrouwbaar) wordt voor een ieder toegankelijk, meningen en ideeën kunnen real time online worden gemobiliseerd en de aanschaf van goederen is niet meer plaatsgebonden. Beide voorgaande ontwikkelingen vragen om een mondiale visie op de beheersing van de impact daarvan. De derde ontwikkeling die echter kan worden waargenomen, is het gebrek aan mondiale governance. Wereldleiders en regeringen benaderen vraagstukken vanuit het veronderstelde belang van het land dat zij vertegenwoordigen en door de grote tegenstellingen worden mondiale vraagstukken niet opgelost, maar eerder versterkt. Een belangrijke speler binnen het mondiale krachtenveld is de onderneming. Ondernemingen maken keuzes ten aanzien van producten, productiemethoden en de inzet van productiefactoren (mensen, geld en natuur). Natuurlijk is de onderneming niet de enige speler, maar wel een belangrijke. Paul Polman sprak van de onvermijdelijke vraag naar de business case. Natuurlijk kan een onderneming voordeel behalen uit duurzaam ondernemen, maar hij ging een paar stappen verder. Ten eerste is het in veel situaties zo, dat niets doen op de langere termijn de duurste optie is en ten tweede is een onderneming er voor het nut van de mensen, waarmee waardecreatie beduidend meer omvat is dan het maken van winst. Terwijl ik naar hem luisterde en om mij heen de zaal in keek, zag ik dat Paul Polman een zeer aandachtig gehoor had. Er zaten veel jonge mensen – studenten – in de zaal. Maar ook stelde ik vast dat een variëteit aan gevoelens zich van mij meester maakte. Een lichte ergernis, teleurstelling, een beetje verdriet. Ik zat hier in een zaal met studenten en collegae naar mijn eigen verhaal te luisteren! Maar toch voelde het ook goed om dit verhaal te horen uit de mond van de bestuurder van een zeer grote multinationale onderneming die deze onderneming en O 1
  • 8. zichzelf zeer ambitieuze doelen heeft gesteld die eindelijk gericht waren op echte waardecreatie. En deze universiteit – mijn universiteit – had dit opgemerkt en droeg hem voor een eredoctoraat voor. Ik zat toch in het goede kamp. Ook Unilever publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag. Dat doet een nog steeds groeiend aantal ondernemingen1 . Op basis van de ambitieuze doelstellingen van de CEO van Unilever zou men kunnen verwachten dat Unilever een zeer goed en zeer transparant duurzaamheidsverslag publiceert. Des te opmerkelijker is de plaats van Unilever in de Transparantiebenchmark2 van het ministerie van Economische Zaken ( tabel 1). Tabel 1 Notering Unilever in de Transparantiebenchmark sinds 2010 jaar notering punten 2010 8 165 2011 30 161 2012 70 147 2013 63 161 Unilever eindigde in 2013 op de 63e plaats. Opmerkelijk daarbij is, dat de puntenscore in de benchmark redelijk stabiel is (met uitzondering van een dipje in 2012), maar dat de notering daalt. Dan zou de conclusie kunnen worden getrokken, dat Unilever blijkbaar consistent is in haar verslaggeving en dat de jaarverslagen van de overige ondernemingen zich meer in de richting van de criteria van de benchmark ontwikkelen. Stilstand is achteruitgang? Hoe is dit te rijmen met de ambitieuze doelen die de CEO van Unilever zichzelf en zijn onderneming oplegt? Wat zegt zijn betoog en wat zegt deze notering in de Transparantiebenchmark ons eigenlijk? Unilever is maar één waarneming uit meer. Het gaat in dit betoog dan ook niet over Unilever. De navolgende analyses en beschouwingen zijn tot stand gekomen op basis van de bestudering van relevante literatuur en uitkomsten van onderzoeken, maar vooral ook op basis van mijn ervaringen opgedaan gedurende de voorbije 20 jaar tijdens de advisering van ondernemingen bij de totstandkoming of de controle van hun duurzaamheidsverslagen namens EY Accountants, de bestudering van ontelbare duurzaamheidsverslagen en de begeleiding van de vele onderzoeken die rondom duurzaamheidsverslaggeving door studenten van de Rijksuniversiteit Groningen zijn gedaan. 1 KPMG Survey of Corporate responsibility reporting 2013 2 De Transparantiebenchmark wordt jaarlijks uitgevoerd namens het Ministerie van Economische Zaken. In deze benchmark worden de circa 500 grootste Nederlandse ondernemingen gerangschikt op de mate van transparantie in hun verslaggeving omtrent duurzaamheid. 2
  • 9. Als de vos de passie preekt… p 11 januari 2011 mocht ik in het kader van mijn benoeming tot hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen mijn oratie uitspreken. In deze oratie – die vooral inzoomde op de mogelijkheden om assurance bij duurzaamheidsverslagen te verstrekken – heb ik naar de stand van dat moment een overzicht geschetst van de ontwikkeling van duurzaamheidsverslaggeving. Ik vat dit overzicht hier nog een keer kort samen. In het begin van de jaren 90 van de vorige eeuw ontstonden milieujaarverslagen naast de reeds bestaande arbo- en sociale jaarverslagen. Mede geholpen door wetgeving3 nam in Nederland de kwaliteit van deze milieujaarverslagen jaarlijks toe. In een complex proces met isomorfistische4 kenmerken ontwikkelde milieujaarverslaggeving zich tot duurzaamheidsverslaggeving. In duurzaamheidsverslaggeving geeft een onderneming inzicht in haar prestaties en haar toekomstperspectief op het gebied van mens, milieu en financiën (people, planet, profit). Niet alleen de relevante aspecten van isomorfisme spelen bij de ontwikkeling van duurzaamheidsverslaggeving een belangrijke rol, maar ook het belang dat de ondernemingsleiding zelf hecht aan deze vorm van verslaggeving. Dit belang wordt enerzijds gevoed door de wens om periodiek verantwoording af te leggen aan de maatschappij (accountability) en anderzijds door de wens om de legitimiteit van de onderneming te bewijzen (license to operate). Grafiek 1 Relatie motief duurzaamheids- verslaggeving en kwaliteit Kwaliteit License Accountability to operate 3 Wet milieubeheer 1 maart 1993 4 Volgens de institutionele theorie is sprake van coërcief isomorfisme bij de beïnvloeding van ondernemingen door regelgeving van overheden of door pressie vanwege bijvoorbeeld niet-gouvernementele organisaties. Memetisch isomorfisme betreft de invloed van onder meer de ‘peer group’ (kopieergedrag). Tenslotte kan sprake zijn van normatief isomorfisme bij gelijkgestemdheid binnen groepen mensen of in een branche. O 3
  • 10. Het is niet eenvoudig, zo niet ondoenlijk om op basis van de vele gepubliceerde duurzaamheidsverslagen vast te stellen wat het echte motief van de leiding van de ondernemingen is geweest om het verslag op te stellen zoals het is opgesteld. Het is ook niet eenvoudig om door middel van gericht onderzoek daar inzicht in te verkrijgen. Ik ben echter in de gelukkige omstandigheid geweest dat ik gedurende een periode van ongeveer 20 jaren actief betrokken ben geweest bij de controle van of advisering op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving door ondernemingen. Tijdens deze vele controle- en adviesopdrachten is duidelijk zichtbaar geworden dat een streven naar legitimiteit over het algemeen afbreuk doet aan de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag en dat de wens om verantwoording af te leggen de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag ten goede komt, met dien verstande dat ook vanuit het verantwoordingsperspectief een overdaad aan informatie de kwaliteit niet ten goede komt (grafiek 1). Het is in dit kader dan wel van belang om in kaart te brengen waardoor de kwaliteit van een duurzaamheidsverslag wordt bepaald. Daarvoor zijn door verschillende organisaties criteria uitgewerkt. In Nederland heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving in RJ 400 criteria vastgelegd die zijn onderverdeeld naar: relevantie, duidelijkheid, betrouwbaarheid, betrokkenheid belanghebbenden en contextuele samenhang. Internationaal heeft de Global Reporting Initiative in haar verslaggevingsraamwerk de volgende criteria vastgelegd: balans, vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid, tijdigheid, helderheid en betrouwbaarheid. In de Transparantiebenchmark ten slotte worden de volgende criteria gehanteerd: betrouwbaarheid, duidelijkheid, relevantie, responsiviteit en samenhang. In onderstaande tabel 2 is niet-limitatief en afgeleid van de hiervoor genoemde criteria een aantal karakteristieken van de in de duurzaamheidsverslagen gepresenteerde informatie weergegeven. De aard van de informatie en de wijze waarop deze wordt gepresenteerd zijn van invloed op de kwaliteit van het duurzaamheidsverslag. Tabel 2 Karakteristieken van informatie die de kwaliteit van een duurzaamheidsverslag te bepalen Karakteristiek van de gepresenteerde informatie in balans Negatief Positief Retrospectief Prospectief Zonder assurance Met assurance Kwalitatief Kwantitatief Vaag Concreet Gedetailleerd Op hoofdlijnen Volledig Gefocust Per thema Geïntegreerd Separaat verslag Geïntegreerd verslag Eenvoudig taalgebruik Academisch Doelen Resultaten Acties Impact Stakeholdersbelang Ondernemingsbelang Meetbaar Niet meetbaar 4
  • 11. Het is niet zo dat te allen tijde sprake is van een voorkeur voor links of rechts, de uitersten. Vaak ligt het optimum daar ergens tussen in. Het gaat om de balans in de informatie die per verslaggevingsthema – met rekening houdend met de relevantie – moet worden vastgesteld. Kwaliteit is een beleving. Dat wordt ook zichtbaar in de analyse van de kwaliteit van duurzaamheidsverslagen door de teamleden die betrokken zijn bij de uitvoering van de Transparantiebenchmark of in de analyses van studenten die in Groningen onderzoek op duurzaamheidsverslagen uitvoeren. Individuen maken verschillende afwegingen. Zo maken ook de schrijvers van duurzaamheidsverslagen afwegingen ten aanzien van de aard en wijze van presenteren van informatie. De schrijvers van het duurzaamheidsverslag kunnen intrinsiek gemotiveerd zijn om transparant te rapporteren, maar ook kan sprake zijn van strategieën om de lezer gericht te beïnvloeden. In de laatste situatie gaat een oud spreekwoord op: “Als de vos de passie preekt, boer let op uw kippen”. Want, als een onderneming vrijwillig verslag doet van haar prestaties op het gebied van duurzaamheid en daarbij eveneens op basis van vrijwilligheid een accountant inschakelt om bij het duurzaamheidsverslag een assurance rapport af te geven, dan zou je achterdochtig kunnen worden. En als sprake is van een hang naar transparantie blijft de vraag boven tafel hangen: “Wat maakt een duurzaamheidsverslag transparant?”. 5
  • 12. 6
  • 13. Combineren en integreren edurende het eerste decennium van deze eeuw groeide bij ondernemingen het besef dat duurzaamheid een onlosmakelijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Dit zou dan ook moeten gelden voor de verslaggeving daarover. Zo ontstonden de eerste reguliere jaarverslagen waarin op enigerlei wijze ruimte was gecreëerd voor verslaggeving over duurzaamheid. Dit resulteerde vervolgens in een variëteit aan manieren waarop deze informatie werd samengevoegd met de bestaande jaarverslaggeving. - Het duurzaamheidsverslag en jaarverslag nog wel in twee boekwerkjes, maar in één mapje bij elkaar gevoegd. - Een apart hoofdstuk in het jaarverslag waarin beleid en prestaties op het gebied van duurzaamheid worden toegelicht. - Een jaarverslag waarin bij de diverse thema’s en onderwerpen ook aandacht wordt besteed aan de duurzaamheidsaspecten. - Een jaarverslag in drie delen: het verslag van de raad van bestuur, de jaarrekening en het duurzaamheidsverslag. De samenvoeging van deze informatie met de inhoud van het reguliere jaarverslag, betekende in de praktijk ook dat het duurzaamheidsverslag op dezelfde datum werd gepubliceerd als het jaarverslag/de jaarrekening van een onderneming. Dat had vergaande consequenties voor het interne proces van informatieverzameling (meer data en een strakkere planning, dus verhoging van de werkdruk). Aansluitend hierop legt nu een groeiend aantal ondernemingen zijn accountant de vraag voor om de verificatie van het (geïntegreerde) verslag geïntegreerd aan te pakken en een geïntegreerde verklaring daarbij af te geven. Ik schakel nu qua terminologie bewust over van ‘combineren’ naar ‘integreren’, waarmee ik een brug creëer naar een korte toelichting bij de inhoudelijke discussie over de typering van deze samengevoegde verslaggevingsvormen. In 2011 namelijk publiceerde de International Integrated Reporting Council (IIRC) een document getiteld ‘Towards Integrated Reporting – Communicating Value in the 21st Century’. Met de publicatie van dit document zet de IIRC een ontwikkelingsproces in beweging om tot geïntegreerde verslaggeving (Integrated Reporting) te komen, waarbij ondernemingen geïntegreerd inzicht geven in hun waardecreatie op het gebied van financiën, milieu, kennisontwikkeling, sociaal, mens en maatschappij. De doelgroep voor deze vorm van verslaggeving betreft de investeerders en het is dan ook de wens dat de gerapporteerde waardecreatie zo veel mogelijk wordt uitgedrukt in monetaire waarden. De IIRC is in dit kader een pilot-project voor de ontwikkeling van Integrated Reporting gestart, waarin naar de stand van juni 2014 reeds meer dan 100 internationale ondernemingen in participeren. G 7
  • 14. De vraag nu is: “Wat is geïntegreerde verslaggeving?”. Is pas sprake van integratie als de totale relevante waardecreatie van de onderneming kan worden uitgedrukt in financiële parameters, of is sprake van integratie als de onderneming in haar jaarverslag inzicht geeft in het totale spectrum aan relevante activiteiten en resultaten? Het belang van een – vanuit duurzaamheidsoogpunt – geïntegreerde benadering van de ondernemingsstrategie, de uitvoering, registratie en meting van de uitkomsten wordt door veel ondernemingen onderkend. Dat de resultaten vervolgens aan het einde van het jaar samengevoegd of geïntegreerd in één document worden gepresenteerd lijkt dan ook uit het oogpunt van transparantie een logisch gevolg. Maar het is mijns inziens niet volstrekt voor de hand liggend dat deze resultaten dan worden omgezet naar financiële waarden. Het is ook een optie dat de gebruiker van jaarverslagen leert om niet-financiële prestaties op hun waarde te schatten. Het is dan aan de onderneming om deze niet-financiële prestaties klip en klaar in haar jaarverslag te presenteren. 8
  • 15. De bomen en het bos ijdens het collegejaar 2013-2014 is door een groep van acht studenten van de masteropleiding van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen vanuit meerdere perspectieven onderzoek gedaan naar de stand van zaken ten aanzien van Integrated Reporting door de pilot-groep van de IIRC. Het onderzoek is uitgevoerd op de jaarverslagen 2012 van de betrokken ondernemingen. Eén van de uitkomsten van het onderzoek was dat de inhoud, opzet en kwaliteit van de geanalyseerde verslagen sterk uiteen liepen en een andere uitkomst was, dat vrijwel geen enkel verslag de kenmerken van Integrated Reporting vertoonde en een aantal zelfs nog niet in het stadium van gecombineerde verslaggeving was aanbeland. Dit werd vermoedelijk mede veroorzaakt doordat het pilot-project zich nog in een beginstadium bevond. Wel kon worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van Integrated Reporting volgens de definitie van de IIRC nog een lange weg te gaan heeft. In de zomer van 2014 is door een team van EY Nederland de eerder genoemde Transparantiebenchmark in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken uitgevoerd, daarbij geassisteerd door medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen. Ik was één van hen. Bij de uitvoering van deze opdracht vielen enkele zaken op die in het kader van deze analyse relevant zijn. De Transparantiebenchmark is een uitgebreide set met criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van verslaggeving over duurzaamheid. De maximale score – indien aan alle criteria wordt voldaan – bedraagt 200 punten. Ondernemingen kunnen kiezen. Zij kunnen de benchmark zelf invullen, of zij doen niets en dan vult het hiervoor genoemde team de benchmark in. Van de ondernemingen die de benchmark zelfstandig hebben ingevuld, kwam een aantal uit op de maximale score van 200 punten. Na de review door het team zijn deze scores omlaag bijgesteld. Dit geeft een indicatie van de mogelijke drive van deze ondernemingen om hoog in de benchmark te eindigen, maar laat ook zien dat informatie door de verstrekker en ontvanger verschillend kan worden geïnterpreteerd. Van de ondernemingen die ‘hoog scoren’ in de benchmark, heeft een aantal van hen zodanig omvangrijke verslagen geproduceerd dat het een tijdrovende opgave was om de kwaliteit daarvan aan de hand van de criteria van de benchmark vast te stellen. Daarbij is vooral ook de vrijheid in vorm en inhoud een belangrijke belemmerende factor. Dit verschijnsel deed zich vergelijkbaar voor bij het onderzoek van de master studenten naar de verslagen van de internationale pilot-groep van de IIRC. Een aantal ondernemingen produceert jaarverslagen van meer dan 200 pagina’s en daarin is de gezochte informatie maar moeizaam op te sporen. Daarbij speelde niet alleen de massa aan woorden een rol, maar ook het gebrek aan concreetheid van de gepresenteerde teksten en de variëteit in onderneming gebonden thema’s en speerpunten van beleid. Tenslotte gaat ook een aantal ondernemingen zich te buiten aan de toepassing van kunstzinnige digitale technieken, waarbij het risico reëel is dat de lezer van het kunstwerk verdwaalt in een labyrint van aan elkaar geknoopte hyperlinks niet zelden uitmondend in een loop, zodat vertwijfeld naar de T 9
  • 16. home-toets wordt gezocht om er opnieuw in te duiken of om het zoekproces ten langen leste maar te staken. Dit alles resulteert bij een aantal ondernemingen in omvangrijke jaarverslagen waarbij dan wel een redelijk aantal criteria van de Transparantiebenchmark kan worden ‘afgevinkt’, maar die in een beperkte mate nuttige informatie verschaffen. In de vormgeving en inhoud van deze verslagen wordt ook de drang naar legitimatie zichtbaar. Daarmee wordt bedoeld dat de informatie in de duurzaamheidsverslagen in mindere mate het karakter heeft van zuivere, concrete verantwoordingsinformatie, maar meer het karakter van informatie om de beeldvorming te beïnvloeden. Door de (te) grote hoeveelheid informatie kan soms het beeld van rookgordijnen ontstaan. Volledigheid garandeert geen transparantie. Het is in dit kader interessant om kennis te nemen van de doelstelling van de Transparantiebenchmark, zoals die in het rapport 2013 is verwoord. “De Transparantiebenchmark heeft ten doel een beoordeling te geven van de inhoud en kwaliteit van externe verslaggeving ten aanzien van maatschappelijke aspecten van ondernemen. (…) De Transparantiebenchmark geeft nadrukkelijk geen oordeel over de maatschappelijke prestaties.” (pagina 11). Een instrument als de Transparantiebenchmark dient dus een nobel doel, maar het allerbelangrijkste – de prestaties van de ondernemingen – kunnen er niet mee worden vastgesteld. Dat is op basis van een duurzaamheidsverslag – hoe mooi geschreven ook – helaas dus niet mogelijk. Dit zet de deur open voor in ieder geval twee relevante mogelijke tendensen. Ten eerste ontwaakt in een aantal bestuurders (zeker als sprake is van een kleine groep zichtbare concurrenten) het competitieve instinct: “Als we dan toch in die benchmark moeten, dan in ieder geval hoger geplaatst dan onze concurrent.” Dit is een voedingsbodem voor omvangrijke verslagen, omdat geen item gemist mag worden (punten sprokkelen). Een tweede tendentie betreft het waarheidsgehalte van de gepresenteerde teksten en informatie. Als dan toch is vastgesteld, dat op basis van het verslag geen oordeel kan worden geveld over de feitelijke maatschappelijke prestaties, blijkt dat tussen de twee uitersten ‘de waarheid’ en ‘de leugen’ heel veel zaken kunnen worden gepresenteerd die wellicht ‘niet zijn gelogen’. Dit alles overwegende acht ik het relevant om mij af te vragen: “Dient dit alles een rationeel doel?”. Natuurlijk kan worden beredeneerd dat het streven naar legitimatie voor ondernemingen een rationeel doel dient, maar wat is het maatschappelijk nut van de huidige vormen van duurzaamheidsverslaggeving, als de lezer van deze verslagen door de bomen het bos niet meer ziet? 10
  • 17. Uniform maatkostuum elevantie is één van de criteria voor de kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving volgens de RJ 400 en volgens de Transparantiebenchmark. Een opsomming van deze criteria is eerder in dit betoog gegeven. Bij een nadere bestudering van de criteria van de Global Reporting Initiative (GRI) blijkt ook dat relevantie één van de uitgangspunten is achter de door hen gehanteerde criteria. In de wereld van verslaggeving wordt relevantie ook aangeduid met het begrip materiality ofwel materialiteit. De Duitse taal kent een mooi gezegde dat van toepassing kan worden verklaard op het begrip materialiteit: “In der Beschränkung zeigt sich der Meister”5 . Dit geldt in sterke mate voor de hantering van de criteria voor duurzaamheidsverslagen. De GRI vestigt bijvoorbeeld – na aanvankelijke kritiek op de uitgebreidheid van zijn richtlijnen – in de recente versies van zijn richtlijnen de aandacht op het belang van materialiteit. Maar toch komen de ondernemingen in een spagaat. Hoe kan je gefocust rapporteren en toch ook een duurzaamheidsverslag schrijven dat in overeenstemming is met de GRI richtlijnen en dat goed scoort in de Transparantiebenchmark? Een onderneming die zich beperkt tot het rapporteren van uitsluitend zeer relevante informatie voelt zich onbegrepen als dit uitmondt in een lage notering in de benchmark. De perceptie is namelijk dat dan sprake zou zijn van een onderneming die niet echt duurzaam handelt. In onderstaande grafiek is inzichtelijk gemaakt dat niet per se sprake hoeft te zijn van een duidelijke relatie, maar dat elke denkbare combinatie kan voorkomen. Grafiek 2 Combinaties mate van duurzaam ondernemen en de hoeveelheid informatie in de verslaggeving Hoeveelheid informatie Mate van duurzaam ondernemen 5 Johann Wolfgang von Goethe (1802): “Das Sonett“. R Veel Gemiddeld Weinig GemiddeldLaag Hoog 11
  • 18. Een Italiaans spreekwoord luidt: “Tra il dire e il fare c'è di mezzo il mare6 ”. Dit spreekwoord sluit treffend aan bij de doelstelling van de Transparantiebenchmark, althans bij dat deel van de doelstelling dat geen doel is: “De Transparantiebenchmark geeft nadrukkelijk geen oordeel over de maatschappelijke prestaties”. Op basis van de duurzaamheidsverslagen kan dus niet worden vastgesteld hoe duurzaam een onderneming feitelijk is. Daarmee kan men meerdere kanten op en daarbij is in ieder geval sprake van twee uitersten: de onderneming doet zich op het vlak van duurzaamheid in haar verslag mooier voor dan zij in werkelijkheid is, of de onderneming is duurzaam tot in haar genen, maar doet daarvan geen verslag (grafiek 2). De oplossing van dit dilemma is eenvoudiger dan het lijkt en is ook niet echt verrassend. Het is namelijk al enige jaren gangbaar om belanghebbenden (stakeholders) binnen en buiten de onderneming te raadplegen teneinde de voor hen relevante thema’s en informatie in kaart te brengen. De input die uit deze zogenaamde stakeholder analyse wordt verkregen kan worden gerangschikt in een zogenaamde materialiteitsmatrix (grafiek 3). In deze materialiteitsmatrix wordt inzicht gegeven in het belang van (duurzaamheids)thema’s voor de onderneming en haar stakeholders. Grafiek 3 Voorbeeld van een materialiteitsmatrix Belang van de Stakeholders hoog laag beperkt groot impact voor de onderneming Met behulp van dit instrument kan een stevig fundament worden gelegd onder het proces van onderwerpselectie voor het duurzaamheidsverslag. Zorgvuldigheid in de selectie van belanghebbenden, de aansturing van de raadpleging van belanghebbenden en de weging van de door hen en door de onderneming aangedragen onderwerpen en thema’s is van groot belang. Onderwerpen die qua score in het donkerste deel van de grafiek terecht komen, zijn van essentieel belang en zullen door de onderneming als key performance indicator worden aangemerkt. Daarmee veroveren deze onderwerpen een prominente plaats in de strategie en in 6 Midden tussen het zeggen en het doen, ligt de zee. 12
  • 19. het duurzaamheidsverslag. Zo zal aan de onderwerpen die in de middelste vlakken scoren wel aandacht worden besteed in de strategie van de onderneming, maar met minder gewicht. Dit zal resulteren in een minder uitgebreide toelichting in het duurzaamheidsverslag. De informatie die een score heeft die uitkomt in het lichtste vlak in de matrix zal niet in het beleid en het duurzaamheidsverslag worden opgenomen, tenzij bijzondere situaties daar wel om vragen. Het proces van bepaling van de relevantie van thema’s en onderwerpen voor de strategie en verslaggeving door ondernemingen is al in 2003 door Account Ability uitgewerkt (Zadek & Merme, 2003). Volgens het model van Account Abitity zijn onderwerpen van belang voor de onderneming indien: - sprake is van directe financiële impact als gevolg van prestaties op het sociale of milieuvlak, - ze zijn opgenomen in de ondernemingsstrategie en gedragscode, - normen hiervoor zijn ontwikkeld binnen de peer-group, - de stakeholders hieraan belang hechten, of - sprake is van normen en verwachtingen in de samenleving. Op basis van dit raamwerk is de onderneming in staat om heel concreet en gemotiveerd uiteen te zetten, welke onderwerpen in het duurzaamheidsverslag zijn opgenomen. Natuurlijk blijft dan altijd nog de vormgeving van het jaarverslag van grote invloed op de wijze waarop de informatie wordt aangeboden en wordt gelezen. Dat blijft voorlopig maatwerk. Wel kan door deze werkwijze te volgen worden nagestreefd dat echt relevante informatie in het jaarverslag wordt opgenomen en dat dan binnen branches toch een zekere uniformiteit in het aangebodene zal ontstaan. 13
  • 20. 14
  • 21. …und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben et in het voorgaande hoofdstuk gebruikte gezegde “In der Beschränkung zeigt sich der Meister…”, is een fragment uit Das Sonett van Johann Wolfgang von Goethe (1802). Dit is echter het eerste deel van een zinsnede die wordt vervolgd met: “…und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.” Nu is het zo, dat wetgeving door velen als knellend wordt ervaren. Toch kan ditzelfde fenomeen – zoals deze dichter opmerkt – ook zeer bevrijdend werken. Op basis van de uitkomsten van de grote aantallen onderzoeken die zijn gedaan naar de kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving, kan de conclusie worden getrokken dat duurzaamheidsverslaggeving voor velen (opstellers en lezers van de jaarverslagen) een worsteling kan zijn. Wat moet er wel in en wat niet en met welke intensiteit en in welke balans en met welke woordkeuze? Staat in het jaarverslag nu werkelijk beschreven hoe duurzaam de onderneming is? Een belangrijk deel van de oplossing kan mijns inziens toch worden gevonden in het uitwerken van aanvullende voorschriften voor de jaarverslaggeving. Het totale jaarverslag kan in een te ontwikkelen raamwerk uit drie hoofdstukken bestaan: (1) het jaarverslag, (2) de financiële jaarrekening en (3) de niet-financiële jaarrekening. In het eerste hoofdstuk – het jaarverslag – is het verslag van de directie opgenomen. Daarin wordt conform de bestaande praktijk inzicht gegeven in de belangrijke ontwikkelingen gedurende het jaar, de stand van de onderneming per balansdatum, de risicoanalyse en de verwachting voor de toekomst. Met name in dit hoofdstuk kan een grote mate van integratie van toelichtingen bij financiële en niet-financiële informatie plaatsvinden. In het tweede H 15 1. Jaarverslag 2. Financiële jaarrekening 3. Niet- financiële jaarrekening a. Verslaggevingsbeleid b. Rapporterings- grondslagen c. Uitkomsten d. Overige gegevens
  • 22. hoofdstuk – de financiële jaarrekening – wordt conform de reeds bestaande wet- en regelgeving de jaarrekening gepresenteerd inclusief de overige gegevens en de controleverklaring van de accountant. Het derde hoofdstuk – de niet-financiële jaarrekening – krijgt ter bevordering van de vergelijkbaarheid net als de jaarrekening een voorgeschreven indeling: (a) verslaggevingsbeleid, (b) rapporteringsgrondslagen, (c) uitkomsten en (d) overige gegevens In het deel ‘verslaggevingsbeleid’ zijn de stakeholder analyse, met daarop volgend de materialiteitsanalyse opgenomen. Deze beide onderdelen monden uit in een beschrijving van het verslaggevingsbeleid, waarmee de onderwerpkeuzes gemotiveerd zijn toegelicht: de norm voor de niet-financiële jaarrekening. Aansluitend wordt in het tweede deel ‘rapporteringsgrondslagen’ inzicht gegeven in de reikwijdte en afbakening van het verslag en in de toegepaste meet- en registratiemethoden. In het derde deel ‘uitkomsten’ wordt concreet inzicht gegeven in de doelstellingen en uitkomsten van de relevante prestatie-indicatoren. Daarbij wordt aandacht besteed aan relatieve waarden, aan de relatie tussen input, output en impact (waardecreatie) en worden opvallende ontwikkelingen en uitkomsten kort toegelicht. In het vierde deel ‘overige gegevens’ worden het assurance rapport van de accountant en verwijzingen naar relevante bijlagen als de GRI tabel opgenomen. Gezien het feit dat veel ondernemingen al een duurzaamheidsverslag of geïntegreerd verslag publiceren – zo blijkt uit de uitkomsten van de Transparantiebenchmark – is de impact van dergelijke wet- en regelgeving mijns inziens beperkt. Indien ondernemingen op een adequate wijze inhoud geven aan het proces van onderwerpselectie, betreft de hier voorgestelde invoering van een wettelijke richtlijn puur de omzetting naar een bepaald model waarmee enige vorm van uniformiteit kan worden gerealiseerd. Dan behoudt het management binnen de kaders van het Jaarverslag (hoofdstuk 1) de ruimte om naar eigen inzicht onderwerpen en thema’s te rangschikken en toe te lichten. Daarmee biedt het jaarverslag ruimte om de onderneming te etaleren en kan in de beide jaarrekeningen de relevante informatie concreet, meetbaar en vergelijkbaar worden gepresenteerd. Ik heb gezegd! 16
  • 23. 17
  • 24. 18
  • 25. Literatuuroverzicht C. Bader: “The evolution of a corporate idealist: When girl meets oil”, Bibliomotion Inc, 2014. N. Brown en C. Deegan: “The public disclosure of environmental performance information – a dual test of media agenda setting theory and legitimacy”, Accounting and Business Research, 1998. C. Deegan: “the legitimacy effect of social and environmental disclosure – a theoretical foundation”, Accounting, Auditing & Accountability Journal, Vol 15, no 3, 2002, pp 282-311. Ernst & Young: “Keep the balance steady”, Ernst & Young, januari 2009. Global Reporting Initiative (GRI): “G3 Sustainability Reporting Guidelines”, GRI, 2003. International Integrated Reporting Committee (IIRC): “Towards integrated reporting - Communicating value in the 21st century”, IIRC, 2011. International Integrated Reporting Council (IIRC): “Consultation draft of international <IR> framework – Integrated Reporting, IIRC, 2013. KPMG: “Survey of corporate responsibility reporting 2013”, KPMG 2013. Ministerie van Economische Zaken: “Transparantiebenchmark 2013”, MvEZ, 2013. M.E. Porter en M.R. Kramer: “Creating shared value - How to reinvent capitalism – and unleash a wave of innovation and growth”, Harvard Business Review, januari - februari 2011, pp 62-77. P. Sukdev: “Corporation 2020 – Transforming business for tomorrow’s world”, Island Press, 2011, hoofdstuk 3, 4 en 5. D.A. de Waard: “Als de vos de passie preekt… De rol van de accountant bij duurzaamheidsverslaggeving”, Rijksuniversiteit Groningen, 2011. S. Zadek en M. Merme: “Redefining Materiality - Practice and public policy for effective corporate reporting, AccountAbility, juli 2003. 19
  • 26. 20
  • 27. Dankwoord Rest mij nog een groot aantal mensen te bedanken. Om er zeker van te zijn dat ik daarbij niemand over het hoofd zie, bedank ik iedereen die op enigerlei wijze – wellicht zonder het te weten – een bijdrage heeft geleverd aan mijn ontwikkeling als accountant en als docent auditing. Ik heb mijn best gedaan, maar wie ik ben en wat er van mij is geworden, is vooral de resultante van dat wat anderen mij hebben gegund. Ik wil u bedanken, zeer gewaardeerde toehoorders, dat u de moeite hebt genomen om hier naar toe te komen en naar mijn oratie te luisteren. Sommigen van u hebben er ver voor moeten reizen. Ik hoop dat u heeft genoten van de prachtige tropische ambiance waarin ik heb getracht inzicht te geven in een actueel vraagstuk. Het College van Bestuur van de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez dank ik voor mijn benoeming en het in mij gestelde vertrouwen. Ik dank mijn nieuwe collegae bij de universiteit voor de prettige samenwerking en het warme welkom. Door de jaren heen heb ik veel verschillende collegae gekend bij de Vakgroep Accountancy van de Rijksuniversiteit Groningen, waar de basis onder mijn docentschap is gelegd. Het is goed toeven tussen zoveel positieve en creatieve geesten. Een speciaal woord van dank gaat daarbij uit naar Anna, Anja, Inez en Ingrid. Ik dank ook mijn collegae bij Ernst & Young Clean Tech and Sustainability Services voor de hechte samenwerking en bijdrage aan mijn ontwikkeling op het gebied van klimaatverandering en duurzaamheidsverslaggeving. Ik ben zeer verheugd dat mijn ouders hebben kunnen meemaken dat ik ben benoemd tot het ambt van hoogleraar aan de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez, ook al kunnen zij door de grote afstand niet meer fysiek hierbij aanwezig zijn. Zij hebben mij van jongs af aan begeleid en de kansen geboden, die ik op jeugdige leeftijd niet altijd op de juiste waarde wist te schatten. Lieve Anita, Heilke en Francien, ik ben jullie vooral dankbaar voor jullie nimmer aflatende liefde, zorg en belangstelling. Jullie geven mij de ruimte om dit alles te doen. Maar – hoe mooi dit ambt ook moge zijn – het zou geen glans hebben zonder jullie aanwezigheid in mijn leven. 21
  • 28. 22
  • 29. Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard Ick de Waard is hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez. Hij promoveerde in 2008 aan de Rijksuniversiteit Groningen op basis van zijn proefschrift getiteld: “Toezicht op Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen”. Sinds 1992 is hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, alwaar hij in 2011 het ambt van hoogleraar Auditing heeft aanvaard. Sinds 2010 is hij voorzitter van de Vakgroep Accountancy bij de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1977 tot 2013 is hij als openbaar accountant werkzaam geweest bij EY Nederland LLP (en haar rechtsvoorgangers), waar hij in 1995 is toegetreden tot de maatschap. Vanaf dat moment heeft hij zich gespecialiseerd in duurzaamheidsvraagstukken en de verslaggeving daarover. Hij heeft voor EY Nederland met zijn team de controle- en adviespraktijk op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving ontwikkeld, heeft daarbij een groot aantal (inter)nationale ondernemingen geadviseerd en heeft aan deze specialistische groep tot 2013 leiding gegeven. Op dit moment is hij lid van de stuurgroep Integrated Reporting en Integrated Assurance van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. D 23