SlideShare a Scribd company logo
1 of 52
Download to read offline
ffiwm&wffirffinad rffippron&*
{mëffikw Me
b$j#rymg#brachtry
gffiWewems dsor *-ïek
m"w.
39
INHOUDSOPGAVE:
lnteiding
Opzet rapportage Krantz & Potak Resolve
Hoofdstuk I
Pag.
3
5
6
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.6.1
Hoofdstuk 2
2.1 Evaluaties en samenvattingen
Opzet onderzoek
Thema van het onderzoek
Beoordeting van de l-Tek rapportage
l-Tek en het tevergeefs trekken van brandmonsters
Niet te verifiëren feiten en stettingen
De Onderzoeksnormen volgens de NFPA Standard
Kort Nedertands
6
11
24
39
41
43
lnteiding
Op 29 september 2014 is er brand ontstaan in een Chevrotet Camaro type Berlinetta, met
kenteken GY-ó6-P5; hierna: het motorvoertuig. Er ontstond grote materiëte schade aan het
motorvoertuig.
ln opdracht van de betreffende schadevezekeringsmaatschappij, heeft l-Tek B.V. (hierna
l-Tek), een zogenoemd technisch en tactisch (toedrachts)onderzoek ingestetd:
Tactisch (toedrachts )onderzoek
De votgorde waarin we feiten onderzoeken, interviews houden en informatie bij etkaar
voegen, is van cruciaal betang. Het eindresuttaat van het onderzoek kan (juridisch)
onbruikbaar zijn ats we geen rekening houden met juridische rechten, ptichten en posities.
Het tactisch ptan, dat onze onderzoekers maken en bewaken, bepaatt tevens de grenzen
van het onderzoek.
Technisch (toedrachts)onderzoek
Grondig sporenonderzoek ('crime scene investigation') leidt vaak tot onweerspreekbaar
bewijs of inzicht in moeitijke onderzoeken. Onze deskundige onderzoekers hebben hun
sporen verdiend bij technische rechercheonderdeten van de Nederlandse Politie en worden
regetmatig bijgeschootd. Zij treden ook ats getuige-deskundige op bij rechtszaken.
ïechnische onderzoeken vragen vaak om onmiddeltijke uitvoering. Onze onderzoekers
beschikken naast geavanceerde onderzoeks- en fotoapparatuur over speciate, als
onderzoeksruimte ingerichte voertuigen."l
Van dit betaatde, niet ambtetijk, buitengerechtetijke en eenzijdige technische onderzoek
heeft l-Tek rechtstreeks, zonder hoor en wederhoor toe te passen, schriftetijk verstag
gedaan aan haar opdrachtgeefster.
1 Beide begrippen http://www.interseco.n[/services. lnterseco is een brandonderzoeker die, getijk l-Tek,
optreedt voor o.m. schadeverzekeraars. Ten tijde van het publiceren van deze definitie was de heer Wansink
werkzaam bij lnterseco.
Opzet rapportage Krantz É Polak RESOLVE
ln hoofdstuk í zat de opzet, inhoud en uitkomsten van het ondeaoek van Krantz & Potak
RESOLVE met betrekking tot het l-Tek-rapport d.d. 21 november 2014 beschreven worden.
ln hoofdstuk 2 worden, voor zover mogelijk, evaluerende conctusies getrokken.
1.1 Opzet onderzoek
Op 9 februari 7015 is Krantz & Potak RESOLVE, op vezoek van de door brand gedupeerde,
betrokken geraakt bij het onderzoek naar oorzaak en toedracht van deze brand. Het
technische onderzoek door Krantz & Potak RESOLVE vond gedurende maart 2015 ptaats in
en aan het motorvoertuig, geparkeerd aan de [adres bewaarnemer] te Scharendijke.
Het motorvoertuig is sedert de brand en het parkeren aan [adres bewaarnemer] niet
verplaatst of gerepareerd.
Het onderzoek van Krantz & Potak RESOLVE heeft het karakter van een feitenonderzoek.
Krantz & Pol.ak RESOLVE, atthans deze onderzoeker, neemt als uitgangspunt dat er een
betangrijk verschil is tussen hetgeen wetenschappetijk al.s bewijs geldt en wat juridisch ats
bewijs getdt. Kort en goed: wetenschappelijk bewijs bestaat uit waarnemingen die een
hypothese of theorie bevestigen (verificatie) of ontkrachten (falsificatie). Het
civielrechtelijk bewijs dient ertoe om de rechter in een civiete procedure een redelijke
mate van zekerheid te verschaffen omtrent de door partijen gestelde feiten, opdat de
rechter tot de overtuiging komt dat de feiten zijn aangetoond.
Ats uitgangspunt is hier genomen dat gecontroteerd dient te worden of de door l-Tek
geteverde inspanning, dusdanig votdoet aan wetenschappetijk bewijs, dat het kan en mag
dienen ats bewijs voor hetgeen door de opdrachtgever van l-Tek is gesteld bij de afwijzing
der dekking. De schriftelijke rapportage van de coltegae van l-Tek, in de versie zoats na
afronding door l-Tek, ter hand is gesteld aan de gedupeerde, werd daarbij kritische
beschouwd.
Ons onderzoek is -net ats het l-Tek-onderzoek- geen ambtelijk, strafrechtetijk gedreven
onderzoek. Het onderzoek is begonnen met het verzameten en ordenen van stukken,
atsmede op het bewaarnemingsadres van het motorvoertuig verifiëren van feiten en
omstandigheden.
Verzametd zijn onder meer:
. l-ïek-verstagen, met bijtagen 2;
2 Rapport m.b.t. onderzoek n.a.v. brand in Hoogerheide
Mutatierapport politieregio;
1.2 Thema van het onderzoek
ln verband met de omvang en comptexiteit3 van het onderzoek. En met het oog op het doel
van dÍt onderzoek (om gemotiveerd doch vrijelijk -zonder last of ruggespraak- en onder
vermetding van bronnen, met -gedeetten van- het l-Tek verstag in te stemmen of het
oneens te zijn. Om zodoende inzage te verschaffen in de mate van nauwkeurÍgheid van het
l-Tek-rapport, is vervolgens feitetijk onderzoek langs een thema gedaan.
Dat thema is: de gang van zaken van het door l-Tek ingestetde onderzoek controteren. Aan
de orde komt dan voornametijk verificatie en falsificatie (kwatiteit en transparantie) van
het l-Tek onderzoek. Vanwege opgedane ervaring wordt ook aandacht gegeven aan het
kader van het door l-Tek ingestelde ondezoek. ln het bijzonder heb ik daarbij het oog op
weggelaten of ontbrekende informatie, die de ondezoeksresuttaten van l-Tek in een
perspectief plaatsen.
Dit vormt de hoofdmoot van een coltegiate, "peer review", beschouwing van het l-Tek-
verslag.
1.3 Beoordeling van de l-Tek rapportage
Figuur 1 Mini Rae 2000 PID
"Met behutp van een sniffer (kootwaterstofdetector) kunnen brandonderzoekers
aanwijzingen vinden voor brandversnellers. Een veetgebruikte sniffer is de Mini Rae
3 De complexiteit wordt vergroot door de stettigheid waarmee de onderzoeksresuttaten van l-Tek worden
geponeerd.
';
ï'
2000, een P|D-meter (zie afbeetding). PID staat voor photo ionisation detector. De
Mini Rae meet de aanwezigheid van ongeveer tweehonderd verschittende
koolwaterstoffen. Vete van deze stoffen zijn brand bevorderend (benzine,
petroteum, terpentine, thinner, enzovoort). Oorspronketijk is de Mini Rae ontworpen
voor gebruik in de arbeid hygiënische sfeer. ln het zeer tage gebied 0,1 ppm (parts
per mition, hier dus het één/tienmitjoenste gedeette) worden er giftige dampen mee
gemeten afkomstig van koolwaterstoffen. Voorbeetden zijn methytbromide, benzeen
en tolueen. Omdat de Mini Rae met een PID-tamp werkt, is zo'n ondezoek niet
destructief. Het gas vertaat de meter in dezetfde toestand ats dat het erin ging.
Daarom is er ook de mogetijkheid om bemonsterde brandrestanten in potten te
vulten en daarna via bijvoorbeetd gaschromatografisch onderzoek de samenstetting
van de monsters te anatYseren.
De Mini Rae merkt bij brandonderzoek doorgaans brand bevorderende stoffen op. Het
gaschromatografische onderzoek kan niet attijd de aanwezigheid van
brandversnetters bevestigen. Net als andere gasdetectors is de Mini Rae immers een
breedtesensor. Hij geeft niet specifiek aan wetk gas er gemeten wordt, maar dat er
een gas aanwezig is. Hij is niet selectief in de reactie op koolwaterstoffen afkomstig
van brandversnetlers en kan dus eveneens reageren op verbrandingsproducten van
bijvoorbeel.d kunststoffen. Dat zijn immers ook kootwaterstoffen. "a
Overigens is het in deze kwestie opvattend dat de desbetreffende ingeschaketde Belgische
scheikundige hierover het votgende zegt:
"ln eerste instantie btijÍt echter de ervaring en vakkennis van de branddeskundige van
primordiaat belang. Belangri jke vereiste is het gebruik van zuiver monstername
materiaal, contaminatie moet immers ten alle prijzen worden vermeden. Tenslotte
dient de verpakking waarbij het monster hermetisch kan worden afgesloten afdoend
en zonder compromissen te zijn. Voor het degelijk veiligstellen van brandresten ziin
ongebruikte glazen bokalen met teflon-lined twist-off deksel aangeraden- Het
Iaboratoriumonderzoek kan in drie delen worden opgesplitst, nl. het vrijzetten van
residuen van vloeibare brandversnellers, het injecteren en analyseren in de GC-MS
4 BMNDONDERZOEK, Methodisch onderzoeken van brandoorzaak en brandvertoop, lng. R.B' Reijman , SDU
uitgeverij 20Q6, 1'druk btz. 116
(gaschromatograaf gekoppeld aan een mossaspectrometer) en tenslotte de
interpretaties von het gaschromatogram, zijnde de output van de GC-MS. Het
vrijzetten van de residuen van vloeibare brandversnellers is noodzakelijk omdat men
in het GC-lvlS apparaat enkel vloeistof of damp kan injecteren. Voor het vrijzetten
bestaan verschillende technieken, gaande van "statische head space" over
"dynamische head space" tot "solid phase micro extraction - SPIAE". EIk van de
genoemde technieken heeft ook tot doel om de aanwezige residuen op te concentreren
zodat het analysetoestel in staat zal zijn zeer lichte sporen te detecteren. De moderne
analyseapperatuur kan zonder problemen een duízendste deel van een druppel
detecteren. Deze lage detectielimiet is noodzakelijk omdat tijdens een brand het
grootste deel van een brandversneller uiteraard zat opbranden. Toch kan worden
gesteld dat indien er brandversnellers werden gebruikt en de monstername adequaat
gebeurd is, men met de moderne analyse apparatuur doorgaans toch nog residuen zal
terugvinden. Dit is zeker het geval wanneer apolaire producten gebruikt werden zoals
motorbenzine. Bij polaire producten is het soms delicater omdat deze vaak zonder het
nalaten van residuen opbronden, het zijn meestal zuivere één-component producten
die bovendien oplosbaar zijn in (blus)water. Uiteraard worden in het kader van
brandonderzoek niet enkel brandresten geanalyseerd maar ook kledij, schoeisel,
recípiënten enz. De vrijgezette damp of vloeistof wordt vervolgens gei'njecteerd in de
GC-lvls. Het gaschromatograaf (GC)-gedeelte van dit toestel heeft de eigenschap om
via een ingebouwde capillaire kolom en een inerte gasstroom, complexe verbindingen
of samenstellingen van producten uit elkaar te rafelen. Zo bestaot motorbenzine uit
meer dan 200 verschillende scheikundige verbindingen, gaande van zeer vluchtige
componenten tot medium vluchtige verbindingen. ln het tweede deel von het
analysetoestel, de massaspectrometer (MS), zullen de deelcomponenten die uit de
gaschromatograaf komen onder invloed van een elektronenbombardement in
brokstukken worden geschoten waardoor de identificotie van de stof kan gebeuren.
Uiteindelijk bekomt men gaschromatogrammen (totol ion chromatograms of extracted
ion chromatograms). Het laatste deel van de analyse betreft de interpretatie van de
bekomen chromatogrammen en wetenschappelijke data. Bij deze interpretatie moet
voor ogen gehouden worden dat de stoffen die men onderzoekt vaak tijdens de brand
5 Het woord is door mij vet gemaakt. Dat laboratorium gegevens dienen te worden geïnterpreteerd, alvorens te
kunnen beoordeten en conctuderen wetke stoffen door de computer zijn geanatyseerd is een eye-opener
geweest.
aan hoge temperaturen hebben blootgestaan woardoor de oorspronkelijke
eigenschappen ven het product gewijzigd zijn. Zo zutlen bij motorbenzine, nog steeds
de meest "populaire" brandversneller, de meest vluchtige componenten bijna volledig
opgebrand zijn terwijt de zwaarste componenten overblijven, met andere woorden de
eigenschappen ten overstaan van normale motorbenzíne zijn gewijzigd. Ook kan
"cracking" (kraken6 EH) optreden waardoor componenten onder invloed van
temperatuur ontbinden in andere componenten met verschillende eigenschappen. De
ínterpretatie van de data wordt hierdoor bemoeilijkt. Verbrandingsproducten
(pyrolyseproducten) van kunststoffen vertonen op chemisch vlak zeer veel gelijkenis
met deels verbrande petroleumdistillaten, de kunststoffen zíjn immers voak afgeleide
producten van petroleumfracties. Onvoldoende ervaren analisten slaan hierdoor wel
eens de plank mis en gaan pyrolyseproducten ten onrechte als residuen van
brandversnellers aanzien en rapporterenT."
Opmerkelijk is dat de interpretatie van de door Oteotest vervaardigde grafieken een
notoir twistpunt vormt. Het komt, met regetmaat, voor dat de ene interpretatie (van
Oteotests) het oordeet oplevert "motorbenzine aanwezig in het monster" terwijI een
ander interpreterende scheikundige GEEN motorbenzine aanwezig oordeett. Een
voorbeetd van een dergetijk discussie, met opmerketijke resultaten in het arrest van
het Hof Arnhem, wordt bijgetegd ats bijlage 1e. Vergetijk met name
rechtsoverwegingen 4.1 4.4 en 4.5.
Opmerkelijk 2 Vooraf zij aangetekend, dat het NFI standaard onderscheid maakt tussen de
begrippen motorbenzine en autobenzine. Het NFI verstaat onder autobenzine de kwaliteit
benzine die wordt gebezigd in viertakt motoren met vonkontsteking. Het NFI verstaat onder
motorbenzine het totaal aan brandstoffen (..) , dat wil zeggen autobenzine en mengsmering,
de laatste ook wel aangeduid als tweetakt. (..) Dit betekent in de praktijk, dat waar het NFI
rapporteert dat aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van motorbenzine, zij
daarmee doelen op de aanwezigheid van ofwel mengsmering (tweetaktbenzine) dan wel van
6 Het is denkbaar dat er sprake is geweest van "thermische kraking", waarbij koolwaterstoffen met een hoog
moteculair gewicht omgezet worden in verbindingen meteen veel lager molecutair gewicht.
7 Vergetijk deze tekst met de getijktuidende presentatie van lng Bastijns van Oteotest bij getegenheid van diens
presentatie in het Tijdschrift voor Deskundigen 23 Bul.tetin des Experts CEJA - KGSO.
8
Waarom steevast naar Belgie wordt uitgewken ontgaat de rapporteur. ln nedertand zijn geaccrediteerde en
onder toezicht staande laboratoria ook voorhanden. Zie: www.verilabs.n[,
http: / /www.forensicon. n[/onderzoeken/ en http: / /netnertanOsrrtroml.
e Gerechtshof Arnhem, 23 augustus 201 1 Etbrink/Unive
autobenzine, dan wel van een combinatie van beide. Van Oleotest kennen wij de definities en
onderscheiden niet.
Het comptete verslag van de coltegae van l-Tek is daarbij beoordeeld op inzichtetijkheid en
het bereikte inteltectuele niveau. Dit ats toetssteen van het vertangde wetenschappetijke
bewijs van de concluderende hypothese of theorie. Het brandverstag van l-Tek dient
namelijk dusdanig transparant te zijn, dat dit l-Tek-verstag gevotgd -en bij voorkeur met
instemming voor wat betreft de vaststaande feiten- beoordeeld kan worden- kan worden
door derde partijen. Met andere woorden: De l-ïek rapportage moet in juridische zin
bijdragen aan de feitenvaststetting. De rapportage moet dusdanig zijn ingericht dat de
door l-Tek beweerdelijk gedane waarnemingen, die een hypothese of theorie bevestigen
(verificatie) of ontkrachten (falsificatie), worden ondersteund.
Nadruk is getegd op de omstandigheid dat, votgens het l-Tek-verslag, de ontstaansptek van
de brandl0 (brandhaard, gebied van originell) gesitueerd is in het passagierscompartiment
van het motorvoertuig (atthans nadrukketijk niet in het motorcompartiment). Alsmede is
beoordeetd of de ats feit gepresenteerde omstandigheid juist is dat tussen beide
compartimenten een schier ondoordringbare barrière is aangebracht).
Ook is door mij gecontroteerd of l-Tek, op inzichtetijke wijze, mogelijke technische
oorzaken heeft uitgestoten; dusdanig dat alternatieve technische oorzaken geen rol meer
behoeven te speten in een debat over het ontstaan van de brand. Bovendien is nadrukketijk
beoordeetd of de bereikte conctusies met betrekking tot het gestelde over "het opzettetijk
bijbrengen van vuur"12, (opzettelijk op een of meerdere ptaatsen achterl.aten van open
10 Verwijzing is rechtstreeks afkomstig uit: Brandonderzoek, Methodisch onderzoeken van brandoorzaak en
brandvertoop, Ed 2008. 158N9 7890 12128483, www.sdu.n[, hierna ook verkort weergegeven met "Brand-
onderzoek" .
Brandonderzoek btz. 12 Een analyse van het ontstaan van brand sporen in termen van warmteoverdracht kan
een onderzoeker in staat stellen een brand te reconstrueren en mogelijk achter de oorzaak eryan te komen.
Een ontstane brand zal onder standaardcondities min of meer vergetijkbare ontwikkelingsfasen doortopen.
11 Brandonderzoek blz. 47 Het brandvoortptantingsgedrag van materialen onder brandomstandigheden is met
name bepatend in de ontwikketingsfase van een brand. Na het ontstaan van een brand zal materiaal in de zeer
nabije omgeving bij de brand betrokken raken. Afhanketijk van de brandbaarheid ervan zal de brand kunnen
groeien. Het brandgedrag van bouwmaterialen voor wanden en ptafonds wordt in Nederland mede bepaald via
een vlamuitbreidingsproef, beschreven in de NEN 60ó5.
12 Volgens het Handboek: 'Uit de brand', van drs.L. J. Bijl, politiedocent en medewerker aan het Gerechtetijk
Natuurwetenschappetijk Laboratorium (nu NFI):
"Soms wordt getracht door uitsluiting van technische oorzaken, te komen tot 'het brengen van vuur ter
plaatse' als brandoorzaak.
lndien men volgens deze uitsluitingsmethode te werk gaat, is het goed te bedenken dat het 'aonbrengen von
vuur' niet altiid qepaord hoeft te qaan met een menselíike handelinq.
Wanneer ergens plotseling vuur ontstaat, kan dat ook wel door een niet-menselijke handeling zijn.
10
vuur, met de bedoeling om het motorvoertuig geheel te vernietigen, btz.39 en 40 van het
genoemde rapport). Dit wordt door l-Tek nadrukketijk brandstichting genoemdl3. Ook de
gesuggereerde, impliciet getaten, identiteit van de vermeende "opzettetijke bijbrenger(s)
van vuur", wordt beoordeeld of dit boven het niveau van louter insinuaties uitkomt,
atthans votdoende ondersteuning vindt in de gerapporteerde, vaststaande, technische
onderzoeksi nspanni n gen.
13 blz39/40, genoemd l-Tekrapport
11
1.4 l-Tek en het trekken van brandmonsters.
Uit het l-Tek-verstag btijkt dat door de cottegae van l-Tek een drietat monsters zijn
getrokken van de brandrestantenla.
ln het -op motorbenzine rijdende- motorvoertuig zijn sporen aangetroffen van een
petroteumdistiltaat: motorbenzine. Hoewet niet kan worden uitgestoten dat
petroleumdistitlaat a[ veel eerder op deze plaatsen in het motorvoertuig kan zijn
achtergetaten, stett l-Tek impticiet dat het dan toch opmerketijk is nu deze wordt
aangetroffen op of nabij -door l-Tek aangewezen- ptaats van ontstaan van deze brand.
"Sinds de ontdekking van aardotie en de destittatie hiervan is een enorme variëteit
aan brandstoffen beschikbaar. Brandbare vtoeistoffen branden, evenals vaste
stoffen zelf niet, maar de damp ervan is in combinatie met zuurstof brandbaar. Bij
verwarming van vtoeistoffen zal damp worden gevormd. Die komt aan het oppervtak
van de vtoeistof vrij, waarbij zich een mengset met omgevingstucht vormt. Dit
mengsel is brandbaar en kan door een ontstekingsbron met votdoende energiers
worden ontstoken of bij het bereiken van de zetfontbrandingstemperatuur van het
mengset spontaan tot ontbranding komen.
ledere brandbare vtoeistof heeft een specifieke temperatuur waarbij votdoende
damp vrijkomt om een mengsel te vormen dat bij ontsteking teidt tot een brand die
zichzetf in stand houdt. Dit wordt ook wel het vtampunt genoemd. Vtoeibare
brandstoffen zoals autobenzine hebben een vtampunt van -40 "C, terwijt dÍeselolie
een vtampunt heeft van circa 50 "C. Het is duidetijk dat benzinedamp vrijwet attijd
kan worden ontstoken en tot een brand teidt, tenrrijt diesetotie eerst zal moeten
1a
Daarbij werden door Oleotest NV in twee van de monsters de aanwezigheid van (resten van) ontvlambare
vtoeistoífen aangetoond. Het betreft hier tegetvloerresten die zijn uitgehakt. Onduidetijk btijft of de daarbij
gebruikte handschoenen en gereedschappen steriel zijn gemaakt na eerder hakwerk. De "
beproevingsverslagen" ontbreken, waardoor andere feiten en constateringen van dit laboratorium verborgen
blijven voor derden die geihteresseerd zijn in de vasttiggende feiten.
15 Votdoende vonk kan ontstaan uit bijv. een mechanische vonk (contact van metaal op metaa[), elektrische
vonk, der etektra en ook statische etektriciteit. Daarnaast leveren hete motor of uittaatonderdeten, voldoende
energie om brandbare gassen te ontsteken.
12
worden verwarmd om een brandbare damp te verkrijgen die vervolgens
ontsteekbaar is. "r6
Klasse Vlampunt Omschrijving Voorbeeld
0 (K0) vlampunt lager dan 0"C en
kookpunt lager dan 35'C
- zeer licht
ontvtambaar
Benzine
1 (K1) vtampunt tussen 0"C en 21"C [icht ontvlambaar Thinner
z (Kzl vtampunt tussen 21 "C en 55"C ontvlambaar Petroteum
3 (K3) vtampunt hoger dan 55'C brandbaar Diesel
Vanwege het betang daarvan ga ik nog even door op "het aantreffen van
petroleumdistitlaat" in het motorvoertuig.
ln het monster/monsters werd beweerdetijk een (rechtstreeks uit ruwe aardolie gewonnen)
product, zoals motorbenzine, aangetoond. Het omschrijven van motorbenzine ats een
"brandversnetlend middet" is als truc te duiden. Het woord brandversnettend
veronderstett immers een oogmerk van de gebruiker/brandstichter, die in het laboratorium
niet kan worden vastgestetd. ln de forensische literatuur zi)n deze diagnostische
'uitstagen'onbekend; zijzijn zetfs normschendend suggestief. De onverantwoorde
woordkeus van de laborant, atthans l-Tek staat hem toe dat hij de individuete
dampstoffen, en de retatieve hoeveetheid moteculen te lezen uit de piekhoogte van die
stoffen, alvast 'brandversnettend product' noemt; dat is een suggestief voorschot nemen
op hetgeen nog te bewijzen is.
Semantisch zorgvutdig had Oteotest moeten schrijven dat zijn gaschromatogram
leek op dat van motorbenzine. Reeds eerder werd Bastijns gecorrigeerd op zijn
interpretatie van een grafiek. Votgens Bastijns betrof het motorbenzine, volgens het NFI
betrof het een brandresidu. Ook hier wijs ik op de opvallende korte lijnen aan het begin
van de grafiek. Dit wijst op dezelfde vergissing ats btijkt uit bijtage 2
Het specuteren over de 'waarschijntijkheid' van een door brand (on)aangetaste
16 Brandonderzoek, blz 4
13
werketijke aanwezige vtoeistof, of over de hoeveelheid hiervan, op basis van de
hoeveetheid afzondertijke pieken en retatieve hoeveetheid op de hoogte ervan; na een
retatief grote hoeveetheid uit aardotie gewonnen motecuten per stof onttokt te hebben aan
vaste brandresten, is dan pertinent onverantwoord.
Dat is door de internationate normen, en trouwens ook at met gezond verstand, een
laborant of forensische branddeskundige dan ook niet toegestaan.
Enige van toepassing zijnde , dus ook in casu getdende, forensische normen bij
brandoorzaak onderzoek zi j n1
7
"Opinions
"lt should be noted that many ptastic materiats retease hydrocarbon fumes when they
pyrotize or burn'. "ln conjunction with the cotlection of burned fire debris samples, the
investigator shoutd cottect comparison samples of the same materiat or substrate that
showed the point(s) of origin or pour patterns that were produced by suspected volatite
accelerants.
ldeally, these comparison samples shoutd be taken, away from the burned areas where
the presence of accelerant would not be expected to be present.
The analysis of comparison samples allows the forensic laboratory to evaluate possible
contributions of the material or substrate components with respect to volatile
hydrocarbons or pyrolysis products that may interfere with the interpretation of the
results and possibly produce a false positive result, much as wood, carpet, linoleum or
other building materials can all produce volatite hydrocarbons when they are burned.
Comparison samptes help the anatyst to understand the chemical composition of
substrate materials at a fire scene and hetp to determine which volatile hydrocarbons
are natural to the substrate and which are foreign and considered to be volatile
accelerants.
There are substrate materials which produce residues upon burning that are similar to
common accelerants which have been recognized by forensic laboratories.
Asphatt-containing materiats can produce votatile hydrocarbons similar to fueI oiI
residue. Some printed materials such as newspaper may contain trace quantities of
petroleum distillates used as ink sotvents or cteaning agents.
Synthetic carpet materials, on burning, ffiày produce volatile hydrocarbons that may
17
NFPA 921 Guide for Fire and Explosion lnvestigations, National Fire Protection Association, USA.(NFPA 2013).
14
simulate components of gasoline. Tile and linoleum ftoor adhesives may contain traces of
votatite organic sotvents. The burning of ptastics and foam rubber products can produce
votatile hydrocarbons that may be hard to interpret.
Five ctasses of comptex tiquid products are recognized by the American Society of Ïesting
Materiats (ASTM) as usuatty identifiabte by GC-FlD patterning alone when recovered
from fire debris."
"lt should be noted that many plastic materials release hydrocarbon fumes when they
pyrotize or burn. These fumes may have an odour similar to that of petroleum products
andcan be detected by combustible gas indicators when no ignitable liquid accelerant
has been used.(..) (vet door EH)
It shoutd be noted that pyrotysis products, including hydrocarbons, can be detected in gas
chromatographic anatysis of fire debris in the absence of the use of acceterants.(..)
ln any situation where the presence of ignitabte Liquids is suggested, the effects of
flashover, airftow, hot gases, metted ptastic, and building cottapse shoutd be considered."
Stoffering en andere kunststoffen, inkt in kranten en tijdschriften of veryen
tijmproducten genereren dus als brandresten op benzine tijkende patronen;
dus ook zonder dat dergetijk vl.oeistoffen ooit ats zodanig betrokken waren.
Dit is ook intuïtief te begrijpen; omdat de oorspronketijk aardotie molecuten in
brandbare vtoeistoffen, en overyLoedig aanwezig in huiseLijke producten en vaste stoffen,
hetzetfde zijn. Tij zullen na betrokkenheid bij een brand, of door de verhitting vooraf aan
de gaschromatografie, ook ats aardotieproducten gaan dampen en ruiken; zo ook in deze
zaak votgens de neus van de onderzoeker en zetfs het "panet" van Oleotest.
Vanaf een gaschromatogram mogen stechts 5 ktassenindelingen worden gebruikt
(ASTM)ts voor de kwatificatie van een groep ontvtambare of brandbare vloeistof, op
vl.uchtigheid van de kootwaterstoffen, en er is de 0 groep voor variabele stoffen.
Dit om suggestieve speculatie buiten de rechtshandhaving (verzekeraar, diens
onderzoekers e.a.) te houden.
ln deze zaak had dat dan ASTM-groep 1 en groep 3 moeten zijn: "Light Petroteum
Distil.tates en Medium Petroleum Distiltates (MPD)'.
18 Vergelijk ASTM standards for fire debris analysis: a review -bijtage 1) vindbaar in brandonderzoek Paspoort
15
Voorbeetden, Groep 1 (LPD) zijn benzine, reinigings- en ontvettingsproducten voor auto en
motoronderdeten en toevoegingen voor motorbenzine! Voorbeetden voor groep 3 (MPD)
zijn ,na een brand: alle vaste (kunst)stof brandresten in het algemeen.
Opmerkelijk zijn deze gekende lichtvontvlambare middeten niet benoemd in de
onderzoek rapportage ats potentiete brandinteider of in het geheel niet
teruggevonden, (zoals het door de bestuurder aangegeven toevoegingsmiddel voor
motorbenzine van het merk Wynns). Een denkbare hypothese is dat deze licht
ontvlambare producten in zijn vottedig zijn geconsumeerd door de brand en
ontstane hitte, juist vanwege hun brandbare karakter.
Uit de Nederlandse potitienormen, i.t.t. de a[ veet oudere internationate titeratuur, btijkt
niets over bekwaamheid en onderzoek normen. Laat staan over de noodzaak van het
verzameten van controtemonsters en de kennis en integriteit omtrent het voorkomen van
het voortbrengen van 'fatse positives'. Deze controte monsters zijn ook nietvoorhanden.
De (mogetijk onopzettetijk) of onverantwoord onbenu[tig gecontamineerde monsters op
weg naar de gaschromatograaf van de Oleotest laborant wit ik hier ats argument om de
onderzoeksresultaten naar voren steken. lmmers de onderzoeker, anders ats bij ondezoek
door de Technische Recherche, geeft daarover geen zekerheid dat het niet gebeurt is.
Binnen de forensisch wetenschappetijk deficiënte Nederlandse normen getdt:
"Het veiligstellen van monsters dient te geschieden volgens de betreffende FT norm (...)
De onderzoeksmogelijkheden van de laboratoria zijn sterk verbeterd en de kleinst
detecteerbare hoeveelheid is zeer kleín.
ln de brandpot met een inhoud van 2,5 liter kan 1 /500 deel van een druppel worden
aangetoond. De onderzoeksmethoden vereisen dat zeer nauwkeurig volgens de normen
wordt gewerkt. (...)"
Ook is daar te lezen:
"Verzamel bíj voorkeur geen materiaal op plaatsen waar personen hebben gestaan of
gelopen. Indien dit (waarschijnlijk) wel het geval is geweest, vermeldt dit dan op de
"Aanvraeg onderzoek Gerechtelijk Laboratorium (thans NFI eh)."
Volgens de forensisch wetenschappetijke literatuur, en dus op dit detail zetfs ook de
16
Nederlandse Forensisch Technische normen, heeft deze mogetijkheid van monstername
een zeer hoog voorspetbaar gehatte en is daarmee zeker geen 'mogetijkheid'; doch een a[
decenniatang bekende objectieve voorspetbare zekerheid.
l-ïek had op de ptaats waar zij heeft bemonsterd dus bij voorkeur niet moeten
bemonsteren, stellen de vigerende normen. Op zijn minst genomen had l-Tek de (Oteotest)
laborant expticiet op de aanvraag moeten waarschuwen.
De vastgestetde feitetijke omstandigheid: het spuiten van water door brandweertieden, het
beproeven door rechercheurs, experts, gedupeerden en mogetijk de medewerkers van het
bergingsbedrijf, dwars door daar bekend aanwezige (onschutdige) kootwaterstof houdende
brandresten, is norm schendend niet vermetd op de aanvraag gezonden aan de taborant-
Het normvoorschrift om daar 'bij voorkeur' ook niet te bemonsteren is praktisch
'omgekeerd' uitgevoerd.
Dit tijkt tijdens de rapportage van l-Tek ten onrechte niet ats betangrijk gezien voor de
beoordel.ing van de daarmee afwezige diagnostische bewijswaarde.
Opmerkelijk (in de zin van opmerketijk forensisch onverantwoord) is de door l-Tek
getrokken conctusie met betrekking tot vtoeistofvotume hoeveetheid. Uit de
aanwezigheid of intensiteit van een metding op een Sniffer (die immers een fractie
van een druppet kan onderscheiden) kan niet geëxtrapoteerd worden naar
kwantiteit in de zin zoats gedaan.
Opmerkelijk 2 De intensiteit van de gedane meting moet in perspectief worden
gezien. Het is een natuurkundig vaststaand gegeven dat de concentratie van
brandbare benzinedamp boven 1,4% moel reiken om tot ontbranding te geraken-
Dit percentage betekent atdus dat -onder normate omstandigheden- 14.000 ppm
benzine aanwezig moet zijn. Per definitie is dit aantat behaatd nu er sprake is van
geconstateerde brand in zijn vorm van vuur en vtam.
Niet vastgesteLd werd door l-Tek of de brand ook spontaan kon zijn ontstaan en hoe oud de
in het motorcompartiment aanwezige petroleumdistitl.aten waren. Petroteumdistitlaat, los
van motorbenzine, is een normaal toegepast verbruiksartiket in motorvoertuigenle.
17
Kennetijk heeft noch l-Tek, noch Oleotest, verzocht om een referentie-monster van een
getijksoortige zaak in het verbrandde motorvoertuig dat niet door vuur of hitte was
aangetast. De enige directe aanwijzing dat de brand opzettetijk is gesticht, is getegen in
het feit dat NABIJ de -door l-Tek gepretendeerde- brandhaard een (motecutaire)
hoeveelheid motorbenzine is aangetroffen. Andere directe aanwijzingen, zoats de
aanwezigheid van een lont waarmee een petroteumdistiltaat is aangestoken, een
ontstekingsbron20 of verschitlende niet met etkaar in verbinding staande brandhaarden, zijn
er niet.
lk stel dat niet is vastgestetd of het petroteumdistittaat op andere manieren bij deze
pretense brandhaard terecht kan zijn gekomen, dan door het opzettetijk op de vtoer gieten
van een petroteumdistitlaat met het doel brand te stichten. lk stet bovendien dat vanwege
het openen van de motorkap, de turbulentie van de daarin gaande brand, rookgassen met
daarin meer dan voldoende kwantiteit aan verbrandingsproducten van in het
motorcompartiment uit de aard der zaak aanwezige motorbenzine en de inmiddets
ontstane opening vanwege het afwezigziln van de voorruit op de locatie kon terechtkomen
die door l-Tek is benut om monsters te trekken.
Betangrijk is om vast te stetlen dat het ingestetde onderzoek met detectieapparatuur geen
positieve metingen van indicatoren van brandstichting opteverde.
l-Tek doet weliswaar voorkomen dat de door haar gevonden sporen iets met brandhaard en
ontstaan te maken hebben door een -votstrekt wiltekeurige- cirkel te trekken op de ptaats
der bemonstering, doch dit is tevergeefs nu uit foto's van de vindptaats van het monster
btijkt, dat het vertoop van de brand wetiswaar deze ptek heeft aangetast maar niet
dusdanig dat de brand daar zijn origine heeft.
De in het motorvoertuig aanwezige "brand versnettende" middeten moesten (om te
votdoen aan de minimate eisen van onderzoek) ook worden geïnventariseerd. Het gaat
20 lk laat de beweerdetijk gevonden defecte gasaansteker buÍten beschouwing nu een verband met deze brand
en die aansteker op niet de minste wijze is vastgestetd, maar stechts wordt aangenomen. Overigens heeft het
betrekken van deze aansteker, reeds prima facie, atte tekenen van een verlegenheidsoptossing, nu de
brandonderzoeker kennelijk beseft dat hij zonder een dergelijke vondst, mensetijk opzet bij het ontstaan van
de brand niet kan vaststetten.
18
zowel om vaste stoffen ats vtoeistoffen en gassen, die vanuit het gebruik en de fabricage
van het motorvoertuig regutier aanwezig waren. Uiteraard kan niet attijd de locatie van
iedere vtoeistof, gasdamp en dergelijke, achteraf worden vastgestetd, maar de
concentratie van deze stoffen vaak we[. Deze brandversnetters kunnen lokaal de brand en
daarmee de brandsporen intensiveren en daarmee het onderzoek en het idee op de
oorsprong der brand troebteren.2r. Het gezonde verstand levert immers op dat dergetijk
middeten, die veelal drijven op water, door de brandbestrijding -die met water
ptaatsvond- zijn verptaatst in het motorvoertuig.
Voor het overige onderbouwt l-Tek haar stetting met de a contrario redenering dat de
brand wel móet zijn gesticht, omdat heur expert voor die brand geen technische oorzaak
heeft kunnen aanwijzen. Deze redenering acht ik onjuist.
Dat bij gebreke van een technische oorzaak en het aantreffen van petroteumdistiltaat het
vermoeden van brandstichting rijst, [igt, althans bij teken, voor de hand. Vervotgens dient
dan echter nader te worden vastgestetd of brandstichting daadwerkel.ijk vol.doende
aannemelijk is, waarbij niet atteen naar de feiten en omstandigheden ter bevestiging van
dat vermoeden behoort te worden gekeken, maar ook naar feiten en omstandigheden die
dat vermoeden kunnen ontkrachten. ln de eerste ptaats rechtvaardigt de afwezigheid van
andere aanwijsbare oorzaken niet automatisch de conctusie dat de brand is aangestoken;
in sommige gevatten kan de oorzaak van een brand immers gewoonweg niet worden
achterhaald. Bovendien is in de rapportages van l-Tek aangegeven dat het interpreteren
van het brandbeeld aanzientijk is bemoeitijkt doordat de mate van beschadiging van het
motorvoertuig "het brandbeeld ernstÍg is verstoord".
Anders dan l-Tek kennetijk veronderstett, kan niet worden gezegd dat sprake moet zijn van
brandstichting, behoudens voor zover op voorhand aannemetijk is dat een andere
brandoorzaak zou zijn vastgestetd. Aangezien het motorvoertuig is verptaatst en zelfs
afgevoerd in opdracht van de politie, alvorens l-Tek aanving met het onderzoek, bestaat er
geen goede reden die omstandigheid voor risico van de eigenaar/verzekerde van het
motorvoertuig te laten komen. Dat getdt evenzeer voor het feit dat een verzekerde reed in
het motorvoertuig en getegenheid zou hebben gehad om brand te stichten nu hij ats laatste
en enige in het motoryoertuig is geweest voordat de brand werd ontdekt. Dit zijn geen
21
Vergelijk: Brandondezoek bt2.136.
19
redengevende omstandigheden om brandstichting aannemetijk of bewezen te achten. Met
andere woorden: ook ats sprake is van een andere oorzaak dan brandstichting, zouden
bijna attijd en in zijn atgemeenheid de (een) (ats laatste) het motorvoertuig hebben
bestuurd.
Atdus ls, zonder nader bewijs -wat ontbreekt- brandstichting niet geïndiceerd atthans en
tenmÍnste niet ats vaststaand aan te nemen.
Vast staat bovendien dat de "motorbenzine residuen" NIET onomstotetijk nader zijn te
kwatificeren ats inteiders van de brand. Atdus is het niet juist om aan te nemen dat "ats er
geen verktaring kan worden gegeven, dan is een opzetbrand waarschijntijk". Overigens
btijken vete andere verktaringen mogetijk, dan de verklaring waarvoor door l-Tek is
gekozen. lets waar l-Tek als eryaren partij, de verzekerde op had kunnen wijzen of zelfs
onderzoek naar had moeten doen:
. Het monster (de monsters) is vervuitd door resten van neergedaald roet, verbrande
zaken, pyrotyseresten, bij de brandbestrijding weggespoten zaken.
. Het monster is genomen van een vervuitde vtoer door het karakter van deze brand
en de mate van beschadiging van het motorvoertuig, het verptaatsen van materiaat,
bluswater, vervuitd schoeiset, petroteumdistittaatresten vanwege lekkage, knoeien,
onderhoud en dergeLijke. Daarbij dringt zich ats voorbeetd op het instappen van een
passagier na een tankbeurt of bezoek aan het tankstation (hetgeen ook jaren
geteden kan zijn gebeurt).
. De ptaats van de monstername is niet geisoleerd gebleven van het
motorcompartiment. Op de foto met betrekking tot de monstername, is goed te
zien dat de monsterptaat slechts enkete centimeters is verwijderd van dit
motorcompartiment en beide compartimenten van etkaar zijn gescheiden door een
door vuur aangetaste carrosserieptaat. Deze ptaat is fabrieKmatig van
noodzaketijke doorvoeren voor o.a. etektra, verwarming, airconditioning en
stuurmechanisme22 voorzien. Ook de voorruit is verdwenen, waarbij op zijn minst -
aan de scheikundig van petroteumdistittaat en benzine motecuten getijkende
producten en de vervuiting die daar in de Loop der jaren op is verzameld uit het
22 Zie NFPA (editie 2008) btz. 217 en hieronder.
20
motorcompartiment, terecht kan komen in het bestuurderscompartiment. Door de
hitte van de brand kunnen petroteumdistittaat motecuten zijn ontstaan, die
vervolgens in de vorm van een/duizendste van een druppel overal in het
passagierscompartiment kunnen worden "ontdekt" Meer dan een gedeelte van een
druppet is overigens ook niet "ontdekt". Atdus heeft dit gedeette van het onderzoek
ook geen bruikbare feiten opgeteverd om van brandstichting te mogen uitgaan.
. Het ontdekken van benzine molecuten -in het kader van het vooronderstetde
sprenketen of uitgieten van brandversnetters in de daardoor veroorzaakte patronen
of tekeningen-zijn overigens in de brandwetenschap, wat Rorschach testen in de
psychotogie zijn. Ze zijn quasiwetenschappetijk en stechts gebaseerd op de
mensetijke neiging interpretaties en gevoetens te projecteren op, in dit geval,
(inkt)vtekken. Een ieder ziet erin wat hij erin wil zien: l-Tek ziet er brandstichting
in. Verwezen wordt naar btz. 26 van Brandonderzoek, bijlage 3. Een aardige
vergetijking, uit de Amerikaanse [iteratuur, is ook dat het lezen van dubieuze
brandbeetden en -onderzoeksgegevens, hetzetfde is als het lezen van theebtaderen
om de toekomst te voorspetlen.
o Betangrijker ats referentiewerk en autoriteit op het gebied van het interpreteren
van het schadebeetd bij, beweerdelijk, gebruik van brandversnetlers waardoor
gietsporen (in het Engets: pour patterns) ontstaan is het werk van dr. John Lentini.
Nota Bene in het kader van onderzoek naar de uitvoering der overheidsexecutie van
"ïodd" Witmington is een aantal "bakerpraatjes van brandonderzoekers" door
wetenschappetijk onderzoek btootgetegd en gediskwatificeerd als vaststaande
feiten die een conclusie van brandstichting kunnen dragen. Ter wille van ieders
gemak teg ik deze zaak ats bijlage 4 bii.
o Bedacht moet worden dat tijdens en in een brand leidingen, bedrading en
vl,oeistofcontainers/reservoirs, waarin en waarop zaken als benzine e.d. zich
bevinden, kapot kunnen gaan en vervolgens haar vervuitde energietading toevoegt
aan de gaande brand en daardoor nieuwe brandstof en energiepieken levert aan de
gaande brand.
. Onopgemerkt al.s feit door l-Tek, wordt hier gewezen op zaken als brandstofpomp,
brandstofteidingen en carburateurs-,atten met de bijhorende aanstuitingen en
etektrateidingen- en dergetijke zaken in het motorcompartiment, sommige slechts
centimeters verwijderd van beweerdetijke vindptaats der benzinemolecuten.
71
. Opvatlend is dat de constatering dat "er sporen van licht ontvtambare vtoeistoffen
zijn gevonden" (in minuscute moleculaire omvang) dit door l-Tek niet wordt
geihterpreteerd ats een fatsificatie van de hypothese van brandstichtÍng maar dat l-
Tek doet opmerken: "dat de aanwezigheid van motorbenzine niet kan worden
verklaard en dat dan een opzetbrand veroorzaakt door een verzekerde
waarschijnlijk is" (parafrase EH). Feit is bovendien dat l-Tek (Oteotest) dergetijke
middelen niet traceert ats (stechts) molecutair aanwezig in de damp boven de in
een glazen pot aangeteverde fysieke vtoermonsters van verbrande resten, maar
opneemt in haar beoordeting atsof het dan (desondanks) mogetijk is om zich uit te
spreken over "brandstichting"2'. Los van de mogetijkheid dat het brandmonster
door l-Tek kan zijn gecontamineerd (zie hieronder bij contaminatie*), door
bijvoorbeetd het (de onderzoeker meest aansprekende) vloergedeette te trekken
als monster, is het wetenschappetijk onjuist om op basis van motecuten te
rapporteren over aanzientijke, op mensetijk gebruik toegesneden hoeveetheden.
Ook wordt aandacht gevraagde voor het feit dat:
. De onderzochte "onschuldige " zaken, door de snelte ontteding tijdens de brand
"brandversnetters" kunnen indiceren;
. De moteculen (dÍe later herkend worden ats brandversnelters) zich kunnen mengen
en neerstaan op monsterptaatsen, doch van een onverdachte ptaats/etders
afkomstig zijn, meegevoerd door btuswater;
. Bii (opnieuw) verhitting van de koolwaterstofmoleculen, binnen
gaschromatografie, zich na opnieuw uitdampen uit het monstermateriaal, in
votgorde van hun moteculemassa, laten detecteren.
De gekozen ptaatsen van bemonstering lagen in de buurt van de ptaats van
(brand)oorsprong. Deze gesetecteerde plaats viet op door "gebruik van de
gasdetector -blz4/19". Voor deskundigen is een dergetijke keuze van bemonstering
hetzetfde ats vragen naar de bekende weg. Daar treft men vanzetfsprekend, en dus
uitermate voorspelbaar, een scata van allertei koolwaterstofmoteculen aan,
waaronder de'vtuchtige'.
Btuswatercontaminatie wordt daarbij door l-Tek uit de weg gegaan;
23 Volgens Oteotest werd: "geen brandversnetters aangetroffen"
22
Het vinden van kootwaterstof en/of terpentine moleculen door een Betgisch
laboratorium ('ktassiek product bij verbranding van o.m. kunststof') uit een
monster is een bewijs, dat de brand daar niet op vtoerniveau is begonnen. Dit had
moeten verbazen binnen de, door l-Tek geopperde brandstichting hypothese en
hebben moeten teiden tot verdere technische onderzoeksopdrachten. lmmers,
vanwege de atgemeen bekende zwaartekracht, komen gesprenketde
brandversnetlers op de vtoer: ze btijven atthans niet hoog in het motorvoertuig
zweven.
Noot rapporteur: Voor mij, komen de aromatenpatronen in de beoordeetde damp
de stukken van overtuiging van Oteotest niet overeen met motorbenzine. Dit duidt
erop dat de aangetoonde aromaten verbrandingsproducten zijn. Dit laatste
wordt bovendien ondersteund doordat van de aangetoonde aromaten, de n-
geatkyteerde benzenen, de hoofdcomponenten zijn. Uit de titeratuur is
bekend dat dit fenomeen optreedt wanneer de aromaten vrijkomen uit
verbrand materiaal (en dus niet afkomstig zijn van motorbenzine).Bovendien
tijken de kopieën der uitdraaien van de brandmonsters zoveel op elkaar, en
beginnen zo abrupt, dat ik de verzekerde adviseer een 'second run' te taten
uitvoeren door een onpartijdig en deskundig laboratorium. Het NFI in Den Haag,
doet, sinds kort op verzoek van de civiete rechter, dergetijke onderzoeken. Atdaar
zijn mensen werkzaam die dergetijke grafieken onomstotetijk kunnen
interpreteren.
De gepresenteerde onduidetijk kopie grafieken, in geringe zoom-stand- staan
overigens ook een hetdere bewijspresentatie aan de rechter in de weg.
l-ïek gaat (dan) voorbij aan de voor de hand tiggende presumptie dat deze
middeten dan ook niet ge[eid hebben tot het ontstaan van de brand.
Dit is wetenschappetijk, in de zin van het brandonderzoek, wat in feite niets anders is ats
toegepaste natuurwetenschap, onjuist, maar bovendien worden dergetijke stoffen niet
opgetost in water, met andere woorden ze verdwijnen niet, maar worden hoogstens naar
etders getransporteerd.
"Contaminatie Bij het nemen van brandmonsters oP een brandtocatie moeten
brandonderzoekers attijd de mogetijkheid van contaminatie beoordeten. Ïijdens het
73
brandverloop maar zeker gedurende het (na)bl.ussen van de brand bestaat steeds het
gevaar van contaminatie. Bij het nabtussen betreden brandweertieden het motorvoertuig
om na te gaan of er nog brandhaarden of smeutresten zijn. ln de regel is het
onontkoombaar dat hierbij brandresten worden verstoord en verptaatst. Er worden grote
hoeveelheden bluswater in het motorvoertuig gebracht. De meeste brandversnetters zijn in
vtoeibare vorm lichter dan water. Ze zutten dus op wateroppervlakken drijven en zo met
het btuswater kunnen worden verplaatst. Ook bij het sporenonderzoek is als gevotg van
het topen door brandresten het gevaar voor contaminatie aanwezig2a.
ln het geval dat, als uitgangspunt voor een retevante hypothese) de elektra van het
voertuig WEL een rot heeft gespeetd bij de inteiding van de brand, is door de brand de
vernietiging zo groot dat van zo'n aanname, geen bewijs meer kan worden aangetroffen.
Anders gezegd: er bestaat onvotdoende basis voor het uitstuiten van een elektrotechnische
oorzaak. De etektra bedrading is immers gedeettetijk verdwenen. Met betrekking tot de
schade uit de brand moet worden vastgesteld dat een etektrotechnische oorzaak van deze
branden niet kan worden uitgesloten. Evenmin kan met voldoende zekerheid worden
vastgesteld dat (er aanwijzingen zijn dat) in votdoende mate van zekerheid kan worden
vastgesteld dat deze branden zijn veroorzaakt door opzet, roeketoosheid of merketijke
schutd, in wetke vorm en van wie dan ook. Van betang hierbij is dat er geen verder
technisch onderzoek uitgevoerd is aan de -weinige- restanten van het motorvoertuig.
Votgens het "rapport d.d. 21 november 2014 naar aanteiding van de brand in
Scharendijke, hierna het l-Tek-verstag, zijn er "feiten" vastgestetd. Daarboven zijn
door de verstagteggers conctusies getrokken en geformuleerd.
lk heb dit l-Tek verstag bestudeerd met het votgende in mijn achterhoofd.
"Soms is het ons niet duidetijk dat een feit voor zijn betekenis en bewijswaarde
afhanketijk is van een theorie en achtergrondkennis. De feiten tijken zich dan naakt aan te
bieden, maar dat is schijn vanwege de vanzetfsprekendheid van de achtertiggende theorie.
Juist omdat die theorie voor ons vanzetfsprekend is, ontgaat ons de interpretatie die a[ in
onze feiten schuitt. Zien we die interpretatie niet, dan zijn we in feite btind voor
mogetijke atternatieve interpretaties.
2a Brandonderzoek blz. 1 17
24
De niet-opgemerkte interpretatie is natuurtijk in de zin dat (nagenoeg) iedereen de feiten
vanzetfsprekend op die manier interpreteert zonder zich daarvan rekenschap te geven. We
aanvaarden de feiten zoats ze door onze stitzwijgende theorie en achtergrondkennis
worden gedutd, als waren ze een onwrikbaar gegeven.
Let we[, die niet-opgemerkte interpretatie is niet per se onjuist. Of de interpretatie juist
is, hangt af van de waarheid van de achtertiggende theorie en de gebruikte
achtergrondkennis. Maar een niet-opgemerkte interpretatie houdt wel een serieus risico
in. De interpretatie en de achterliggende theorie worden niet kritisch tegen het ticht
gehouden. De juistheid van de interpretatie wordt in feite vooronderstetd in plaats van
kritisch getoetst. Witten we de natuurtijke interpretatie doorbreken, dan moet de
achtertiggende theorie en de achtergrondkennis aan het licht worden gebracht. Dat is
tastig genoeg. De meest effectieve manier om achter een natuurtijke interpretatie te
komen is het bekijken van de situatie in het [icht van een andere theorie. Dit teidt
doorgaans tot een interpretatie die confticteert met de oude, vanzetfsprekende
interpretatie. Dankzij dit conflict zien we dat er een interpretatie is en niet een
onwrikbaar gegeven. De vermeende onwrikbaarheid van de feiten en de daarop gebaseerde
conclusies btijken het gevotg van ons eigen bl.ind vertrouwen in de eigen theorie.25
Uit dit l-Tek-verstag naar aanteiding van de brand2ó btijken de onderstaande punten, te
verifiëren.
De votgende gegevens staan aldus, wat ons betreft (ook) al.s feit of omstandigheid vast. Wij
wijzen wel op de voetnoten die doorgaans het gestelde tegenspreken op detaits. Wij
hebben deze zaken gemarkeerd met randnummers 1 tot en met 27.
Vrijblijvend leesadvies: Het onderstaande gedeelte wat -vanaf randnummer g-commentaar
levert op het l-Tek rapport, is tettertijk overgenomen uit het rapport van l-Tek. Nut en
noodzaak van dit gedeelte van het rapport is te onderbouwen dat de eerste indruk die
ontstaat na het lezen van het t-Tek rapport, dat de geschreven hoeveelheid bliikbaar dient
ter compensatie van het de zeer beperkte resultaten van het technísche en tactische
onderzoek en het daar uit voortvloeiende gebrek aan vaststaande, bewijsbare feiten en
omstandigheden over "brandstichting". Aandacht wordt wel gevraagd dat vet [bold]
gemarkeerde woorden of frasen uitstuitend door de auteur van dit rapport ats zodanig
gemarkeerd zijn om beter of meer op te vatten om een grotere interesse van de lezer te
bewerkstettigen.
75
1.5 Niet te verifiëren feiten en stellingen.
Onder verwijzing naar bijlagen 5 (diverse demasques) merk ik het votgende op.
a. ïechnisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die attijd
brandversnetlers weet te vinden om daar vervotgens vrijetijk over te rapporteren en
conctuderen, vervolgens blijken zijn gevotgtrekkingen geen stand te houden in een
gerechtetijke procedure bijlage 5, ;
b. Technisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die naar eigen zeggen
brandmonsters verzametd votgens (niet voor hem getdende, geschreven of bedoetde)
normen en attijd een Betgisch [andbouw2T laboratorium inschakelt om met de atdus
verkregen "taboratorium uitstag" vervotgens vrijetijk over te rapporteren en te
concluderen bijtage 6;
c. Technisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die atle door hem
onderzochte branden kan verktaren. Bij de verklaring geeft hij er echter geen blijk van
brandoorzaak en brandontwikketing als fenomeen te begrijpen en altesomvattend te
beschrijven bijlage 7. Zutks doet zijn gepretendeerde deskundigheid niet, atthans niet
zondermeer, vaststaan. Om die reden is het onduidetijk waarom zijn verktaring zoveel
gewicht kunnen hebben dat zij voldoende zijn om zijn opdrachtgever in de zware
bewijsopdracht gestaagd te achten of waarom de bewijslast verptaatst zou kunnen worden
naar de wederpartij van de ZLM.;
d. Technisch onderzoeker Wansink is derhalve meerdere maten betrokken bij onderzoeken
die door Oteotest (het Betgisch landbouw laboratorium) in zijn opdracht zijn uitgevoerd en
-kort gezegd- votgens dat [aboratorium motorbenzine of brandversnetter worden
aangetroffen, die vervolgens door gerechtetijke deskundigen van het NFI te Rijswijk
weertegd zijn, althans JUIST niet herkend worden ats motorbenzine of brandversnetter, zie
wederom bijtage 1;
e. ïechnisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die naar eigen zeggen
brandmonsters verzametd en daarbij steevast verzuimd referentie monsters te nemen.
Atdus is het waarderen van de genomen monsters wetenschappetijk zonder waarde, nu niet
27 http: / / www.oteotest-be/diensten
26
is vastgestetd dat zijn monster afwijken van de normaal heersende omstandigheden en
condities in de ruimte waar de monsters zijn getrokken.
g. l-Tek mengt, hetgeen wetenschappetijk onjuist is, onbewezen stettingen,
waardeoordeten en (deet)meningen in haar rapportage met betrekking tot de technische
feiten. Het grote bezwaar van deze onwetenschappetijke methode is dat er geen bruikbare
valide conctusie kunnen worden getrokken, die bij herhating van het onderzoek opnieuw
worden vastgestetd. Als voorbeeld moge de votgende zinnen en frasen gelden (Ter
onderscheid, worden de door l-Tek gerapporteerde zaken in onderstreept schuinschrift
aangegeven):
. Het schade-evenement vond plaats op een vrii afqeleqen plaats. "Een vrij afgetegen
plaats" is, nu de retevantie ontbreekt met het ontstaan van de brand, een inhoudsloze
stechts sfeer oproepende opmerking. Ook brengt de term kleur aan in het denkproces nu
de term "vrij afgetegen" suggestief besmet is. lmmers, nu zaken die het dagticht niet
kunnen verdragen, veelat ook op afgelegen plaatsen pteegt ptaats te vinden. De term is
overigens feitetijk onjuist nu de locatie noch vrij afgelegen was (de ptek bevindt in de
bebouwde kom, net buiten de rotonde waar ldelenburg op reed, toen hij brand
constateerde) en ten tijde druk werd gebruikt door de in deze tijd nog volop aanwezige
toeristen Deze ptek werd door de omstandigheden geselecteerd en was bovendien een
gevotg was van de rationete besluit van de bestuurder om de brandende auto niet op de
levendige rotonde te vertaten en te taten staan.
. De expert die reeds een bezoek had eebracht aan de Chevrolet vroee zich af of de brand
wel was beqonnen onder het doshboard. Deze zin heeft geen betekenis in het kader van
een in te stelten technisch onderzoek. ledereen, dus ook experts, zitten met vragen. Aan
de orde is niet gestetd dat de expert objectieve twijfets had aan de verklaring van
verzekerde of de aard van de schade. Dubieus is de suggestie de suggestie van verdenking
die uit de vraag van de schade-expert naar voren komt, alvorens het technische onderzoek
een aanvang neemt.
. De expert kreeq de motorkop niet ontsloten. De bedoetde expert zal veel dingen niet
kunnen, daar wordt geen verstag van gemaakt. Wat nu resteert is de suggestie, nadien
herhaatd in het tactische onderzoek, dat de motorkap gemaniputeerd is om niet open te
gaan en zodoende btuspogingen te frustreren, terwijt de werketijkheid wordt gevormd door
het feit dat een, enkete, fabrieksmatig aangebrachte greepsluiting de motorkap op zijn
27
plaatst houdt en voorkomt dat deze a[ te eenvoudig is te openen of openwaait. Hetgeen bij
een dergetijke (snette) auto, levensgevaartijke btokkades van het gezichtsveld doen
opteveren die met name tijdens het rijden voorkomen dient te worden.
. Afhankeliikvan de uitkomsten van het technisch onderzoek eventueel een tactisch
onderzoek instellen naar aanleidinq van de brand in de Chevrolet . Nu geen benchmark is
aangegeven wetke uitkomsten van het technische onderzoek motieven op zouden moeten
leveren, om een tactisch onderzoek te verantwoorden, is daarmee op voorhand een
legitimatie voor een tactisch onderzoek gegeven.
. Gasdetector onderzoek ontbrandbare vloeistoffen Tiidens het technisch onderzoekwerd
qebruik qemaakt van een hooqwaardiqe enkelvoudiqe PlD-meter, merkltvpe merk
MiniRAE2000, 10.6 eV, ND. lÁet behulp van qenoemde qasdetector is een onderzoek
inqesteld naar de moqeliike aanweziqheid van licht ontvlambare (vloeilstoffen.
Een onderzoek aan een automobiel, achter, boven, onder of naast het
motorcompartiment- die ats brandstof motorbenzine, een licht ontvtambare (vl,oei)stof),
gebruikt, levert de voorspetbare detectie op van dergetijke stoffen. Opmerketijk is dat de
onderzoeker expliciet en uitgebreid het ptastic schepje uitsluit als bron van contaminatie,
maar niets meedeett over het ijken van of de staat van het gebruikte snuffelapparaat en
de daarbij gebruikte filters. Ook vernemen wij niets over opgelopen contaminatie tijdens
eerder gebruik of op ptekken waar deze onderzoeker het apparaat eerder tegen aan heeft
gehouden. Bovendien omftoerst de onderzoeker het feit dat hij niet KAN werken met
normen die voor technische rechercheurs in onderzoek naar strafbare feiten getden28. Vast
staat dat de onderzoeker een partij-informant is die niet gebonden is aan certificering of
ambtetijke eed. Het niet strikt in acht nemen van de F0-normen is strafbaar noch
verwijtbaar, noch afdwingbaar, noch controteerbaar. Overigens bestaan er normen voor
het, in forensisch onderzoek, trekken van (vaste brandresten) en (vtoeistofmonsters).
28 FO-normen (forensische opsporingsnormen). Een FO norm beschrijft: Een standaard werkwijze bij het
onderzoeken en veitigstelten van forensische sporen en sporendragers. Deze standaard werkwijze beschrijft
handelingen die kritisch zijn voor de integriteit van het spoor en de kwatiteit van het forensisch
vervotgonderzoek.
Voor FO-normen zijn de volgende uitgangspunten van toepassing: . FO-normen zijn erop gericht om te kunnen
voldoen aan de kwaliteitscriteria voor de intake van íorensisch vervotgonderzoek aan sporen en sporendragers;
. FO-normen zijn gericht op onderzoek in het kader van de forensische opsporing; . Fo-normen beschrijven
regelmatig terugkerende situaties. Een FO-norm moet naar verwachting toepasbaar zijn in een groot
percentage van deze situaties. Strategische Beteidsgroep Forensische Opsporing (SBG-FO). De SBGO-FO is
eigenaar van de FO-normen en valideert de FO-normen.
78
Wansink maakt niet duideLijk wetke norm hij heeft gehanteerd; overigens is bij beide
normen het trekken van een referentiemonster voorgeschreven!
. Tiidens dat onderzoek ziin indicaties verkreqen voor de moqeliike aanweziqheid van
sporen en/of residuen van |icht ontvlambare (vloei)stoffen. Welk onderzoek is uitgevoerd,
wordt niet beschreven; de onderzoeker votstaat met "dat onderzoek". Zoals hierboven
vermetd, verbaast het niet dat een onderzoek aan het motorcompartiment (van een
benzineauto) positieve indicaties van licht ontvlambare (vtoei)stoffen oplevert. Het
motorcompartiment van de benzine slurpende en van een open gasregethuis, en open
carburateur/injectiesysteem, door een 5.7 [iter motor voortbewogen Chevrolet is vergeven
van de spetters en druppets, benzine en (motorolie, smeerotie). Het snuffelapparaat
verstaat het om l0 "partictes per milion, ppm" te detecteren. Ïerverduidetijking: het
apparaat detecteert een tweeduizendste druppel benzine! (Zegge: een druppel benzine,
verdeetd in 2000 stukjes wordt nog opgemerkt door een detector). Overigens: retatieve
hoeveetheden vaststellen: Hoe gaat dat in zijn werk? Hoe stett Bastijns of Wansink vanaf
een gaschromatogram "een relatief grote hoeveetheid", dan in werketijkheid aanwezig
vooraf aan de monstername, vast? En relatief t.o.v. wat? De op foto's zichtbare en
beschreven tapijtsporen duiden, bij raadpteging van de (inter)nationate literatuur2e qua
vorm en diepte waarschuwend en nadrukketijk nooit rechtstreeks op een door brandbare
vtoeistof ingeleide brand. Acht dient geslagen te worden op de omstandigheid dat
dergetijke 'duidingen' in de rechtshandhaving er in gaan ats koek. Het Rorschach-achtig
interpreteren van vtekken en vormen en 'brandbeetden' wordt in de titeratuur afgedaan
als het verkopen van 'mythes' en 'otd wive tates.
. Daar waar indicaties op de aanweziqheid van derqeliike stoffen ziin verkreqen ziin oP
eenzelfde wiize als in de qeldende Forensisch Technische normerine,en is omschreven
brandmonsters qetrokken en veiliqqesteld, die werden verpakt in qlazen potten. Die
potten ziin ter plaatse qesloten en voorzien van een antifraude zeqel met een uniek
nummer. Ten behoeve van het veiliqstellen van de brandmonsters is eebruik aemaakt van
een...
De onderzoeker maakt indruk op de [ezer ats het gaat om kwatiteitscontrote en het
verpakken van de getrokken monster. Van betang is echter de fase voorafgaande aan het
2e NFPA 921, Kirk's Fire lnvestigation, Practicat fire and Arson investigation . Uit de Brand.
79
stoppen van monsters in een schone glazen pot. De onderzoeker metdt niets over het
dragen van schone handschoenen en het meesturen van een "blanc oven" glazen pot;
bedoeld om de gebruikte potten te testen op at aanwezige contaminatie, tijdens
bijvoorbeeld de productie en veryoer van de potten naar de schadetokatie. (ln de
forensische normering een must).lk votsta met wat de Bastijns, Nota Bene de
geraadpleegde lab-onderzoeker hier over zegt (zie reeds hetgeen ik hierboven daarover
gerapporteerd heb, ook voor de bron:
Eerste vereiste voor een degetijk laboratoriumondeaoek is een adequate monstername. Het beste
laboratorium ter weretd zal geen betrouwbare resultaten kunnen afteveren indien de monstername niet met de
nodige kennis van zaken is gebeurd. Ook zegt Bastijns, in het artikel "De opsporing van residuen van vloeibare
brandversneltende middeten in brandmonsters" (wat door hemzelf is geschreven):Verbrandingsproducten
(pyrolyseproducten) van kunststoffen vertonen op chemisch vlak zeer veet gelijkenis met deels verbrande
petroleumdistittaten, de kunststoffen zijn immers vaak afgeleide producten van petroleumfracties.
Onvotdoende eryaren analisten slaan hierdoor wel eens de ptank mis en gaan pyrolyseproducten ten onrechte
als residuen van brandversnellers aanzien en rapporteren.
. Aan de hand van het aaneetroffen en zichtbore brandbeeld en met name aan de hand
van de mate en wiize van aantastinq von de carrosserie en de daarin aanweziqe
samenstellende onderdelen van de Chevrolet. is vostqesteld dat de brand ziin oorspronq
vond in het personencompartiment en wel in de nabiiheid van het dashboard.
Een dergetijke tussenconclusie (Vanzetfsprekend een zeer retevante conclusie vanwege de
daar op voortbouwende aannames en slotconctusie) is in dit rapport niet kenbaar
onderzocht, aangekondigd, verduidetijkt, vastgetegd, of bevestigd door stukken van
overtuiging, zoals foto of video opnamen die de gedachtegang en conclusie van de
onderzoeker meetbaar, controteerbaar en transparant maakt. Daarboven is het woord
"oorsprong" niet te verwarren met "het punt van oorsprong". Ter verduidetijking: de
oorsprong van de brand, in de vorm van zichtbaar vuur en vtam, KAN in het passagiers
compartiment zijn getegen. Het punt van oorsprong is daarentegen de exacte tocatie waar
de brand is ontstaan. Dat kan op een ptek in de elektrische bedrading zijn, die in het
motorcompartiment is aangebracht en atdaar door wrijving of spanningsoverdracht van
minder geisoteerde draden het begin van deze brand heeft gevormd. Dat kan ook de
wrijving zijn van twee tegen elkaar schurende auto-onderdeten. Het kan zetfs de
ontbrandingzijn van enige druppets benzine -en het daarbij gevormde gasmengset- op een
30
etektradraad; die door de warmte in het motorcompartiment de vtampunttemperatuur3o
bevatten om de ontstekingstemperatuur van 420'C te bereiken.
25.8.1,2 Engine compartment Íires may spread into the passenger
compartment through preexisting penetrations in the
bulkhead, as described in paragraph 25 .6, and typically cause
failure at the bottom ofthe windshield often on the passenger
side. Radial patterns from an engine fire may be observed on
the doors.3l
25.6 Body Systems. Many body panels of modern motor vehicles
are made of plastic, polymers, or fiberglass materials
and will bum during a fire. These materials by themselves do
not pose a significant ignition hazard; however, after a fire
begins, they may significantly add to the fuel load. Often the
entire cab ofa tractor will be consumed, or door and hood
panels will be gone. The inside panels of the front fenders in
many caÍs are plastic; when they bum through, additional ventilation
will be available for engine compartment fires. It
should be noted that aluminum, magnesium, and their alloys
are being used in panels in some vehicles. These panels will
bum, often with great intensity. The partition between the
engine compartment and the passenger compartment is commonly
referred to as either the fire wall, cowling' or bulhhead. ln
modern motor vehicles, this partition may have numerous
penetrations, some associated with the heating and airconditioning
system ducts. The ducts are usually made of reinforced
plastic and can burn, resulting in a path for fire spread
into the passenger compartment. Fire can also spread by conduction
through the metal partition to combustibles under
the dash.32
ïerecht stett de onderzoeker vast dat er bewiizen ziin aaneetroffen van kortsluitine en
versmolten elektrische draden Dergel,ijke oorzaken van brand, in een automobiel, zijn
gekend en van atgemene kennis en wetenschap. Nogmaats stel ik dat het motorvoertuig
ruim voorzien is van brandbare vtoeistoffen, en dat een vonk voldoende energie heeft om
een door verdamping gevormd exptosief mengsel te ontsteken. Voorbeetden van brandbare
vtoeistoffen zijn33:
25.3 Fuels in Vehicle Fires. A wide variety of materials and
substances may serve as the first materials ignited in motor
vehicle fires. These include engine fuels; transmission, power
steering, and brake fluids; coolants; lubricants; windshield
wiper fluid; battery vapors; and the vehicle interior component
30 Vtampunt = laagste temperatuur waarbij een brandbare vtoe'istof zoveet damp afgeeft dat je een brandbaar
mengsel kunt krijgen. Benzine vtampunt is: - 23 Graden Celsius (minus 23 C).
31 NFPA (editie 2008) btz. 219.
32 NFPA (editie 2008) b12.217.
33
NFPA (editie 2008) btz. 208.
31
materials, contents, or caÍgo.
. Tevens is aan de hond van datzelfde brandbeeld vastqesteld dat de brand zich van
daoruit verder ontwikkelde tot in het qehele personencompartiment en tot onder de
motorkap van de Chevrolet. lk persisteer dat het punt van oorsprong zeer wel gelegen kan
zijn in het motorcompartiment. ln termen van waarschijntijkheid, acht ik het punt van
oorsprong hoogstwaarschijntijk in het motorcompartiment. lk betwist nadrukketijk dat er
votdoende feiten bekend zijn om het punt van origine te ptaatsen in het
passagierscompartiment achter (Wansink schrijft onder) het dashboard Het aangevoerde
brandbeetd, gelet op de vernietiging van voorruit en uit koolwaterstoffen bestaande
onderdeten ter ptaatse, laat een etiminatie NIET toe van dit door mij gemel.de punt van
oorsprong. Het is sterker: veelal is juist het punt van oorsprong door de brand vernietigd
vanwege het natuurkundige feit dat de brand op dat punt het langst heeft geduurd en de
brand de materialen dientengevolge vottedig heeft kunnen verteren.
. Bii díe verdere ontwikkelinq in het personencompartiment voedde de brand zich aan de
materialen waaruit het daarin aanwezíqe interieur was opqebouwd en in het
motorcompartiment voedde de brand zich overweqend aan de aldaar aanweziqe
onderdelen die waren vervaardíed uit rubber en/of kunststof. lk kan mij vinden in deze
geschetste dynamiek van de zich ontwikkelende en voortgaande brand. Daarmee is
nadrukketijk niet gezegd dat door deze ontwÍkkeling, het vaststaat dat het punt van
oorsprong eveneens in het passagierscompartiment geplaatst moet worden. lk verwijs naar
hetgeen hiervoor over het point of origin is gezegd.
. De kleine kortsluitsporen bevonden zich onqeveer in het midden van deze kabelboom en
hadden zich dus onqeveer in het midden van het dashboard bevonden. De bewuste
kabetboom tetde meerdere aders. Het woord dus is hier ten onrechte, en zeker
onwetenschappetijk, gebruikt: Dat kortstuitingssporen zijn gevonden in het midden van de
kabelboom, levert geen (juiste) eliminatie op van de positie van de kabelboom, noch de
overige ptaatsen op de kabetboom waar kortstuitingssporen aanwezig kunnen zijn. Met
andere woorden: het niet vinden van kortsluitingssporen levert geen positief bewijs op dat
deze sporen er niet zijn of niet zijn geweest. Aldus is de op deze quasi vaststetting
voortbouwende conctusie niet op goede grond gebaseerd. Ook het gebruikte bijvoegtijke
naamwoord in "kteine kortstuitsporen" wordt niet begrepen. Ats er met ktein bedoetd
wordt dat deze sporen te verwaartozen zijn in het technische onderzoek, protesteer ik
32
tegen dit woord ktein. Een stitte getuige, elk spoor bij brandonderzoek, is te groot om te
verwaarlozen.
. Evenmin ziin er, in de nabiiheid van die sluitine in de kabelboom, andere onderdelen
aanqetroffen waaruit zou kunnen worden opqemaakt dat die kabelboom een sluitinq
maakte met eén van díe onderdelen. Hier wordt door de onderzoeker de veegmethodiek
toegepast. Op gezag van de onderzoeker (zijn autoriteit staat echter niet vast) moeten wij
aannemen dat (ook) atte zwart beroete onderdeten van het motorcompartiment vottedig
door hem zijn onderzocht op kortsluitingssporen? Dit tijkt onmogetijk nu de elektra
bedrading tijdens zijn onderzoek zeker niet spanning voerde maar voor of tijdens de brand
(mogetijk) wet.
25.5.3.3.2 There are circuits in vehicles that are connected to
battery power that are not shut off, such as the starter solenoid
cable at the starter motor, the generator output post, the ignition
switch to use in starting the vehicle, the emergency flasher
circuit, the brake lamps, and devices with memories in them
such as radios, clocks, and powertrain control computers, to
name a few. Circuits suppllng aftermarket accessories connected
directly to the battery or generator (with or without
overcurrent protection) may also be energized when the engine
is not running. Wiring diagrams will typically show conductor
insulation color and device locations, and describe
functionality.3a
Dit onderzoek en successieve etiminatie van spanningvoerende onderdeten, btijkt ook niet,
en zetfs niet in het minst, uit het rapport wat mij ter beschíkking staat. Het is atdus te
kwatificeren ats een kunstgreep om het onderzoek beheersbaar te laten lijken, althans zijn
gevotgtrekkingen ats bewezen (en dus herhaatbaar) te presenteren.
. Onduideliik bleef ook of die kortsluitsporen in de kabelboom op eniqerlei wiize in
relatie stonden tot de oorzaakvoor het ontstaon van de brand in de Chevrolet dan wel dat
die kortsluitsporen het qevolq waren van een reeds aanweziqe brand in de Chevrolet.
Hierbii wordt opqemerkt dat derqeliike sporen van kortsluitsluitine in bedradine kunnen
ontstaan als qevolq van een brand: met name wanneer de bedradinq onder spanninq staat
enlof stroom voerend is ten tiide van die brand (elektrische componenten staan noq
inqeschakeld c.q. ziin noe in werkinq) enlof onder spannine komt te staan enlof
stroomvoerend wordt als qevole van die brand (sluitinqen als qevolq van verbrandinq van
isolatiematerialen van elektrische componenten en waarbii onbedoeld onqerequleerde
34 NFPA 921 (Ed. 2008) btz. 215/216
33
stroomkrinqen ontstaan). De onderzoeker dwaatt met de beperking "met name, en/of" .
Deze beperking "met name, en/of", verweven in de syntaxis, is nochtans cruciaat. De
kortstuitingssporen, waaryan niet zijn vast te stetten of zij enige weken of enige seconden
voor de brand (of zetfs tijdens de brand) zijn ontstaan, treden op bij het in de
(koper)draad ontbreken van weerstand en atdus een verhoging van elektrische lading en
optopen van de warmte tot hitte. Dit doet het isotatiemateriaal smetten in een grittige
vorm én van binnenuit, hetgeen overigens identificeerbaar is. De koperdraden versmelten
tegen elkaar en vormen op de versmettingsptek bottetjes gesmotten koper (parettjes). Dit
is een goed gekende mogetijkheid tot brand, zeker ats dat gebeurt in de buurt van licht
ontvtambare stoffen zoats motorbenzine of andere kootwaterstoffen. Brand die aldus
ontstaat wordt gecategoriseerd ats brand met een technische oorzaak. De onderzoeker
Wansink, heeft niet vastgestetd of de kortsluiting (of overspanning, hetgeen de
onderzoeker om onduidel.ijke reden onbesproken heeft getaten) heeft geteid tot
ontvlamming van een brandbare vtoeistof (of ander materiaat). Om deze reden mag deze
reë[e, bestaande en niet uitgesloten mogetijkheid van een technische oorzaak, nimmer
leiden tot de conctusie dat er opzettelijk vuur is bijgebracht (door de verzekerde, althans
een natuurtijk persoon), atthans "brandstichting".
25.4 Ignition Sources, ln most cases, the sources ofignition energy
in motor vehicle fires are similar to those associated with
structural fires such as arcs, mechanical sparks, overloaded wiring,
open flames, and smoking materials. There are, however,
some unique sources that should be considered, such as the hot
surfaces ofthe engine exlaust system. This system may consist of
the exhaust manifold, exhaust pipe, one or more catalyic converters,
mufflers and tailpipes. Other hot surface ignition sorrces
may include brakes, bearings, and turbochargers. Because some
of these ignition soluces may be difficult to identiff following a
fire, the description in25.4.1 through 25.4.5 are provided to assist
in their recognition.35
. Verder ziin bii het onderzoeken naar een eventuele technische oorzaakvoor het
ontstaan van de brand qeen biizonderheden aanqetroffen, die op eniqerlei wiize zouden
kunnen duiden op een technische oorzaakvoor het ontstaan van de brand in de Chevrolet.
Opmerketijk is hoe het beginwoord "verder" wordt uitgehotd. Nu er -kennetijk - door de
onderzoeker Wansink geen technische oorzaak is vastgesteld en hoewel zo'n aorzaak niet
kon worden geëtimineerd ats toedracht van de brand, mag deze belangwekkende beperking
niet worden ingebracht in het onderzoek op de wijze zoats gedaan.
35 NFPA (ed. 2008) blz.709
34
. lÁet die qasdetector is eerst qezocht op de verbrande restanten van het interieur. die
ten tiide van de brond op de bodem van het personencompartiment terecht waren
qekomen. Onderzocht ziin derhalve brandrestanten.
. Hierbii is met name qezocht in de voetenruimten van de bestuurder. de biiriider en de
achter passaqiers. Hierbii ziin van de qasdetector qeen reacties verkreq,en, waaruít zou
kunnen worden opqemaakt dat zich aldaar derqeliike sporen enlof residuen bevonden
(metinqen laqer dan 10 ppml,
. Vervolqens is. op dezelfde locaties. met die qasdetector eezocht tussen de
sameneesmolten verbrande restanten van het interieur, die ten tíide van de brond op de
bodem van het personencompartiment terecht waren qekomen.
. Hierbii ziin van de qasdetector eveneens qeen reacties verkreeen, waaruít zou kunnen
worden opqemaakt dat zich aldaar derqeliike sporen enl of residuen bevonden (metinqen
laqer dan 10 ppm). De onderzoeker reatiseert zich niet, althans onvoldoende, dat de
gasdetector van het soort wat hij heeft gebruikt (een photo ionisation detector PID) de
aanwezigheid meet van zeker tweehonderd (200) verschittende kootwaterstoffen. Vele van
deze stoffen zijn brand bevorderend en chemische famitie van aardolieproducten zoats
pl.astic en andere kunststoffen. Dat er geen meting, geen enkete, kon worden gedaan moet
bevreemding wekken nu de gebruikte Mini Rae een zogenaamde breedtesensor is. Het
geeft NIET specifiek een reactie op brandbare vloeistoffen en kan dus eveneens reageren
op verbrandingsproducten van bijvoorbeeld kunststoffen. Dat zijn immers eveneens
koolwaterstoffen. De onderzoeker geeft echter niet (met bijvoorbeeld een afdruk van de
bijhorende datatogger van de Mini Rae) inzicht in de door hem beweerdetijk vastgestetde
meetgegevens. Voor een onjuiste bediening moet echter gevreesd worden.
. Tot slot is. op dezelfde |ocaties, met die qasdetector qezocht onder de tot een plakkaat
sameneesmolten verbrande restanten van interieur, die ten tiide van de brand op de
bodem van het personencompartiment terecht waren qekomen.
. Daarbii ziin van de qasdetector, ter plaatse van de voetenruimten van de bestuurder en
biiriider, meerdere zeer hoee reacties verkreq.en (metineen hoqer dan 1000 ppm). Dat de
meting een "zeer hoge reactie verkreeg" is suggestief en retatief en absotuut onjuist, Zoats
gezegd de gebruikte apparatuur kan een í/2000 druppel. nog herkennen. Het aantreffen
van 1000 particles per mittion is derhatve bestist niet groot of hoog te noemen.
35
uit textie/
restanten van de bodembekledinq in die voetenruimten bevonden, Daarbii is de voor
Bedoeld zat hier
zijn anti-dreun platen, poreuze, een veetat uit bitumen en samengeperste
textielrestanten vervaardigd product. Dergetijke materiaten zijn een gekende verstoorder
van onderzoek naar brandmonsters, in de zin dat de resultaten van bitumen ondezoek aan
dergeLijke restanten, meerdere foute conctusie heeft opgeleverd voor wat betreft de
aanwezigheid van -wat vroeger genoemd werd- brandversnetlers. De anti-dreun ptaten,
bedoetd om getuid te dempen, zijn veelal voorzien van Lijm en kteefproducten om het
schroeftoze bevestigen op de bodemptaat van de auto en het interieur tapijt te
vereenvoudigen. Dergetijk tijm of kteefproducten verstoren de analyse en interpretatie van
de chemische analyse der brandresten, nu zij chemisch verwant zijn aan gekende ticht
ontvtambare vtoeistoffen36.
Enige van toepassing zijnde forensische normen bij brandoorzaak onderzoek zijn3l:
"Opinions "lt shoutd be noted that many ptastic materiats retease hydrocarbon fumes when
they pyrotize or burn." "ln conjunction with the collection of burned fire debris
samples, the investigator should collect comparison samples of the same material or
substrate that showed the point(s) of origin or pour patterns that were produced by
suspected volatile accelerants. ldeatty, these comparison samptes shoutd be taken, away
from the burned areas where the presence of acceterant woutd not be expected to be
present. The analysis of comparison samptes attows the forensic laboratory to evaluate
possibte contributions of the material or substrate components with respect to votatite
hydrocarbons or pyrotysis products that may interfere with the interpretation of the results
and possibly produce a fatse positive resutt, much as wood, carpet, linoteum or other
36
Vergelijk ook de cursus (voor juristen): Basiscursus Brand en brandversnetters Forensische expertise voor OM
en ZM
Beschrijving
Forensisch brandonderzoek richt zich op het achterhalen van de oorzaak van een brand. Het technisch
brandonderzoek omvat het interpreteren van het totate brandbeetd, om vast te stel.ten waar de brand is
ontstaan' Het chemisch brandonderzoek speett een betangrijke rol in de bewijsvoering voor brandstichting.
(""). Brandonderzoek kan erg comptex zijn. De interpretatie van zowel brandbeeÉen als van chemisàhe
onderzoeksresultaten vereist bijzondere expertise.
De basiscursus 'Brand en brandversnellers'is bedoel.d om juristen inzicht te geven in de uitvoering van een
brandonderzoek. (rrrr)
37 NFPA 921
36
buitding materiats can att produce volatite hydrocarbons when they are burned.
Comparison samptes hetp the analyst to understand the chemicat composition of substrate
materials at a fire scene and hetp to determine which votatile hydrocarbons are naturat to
the substrate and which are foreign and considered to be volatile accelerants. There are
substrate materiats which produce residues upon burning that are simitar to common
accelerants which have been recognized by forensic laboratories. Asphatt-containing
materiats can produce votatite hydrocarbons simitar to fuel oiI residue. Some printed
materiats such as newspaper may contain trace quantities of petroleum distittates used as
ink solvents or cteaning agents. Synthetic carpet materials, on burning, ffiày produce
volatile hydrocarbons that may simulate components of gasoline. Tile and linoteum ftoor
adhesives may contain traces of volatile organic solvents. "lt should be noted that
many plastic materials release hydrocarbon fumes when they pyrolize or burn. These
fumes may have an odour similar to that of petroleum products and can be detected by
combustible gas indicators when no ignitable liquid accelerant has been used.(..) lt
should be noted that pyrolysis products, including hydrocarbons, can be detected in
gas chromatographic analysis of fire debris in the absence of the use of accelerants.(..)
, Uit de dreunplaten onder de bodembekledinq van de voetenruimte van de biiriider is
vervoleens een brandmonster qetrokken en veiliqqesteld en eemerkt als Brandmonster 1.
Opnieuw ís bii het trekken en veiliqstellen van dit brandmonster de voor rapporteur
Wansínk herkenbare qeur van motorbenzine waarqenomen. Het waarnemen van
motorbenzine met de neus, tijdens een brandonderzoek is stechts suggestief, atthans van
geen bewijswaarde. Mensen detecteren een benzinetucht reeds bij 20 ppm (sommige
mensen ruiken benzine bij 5 ppm. Zetfs voor wat betreft het aanstaan van "brandhonden"
(speurhonden speciaal getraind om het vinden van stoffen die gekend zijn bij justitie en
pol.itie als "brandversnellende middeten"), pteegt in de praktijk in ongeveer 1 op de 20
zaken een bruikbaar monster of spoor op te leveren. De neus van de mens, minder gevoetig
dan dat van de brandhond en een Mini Rae, levert -net ats de brandhond en Mini Rae- noch
zekerheid, noch ptaatsbepating op dat er inderdaad verdachte motorbenzine/stoffen
aanwezig is/was. Opmerketijk is dat Wansink in een ander zaak motorbenzine rook, terwijI
er slecht tolueen werd aangetroffen.
. Met de gasdetector is vervolqens ook qezocht onder de verbrande restanten van
interieur ter plaatse van de voetenruimten van de achter passaeiers. Hierbii ziin van de
qasdetector in het qeheel qeen reacties verkreqen (0.0 ppm), ook niet in de aldaar en
37
Í
onder de bodembekledinq aonweziqe dreunploten. Nu niet bekend is of deze ruimte ooit
gebruikt werd, en daarmee gecontamineerd) is het niet aantreffen van sporen irrelevant.
Zoats eerder werd beschreven is het wel aantreffen van dergetijke sporen ook
nietszeggend. Het betreft hier bijvoorbeeld geen benzine in een kinderbedje, staande in
een schone staapkamer, waarin de brand is begonnen. Zo'n omstandigheid levert een
sprekend spoor op.
, Opqemerkt wordt dat de zeer hoqe reacties van de qasdetector verkreqen werden in de
voetenruímten onder het dashboard van de auto en dat aan de hand van het aanqetroffen
en qerezen brandbeeld was vasteesteld dat de brand in oorspronq qevonden in de
nabiiheid van het dashboard. Zie hierboven ats het gaat om de retatieve waarde van de
opmerking : "hoge reacties".
Opmerkelijk is dat het toevoegingsmiddel (door ldelenburg gebruikt om
eurobenzine te simuteren ats superbenzine) met de merknaam Wynns op die plaats
werd bewaard en van dat middet beweerdetijk niets is teruggevonden, echter een
"hoge reacties van de gasdetector werd verkregen en in een chemische analyse
onvindbaar bl.eek.
. De Chevrolet ís voorzien van een op motorbenzine qestookte brandstofmotor.
Onderzocht is of de zeer hoqe reacties. die waren verkreqen van de easdetector, konden
ziin veroorzaakt door motorbenzine van de Chevrolet zelf die, ten tiide en/of als qevolq
van de brand. op eníeerlei wiíze in de voornoemde voetenruimten terecht was qekomen,
. Hierbii is vastqesteld dat de brandstoftank van de Chevrolet is vervaardiqd uit metaal
en dat die tankzich onder de baqaqeruimte (kofferbak) aan de achterziide van de
Chevrolet bevond. Doarbii is vastqesteld dat die tank, als eevole van de brand. niet lek
was qeraakt: dat die tank eeen schade als qevolq van de brand vertoonde: dat die tank noq
brandstof bevatte en dat de vutopeninq (tonkopenine) van die brandstoftank noq
afqesloten was middels een bii die tank behorende en afsluitbare tankdop, qeheel aan de
achterziide von de Chevrolet.
. Hierbii is ookvasteesteld dat de brandstofleidinqen (de aanvoer- en retourleidinql, die
beide buiten en onder de Chevrolet waren aanqebracht. tot aan het brandstoffilter in het
motorcompartiment noq intact waren/ dat ook het brandstoffilter, in het
38
I
motorcompartiment zelf , noq íntact was en dat ook de aanvoerleidinq tot aan het eas-
reqelhuis in het motorcompartiment, noq intact was.
. Tot slot is hierbii vasteesteld dat het qas reqelhuis deelswas aanqetost door vuur,
waarbii ook doarop of daarin aonweziqe brandstofleidinqen waren aanqetast door vuur,
echter dat brandstof , afkomstiq uit dat qasreqelhuis en/of daarop of daarin aanwezíqe
leidinqen, ten tiide en/of als qevole von de brand, niet vanuit het motorcompartiment in
het personencompartiment van de Chevrolet terecht kon ziin qekomen. De onderzoeker
verzuimd hier de teeftijd van de automobiet -van ruim 33 jaar- te betrekken bij zijn
onderzoek. Het motorcompartiment is -na verloop van 33 jaar- niet steriel en staat at ruim
dertig jaar in open verbinding met de carburateurs en onder druk inspuiten van benzine in
de 5,7 liter motor. Tijdens stationair topen, taat nog staan rijden, verspreidt zich continue
vele partictes per mition benzine door het compartiment der motor.
. Tussen het motorcompartiment en het personencompartiment bevond zich, zoals
qebruikeliik, een in de carrosserie opqenomen scheidinqswand. ln die wand bevonden zich
enkele doorvoeren voor bedradinq en kabels. Die geconstateerde dooryoeren maken etke
verdere conclusie die verband houdt met de afscheiding onmogetijk vot te houden: ik wijs
op bijlage X: blz 365 en 364 Kirk's Fire investigation 7" druk (afbeelding 9-3). "De
auto's van deze tijd hebben vete ventitatie, verwarmings- en airconditioning leidingen van
synthetisch materiaal die hun oorsprong hebben in het motor-compartiment en worden
doorgevoerd door de scheidingswand I tussen motor en passagierscompartiment], zoats
getoond in figuur 9-3. Deze leidingen zijn, op hun beurt verbonden met kunststof
ventilator huizen.( .........) Vuur Ín deze behuizingen en leidingen kan ontstaan door een
gebrek aan de [etektrische] ventitatormotors (vergetijk ook: F.J. Suefert, Àutomobite
Engine Fires," Fire and Arson lnvestigator45, no 1 (June 19951:2323-26;1. Vuur en vtam
kan vervotgens het passagierscompartiment [interieur] binnendringen door de grote
openingen die ontstaan, omdat de kunststof afstuitingen deetnemen aan de brand, en dit
vuur zal botsen op het ptastic dashboard(onderdeten) en zich gemakketijk kunnen
verspreiden in het interieur Ipassagierscompartiment].
. Die doorvoeren bevonden zich. ten opzichte van het eas-reqelhuís dat zich daarbii onder
een luchtfilterhuis bevond, op posities die het alles behalve aannemeliík maakten dat
brandstof afkomstie uit het easreqelhuis via die doorvoeren in het personencompartiment
en ín de voetenruimten van de bestuurder en biiriider terecht waren qekomen. De frase:
39
I
"die het alles behalve aannemetijk maken dat brandstof" is -reeds door bijvoorbeetd het
openen van de motorkap tijdens de brandbestrijding en het afwezig zijn van de gehete
voorruit, het betoog oncontroteerbaar, onverifieerbaar en onwaarachtig.
. Een en ander dient noq |os te worden qezíen van de aanzienliike hoeveelheid lícht
ontvlambare (vloeilstof waarvan, eelet op de waarneminqen die (zintuiqliikl waren
opeedaan tiidens het trekken en veiliqstellen van de brandmonsters. oqenschiinliik sprake
moest ziin. Hier vervatt de onderzoeker in demagogie: Het gaat hier om kwalitatieve
anatyses, bedoetd om te identificeren en niet om te kwantificeren. Geen verficatoire
meting of onderzoeksverstaglegging van gezien. Onmogetijk anders te duiden ats
beschutdigende demagogie. Bestist niet te beschouwen ats vaststetting van feiten volgens
de normen die bij Forensisch onderzoek gebruiketijk zijn.
. Die hoeveelheid kon nimmer alleen ziin veroorzaakt als qevolq van de kleine
hoeveelheid brandstof die zich ten tiide van de brand nóq in de daarop of daarin
oanweziqe leidinqen van het qasreqelhuis kon-hebben bevonden en die tiidens de brand
zou kunnen ziin vriiqekomen. Miskend wordt dat de automobiel is gebouwd in 1981 en
vanaf die tijd op Nedertands kenteken heeft rondgereden. Ten tijde van het rijden is,
zonder enige twijfet, benzine aan de carburatie kunnen ontsnappen en terechtgekomen in
het motorcompartiment. Deze hoeveelheden overtreffen, minstens tientatten keren (maar
waarschijntijker honderden keren) de gemeten hoeveetheden door de onderzoeker. Als
zodanig is deze etiminatie ongel.dig en doet zelfs de conclusie ongetdig zijn
. De reacties die waren verkreqen van de qasdetector konden alleen ziin verkreqen van
een licht ontvlambare (vloeilstof . zeer waarschiinliik motorbenzine, die op enie moment
en op eniqerlei wiize opzetteliik in de Chevrolet was q,ebracht. Het dikgedrukte volgt
niet uit het technisch onderzoek
. Gelet op het feit dat die icht ontvlambare (vloei)stof . zeer waarschiinliik
motorbenzine, zich alleen in de dreunplaten onder de bodembekledinq en onder de
daorop qevallen verbrande restanten van het interieur bevond, moet deze reeds
voorafqaande aan het ontstaan van de brand in de Chevrolet aanweziq ziin qeweest.
b. Technisch onderzoeker Wansink en tactisch onderzoeker Kuijk maken gebruik van quasi
wetenschappetijke taal en ambivatente definities. Zij schromen niet om vermeende
onderzoeksresultaten zo uit te leggen dat het past binnen een (vooraf, zo tijkt het)
40
r
ingenomen standpunt van brandstichting en in het raamwerk van verdachtmakingen aan
het adres van de gedupeerde verzekerde;
c. Technisch onderzoeker Wansink en tactisch onderzoeker Kuijk betrekken zaken bij hun
rapportage waaryan -zonder nadere toetichting die geheel ontbreekt- niet ingezien kan
worden dat deze zaken iets te maken hebben met de gedupeerde vezekerde, de
schadegebeurtenis of met prudent forensisch onderzoek;
Algemeen commentaar
Het ontbreekt in het verslag van l-Tek aan een inzichtetijke, methodische, controteerbare
tekst, fotorapportage, of serie van foto's, om haar standpunten m.b.t. het technische
brandonderzoek ook aan betanghebbende derden te verduidetijken. Via technisch
brandonderzoek worden de fysieke sporen van de brand vastgelegd en beoordeetd. Het is
een van de tastigste forensische onderzoeken, omdat tijdens de brand materialen
opbranden en daarmee delen van sporen veranderen of verdwijnen. [....]
De onderzoeker zal het atgemene brandbeeld en specifieke brandsporen beoordeten.
Daarbij anatyseert hij het brandvertoop en herteidt hij de brand naar zijn ontstaansplek en
-punt. Daarna kan hij op die locatie via gericht onderzoek zoeken naar de mogetijke
oorzaak van de brand.38 En vervotgens -onderbouwde en controteerbare- conclusies trekken
uit deze anatyses met betrekking tot gebied van origine en oorzaak van de brand. Zie ook
de bijtage D en E. blz. 199 e.v, Brandonderzoek, tevens bijgevoegd al.s bijlage @ bij dit
rapport. De anatyse ontbreekt geheet. Het is zo omdat l-Tek zegt dat het zo moet zijn (ipsi
dixit). Deze basis voor het trekken van conclusies acht ik te smal nu er geen btijk van
wordt gegeven dat er methodisch onderzocht is en de bereikte stetlingen worden
ondersteund door (transparant) bewijs.
Op basis van de verktaring van de bestuurder ten tijde van de brand en de restanten van
het motorvoertuig kan worden geconctudeerd dat de eerste zichtbare vlammen naar
buiten traden van achter of onder het dashboard. Het is daardoor niet waarschijntijk dat
de brand begonnen is in de kofferbakruimte of (achter)passagiersptaatsen.
38 NFPA 921:15.2.4.1.1 ln fire investigation, a series of photographs shoutd be taken to Portray the structure
and contents that remain at the fire icene. The investigator generally takes a series of photographs, working
from the outside toward the inside of a structure, as we[[ as from the unburned toward the most heavity
burned areas. The conctuding photographs are usually of the area and point of origin, as wett as any elements
oí the cause of the fire.
41
I
Nu echter de bestuurder at eerder gewag maakte van een "brandtucht" (maar geen
vtammen zag) kan op basis van dit gegeven (en de nadien geconstateerde stitle getuigen en
mate van vernietiging) niet worden uitgesloten dat de brand (vuur en vlam) is begonnen in
een gedeette dat aan het oog van de bestuurder was onttrokken, in casu achter het
dashboard of in het motorcompartiment. De mate van verbranding teverde een
onmogelijkheid op om dat nog vast te stelten.
ln de ruimte achter het dashboard en in het motorcompartiment was etektriciteit
aanwezig. Etektriciteit kan licht ontvtambare vloeistofmengsels doen ontbranden.
Dergetijke vtoeistoffen zijn, atthans kunnen zeer goed in de auto achter het
dashboard en in het motorcompartiment aanwezig zijn. Dat de brand is ontstaan
door een technische oorzaak kan niet geheet worden uitgestoten.
De National Fire Protection Association (Verenigde Staten) bepaatt voor atte serieuze
(inter) nationate organisaties de 'state of the art' voor wat betreft de inspanningen
waaraan degetijk en vakkundig brandonderzoek moet votdoen. Dit geldt ook hier te tande:
zie bijvoorbeetd hieronder 1.7.3.2. Afwijking van de NFPA onderzoeksnormen is in beginsel
mogetijk. ln zo'n geval moet een afwijking van de norm vermetd en verklaard worden. Dit
is in casu niet gebeurd door l-Tek.
De NFPA Standard voor het onderzoek naar brand en explosies is de: Guide for Fire and
Exptosion lnvestigation. Uit de 2008 editie, de standaards zijn het resultaat van periodieke
verbeteringen door o.m. voortschrijdend technische en ervaring van onafhanketijke
experts, komen onderstaande onderzoeksnormen.
Het hanteren van de 'scientific method' door de onderzoeker wordt hierin voorwaardetijk
gesteld; het door observeren en logisch redeneren, inductief en deductief, tot objectief
controleerbare hypothesen komen.
Bij de anatyse van de door partijen ingebrachte gegevens op feiten
(bewijsmateriaal) en het controteren van 'conclusies' op logische houdbaarheid,
worden onderstaande normen met de 'wetenschappetijke methode' ats
bestissende regels voor evatuatie van onderzoek gehanteerd.
1.6 De onderzoeksnormen volgens de NFPA Standard
(Passages die extra van betang zijn als anatytisch gereedschap zijn 'vet'
42
Í
weergegeven.)
1. Motive indicators should not be included or substituted as analytical
elements of the fire scene for the purpose of determining or classifying the
fire cause. Ïhe proper use of motive indicators in the fire investigation process
is in identifying potential suspects onty after the fire origin and cause has been
determined and the fire has been classified as incendiary.
2. In the absence of physical evidence of an incendiary fire, the investigator
is strongly cautioned against using the discovery or presence of these other
evidentiary factors in developing an hypothesis, forming opinions, or drawing
conclusions concerning the cause of a fire.3e
3. The ideal goal of any particutar fire investigation is to come to a correct
conctusion about the significant features of a particutar fire or exptosion
incident. The significant features can be grouped under four headings, as
fotlows:
(a) The cause of the fire or explosion. This feature involves a consideration of
the circumstances, conditions, or agencies that bring together a fuel, ignition
source, and oxidizer (such as air or oxygen), resulting in a fire or a combustion
exptosion.
(b) The cause of damage to property resutting from the incident. This feature
involves a consideration of those factors that were responsible for the
spread of the fire and for the extent of the loss, including the adequacy of
fire protection, the sufficiency of buitding construction, and the contribution
of any products to flame spread and to smoke propagation.
(c) The cause of bodity injury or loss of [ife.
(d) The degree to which human fault contributed to any one or more of the
causal issues described in (a), (b), and (c). lt encompasses acts and omissions
that contribute to a [oss, such as incendiarism and negtigence.
4. The determination of the cause of a fire requires the identification of
3e NFPA 921 p.151
43
I
those circumstances and factors that were necessary for the fire to have
occurred. These circumstances and factors include, but are not limited to,
the device or equipment involved in the ignition, the presence of a
competent ignition source, the type and form of the material first ignited,
and the circumstances or human actions that atlowed the factors to come
together to allow the fire to occur.
5. Classification of the cause.
The cause of a fire may be classified as accidental, natural, incendiary
(arson), or undetermined. Use of the term suspicious is not an accurate
description of a fire cause. Mere suspicion is not an acceptabte [eve[ of proof for
making the determination of cause within the scope of this guide and shoutd be
avoided. Such fires should be ctassified as undetermined.
ó. Source and Form of Heat of lgnition.
Once the area and possibly the point of origin is identified, the investigator
should identify the heat producing device, substance, or circumstance that
could have caused the ignition. Heat-producing devices can include fixed and
portable heaters, gas-fired or electric appliances, furnaces, water heaters,
wood stoves, lamps, internal combustion engines, clothes dryers, and
incendiary devices.
7. The investigator should also look for devices that may have
malfunctioned. Potential causes should be ruled out only if there is definite
evidence that they could not have caused the fire.
8. Opinions.
Ul.timatety, the decision as to the level of confidence in data cottected in the
investigation or any hypothesis drawn from an anatysis of the data rests with the
investigator. The final opinion is onty as good as the quatity of the data used in
reaching that opinion. lf the confidence tevel is onty "possibte" or "suspected",
44
T
the cause shoutd be listed as undetermined.a0
9. lf the presence of ignitable liquids is suspected, supporting evidence such
as the use of a combustible gas indicator, chemical analysis of debris for
residues, or the Presence of liquid containers should be sought. lt should be
noted that many plastic materials release hydrocarbon fumes when they
pyrolize or burn. These fumes may have an odour simitar to that of petroteum
products and can be detected by combustibte gas indicators when no ignitabte
tiquid acceterant has been used. A "positive" reading shoutd prompt further
investigations and the cotlection of samptes for more detaited chemicat analysis.
It shoutd be noted that pyrotysis products, inctuding hydrocarbons, can be
detected in gas-chromatographic anatysis of fire debris, in the absence of the
use of acceterants.
1.6.1 "Kort Nederlands"
Het Nedertandstalige boekwerkal "Brandonderzoek, Methodisch onderzoeken van
brandoorzaak en brandverloop," verwijst naar de Standaard: NFPA 921 'Guide for Fire and
Exptosions lnvestigations. Verwijzing naar de versie 2008 worden aangeduid met NFPA 921.
Hoewel in deze rapportage de NFPA 921 wordt gehanteerd ats "meettat", wordt voor
transparantie en gemak aanstuiting gezocht met Brandonderzoek voor wat betreft de
verwijzingen.
Gelet op de omvang van de brand en de daardoor resutterende schade is de hypothese dat
de brand laag begonnen is, op de vtoer van de rechter voorstoel (hetgeen een indicatie kan
zijn dat er sprake kan zijn van opzettetijk bijbrengen van vuur) stechts te bewijzen door
het hanteren van de hiervoor aangehaatde wetenschappetijke methode. l-Tek laat dat na,
noch stett een ptausibete wijze van het bijbrengen van vuur vast die duidt op opzet. Vooral
ook omdat l-Tek (zie hieronder) kennetijk niet kan duiden waar de brand (ats point of
origin) is ontstaan. l-Tek stelt (immers) dat de brand op twee (2) verschittende plaatsen is
ontstaan: onder het dashboard in het midden of rechter voorstoet.
40 NFPA 971 p.171-123
a1 Zie het, door SDU uitgegeven: "Brandonderzoek, Methodisch onderzoeken van brandoorzaak en
brandvertoop" (november 2008) dit standaardwerk is het eerste Nederlandstatige boek, sedert de in 1988
uitgegeven ';uit de Brand" van drs L. Bijt. ln het woord vooraf van "Brandonderzoek" staat het volgende: ln dit
boek staan richttijnen en aanbevetingen om branden veil,ig en systematisch te onderzoeken en er uniform over
te rapporteren. De beschreven ondezoeksmethode is afgeteid uit de Amerikaanse standaard NFPA 921 'Guide
for Fire and Exptosions lnvestigations
45
Í
Prod 13 dv rapport
Prod 13 dv rapport
Prod 13 dv rapport
Prod 13 dv rapport
Prod 13 dv rapport
Prod 13 dv rapport
Prod 13 dv rapport

More Related Content

Featured

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by HubspotMarius Sescu
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTExpeed Software
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsPixeldarts
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthThinkNow
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfmarketingartwork
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024Neil Kimberley
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)contently
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024Albert Qian
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsKurio // The Social Media Age(ncy)
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Search Engine Journal
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summarySpeakerHub
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Tessa Mero
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentLily Ray
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best PracticesVit Horky
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementMindGenius
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...RachelPearson36
 

Featured (20)

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPT
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
 

Prod 13 dv rapport

  • 2. INHOUDSOPGAVE: lnteiding Opzet rapportage Krantz & Potak Resolve Hoofdstuk I Pag. 3 5 6 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.6.1 Hoofdstuk 2 2.1 Evaluaties en samenvattingen Opzet onderzoek Thema van het onderzoek Beoordeting van de l-Tek rapportage l-Tek en het tevergeefs trekken van brandmonsters Niet te verifiëren feiten en stettingen De Onderzoeksnormen volgens de NFPA Standard Kort Nedertands 6 11 24 39 41 43
  • 3. lnteiding Op 29 september 2014 is er brand ontstaan in een Chevrotet Camaro type Berlinetta, met kenteken GY-ó6-P5; hierna: het motorvoertuig. Er ontstond grote materiëte schade aan het motorvoertuig. ln opdracht van de betreffende schadevezekeringsmaatschappij, heeft l-Tek B.V. (hierna l-Tek), een zogenoemd technisch en tactisch (toedrachts)onderzoek ingestetd: Tactisch (toedrachts )onderzoek De votgorde waarin we feiten onderzoeken, interviews houden en informatie bij etkaar voegen, is van cruciaal betang. Het eindresuttaat van het onderzoek kan (juridisch) onbruikbaar zijn ats we geen rekening houden met juridische rechten, ptichten en posities. Het tactisch ptan, dat onze onderzoekers maken en bewaken, bepaatt tevens de grenzen van het onderzoek. Technisch (toedrachts)onderzoek Grondig sporenonderzoek ('crime scene investigation') leidt vaak tot onweerspreekbaar bewijs of inzicht in moeitijke onderzoeken. Onze deskundige onderzoekers hebben hun sporen verdiend bij technische rechercheonderdeten van de Nederlandse Politie en worden regetmatig bijgeschootd. Zij treden ook ats getuige-deskundige op bij rechtszaken. ïechnische onderzoeken vragen vaak om onmiddeltijke uitvoering. Onze onderzoekers beschikken naast geavanceerde onderzoeks- en fotoapparatuur over speciate, als onderzoeksruimte ingerichte voertuigen."l Van dit betaatde, niet ambtetijk, buitengerechtetijke en eenzijdige technische onderzoek heeft l-Tek rechtstreeks, zonder hoor en wederhoor toe te passen, schriftetijk verstag gedaan aan haar opdrachtgeefster. 1 Beide begrippen http://www.interseco.n[/services. lnterseco is een brandonderzoeker die, getijk l-Tek, optreedt voor o.m. schadeverzekeraars. Ten tijde van het publiceren van deze definitie was de heer Wansink werkzaam bij lnterseco.
  • 4. Opzet rapportage Krantz É Polak RESOLVE ln hoofdstuk í zat de opzet, inhoud en uitkomsten van het ondeaoek van Krantz & Potak RESOLVE met betrekking tot het l-Tek-rapport d.d. 21 november 2014 beschreven worden. ln hoofdstuk 2 worden, voor zover mogelijk, evaluerende conctusies getrokken.
  • 5. 1.1 Opzet onderzoek Op 9 februari 7015 is Krantz & Potak RESOLVE, op vezoek van de door brand gedupeerde, betrokken geraakt bij het onderzoek naar oorzaak en toedracht van deze brand. Het technische onderzoek door Krantz & Potak RESOLVE vond gedurende maart 2015 ptaats in en aan het motorvoertuig, geparkeerd aan de [adres bewaarnemer] te Scharendijke. Het motorvoertuig is sedert de brand en het parkeren aan [adres bewaarnemer] niet verplaatst of gerepareerd. Het onderzoek van Krantz & Potak RESOLVE heeft het karakter van een feitenonderzoek. Krantz & Pol.ak RESOLVE, atthans deze onderzoeker, neemt als uitgangspunt dat er een betangrijk verschil is tussen hetgeen wetenschappetijk al.s bewijs geldt en wat juridisch ats bewijs getdt. Kort en goed: wetenschappelijk bewijs bestaat uit waarnemingen die een hypothese of theorie bevestigen (verificatie) of ontkrachten (falsificatie). Het civielrechtelijk bewijs dient ertoe om de rechter in een civiete procedure een redelijke mate van zekerheid te verschaffen omtrent de door partijen gestelde feiten, opdat de rechter tot de overtuiging komt dat de feiten zijn aangetoond. Ats uitgangspunt is hier genomen dat gecontroteerd dient te worden of de door l-Tek geteverde inspanning, dusdanig votdoet aan wetenschappetijk bewijs, dat het kan en mag dienen ats bewijs voor hetgeen door de opdrachtgever van l-Tek is gesteld bij de afwijzing der dekking. De schriftelijke rapportage van de coltegae van l-Tek, in de versie zoats na afronding door l-Tek, ter hand is gesteld aan de gedupeerde, werd daarbij kritische beschouwd. Ons onderzoek is -net ats het l-Tek-onderzoek- geen ambtelijk, strafrechtetijk gedreven onderzoek. Het onderzoek is begonnen met het verzameten en ordenen van stukken, atsmede op het bewaarnemingsadres van het motorvoertuig verifiëren van feiten en omstandigheden. Verzametd zijn onder meer: . l-ïek-verstagen, met bijtagen 2; 2 Rapport m.b.t. onderzoek n.a.v. brand in Hoogerheide
  • 6. Mutatierapport politieregio; 1.2 Thema van het onderzoek ln verband met de omvang en comptexiteit3 van het onderzoek. En met het oog op het doel van dÍt onderzoek (om gemotiveerd doch vrijelijk -zonder last of ruggespraak- en onder vermetding van bronnen, met -gedeetten van- het l-Tek verstag in te stemmen of het oneens te zijn. Om zodoende inzage te verschaffen in de mate van nauwkeurÍgheid van het l-Tek-rapport, is vervolgens feitetijk onderzoek langs een thema gedaan. Dat thema is: de gang van zaken van het door l-Tek ingestetde onderzoek controteren. Aan de orde komt dan voornametijk verificatie en falsificatie (kwatiteit en transparantie) van het l-Tek onderzoek. Vanwege opgedane ervaring wordt ook aandacht gegeven aan het kader van het door l-Tek ingestelde ondezoek. ln het bijzonder heb ik daarbij het oog op weggelaten of ontbrekende informatie, die de ondezoeksresuttaten van l-Tek in een perspectief plaatsen. Dit vormt de hoofdmoot van een coltegiate, "peer review", beschouwing van het l-Tek- verslag. 1.3 Beoordeling van de l-Tek rapportage Figuur 1 Mini Rae 2000 PID "Met behutp van een sniffer (kootwaterstofdetector) kunnen brandonderzoekers aanwijzingen vinden voor brandversnellers. Een veetgebruikte sniffer is de Mini Rae 3 De complexiteit wordt vergroot door de stettigheid waarmee de onderzoeksresuttaten van l-Tek worden geponeerd. '; ï'
  • 7. 2000, een P|D-meter (zie afbeetding). PID staat voor photo ionisation detector. De Mini Rae meet de aanwezigheid van ongeveer tweehonderd verschittende koolwaterstoffen. Vete van deze stoffen zijn brand bevorderend (benzine, petroteum, terpentine, thinner, enzovoort). Oorspronketijk is de Mini Rae ontworpen voor gebruik in de arbeid hygiënische sfeer. ln het zeer tage gebied 0,1 ppm (parts per mition, hier dus het één/tienmitjoenste gedeette) worden er giftige dampen mee gemeten afkomstig van koolwaterstoffen. Voorbeetden zijn methytbromide, benzeen en tolueen. Omdat de Mini Rae met een PID-tamp werkt, is zo'n ondezoek niet destructief. Het gas vertaat de meter in dezetfde toestand ats dat het erin ging. Daarom is er ook de mogetijkheid om bemonsterde brandrestanten in potten te vulten en daarna via bijvoorbeetd gaschromatografisch onderzoek de samenstetting van de monsters te anatYseren. De Mini Rae merkt bij brandonderzoek doorgaans brand bevorderende stoffen op. Het gaschromatografische onderzoek kan niet attijd de aanwezigheid van brandversnetters bevestigen. Net als andere gasdetectors is de Mini Rae immers een breedtesensor. Hij geeft niet specifiek aan wetk gas er gemeten wordt, maar dat er een gas aanwezig is. Hij is niet selectief in de reactie op koolwaterstoffen afkomstig van brandversnetlers en kan dus eveneens reageren op verbrandingsproducten van bijvoorbeel.d kunststoffen. Dat zijn immers ook kootwaterstoffen. "a Overigens is het in deze kwestie opvattend dat de desbetreffende ingeschaketde Belgische scheikundige hierover het votgende zegt: "ln eerste instantie btijÍt echter de ervaring en vakkennis van de branddeskundige van primordiaat belang. Belangri jke vereiste is het gebruik van zuiver monstername materiaal, contaminatie moet immers ten alle prijzen worden vermeden. Tenslotte dient de verpakking waarbij het monster hermetisch kan worden afgesloten afdoend en zonder compromissen te zijn. Voor het degelijk veiligstellen van brandresten ziin ongebruikte glazen bokalen met teflon-lined twist-off deksel aangeraden- Het Iaboratoriumonderzoek kan in drie delen worden opgesplitst, nl. het vrijzetten van residuen van vloeibare brandversnellers, het injecteren en analyseren in de GC-MS 4 BMNDONDERZOEK, Methodisch onderzoeken van brandoorzaak en brandvertoop, lng. R.B' Reijman , SDU uitgeverij 20Q6, 1'druk btz. 116
  • 8. (gaschromatograaf gekoppeld aan een mossaspectrometer) en tenslotte de interpretaties von het gaschromatogram, zijnde de output van de GC-MS. Het vrijzetten van de residuen van vloeibare brandversnellers is noodzakelijk omdat men in het GC-lvlS apparaat enkel vloeistof of damp kan injecteren. Voor het vrijzetten bestaan verschillende technieken, gaande van "statische head space" over "dynamische head space" tot "solid phase micro extraction - SPIAE". EIk van de genoemde technieken heeft ook tot doel om de aanwezige residuen op te concentreren zodat het analysetoestel in staat zal zijn zeer lichte sporen te detecteren. De moderne analyseapperatuur kan zonder problemen een duízendste deel van een druppel detecteren. Deze lage detectielimiet is noodzakelijk omdat tijdens een brand het grootste deel van een brandversneller uiteraard zat opbranden. Toch kan worden gesteld dat indien er brandversnellers werden gebruikt en de monstername adequaat gebeurd is, men met de moderne analyse apparatuur doorgaans toch nog residuen zal terugvinden. Dit is zeker het geval wanneer apolaire producten gebruikt werden zoals motorbenzine. Bij polaire producten is het soms delicater omdat deze vaak zonder het nalaten van residuen opbronden, het zijn meestal zuivere één-component producten die bovendien oplosbaar zijn in (blus)water. Uiteraard worden in het kader van brandonderzoek niet enkel brandresten geanalyseerd maar ook kledij, schoeisel, recípiënten enz. De vrijgezette damp of vloeistof wordt vervolgens gei'njecteerd in de GC-lvls. Het gaschromatograaf (GC)-gedeelte van dit toestel heeft de eigenschap om via een ingebouwde capillaire kolom en een inerte gasstroom, complexe verbindingen of samenstellingen van producten uit elkaar te rafelen. Zo bestaot motorbenzine uit meer dan 200 verschillende scheikundige verbindingen, gaande van zeer vluchtige componenten tot medium vluchtige verbindingen. ln het tweede deel von het analysetoestel, de massaspectrometer (MS), zullen de deelcomponenten die uit de gaschromatograaf komen onder invloed van een elektronenbombardement in brokstukken worden geschoten waardoor de identificotie van de stof kan gebeuren. Uiteindelijk bekomt men gaschromatogrammen (totol ion chromatograms of extracted ion chromatograms). Het laatste deel van de analyse betreft de interpretatie van de bekomen chromatogrammen en wetenschappelijke data. Bij deze interpretatie moet voor ogen gehouden worden dat de stoffen die men onderzoekt vaak tijdens de brand 5 Het woord is door mij vet gemaakt. Dat laboratorium gegevens dienen te worden geïnterpreteerd, alvorens te kunnen beoordeten en conctuderen wetke stoffen door de computer zijn geanatyseerd is een eye-opener geweest.
  • 9. aan hoge temperaturen hebben blootgestaan woardoor de oorspronkelijke eigenschappen ven het product gewijzigd zijn. Zo zutlen bij motorbenzine, nog steeds de meest "populaire" brandversneller, de meest vluchtige componenten bijna volledig opgebrand zijn terwijt de zwaarste componenten overblijven, met andere woorden de eigenschappen ten overstaan van normale motorbenzíne zijn gewijzigd. Ook kan "cracking" (kraken6 EH) optreden waardoor componenten onder invloed van temperatuur ontbinden in andere componenten met verschillende eigenschappen. De ínterpretatie van de data wordt hierdoor bemoeilijkt. Verbrandingsproducten (pyrolyseproducten) van kunststoffen vertonen op chemisch vlak zeer veel gelijkenis met deels verbrande petroleumdistillaten, de kunststoffen zíjn immers voak afgeleide producten van petroleumfracties. Onvoldoende ervaren analisten slaan hierdoor wel eens de plank mis en gaan pyrolyseproducten ten onrechte als residuen van brandversnellers aanzien en rapporterenT." Opmerkelijk is dat de interpretatie van de door Oteotest vervaardigde grafieken een notoir twistpunt vormt. Het komt, met regetmaat, voor dat de ene interpretatie (van Oteotests) het oordeet oplevert "motorbenzine aanwezig in het monster" terwijI een ander interpreterende scheikundige GEEN motorbenzine aanwezig oordeett. Een voorbeetd van een dergetijk discussie, met opmerketijke resultaten in het arrest van het Hof Arnhem, wordt bijgetegd ats bijlage 1e. Vergetijk met name rechtsoverwegingen 4.1 4.4 en 4.5. Opmerkelijk 2 Vooraf zij aangetekend, dat het NFI standaard onderscheid maakt tussen de begrippen motorbenzine en autobenzine. Het NFI verstaat onder autobenzine de kwaliteit benzine die wordt gebezigd in viertakt motoren met vonkontsteking. Het NFI verstaat onder motorbenzine het totaal aan brandstoffen (..) , dat wil zeggen autobenzine en mengsmering, de laatste ook wel aangeduid als tweetakt. (..) Dit betekent in de praktijk, dat waar het NFI rapporteert dat aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van motorbenzine, zij daarmee doelen op de aanwezigheid van ofwel mengsmering (tweetaktbenzine) dan wel van 6 Het is denkbaar dat er sprake is geweest van "thermische kraking", waarbij koolwaterstoffen met een hoog moteculair gewicht omgezet worden in verbindingen meteen veel lager molecutair gewicht. 7 Vergetijk deze tekst met de getijktuidende presentatie van lng Bastijns van Oteotest bij getegenheid van diens presentatie in het Tijdschrift voor Deskundigen 23 Bul.tetin des Experts CEJA - KGSO. 8 Waarom steevast naar Belgie wordt uitgewken ontgaat de rapporteur. ln nedertand zijn geaccrediteerde en onder toezicht staande laboratoria ook voorhanden. Zie: www.verilabs.n[, http: / /www.forensicon. n[/onderzoeken/ en http: / /netnertanOsrrtroml. e Gerechtshof Arnhem, 23 augustus 201 1 Etbrink/Unive
  • 10. autobenzine, dan wel van een combinatie van beide. Van Oleotest kennen wij de definities en onderscheiden niet. Het comptete verslag van de coltegae van l-Tek is daarbij beoordeeld op inzichtetijkheid en het bereikte inteltectuele niveau. Dit ats toetssteen van het vertangde wetenschappetijke bewijs van de concluderende hypothese of theorie. Het brandverstag van l-Tek dient namelijk dusdanig transparant te zijn, dat dit l-Tek-verstag gevotgd -en bij voorkeur met instemming voor wat betreft de vaststaande feiten- beoordeeld kan worden- kan worden door derde partijen. Met andere woorden: De l-ïek rapportage moet in juridische zin bijdragen aan de feitenvaststetting. De rapportage moet dusdanig zijn ingericht dat de door l-Tek beweerdelijk gedane waarnemingen, die een hypothese of theorie bevestigen (verificatie) of ontkrachten (falsificatie), worden ondersteund. Nadruk is getegd op de omstandigheid dat, votgens het l-Tek-verslag, de ontstaansptek van de brandl0 (brandhaard, gebied van originell) gesitueerd is in het passagierscompartiment van het motorvoertuig (atthans nadrukketijk niet in het motorcompartiment). Alsmede is beoordeetd of de ats feit gepresenteerde omstandigheid juist is dat tussen beide compartimenten een schier ondoordringbare barrière is aangebracht). Ook is door mij gecontroteerd of l-Tek, op inzichtetijke wijze, mogelijke technische oorzaken heeft uitgestoten; dusdanig dat alternatieve technische oorzaken geen rol meer behoeven te speten in een debat over het ontstaan van de brand. Bovendien is nadrukketijk beoordeetd of de bereikte conctusies met betrekking tot het gestelde over "het opzettetijk bijbrengen van vuur"12, (opzettelijk op een of meerdere ptaatsen achterl.aten van open 10 Verwijzing is rechtstreeks afkomstig uit: Brandonderzoek, Methodisch onderzoeken van brandoorzaak en brandvertoop, Ed 2008. 158N9 7890 12128483, www.sdu.n[, hierna ook verkort weergegeven met "Brand- onderzoek" . Brandonderzoek btz. 12 Een analyse van het ontstaan van brand sporen in termen van warmteoverdracht kan een onderzoeker in staat stellen een brand te reconstrueren en mogelijk achter de oorzaak eryan te komen. Een ontstane brand zal onder standaardcondities min of meer vergetijkbare ontwikkelingsfasen doortopen. 11 Brandonderzoek blz. 47 Het brandvoortptantingsgedrag van materialen onder brandomstandigheden is met name bepatend in de ontwikketingsfase van een brand. Na het ontstaan van een brand zal materiaal in de zeer nabije omgeving bij de brand betrokken raken. Afhanketijk van de brandbaarheid ervan zal de brand kunnen groeien. Het brandgedrag van bouwmaterialen voor wanden en ptafonds wordt in Nederland mede bepaald via een vlamuitbreidingsproef, beschreven in de NEN 60ó5. 12 Volgens het Handboek: 'Uit de brand', van drs.L. J. Bijl, politiedocent en medewerker aan het Gerechtetijk Natuurwetenschappetijk Laboratorium (nu NFI): "Soms wordt getracht door uitsluiting van technische oorzaken, te komen tot 'het brengen van vuur ter plaatse' als brandoorzaak. lndien men volgens deze uitsluitingsmethode te werk gaat, is het goed te bedenken dat het 'aonbrengen von vuur' niet altiid qepaord hoeft te qaan met een menselíike handelinq. Wanneer ergens plotseling vuur ontstaat, kan dat ook wel door een niet-menselijke handeling zijn. 10
  • 11. vuur, met de bedoeling om het motorvoertuig geheel te vernietigen, btz.39 en 40 van het genoemde rapport). Dit wordt door l-Tek nadrukketijk brandstichting genoemdl3. Ook de gesuggereerde, impliciet getaten, identiteit van de vermeende "opzettetijke bijbrenger(s) van vuur", wordt beoordeeld of dit boven het niveau van louter insinuaties uitkomt, atthans votdoende ondersteuning vindt in de gerapporteerde, vaststaande, technische onderzoeksi nspanni n gen. 13 blz39/40, genoemd l-Tekrapport 11
  • 12. 1.4 l-Tek en het trekken van brandmonsters. Uit het l-Tek-verstag btijkt dat door de cottegae van l-Tek een drietat monsters zijn getrokken van de brandrestantenla. ln het -op motorbenzine rijdende- motorvoertuig zijn sporen aangetroffen van een petroteumdistiltaat: motorbenzine. Hoewet niet kan worden uitgestoten dat petroleumdistitlaat a[ veel eerder op deze plaatsen in het motorvoertuig kan zijn achtergetaten, stett l-Tek impticiet dat het dan toch opmerketijk is nu deze wordt aangetroffen op of nabij -door l-Tek aangewezen- ptaats van ontstaan van deze brand. "Sinds de ontdekking van aardotie en de destittatie hiervan is een enorme variëteit aan brandstoffen beschikbaar. Brandbare vtoeistoffen branden, evenals vaste stoffen zelf niet, maar de damp ervan is in combinatie met zuurstof brandbaar. Bij verwarming van vtoeistoffen zal damp worden gevormd. Die komt aan het oppervtak van de vtoeistof vrij, waarbij zich een mengset met omgevingstucht vormt. Dit mengsel is brandbaar en kan door een ontstekingsbron met votdoende energiers worden ontstoken of bij het bereiken van de zetfontbrandingstemperatuur van het mengset spontaan tot ontbranding komen. ledere brandbare vtoeistof heeft een specifieke temperatuur waarbij votdoende damp vrijkomt om een mengsel te vormen dat bij ontsteking teidt tot een brand die zichzetf in stand houdt. Dit wordt ook wel het vtampunt genoemd. Vtoeibare brandstoffen zoals autobenzine hebben een vtampunt van -40 "C, terwijt dÍeselolie een vtampunt heeft van circa 50 "C. Het is duidetijk dat benzinedamp vrijwet attijd kan worden ontstoken en tot een brand teidt, tenrrijt diesetotie eerst zal moeten 1a Daarbij werden door Oleotest NV in twee van de monsters de aanwezigheid van (resten van) ontvlambare vtoeistoífen aangetoond. Het betreft hier tegetvloerresten die zijn uitgehakt. Onduidetijk btijft of de daarbij gebruikte handschoenen en gereedschappen steriel zijn gemaakt na eerder hakwerk. De " beproevingsverslagen" ontbreken, waardoor andere feiten en constateringen van dit laboratorium verborgen blijven voor derden die geihteresseerd zijn in de vasttiggende feiten. 15 Votdoende vonk kan ontstaan uit bijv. een mechanische vonk (contact van metaal op metaa[), elektrische vonk, der etektra en ook statische etektriciteit. Daarnaast leveren hete motor of uittaatonderdeten, voldoende energie om brandbare gassen te ontsteken. 12
  • 13. worden verwarmd om een brandbare damp te verkrijgen die vervolgens ontsteekbaar is. "r6 Klasse Vlampunt Omschrijving Voorbeeld 0 (K0) vlampunt lager dan 0"C en kookpunt lager dan 35'C - zeer licht ontvtambaar Benzine 1 (K1) vtampunt tussen 0"C en 21"C [icht ontvlambaar Thinner z (Kzl vtampunt tussen 21 "C en 55"C ontvlambaar Petroteum 3 (K3) vtampunt hoger dan 55'C brandbaar Diesel Vanwege het betang daarvan ga ik nog even door op "het aantreffen van petroleumdistitlaat" in het motorvoertuig. ln het monster/monsters werd beweerdetijk een (rechtstreeks uit ruwe aardolie gewonnen) product, zoals motorbenzine, aangetoond. Het omschrijven van motorbenzine ats een "brandversnetlend middet" is als truc te duiden. Het woord brandversnettend veronderstett immers een oogmerk van de gebruiker/brandstichter, die in het laboratorium niet kan worden vastgestetd. ln de forensische literatuur zi)n deze diagnostische 'uitstagen'onbekend; zijzijn zetfs normschendend suggestief. De onverantwoorde woordkeus van de laborant, atthans l-Tek staat hem toe dat hij de individuete dampstoffen, en de retatieve hoeveetheid moteculen te lezen uit de piekhoogte van die stoffen, alvast 'brandversnettend product' noemt; dat is een suggestief voorschot nemen op hetgeen nog te bewijzen is. Semantisch zorgvutdig had Oteotest moeten schrijven dat zijn gaschromatogram leek op dat van motorbenzine. Reeds eerder werd Bastijns gecorrigeerd op zijn interpretatie van een grafiek. Votgens Bastijns betrof het motorbenzine, volgens het NFI betrof het een brandresidu. Ook hier wijs ik op de opvallende korte lijnen aan het begin van de grafiek. Dit wijst op dezelfde vergissing ats btijkt uit bijtage 2 Het specuteren over de 'waarschijntijkheid' van een door brand (on)aangetaste 16 Brandonderzoek, blz 4 13
  • 14. werketijke aanwezige vtoeistof, of over de hoeveelheid hiervan, op basis van de hoeveetheid afzondertijke pieken en retatieve hoeveetheid op de hoogte ervan; na een retatief grote hoeveetheid uit aardotie gewonnen motecuten per stof onttokt te hebben aan vaste brandresten, is dan pertinent onverantwoord. Dat is door de internationate normen, en trouwens ook at met gezond verstand, een laborant of forensische branddeskundige dan ook niet toegestaan. Enige van toepassing zijnde , dus ook in casu getdende, forensische normen bij brandoorzaak onderzoek zi j n1 7 "Opinions "lt should be noted that many ptastic materiats retease hydrocarbon fumes when they pyrotize or burn'. "ln conjunction with the cotlection of burned fire debris samples, the investigator shoutd cottect comparison samples of the same materiat or substrate that showed the point(s) of origin or pour patterns that were produced by suspected volatite accelerants. ldeally, these comparison samples shoutd be taken, away from the burned areas where the presence of accelerant would not be expected to be present. The analysis of comparison samples allows the forensic laboratory to evaluate possible contributions of the material or substrate components with respect to volatile hydrocarbons or pyrolysis products that may interfere with the interpretation of the results and possibly produce a false positive result, much as wood, carpet, linoleum or other building materials can all produce volatite hydrocarbons when they are burned. Comparison samptes help the anatyst to understand the chemical composition of substrate materials at a fire scene and hetp to determine which volatile hydrocarbons are natural to the substrate and which are foreign and considered to be volatile accelerants. There are substrate materials which produce residues upon burning that are similar to common accelerants which have been recognized by forensic laboratories. Asphatt-containing materiats can produce votatile hydrocarbons similar to fueI oiI residue. Some printed materials such as newspaper may contain trace quantities of petroleum distillates used as ink sotvents or cteaning agents. Synthetic carpet materials, on burning, ffiày produce volatile hydrocarbons that may 17 NFPA 921 Guide for Fire and Explosion lnvestigations, National Fire Protection Association, USA.(NFPA 2013). 14
  • 15. simulate components of gasoline. Tile and linoleum ftoor adhesives may contain traces of votatite organic sotvents. The burning of ptastics and foam rubber products can produce votatile hydrocarbons that may be hard to interpret. Five ctasses of comptex tiquid products are recognized by the American Society of Ïesting Materiats (ASTM) as usuatty identifiabte by GC-FlD patterning alone when recovered from fire debris." "lt should be noted that many plastic materials release hydrocarbon fumes when they pyrotize or burn. These fumes may have an odour similar to that of petroleum products andcan be detected by combustible gas indicators when no ignitable liquid accelerant has been used.(..) (vet door EH) It shoutd be noted that pyrotysis products, including hydrocarbons, can be detected in gas chromatographic anatysis of fire debris in the absence of the use of acceterants.(..) ln any situation where the presence of ignitabte Liquids is suggested, the effects of flashover, airftow, hot gases, metted ptastic, and building cottapse shoutd be considered." Stoffering en andere kunststoffen, inkt in kranten en tijdschriften of veryen tijmproducten genereren dus als brandresten op benzine tijkende patronen; dus ook zonder dat dergetijk vl.oeistoffen ooit ats zodanig betrokken waren. Dit is ook intuïtief te begrijpen; omdat de oorspronketijk aardotie molecuten in brandbare vtoeistoffen, en overyLoedig aanwezig in huiseLijke producten en vaste stoffen, hetzetfde zijn. Tij zullen na betrokkenheid bij een brand, of door de verhitting vooraf aan de gaschromatografie, ook ats aardotieproducten gaan dampen en ruiken; zo ook in deze zaak votgens de neus van de onderzoeker en zetfs het "panet" van Oleotest. Vanaf een gaschromatogram mogen stechts 5 ktassenindelingen worden gebruikt (ASTM)ts voor de kwatificatie van een groep ontvtambare of brandbare vloeistof, op vl.uchtigheid van de kootwaterstoffen, en er is de 0 groep voor variabele stoffen. Dit om suggestieve speculatie buiten de rechtshandhaving (verzekeraar, diens onderzoekers e.a.) te houden. ln deze zaak had dat dan ASTM-groep 1 en groep 3 moeten zijn: "Light Petroteum Distil.tates en Medium Petroleum Distiltates (MPD)'. 18 Vergelijk ASTM standards for fire debris analysis: a review -bijtage 1) vindbaar in brandonderzoek Paspoort 15
  • 16. Voorbeetden, Groep 1 (LPD) zijn benzine, reinigings- en ontvettingsproducten voor auto en motoronderdeten en toevoegingen voor motorbenzine! Voorbeetden voor groep 3 (MPD) zijn ,na een brand: alle vaste (kunst)stof brandresten in het algemeen. Opmerkelijk zijn deze gekende lichtvontvlambare middeten niet benoemd in de onderzoek rapportage ats potentiete brandinteider of in het geheel niet teruggevonden, (zoals het door de bestuurder aangegeven toevoegingsmiddel voor motorbenzine van het merk Wynns). Een denkbare hypothese is dat deze licht ontvlambare producten in zijn vottedig zijn geconsumeerd door de brand en ontstane hitte, juist vanwege hun brandbare karakter. Uit de Nederlandse potitienormen, i.t.t. de a[ veet oudere internationate titeratuur, btijkt niets over bekwaamheid en onderzoek normen. Laat staan over de noodzaak van het verzameten van controtemonsters en de kennis en integriteit omtrent het voorkomen van het voortbrengen van 'fatse positives'. Deze controte monsters zijn ook nietvoorhanden. De (mogetijk onopzettetijk) of onverantwoord onbenu[tig gecontamineerde monsters op weg naar de gaschromatograaf van de Oleotest laborant wit ik hier ats argument om de onderzoeksresultaten naar voren steken. lmmers de onderzoeker, anders ats bij ondezoek door de Technische Recherche, geeft daarover geen zekerheid dat het niet gebeurt is. Binnen de forensisch wetenschappetijk deficiënte Nederlandse normen getdt: "Het veiligstellen van monsters dient te geschieden volgens de betreffende FT norm (...) De onderzoeksmogelijkheden van de laboratoria zijn sterk verbeterd en de kleinst detecteerbare hoeveelheid is zeer kleín. ln de brandpot met een inhoud van 2,5 liter kan 1 /500 deel van een druppel worden aangetoond. De onderzoeksmethoden vereisen dat zeer nauwkeurig volgens de normen wordt gewerkt. (...)" Ook is daar te lezen: "Verzamel bíj voorkeur geen materiaal op plaatsen waar personen hebben gestaan of gelopen. Indien dit (waarschijnlijk) wel het geval is geweest, vermeldt dit dan op de "Aanvraeg onderzoek Gerechtelijk Laboratorium (thans NFI eh)." Volgens de forensisch wetenschappetijke literatuur, en dus op dit detail zetfs ook de 16
  • 17. Nederlandse Forensisch Technische normen, heeft deze mogetijkheid van monstername een zeer hoog voorspetbaar gehatte en is daarmee zeker geen 'mogetijkheid'; doch een a[ decenniatang bekende objectieve voorspetbare zekerheid. l-ïek had op de ptaats waar zij heeft bemonsterd dus bij voorkeur niet moeten bemonsteren, stellen de vigerende normen. Op zijn minst genomen had l-Tek de (Oteotest) laborant expticiet op de aanvraag moeten waarschuwen. De vastgestetde feitetijke omstandigheid: het spuiten van water door brandweertieden, het beproeven door rechercheurs, experts, gedupeerden en mogetijk de medewerkers van het bergingsbedrijf, dwars door daar bekend aanwezige (onschutdige) kootwaterstof houdende brandresten, is norm schendend niet vermetd op de aanvraag gezonden aan de taborant- Het normvoorschrift om daar 'bij voorkeur' ook niet te bemonsteren is praktisch 'omgekeerd' uitgevoerd. Dit tijkt tijdens de rapportage van l-Tek ten onrechte niet ats betangrijk gezien voor de beoordel.ing van de daarmee afwezige diagnostische bewijswaarde. Opmerkelijk (in de zin van opmerketijk forensisch onverantwoord) is de door l-Tek getrokken conctusie met betrekking tot vtoeistofvotume hoeveetheid. Uit de aanwezigheid of intensiteit van een metding op een Sniffer (die immers een fractie van een druppet kan onderscheiden) kan niet geëxtrapoteerd worden naar kwantiteit in de zin zoats gedaan. Opmerkelijk 2 De intensiteit van de gedane meting moet in perspectief worden gezien. Het is een natuurkundig vaststaand gegeven dat de concentratie van brandbare benzinedamp boven 1,4% moel reiken om tot ontbranding te geraken- Dit percentage betekent atdus dat -onder normate omstandigheden- 14.000 ppm benzine aanwezig moet zijn. Per definitie is dit aantat behaatd nu er sprake is van geconstateerde brand in zijn vorm van vuur en vtam. Niet vastgesteLd werd door l-Tek of de brand ook spontaan kon zijn ontstaan en hoe oud de in het motorcompartiment aanwezige petroleumdistitl.aten waren. Petroteumdistitlaat, los van motorbenzine, is een normaal toegepast verbruiksartiket in motorvoertuigenle. 17
  • 18. Kennetijk heeft noch l-Tek, noch Oleotest, verzocht om een referentie-monster van een getijksoortige zaak in het verbrandde motorvoertuig dat niet door vuur of hitte was aangetast. De enige directe aanwijzing dat de brand opzettetijk is gesticht, is getegen in het feit dat NABIJ de -door l-Tek gepretendeerde- brandhaard een (motecutaire) hoeveelheid motorbenzine is aangetroffen. Andere directe aanwijzingen, zoats de aanwezigheid van een lont waarmee een petroteumdistiltaat is aangestoken, een ontstekingsbron20 of verschitlende niet met etkaar in verbinding staande brandhaarden, zijn er niet. lk stel dat niet is vastgestetd of het petroteumdistittaat op andere manieren bij deze pretense brandhaard terecht kan zijn gekomen, dan door het opzettetijk op de vtoer gieten van een petroteumdistitlaat met het doel brand te stichten. lk stet bovendien dat vanwege het openen van de motorkap, de turbulentie van de daarin gaande brand, rookgassen met daarin meer dan voldoende kwantiteit aan verbrandingsproducten van in het motorcompartiment uit de aard der zaak aanwezige motorbenzine en de inmiddets ontstane opening vanwege het afwezigziln van de voorruit op de locatie kon terechtkomen die door l-Tek is benut om monsters te trekken. Betangrijk is om vast te stetlen dat het ingestetde onderzoek met detectieapparatuur geen positieve metingen van indicatoren van brandstichting opteverde. l-Tek doet weliswaar voorkomen dat de door haar gevonden sporen iets met brandhaard en ontstaan te maken hebben door een -votstrekt wiltekeurige- cirkel te trekken op de ptaats der bemonstering, doch dit is tevergeefs nu uit foto's van de vindptaats van het monster btijkt, dat het vertoop van de brand wetiswaar deze ptek heeft aangetast maar niet dusdanig dat de brand daar zijn origine heeft. De in het motorvoertuig aanwezige "brand versnettende" middeten moesten (om te votdoen aan de minimate eisen van onderzoek) ook worden geïnventariseerd. Het gaat 20 lk laat de beweerdetijk gevonden defecte gasaansteker buÍten beschouwing nu een verband met deze brand en die aansteker op niet de minste wijze is vastgestetd, maar stechts wordt aangenomen. Overigens heeft het betrekken van deze aansteker, reeds prima facie, atte tekenen van een verlegenheidsoptossing, nu de brandonderzoeker kennelijk beseft dat hij zonder een dergelijke vondst, mensetijk opzet bij het ontstaan van de brand niet kan vaststetten. 18
  • 19. zowel om vaste stoffen ats vtoeistoffen en gassen, die vanuit het gebruik en de fabricage van het motorvoertuig regutier aanwezig waren. Uiteraard kan niet attijd de locatie van iedere vtoeistof, gasdamp en dergelijke, achteraf worden vastgestetd, maar de concentratie van deze stoffen vaak we[. Deze brandversnetters kunnen lokaal de brand en daarmee de brandsporen intensiveren en daarmee het onderzoek en het idee op de oorsprong der brand troebteren.2r. Het gezonde verstand levert immers op dat dergetijk middeten, die veelal drijven op water, door de brandbestrijding -die met water ptaatsvond- zijn verptaatst in het motorvoertuig. Voor het overige onderbouwt l-Tek haar stetting met de a contrario redenering dat de brand wel móet zijn gesticht, omdat heur expert voor die brand geen technische oorzaak heeft kunnen aanwijzen. Deze redenering acht ik onjuist. Dat bij gebreke van een technische oorzaak en het aantreffen van petroteumdistiltaat het vermoeden van brandstichting rijst, [igt, althans bij teken, voor de hand. Vervotgens dient dan echter nader te worden vastgestetd of brandstichting daadwerkel.ijk vol.doende aannemelijk is, waarbij niet atteen naar de feiten en omstandigheden ter bevestiging van dat vermoeden behoort te worden gekeken, maar ook naar feiten en omstandigheden die dat vermoeden kunnen ontkrachten. ln de eerste ptaats rechtvaardigt de afwezigheid van andere aanwijsbare oorzaken niet automatisch de conctusie dat de brand is aangestoken; in sommige gevatten kan de oorzaak van een brand immers gewoonweg niet worden achterhaald. Bovendien is in de rapportages van l-Tek aangegeven dat het interpreteren van het brandbeeld aanzientijk is bemoeitijkt doordat de mate van beschadiging van het motorvoertuig "het brandbeeld ernstÍg is verstoord". Anders dan l-Tek kennetijk veronderstett, kan niet worden gezegd dat sprake moet zijn van brandstichting, behoudens voor zover op voorhand aannemetijk is dat een andere brandoorzaak zou zijn vastgestetd. Aangezien het motorvoertuig is verptaatst en zelfs afgevoerd in opdracht van de politie, alvorens l-Tek aanving met het onderzoek, bestaat er geen goede reden die omstandigheid voor risico van de eigenaar/verzekerde van het motorvoertuig te laten komen. Dat getdt evenzeer voor het feit dat een verzekerde reed in het motorvoertuig en getegenheid zou hebben gehad om brand te stichten nu hij ats laatste en enige in het motoryoertuig is geweest voordat de brand werd ontdekt. Dit zijn geen 21 Vergelijk: Brandondezoek bt2.136. 19
  • 20. redengevende omstandigheden om brandstichting aannemetijk of bewezen te achten. Met andere woorden: ook ats sprake is van een andere oorzaak dan brandstichting, zouden bijna attijd en in zijn atgemeenheid de (een) (ats laatste) het motorvoertuig hebben bestuurd. Atdus ls, zonder nader bewijs -wat ontbreekt- brandstichting niet geïndiceerd atthans en tenmÍnste niet ats vaststaand aan te nemen. Vast staat bovendien dat de "motorbenzine residuen" NIET onomstotetijk nader zijn te kwatificeren ats inteiders van de brand. Atdus is het niet juist om aan te nemen dat "ats er geen verktaring kan worden gegeven, dan is een opzetbrand waarschijntijk". Overigens btijken vete andere verktaringen mogetijk, dan de verklaring waarvoor door l-Tek is gekozen. lets waar l-Tek als eryaren partij, de verzekerde op had kunnen wijzen of zelfs onderzoek naar had moeten doen: . Het monster (de monsters) is vervuitd door resten van neergedaald roet, verbrande zaken, pyrotyseresten, bij de brandbestrijding weggespoten zaken. . Het monster is genomen van een vervuitde vtoer door het karakter van deze brand en de mate van beschadiging van het motorvoertuig, het verptaatsen van materiaat, bluswater, vervuitd schoeiset, petroteumdistittaatresten vanwege lekkage, knoeien, onderhoud en dergeLijke. Daarbij dringt zich ats voorbeetd op het instappen van een passagier na een tankbeurt of bezoek aan het tankstation (hetgeen ook jaren geteden kan zijn gebeurt). . De ptaats van de monstername is niet geisoleerd gebleven van het motorcompartiment. Op de foto met betrekking tot de monstername, is goed te zien dat de monsterptaat slechts enkete centimeters is verwijderd van dit motorcompartiment en beide compartimenten van etkaar zijn gescheiden door een door vuur aangetaste carrosserieptaat. Deze ptaat is fabrieKmatig van noodzaketijke doorvoeren voor o.a. etektra, verwarming, airconditioning en stuurmechanisme22 voorzien. Ook de voorruit is verdwenen, waarbij op zijn minst - aan de scheikundig van petroteumdistittaat en benzine motecuten getijkende producten en de vervuiting die daar in de Loop der jaren op is verzameld uit het 22 Zie NFPA (editie 2008) btz. 217 en hieronder. 20
  • 21. motorcompartiment, terecht kan komen in het bestuurderscompartiment. Door de hitte van de brand kunnen petroteumdistittaat motecuten zijn ontstaan, die vervolgens in de vorm van een/duizendste van een druppel overal in het passagierscompartiment kunnen worden "ontdekt" Meer dan een gedeelte van een druppet is overigens ook niet "ontdekt". Atdus heeft dit gedeette van het onderzoek ook geen bruikbare feiten opgeteverd om van brandstichting te mogen uitgaan. . Het ontdekken van benzine molecuten -in het kader van het vooronderstetde sprenketen of uitgieten van brandversnetters in de daardoor veroorzaakte patronen of tekeningen-zijn overigens in de brandwetenschap, wat Rorschach testen in de psychotogie zijn. Ze zijn quasiwetenschappetijk en stechts gebaseerd op de mensetijke neiging interpretaties en gevoetens te projecteren op, in dit geval, (inkt)vtekken. Een ieder ziet erin wat hij erin wil zien: l-Tek ziet er brandstichting in. Verwezen wordt naar btz. 26 van Brandonderzoek, bijlage 3. Een aardige vergetijking, uit de Amerikaanse [iteratuur, is ook dat het lezen van dubieuze brandbeetden en -onderzoeksgegevens, hetzetfde is als het lezen van theebtaderen om de toekomst te voorspetlen. o Betangrijker ats referentiewerk en autoriteit op het gebied van het interpreteren van het schadebeetd bij, beweerdelijk, gebruik van brandversnetlers waardoor gietsporen (in het Engets: pour patterns) ontstaan is het werk van dr. John Lentini. Nota Bene in het kader van onderzoek naar de uitvoering der overheidsexecutie van "ïodd" Witmington is een aantal "bakerpraatjes van brandonderzoekers" door wetenschappetijk onderzoek btootgetegd en gediskwatificeerd als vaststaande feiten die een conclusie van brandstichting kunnen dragen. Ter wille van ieders gemak teg ik deze zaak ats bijlage 4 bii. o Bedacht moet worden dat tijdens en in een brand leidingen, bedrading en vl,oeistofcontainers/reservoirs, waarin en waarop zaken als benzine e.d. zich bevinden, kapot kunnen gaan en vervolgens haar vervuitde energietading toevoegt aan de gaande brand en daardoor nieuwe brandstof en energiepieken levert aan de gaande brand. . Onopgemerkt al.s feit door l-Tek, wordt hier gewezen op zaken als brandstofpomp, brandstofteidingen en carburateurs-,atten met de bijhorende aanstuitingen en etektrateidingen- en dergetijke zaken in het motorcompartiment, sommige slechts centimeters verwijderd van beweerdetijke vindptaats der benzinemolecuten. 71
  • 22. . Opvatlend is dat de constatering dat "er sporen van licht ontvtambare vtoeistoffen zijn gevonden" (in minuscute moleculaire omvang) dit door l-Tek niet wordt geihterpreteerd ats een fatsificatie van de hypothese van brandstichtÍng maar dat l- Tek doet opmerken: "dat de aanwezigheid van motorbenzine niet kan worden verklaard en dat dan een opzetbrand veroorzaakt door een verzekerde waarschijnlijk is" (parafrase EH). Feit is bovendien dat l-Tek (Oteotest) dergetijke middelen niet traceert ats (stechts) molecutair aanwezig in de damp boven de in een glazen pot aangeteverde fysieke vtoermonsters van verbrande resten, maar opneemt in haar beoordeting atsof het dan (desondanks) mogetijk is om zich uit te spreken over "brandstichting"2'. Los van de mogetijkheid dat het brandmonster door l-Tek kan zijn gecontamineerd (zie hieronder bij contaminatie*), door bijvoorbeetd het (de onderzoeker meest aansprekende) vloergedeette te trekken als monster, is het wetenschappetijk onjuist om op basis van motecuten te rapporteren over aanzientijke, op mensetijk gebruik toegesneden hoeveetheden. Ook wordt aandacht gevraagde voor het feit dat: . De onderzochte "onschuldige " zaken, door de snelte ontteding tijdens de brand "brandversnetters" kunnen indiceren; . De moteculen (dÍe later herkend worden ats brandversnelters) zich kunnen mengen en neerstaan op monsterptaatsen, doch van een onverdachte ptaats/etders afkomstig zijn, meegevoerd door btuswater; . Bii (opnieuw) verhitting van de koolwaterstofmoleculen, binnen gaschromatografie, zich na opnieuw uitdampen uit het monstermateriaal, in votgorde van hun moteculemassa, laten detecteren. De gekozen ptaatsen van bemonstering lagen in de buurt van de ptaats van (brand)oorsprong. Deze gesetecteerde plaats viet op door "gebruik van de gasdetector -blz4/19". Voor deskundigen is een dergetijke keuze van bemonstering hetzetfde ats vragen naar de bekende weg. Daar treft men vanzetfsprekend, en dus uitermate voorspelbaar, een scata van allertei koolwaterstofmoteculen aan, waaronder de'vtuchtige'. Btuswatercontaminatie wordt daarbij door l-Tek uit de weg gegaan; 23 Volgens Oteotest werd: "geen brandversnetters aangetroffen" 22
  • 23. Het vinden van kootwaterstof en/of terpentine moleculen door een Betgisch laboratorium ('ktassiek product bij verbranding van o.m. kunststof') uit een monster is een bewijs, dat de brand daar niet op vtoerniveau is begonnen. Dit had moeten verbazen binnen de, door l-Tek geopperde brandstichting hypothese en hebben moeten teiden tot verdere technische onderzoeksopdrachten. lmmers, vanwege de atgemeen bekende zwaartekracht, komen gesprenketde brandversnetlers op de vtoer: ze btijven atthans niet hoog in het motorvoertuig zweven. Noot rapporteur: Voor mij, komen de aromatenpatronen in de beoordeetde damp de stukken van overtuiging van Oteotest niet overeen met motorbenzine. Dit duidt erop dat de aangetoonde aromaten verbrandingsproducten zijn. Dit laatste wordt bovendien ondersteund doordat van de aangetoonde aromaten, de n- geatkyteerde benzenen, de hoofdcomponenten zijn. Uit de titeratuur is bekend dat dit fenomeen optreedt wanneer de aromaten vrijkomen uit verbrand materiaal (en dus niet afkomstig zijn van motorbenzine).Bovendien tijken de kopieën der uitdraaien van de brandmonsters zoveel op elkaar, en beginnen zo abrupt, dat ik de verzekerde adviseer een 'second run' te taten uitvoeren door een onpartijdig en deskundig laboratorium. Het NFI in Den Haag, doet, sinds kort op verzoek van de civiete rechter, dergetijke onderzoeken. Atdaar zijn mensen werkzaam die dergetijke grafieken onomstotetijk kunnen interpreteren. De gepresenteerde onduidetijk kopie grafieken, in geringe zoom-stand- staan overigens ook een hetdere bewijspresentatie aan de rechter in de weg. l-ïek gaat (dan) voorbij aan de voor de hand tiggende presumptie dat deze middeten dan ook niet ge[eid hebben tot het ontstaan van de brand. Dit is wetenschappetijk, in de zin van het brandonderzoek, wat in feite niets anders is ats toegepaste natuurwetenschap, onjuist, maar bovendien worden dergetijke stoffen niet opgetost in water, met andere woorden ze verdwijnen niet, maar worden hoogstens naar etders getransporteerd. "Contaminatie Bij het nemen van brandmonsters oP een brandtocatie moeten brandonderzoekers attijd de mogetijkheid van contaminatie beoordeten. Ïijdens het 73
  • 24. brandverloop maar zeker gedurende het (na)bl.ussen van de brand bestaat steeds het gevaar van contaminatie. Bij het nabtussen betreden brandweertieden het motorvoertuig om na te gaan of er nog brandhaarden of smeutresten zijn. ln de regel is het onontkoombaar dat hierbij brandresten worden verstoord en verptaatst. Er worden grote hoeveelheden bluswater in het motorvoertuig gebracht. De meeste brandversnetters zijn in vtoeibare vorm lichter dan water. Ze zutten dus op wateroppervlakken drijven en zo met het btuswater kunnen worden verplaatst. Ook bij het sporenonderzoek is als gevotg van het topen door brandresten het gevaar voor contaminatie aanwezig2a. ln het geval dat, als uitgangspunt voor een retevante hypothese) de elektra van het voertuig WEL een rot heeft gespeetd bij de inteiding van de brand, is door de brand de vernietiging zo groot dat van zo'n aanname, geen bewijs meer kan worden aangetroffen. Anders gezegd: er bestaat onvotdoende basis voor het uitstuiten van een elektrotechnische oorzaak. De etektra bedrading is immers gedeettetijk verdwenen. Met betrekking tot de schade uit de brand moet worden vastgesteld dat een etektrotechnische oorzaak van deze branden niet kan worden uitgesloten. Evenmin kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat (er aanwijzingen zijn dat) in votdoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat deze branden zijn veroorzaakt door opzet, roeketoosheid of merketijke schutd, in wetke vorm en van wie dan ook. Van betang hierbij is dat er geen verder technisch onderzoek uitgevoerd is aan de -weinige- restanten van het motorvoertuig. Votgens het "rapport d.d. 21 november 2014 naar aanteiding van de brand in Scharendijke, hierna het l-Tek-verstag, zijn er "feiten" vastgestetd. Daarboven zijn door de verstagteggers conctusies getrokken en geformuleerd. lk heb dit l-Tek verstag bestudeerd met het votgende in mijn achterhoofd. "Soms is het ons niet duidetijk dat een feit voor zijn betekenis en bewijswaarde afhanketijk is van een theorie en achtergrondkennis. De feiten tijken zich dan naakt aan te bieden, maar dat is schijn vanwege de vanzetfsprekendheid van de achtertiggende theorie. Juist omdat die theorie voor ons vanzetfsprekend is, ontgaat ons de interpretatie die a[ in onze feiten schuitt. Zien we die interpretatie niet, dan zijn we in feite btind voor mogetijke atternatieve interpretaties. 2a Brandonderzoek blz. 1 17 24
  • 25. De niet-opgemerkte interpretatie is natuurtijk in de zin dat (nagenoeg) iedereen de feiten vanzetfsprekend op die manier interpreteert zonder zich daarvan rekenschap te geven. We aanvaarden de feiten zoats ze door onze stitzwijgende theorie en achtergrondkennis worden gedutd, als waren ze een onwrikbaar gegeven. Let we[, die niet-opgemerkte interpretatie is niet per se onjuist. Of de interpretatie juist is, hangt af van de waarheid van de achtertiggende theorie en de gebruikte achtergrondkennis. Maar een niet-opgemerkte interpretatie houdt wel een serieus risico in. De interpretatie en de achterliggende theorie worden niet kritisch tegen het ticht gehouden. De juistheid van de interpretatie wordt in feite vooronderstetd in plaats van kritisch getoetst. Witten we de natuurtijke interpretatie doorbreken, dan moet de achtertiggende theorie en de achtergrondkennis aan het licht worden gebracht. Dat is tastig genoeg. De meest effectieve manier om achter een natuurtijke interpretatie te komen is het bekijken van de situatie in het [icht van een andere theorie. Dit teidt doorgaans tot een interpretatie die confticteert met de oude, vanzetfsprekende interpretatie. Dankzij dit conflict zien we dat er een interpretatie is en niet een onwrikbaar gegeven. De vermeende onwrikbaarheid van de feiten en de daarop gebaseerde conclusies btijken het gevotg van ons eigen bl.ind vertrouwen in de eigen theorie.25 Uit dit l-Tek-verstag naar aanteiding van de brand2ó btijken de onderstaande punten, te verifiëren. De votgende gegevens staan aldus, wat ons betreft (ook) al.s feit of omstandigheid vast. Wij wijzen wel op de voetnoten die doorgaans het gestelde tegenspreken op detaits. Wij hebben deze zaken gemarkeerd met randnummers 1 tot en met 27. Vrijblijvend leesadvies: Het onderstaande gedeelte wat -vanaf randnummer g-commentaar levert op het l-Tek rapport, is tettertijk overgenomen uit het rapport van l-Tek. Nut en noodzaak van dit gedeelte van het rapport is te onderbouwen dat de eerste indruk die ontstaat na het lezen van het t-Tek rapport, dat de geschreven hoeveelheid bliikbaar dient ter compensatie van het de zeer beperkte resultaten van het technísche en tactische onderzoek en het daar uit voortvloeiende gebrek aan vaststaande, bewijsbare feiten en omstandigheden over "brandstichting". Aandacht wordt wel gevraagd dat vet [bold] gemarkeerde woorden of frasen uitstuitend door de auteur van dit rapport ats zodanig gemarkeerd zijn om beter of meer op te vatten om een grotere interesse van de lezer te bewerkstettigen. 75
  • 26. 1.5 Niet te verifiëren feiten en stellingen. Onder verwijzing naar bijlagen 5 (diverse demasques) merk ik het votgende op. a. ïechnisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die attijd brandversnetlers weet te vinden om daar vervotgens vrijetijk over te rapporteren en conctuderen, vervolgens blijken zijn gevotgtrekkingen geen stand te houden in een gerechtetijke procedure bijlage 5, ; b. Technisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die naar eigen zeggen brandmonsters verzametd votgens (niet voor hem getdende, geschreven of bedoetde) normen en attijd een Betgisch [andbouw2T laboratorium inschakelt om met de atdus verkregen "taboratorium uitstag" vervotgens vrijetijk over te rapporteren en te concluderen bijtage 6; c. Technisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die atle door hem onderzochte branden kan verktaren. Bij de verklaring geeft hij er echter geen blijk van brandoorzaak en brandontwikketing als fenomeen te begrijpen en altesomvattend te beschrijven bijlage 7. Zutks doet zijn gepretendeerde deskundigheid niet, atthans niet zondermeer, vaststaan. Om die reden is het onduidetijk waarom zijn verktaring zoveel gewicht kunnen hebben dat zij voldoende zijn om zijn opdrachtgever in de zware bewijsopdracht gestaagd te achten of waarom de bewijslast verptaatst zou kunnen worden naar de wederpartij van de ZLM.; d. Technisch onderzoeker Wansink is derhalve meerdere maten betrokken bij onderzoeken die door Oteotest (het Betgisch landbouw laboratorium) in zijn opdracht zijn uitgevoerd en -kort gezegd- votgens dat [aboratorium motorbenzine of brandversnetter worden aangetroffen, die vervolgens door gerechtetijke deskundigen van het NFI te Rijswijk weertegd zijn, althans JUIST niet herkend worden ats motorbenzine of brandversnetter, zie wederom bijtage 1; e. ïechnisch onderzoeker Wansink is gekend ats een onderzoeker die naar eigen zeggen brandmonsters verzametd en daarbij steevast verzuimd referentie monsters te nemen. Atdus is het waarderen van de genomen monsters wetenschappetijk zonder waarde, nu niet 27 http: / / www.oteotest-be/diensten 26
  • 27. is vastgestetd dat zijn monster afwijken van de normaal heersende omstandigheden en condities in de ruimte waar de monsters zijn getrokken. g. l-Tek mengt, hetgeen wetenschappetijk onjuist is, onbewezen stettingen, waardeoordeten en (deet)meningen in haar rapportage met betrekking tot de technische feiten. Het grote bezwaar van deze onwetenschappetijke methode is dat er geen bruikbare valide conctusie kunnen worden getrokken, die bij herhating van het onderzoek opnieuw worden vastgestetd. Als voorbeeld moge de votgende zinnen en frasen gelden (Ter onderscheid, worden de door l-Tek gerapporteerde zaken in onderstreept schuinschrift aangegeven): . Het schade-evenement vond plaats op een vrii afqeleqen plaats. "Een vrij afgetegen plaats" is, nu de retevantie ontbreekt met het ontstaan van de brand, een inhoudsloze stechts sfeer oproepende opmerking. Ook brengt de term kleur aan in het denkproces nu de term "vrij afgetegen" suggestief besmet is. lmmers, nu zaken die het dagticht niet kunnen verdragen, veelat ook op afgelegen plaatsen pteegt ptaats te vinden. De term is overigens feitetijk onjuist nu de locatie noch vrij afgelegen was (de ptek bevindt in de bebouwde kom, net buiten de rotonde waar ldelenburg op reed, toen hij brand constateerde) en ten tijde druk werd gebruikt door de in deze tijd nog volop aanwezige toeristen Deze ptek werd door de omstandigheden geselecteerd en was bovendien een gevotg was van de rationete besluit van de bestuurder om de brandende auto niet op de levendige rotonde te vertaten en te taten staan. . De expert die reeds een bezoek had eebracht aan de Chevrolet vroee zich af of de brand wel was beqonnen onder het doshboard. Deze zin heeft geen betekenis in het kader van een in te stelten technisch onderzoek. ledereen, dus ook experts, zitten met vragen. Aan de orde is niet gestetd dat de expert objectieve twijfets had aan de verklaring van verzekerde of de aard van de schade. Dubieus is de suggestie de suggestie van verdenking die uit de vraag van de schade-expert naar voren komt, alvorens het technische onderzoek een aanvang neemt. . De expert kreeq de motorkop niet ontsloten. De bedoetde expert zal veel dingen niet kunnen, daar wordt geen verstag van gemaakt. Wat nu resteert is de suggestie, nadien herhaatd in het tactische onderzoek, dat de motorkap gemaniputeerd is om niet open te gaan en zodoende btuspogingen te frustreren, terwijt de werketijkheid wordt gevormd door het feit dat een, enkete, fabrieksmatig aangebrachte greepsluiting de motorkap op zijn 27
  • 28. plaatst houdt en voorkomt dat deze a[ te eenvoudig is te openen of openwaait. Hetgeen bij een dergetijke (snette) auto, levensgevaartijke btokkades van het gezichtsveld doen opteveren die met name tijdens het rijden voorkomen dient te worden. . Afhankeliikvan de uitkomsten van het technisch onderzoek eventueel een tactisch onderzoek instellen naar aanleidinq van de brand in de Chevrolet . Nu geen benchmark is aangegeven wetke uitkomsten van het technische onderzoek motieven op zouden moeten leveren, om een tactisch onderzoek te verantwoorden, is daarmee op voorhand een legitimatie voor een tactisch onderzoek gegeven. . Gasdetector onderzoek ontbrandbare vloeistoffen Tiidens het technisch onderzoekwerd qebruik qemaakt van een hooqwaardiqe enkelvoudiqe PlD-meter, merkltvpe merk MiniRAE2000, 10.6 eV, ND. lÁet behulp van qenoemde qasdetector is een onderzoek inqesteld naar de moqeliike aanweziqheid van licht ontvlambare (vloeilstoffen. Een onderzoek aan een automobiel, achter, boven, onder of naast het motorcompartiment- die ats brandstof motorbenzine, een licht ontvtambare (vl,oei)stof), gebruikt, levert de voorspetbare detectie op van dergetijke stoffen. Opmerketijk is dat de onderzoeker expliciet en uitgebreid het ptastic schepje uitsluit als bron van contaminatie, maar niets meedeett over het ijken van of de staat van het gebruikte snuffelapparaat en de daarbij gebruikte filters. Ook vernemen wij niets over opgelopen contaminatie tijdens eerder gebruik of op ptekken waar deze onderzoeker het apparaat eerder tegen aan heeft gehouden. Bovendien omftoerst de onderzoeker het feit dat hij niet KAN werken met normen die voor technische rechercheurs in onderzoek naar strafbare feiten getden28. Vast staat dat de onderzoeker een partij-informant is die niet gebonden is aan certificering of ambtetijke eed. Het niet strikt in acht nemen van de F0-normen is strafbaar noch verwijtbaar, noch afdwingbaar, noch controteerbaar. Overigens bestaan er normen voor het, in forensisch onderzoek, trekken van (vaste brandresten) en (vtoeistofmonsters). 28 FO-normen (forensische opsporingsnormen). Een FO norm beschrijft: Een standaard werkwijze bij het onderzoeken en veitigstelten van forensische sporen en sporendragers. Deze standaard werkwijze beschrijft handelingen die kritisch zijn voor de integriteit van het spoor en de kwatiteit van het forensisch vervotgonderzoek. Voor FO-normen zijn de volgende uitgangspunten van toepassing: . FO-normen zijn erop gericht om te kunnen voldoen aan de kwaliteitscriteria voor de intake van íorensisch vervotgonderzoek aan sporen en sporendragers; . FO-normen zijn gericht op onderzoek in het kader van de forensische opsporing; . Fo-normen beschrijven regelmatig terugkerende situaties. Een FO-norm moet naar verwachting toepasbaar zijn in een groot percentage van deze situaties. Strategische Beteidsgroep Forensische Opsporing (SBG-FO). De SBGO-FO is eigenaar van de FO-normen en valideert de FO-normen. 78
  • 29. Wansink maakt niet duideLijk wetke norm hij heeft gehanteerd; overigens is bij beide normen het trekken van een referentiemonster voorgeschreven! . Tiidens dat onderzoek ziin indicaties verkreqen voor de moqeliike aanweziqheid van sporen en/of residuen van |icht ontvlambare (vloei)stoffen. Welk onderzoek is uitgevoerd, wordt niet beschreven; de onderzoeker votstaat met "dat onderzoek". Zoals hierboven vermetd, verbaast het niet dat een onderzoek aan het motorcompartiment (van een benzineauto) positieve indicaties van licht ontvlambare (vtoei)stoffen oplevert. Het motorcompartiment van de benzine slurpende en van een open gasregethuis, en open carburateur/injectiesysteem, door een 5.7 [iter motor voortbewogen Chevrolet is vergeven van de spetters en druppets, benzine en (motorolie, smeerotie). Het snuffelapparaat verstaat het om l0 "partictes per milion, ppm" te detecteren. Ïerverduidetijking: het apparaat detecteert een tweeduizendste druppel benzine! (Zegge: een druppel benzine, verdeetd in 2000 stukjes wordt nog opgemerkt door een detector). Overigens: retatieve hoeveetheden vaststellen: Hoe gaat dat in zijn werk? Hoe stett Bastijns of Wansink vanaf een gaschromatogram "een relatief grote hoeveetheid", dan in werketijkheid aanwezig vooraf aan de monstername, vast? En relatief t.o.v. wat? De op foto's zichtbare en beschreven tapijtsporen duiden, bij raadpteging van de (inter)nationate literatuur2e qua vorm en diepte waarschuwend en nadrukketijk nooit rechtstreeks op een door brandbare vtoeistof ingeleide brand. Acht dient geslagen te worden op de omstandigheid dat dergetijke 'duidingen' in de rechtshandhaving er in gaan ats koek. Het Rorschach-achtig interpreteren van vtekken en vormen en 'brandbeetden' wordt in de titeratuur afgedaan als het verkopen van 'mythes' en 'otd wive tates. . Daar waar indicaties op de aanweziqheid van derqeliike stoffen ziin verkreqen ziin oP eenzelfde wiize als in de qeldende Forensisch Technische normerine,en is omschreven brandmonsters qetrokken en veiliqqesteld, die werden verpakt in qlazen potten. Die potten ziin ter plaatse qesloten en voorzien van een antifraude zeqel met een uniek nummer. Ten behoeve van het veiliqstellen van de brandmonsters is eebruik aemaakt van een... De onderzoeker maakt indruk op de [ezer ats het gaat om kwatiteitscontrote en het verpakken van de getrokken monster. Van betang is echter de fase voorafgaande aan het 2e NFPA 921, Kirk's Fire lnvestigation, Practicat fire and Arson investigation . Uit de Brand. 79
  • 30. stoppen van monsters in een schone glazen pot. De onderzoeker metdt niets over het dragen van schone handschoenen en het meesturen van een "blanc oven" glazen pot; bedoeld om de gebruikte potten te testen op at aanwezige contaminatie, tijdens bijvoorbeeld de productie en veryoer van de potten naar de schadetokatie. (ln de forensische normering een must).lk votsta met wat de Bastijns, Nota Bene de geraadpleegde lab-onderzoeker hier over zegt (zie reeds hetgeen ik hierboven daarover gerapporteerd heb, ook voor de bron: Eerste vereiste voor een degetijk laboratoriumondeaoek is een adequate monstername. Het beste laboratorium ter weretd zal geen betrouwbare resultaten kunnen afteveren indien de monstername niet met de nodige kennis van zaken is gebeurd. Ook zegt Bastijns, in het artikel "De opsporing van residuen van vloeibare brandversneltende middeten in brandmonsters" (wat door hemzelf is geschreven):Verbrandingsproducten (pyrolyseproducten) van kunststoffen vertonen op chemisch vlak zeer veet gelijkenis met deels verbrande petroleumdistittaten, de kunststoffen zijn immers vaak afgeleide producten van petroleumfracties. Onvotdoende eryaren analisten slaan hierdoor wel eens de ptank mis en gaan pyrolyseproducten ten onrechte als residuen van brandversnellers aanzien en rapporteren. . Aan de hand van het aaneetroffen en zichtbore brandbeeld en met name aan de hand van de mate en wiize van aantastinq von de carrosserie en de daarin aanweziqe samenstellende onderdelen van de Chevrolet. is vostqesteld dat de brand ziin oorspronq vond in het personencompartiment en wel in de nabiiheid van het dashboard. Een dergetijke tussenconclusie (Vanzetfsprekend een zeer retevante conclusie vanwege de daar op voortbouwende aannames en slotconctusie) is in dit rapport niet kenbaar onderzocht, aangekondigd, verduidetijkt, vastgetegd, of bevestigd door stukken van overtuiging, zoals foto of video opnamen die de gedachtegang en conclusie van de onderzoeker meetbaar, controteerbaar en transparant maakt. Daarboven is het woord "oorsprong" niet te verwarren met "het punt van oorsprong". Ter verduidetijking: de oorsprong van de brand, in de vorm van zichtbaar vuur en vtam, KAN in het passagiers compartiment zijn getegen. Het punt van oorsprong is daarentegen de exacte tocatie waar de brand is ontstaan. Dat kan op een ptek in de elektrische bedrading zijn, die in het motorcompartiment is aangebracht en atdaar door wrijving of spanningsoverdracht van minder geisoteerde draden het begin van deze brand heeft gevormd. Dat kan ook de wrijving zijn van twee tegen elkaar schurende auto-onderdeten. Het kan zetfs de ontbrandingzijn van enige druppets benzine -en het daarbij gevormde gasmengset- op een 30
  • 31. etektradraad; die door de warmte in het motorcompartiment de vtampunttemperatuur3o bevatten om de ontstekingstemperatuur van 420'C te bereiken. 25.8.1,2 Engine compartment Íires may spread into the passenger compartment through preexisting penetrations in the bulkhead, as described in paragraph 25 .6, and typically cause failure at the bottom ofthe windshield often on the passenger side. Radial patterns from an engine fire may be observed on the doors.3l 25.6 Body Systems. Many body panels of modern motor vehicles are made of plastic, polymers, or fiberglass materials and will bum during a fire. These materials by themselves do not pose a significant ignition hazard; however, after a fire begins, they may significantly add to the fuel load. Often the entire cab ofa tractor will be consumed, or door and hood panels will be gone. The inside panels of the front fenders in many caÍs are plastic; when they bum through, additional ventilation will be available for engine compartment fires. It should be noted that aluminum, magnesium, and their alloys are being used in panels in some vehicles. These panels will bum, often with great intensity. The partition between the engine compartment and the passenger compartment is commonly referred to as either the fire wall, cowling' or bulhhead. ln modern motor vehicles, this partition may have numerous penetrations, some associated with the heating and airconditioning system ducts. The ducts are usually made of reinforced plastic and can burn, resulting in a path for fire spread into the passenger compartment. Fire can also spread by conduction through the metal partition to combustibles under the dash.32 ïerecht stett de onderzoeker vast dat er bewiizen ziin aaneetroffen van kortsluitine en versmolten elektrische draden Dergel,ijke oorzaken van brand, in een automobiel, zijn gekend en van atgemene kennis en wetenschap. Nogmaats stel ik dat het motorvoertuig ruim voorzien is van brandbare vtoeistoffen, en dat een vonk voldoende energie heeft om een door verdamping gevormd exptosief mengsel te ontsteken. Voorbeetden van brandbare vtoeistoffen zijn33: 25.3 Fuels in Vehicle Fires. A wide variety of materials and substances may serve as the first materials ignited in motor vehicle fires. These include engine fuels; transmission, power steering, and brake fluids; coolants; lubricants; windshield wiper fluid; battery vapors; and the vehicle interior component 30 Vtampunt = laagste temperatuur waarbij een brandbare vtoe'istof zoveet damp afgeeft dat je een brandbaar mengsel kunt krijgen. Benzine vtampunt is: - 23 Graden Celsius (minus 23 C). 31 NFPA (editie 2008) btz. 219. 32 NFPA (editie 2008) b12.217. 33 NFPA (editie 2008) btz. 208. 31
  • 32. materials, contents, or caÍgo. . Tevens is aan de hond van datzelfde brandbeeld vastqesteld dat de brand zich van daoruit verder ontwikkelde tot in het qehele personencompartiment en tot onder de motorkap van de Chevrolet. lk persisteer dat het punt van oorsprong zeer wel gelegen kan zijn in het motorcompartiment. ln termen van waarschijntijkheid, acht ik het punt van oorsprong hoogstwaarschijntijk in het motorcompartiment. lk betwist nadrukketijk dat er votdoende feiten bekend zijn om het punt van origine te ptaatsen in het passagierscompartiment achter (Wansink schrijft onder) het dashboard Het aangevoerde brandbeetd, gelet op de vernietiging van voorruit en uit koolwaterstoffen bestaande onderdeten ter ptaatse, laat een etiminatie NIET toe van dit door mij gemel.de punt van oorsprong. Het is sterker: veelal is juist het punt van oorsprong door de brand vernietigd vanwege het natuurkundige feit dat de brand op dat punt het langst heeft geduurd en de brand de materialen dientengevolge vottedig heeft kunnen verteren. . Bii díe verdere ontwikkelinq in het personencompartiment voedde de brand zich aan de materialen waaruit het daarin aanwezíqe interieur was opqebouwd en in het motorcompartiment voedde de brand zich overweqend aan de aldaar aanweziqe onderdelen die waren vervaardíed uit rubber en/of kunststof. lk kan mij vinden in deze geschetste dynamiek van de zich ontwikkelende en voortgaande brand. Daarmee is nadrukketijk niet gezegd dat door deze ontwÍkkeling, het vaststaat dat het punt van oorsprong eveneens in het passagierscompartiment geplaatst moet worden. lk verwijs naar hetgeen hiervoor over het point of origin is gezegd. . De kleine kortsluitsporen bevonden zich onqeveer in het midden van deze kabelboom en hadden zich dus onqeveer in het midden van het dashboard bevonden. De bewuste kabetboom tetde meerdere aders. Het woord dus is hier ten onrechte, en zeker onwetenschappetijk, gebruikt: Dat kortstuitingssporen zijn gevonden in het midden van de kabelboom, levert geen (juiste) eliminatie op van de positie van de kabelboom, noch de overige ptaatsen op de kabetboom waar kortstuitingssporen aanwezig kunnen zijn. Met andere woorden: het niet vinden van kortsluitingssporen levert geen positief bewijs op dat deze sporen er niet zijn of niet zijn geweest. Aldus is de op deze quasi vaststetting voortbouwende conctusie niet op goede grond gebaseerd. Ook het gebruikte bijvoegtijke naamwoord in "kteine kortstuitsporen" wordt niet begrepen. Ats er met ktein bedoetd wordt dat deze sporen te verwaartozen zijn in het technische onderzoek, protesteer ik 32
  • 33. tegen dit woord ktein. Een stitte getuige, elk spoor bij brandonderzoek, is te groot om te verwaarlozen. . Evenmin ziin er, in de nabiiheid van die sluitine in de kabelboom, andere onderdelen aanqetroffen waaruit zou kunnen worden opqemaakt dat die kabelboom een sluitinq maakte met eén van díe onderdelen. Hier wordt door de onderzoeker de veegmethodiek toegepast. Op gezag van de onderzoeker (zijn autoriteit staat echter niet vast) moeten wij aannemen dat (ook) atte zwart beroete onderdeten van het motorcompartiment vottedig door hem zijn onderzocht op kortsluitingssporen? Dit tijkt onmogetijk nu de elektra bedrading tijdens zijn onderzoek zeker niet spanning voerde maar voor of tijdens de brand (mogetijk) wet. 25.5.3.3.2 There are circuits in vehicles that are connected to battery power that are not shut off, such as the starter solenoid cable at the starter motor, the generator output post, the ignition switch to use in starting the vehicle, the emergency flasher circuit, the brake lamps, and devices with memories in them such as radios, clocks, and powertrain control computers, to name a few. Circuits suppllng aftermarket accessories connected directly to the battery or generator (with or without overcurrent protection) may also be energized when the engine is not running. Wiring diagrams will typically show conductor insulation color and device locations, and describe functionality.3a Dit onderzoek en successieve etiminatie van spanningvoerende onderdeten, btijkt ook niet, en zetfs niet in het minst, uit het rapport wat mij ter beschíkking staat. Het is atdus te kwatificeren ats een kunstgreep om het onderzoek beheersbaar te laten lijken, althans zijn gevotgtrekkingen ats bewezen (en dus herhaatbaar) te presenteren. . Onduideliik bleef ook of die kortsluitsporen in de kabelboom op eniqerlei wiize in relatie stonden tot de oorzaakvoor het ontstaon van de brand in de Chevrolet dan wel dat die kortsluitsporen het qevolq waren van een reeds aanweziqe brand in de Chevrolet. Hierbii wordt opqemerkt dat derqeliike sporen van kortsluitsluitine in bedradine kunnen ontstaan als qevolq van een brand: met name wanneer de bedradinq onder spanninq staat enlof stroom voerend is ten tiide van die brand (elektrische componenten staan noq inqeschakeld c.q. ziin noe in werkinq) enlof onder spannine komt te staan enlof stroomvoerend wordt als qevole van die brand (sluitinqen als qevolq van verbrandinq van isolatiematerialen van elektrische componenten en waarbii onbedoeld onqerequleerde 34 NFPA 921 (Ed. 2008) btz. 215/216 33
  • 34. stroomkrinqen ontstaan). De onderzoeker dwaatt met de beperking "met name, en/of" . Deze beperking "met name, en/of", verweven in de syntaxis, is nochtans cruciaat. De kortstuitingssporen, waaryan niet zijn vast te stetten of zij enige weken of enige seconden voor de brand (of zetfs tijdens de brand) zijn ontstaan, treden op bij het in de (koper)draad ontbreken van weerstand en atdus een verhoging van elektrische lading en optopen van de warmte tot hitte. Dit doet het isotatiemateriaal smetten in een grittige vorm én van binnenuit, hetgeen overigens identificeerbaar is. De koperdraden versmelten tegen elkaar en vormen op de versmettingsptek bottetjes gesmotten koper (parettjes). Dit is een goed gekende mogetijkheid tot brand, zeker ats dat gebeurt in de buurt van licht ontvtambare stoffen zoats motorbenzine of andere kootwaterstoffen. Brand die aldus ontstaat wordt gecategoriseerd ats brand met een technische oorzaak. De onderzoeker Wansink, heeft niet vastgestetd of de kortsluiting (of overspanning, hetgeen de onderzoeker om onduidel.ijke reden onbesproken heeft getaten) heeft geteid tot ontvlamming van een brandbare vtoeistof (of ander materiaat). Om deze reden mag deze reë[e, bestaande en niet uitgesloten mogetijkheid van een technische oorzaak, nimmer leiden tot de conctusie dat er opzettelijk vuur is bijgebracht (door de verzekerde, althans een natuurtijk persoon), atthans "brandstichting". 25.4 Ignition Sources, ln most cases, the sources ofignition energy in motor vehicle fires are similar to those associated with structural fires such as arcs, mechanical sparks, overloaded wiring, open flames, and smoking materials. There are, however, some unique sources that should be considered, such as the hot surfaces ofthe engine exlaust system. This system may consist of the exhaust manifold, exhaust pipe, one or more catalyic converters, mufflers and tailpipes. Other hot surface ignition sorrces may include brakes, bearings, and turbochargers. Because some of these ignition soluces may be difficult to identiff following a fire, the description in25.4.1 through 25.4.5 are provided to assist in their recognition.35 . Verder ziin bii het onderzoeken naar een eventuele technische oorzaakvoor het ontstaan van de brand qeen biizonderheden aanqetroffen, die op eniqerlei wiize zouden kunnen duiden op een technische oorzaakvoor het ontstaan van de brand in de Chevrolet. Opmerketijk is hoe het beginwoord "verder" wordt uitgehotd. Nu er -kennetijk - door de onderzoeker Wansink geen technische oorzaak is vastgesteld en hoewel zo'n aorzaak niet kon worden geëtimineerd ats toedracht van de brand, mag deze belangwekkende beperking niet worden ingebracht in het onderzoek op de wijze zoats gedaan. 35 NFPA (ed. 2008) blz.709 34
  • 35. . lÁet die qasdetector is eerst qezocht op de verbrande restanten van het interieur. die ten tiide van de brond op de bodem van het personencompartiment terecht waren qekomen. Onderzocht ziin derhalve brandrestanten. . Hierbii is met name qezocht in de voetenruimten van de bestuurder. de biiriider en de achter passaqiers. Hierbii ziin van de qasdetector qeen reacties verkreq,en, waaruít zou kunnen worden opqemaakt dat zich aldaar derqeliike sporen enlof residuen bevonden (metinqen laqer dan 10 ppml, . Vervolqens is. op dezelfde locaties. met die qasdetector eezocht tussen de sameneesmolten verbrande restanten van het interieur, die ten tíide van de brond op de bodem van het personencompartiment terecht waren qekomen. . Hierbii ziin van de qasdetector eveneens qeen reacties verkreeen, waaruít zou kunnen worden opqemaakt dat zich aldaar derqeliike sporen enl of residuen bevonden (metinqen laqer dan 10 ppm). De onderzoeker reatiseert zich niet, althans onvoldoende, dat de gasdetector van het soort wat hij heeft gebruikt (een photo ionisation detector PID) de aanwezigheid meet van zeker tweehonderd (200) verschittende kootwaterstoffen. Vele van deze stoffen zijn brand bevorderend en chemische famitie van aardolieproducten zoats pl.astic en andere kunststoffen. Dat er geen meting, geen enkete, kon worden gedaan moet bevreemding wekken nu de gebruikte Mini Rae een zogenaamde breedtesensor is. Het geeft NIET specifiek een reactie op brandbare vloeistoffen en kan dus eveneens reageren op verbrandingsproducten van bijvoorbeeld kunststoffen. Dat zijn immers eveneens koolwaterstoffen. De onderzoeker geeft echter niet (met bijvoorbeeld een afdruk van de bijhorende datatogger van de Mini Rae) inzicht in de door hem beweerdetijk vastgestetde meetgegevens. Voor een onjuiste bediening moet echter gevreesd worden. . Tot slot is. op dezelfde |ocaties, met die qasdetector qezocht onder de tot een plakkaat sameneesmolten verbrande restanten van interieur, die ten tiide van de brand op de bodem van het personencompartiment terecht waren qekomen. . Daarbii ziin van de qasdetector, ter plaatse van de voetenruimten van de bestuurder en biiriider, meerdere zeer hoee reacties verkreq.en (metineen hoqer dan 1000 ppm). Dat de meting een "zeer hoge reactie verkreeg" is suggestief en retatief en absotuut onjuist, Zoats gezegd de gebruikte apparatuur kan een í/2000 druppel. nog herkennen. Het aantreffen van 1000 particles per mittion is derhatve bestist niet groot of hoog te noemen. 35
  • 36. uit textie/ restanten van de bodembekledinq in die voetenruimten bevonden, Daarbii is de voor Bedoeld zat hier zijn anti-dreun platen, poreuze, een veetat uit bitumen en samengeperste textielrestanten vervaardigd product. Dergetijke materiaten zijn een gekende verstoorder van onderzoek naar brandmonsters, in de zin dat de resultaten van bitumen ondezoek aan dergeLijke restanten, meerdere foute conctusie heeft opgeleverd voor wat betreft de aanwezigheid van -wat vroeger genoemd werd- brandversnetlers. De anti-dreun ptaten, bedoetd om getuid te dempen, zijn veelal voorzien van Lijm en kteefproducten om het schroeftoze bevestigen op de bodemptaat van de auto en het interieur tapijt te vereenvoudigen. Dergetijk tijm of kteefproducten verstoren de analyse en interpretatie van de chemische analyse der brandresten, nu zij chemisch verwant zijn aan gekende ticht ontvtambare vtoeistoffen36. Enige van toepassing zijnde forensische normen bij brandoorzaak onderzoek zijn3l: "Opinions "lt shoutd be noted that many ptastic materiats retease hydrocarbon fumes when they pyrotize or burn." "ln conjunction with the collection of burned fire debris samples, the investigator should collect comparison samples of the same material or substrate that showed the point(s) of origin or pour patterns that were produced by suspected volatile accelerants. ldeatty, these comparison samptes shoutd be taken, away from the burned areas where the presence of acceterant woutd not be expected to be present. The analysis of comparison samptes attows the forensic laboratory to evaluate possibte contributions of the material or substrate components with respect to votatite hydrocarbons or pyrotysis products that may interfere with the interpretation of the results and possibly produce a fatse positive resutt, much as wood, carpet, linoteum or other 36 Vergelijk ook de cursus (voor juristen): Basiscursus Brand en brandversnetters Forensische expertise voor OM en ZM Beschrijving Forensisch brandonderzoek richt zich op het achterhalen van de oorzaak van een brand. Het technisch brandonderzoek omvat het interpreteren van het totate brandbeetd, om vast te stel.ten waar de brand is ontstaan' Het chemisch brandonderzoek speett een betangrijke rol in de bewijsvoering voor brandstichting. (""). Brandonderzoek kan erg comptex zijn. De interpretatie van zowel brandbeeÉen als van chemisàhe onderzoeksresultaten vereist bijzondere expertise. De basiscursus 'Brand en brandversnellers'is bedoel.d om juristen inzicht te geven in de uitvoering van een brandonderzoek. (rrrr) 37 NFPA 921 36
  • 37. buitding materiats can att produce volatite hydrocarbons when they are burned. Comparison samptes hetp the analyst to understand the chemicat composition of substrate materials at a fire scene and hetp to determine which votatile hydrocarbons are naturat to the substrate and which are foreign and considered to be volatile accelerants. There are substrate materiats which produce residues upon burning that are simitar to common accelerants which have been recognized by forensic laboratories. Asphatt-containing materiats can produce votatite hydrocarbons simitar to fuel oiI residue. Some printed materiats such as newspaper may contain trace quantities of petroleum distittates used as ink solvents or cteaning agents. Synthetic carpet materials, on burning, ffiày produce volatile hydrocarbons that may simulate components of gasoline. Tile and linoteum ftoor adhesives may contain traces of volatile organic solvents. "lt should be noted that many plastic materials release hydrocarbon fumes when they pyrolize or burn. These fumes may have an odour similar to that of petroleum products and can be detected by combustible gas indicators when no ignitable liquid accelerant has been used.(..) lt should be noted that pyrolysis products, including hydrocarbons, can be detected in gas chromatographic analysis of fire debris in the absence of the use of accelerants.(..) , Uit de dreunplaten onder de bodembekledinq van de voetenruimte van de biiriider is vervoleens een brandmonster qetrokken en veiliqqesteld en eemerkt als Brandmonster 1. Opnieuw ís bii het trekken en veiliqstellen van dit brandmonster de voor rapporteur Wansínk herkenbare qeur van motorbenzine waarqenomen. Het waarnemen van motorbenzine met de neus, tijdens een brandonderzoek is stechts suggestief, atthans van geen bewijswaarde. Mensen detecteren een benzinetucht reeds bij 20 ppm (sommige mensen ruiken benzine bij 5 ppm. Zetfs voor wat betreft het aanstaan van "brandhonden" (speurhonden speciaal getraind om het vinden van stoffen die gekend zijn bij justitie en pol.itie als "brandversnellende middeten"), pteegt in de praktijk in ongeveer 1 op de 20 zaken een bruikbaar monster of spoor op te leveren. De neus van de mens, minder gevoetig dan dat van de brandhond en een Mini Rae, levert -net ats de brandhond en Mini Rae- noch zekerheid, noch ptaatsbepating op dat er inderdaad verdachte motorbenzine/stoffen aanwezig is/was. Opmerketijk is dat Wansink in een ander zaak motorbenzine rook, terwijI er slecht tolueen werd aangetroffen. . Met de gasdetector is vervolqens ook qezocht onder de verbrande restanten van interieur ter plaatse van de voetenruimten van de achter passaeiers. Hierbii ziin van de qasdetector in het qeheel qeen reacties verkreqen (0.0 ppm), ook niet in de aldaar en 37 Í
  • 38. onder de bodembekledinq aonweziqe dreunploten. Nu niet bekend is of deze ruimte ooit gebruikt werd, en daarmee gecontamineerd) is het niet aantreffen van sporen irrelevant. Zoats eerder werd beschreven is het wel aantreffen van dergetijke sporen ook nietszeggend. Het betreft hier bijvoorbeeld geen benzine in een kinderbedje, staande in een schone staapkamer, waarin de brand is begonnen. Zo'n omstandigheid levert een sprekend spoor op. , Opqemerkt wordt dat de zeer hoqe reacties van de qasdetector verkreqen werden in de voetenruímten onder het dashboard van de auto en dat aan de hand van het aanqetroffen en qerezen brandbeeld was vasteesteld dat de brand in oorspronq qevonden in de nabiiheid van het dashboard. Zie hierboven ats het gaat om de retatieve waarde van de opmerking : "hoge reacties". Opmerkelijk is dat het toevoegingsmiddel (door ldelenburg gebruikt om eurobenzine te simuteren ats superbenzine) met de merknaam Wynns op die plaats werd bewaard en van dat middet beweerdetijk niets is teruggevonden, echter een "hoge reacties van de gasdetector werd verkregen en in een chemische analyse onvindbaar bl.eek. . De Chevrolet ís voorzien van een op motorbenzine qestookte brandstofmotor. Onderzocht is of de zeer hoqe reacties. die waren verkreqen van de easdetector, konden ziin veroorzaakt door motorbenzine van de Chevrolet zelf die, ten tiide en/of als qevolq van de brand. op eníeerlei wiíze in de voornoemde voetenruimten terecht was qekomen, . Hierbii is vastqesteld dat de brandstoftank van de Chevrolet is vervaardiqd uit metaal en dat die tankzich onder de baqaqeruimte (kofferbak) aan de achterziide van de Chevrolet bevond. Doarbii is vastqesteld dat die tank, als eevole van de brand. niet lek was qeraakt: dat die tank eeen schade als qevolq van de brand vertoonde: dat die tank noq brandstof bevatte en dat de vutopeninq (tonkopenine) van die brandstoftank noq afqesloten was middels een bii die tank behorende en afsluitbare tankdop, qeheel aan de achterziide von de Chevrolet. . Hierbii is ookvasteesteld dat de brandstofleidinqen (de aanvoer- en retourleidinql, die beide buiten en onder de Chevrolet waren aanqebracht. tot aan het brandstoffilter in het motorcompartiment noq intact waren/ dat ook het brandstoffilter, in het 38 I
  • 39. motorcompartiment zelf , noq íntact was en dat ook de aanvoerleidinq tot aan het eas- reqelhuis in het motorcompartiment, noq intact was. . Tot slot is hierbii vasteesteld dat het qas reqelhuis deelswas aanqetost door vuur, waarbii ook doarop of daarin aonweziqe brandstofleidinqen waren aanqetast door vuur, echter dat brandstof , afkomstiq uit dat qasreqelhuis en/of daarop of daarin aanwezíqe leidinqen, ten tiide en/of als qevole von de brand, niet vanuit het motorcompartiment in het personencompartiment van de Chevrolet terecht kon ziin qekomen. De onderzoeker verzuimd hier de teeftijd van de automobiet -van ruim 33 jaar- te betrekken bij zijn onderzoek. Het motorcompartiment is -na verloop van 33 jaar- niet steriel en staat at ruim dertig jaar in open verbinding met de carburateurs en onder druk inspuiten van benzine in de 5,7 liter motor. Tijdens stationair topen, taat nog staan rijden, verspreidt zich continue vele partictes per mition benzine door het compartiment der motor. . Tussen het motorcompartiment en het personencompartiment bevond zich, zoals qebruikeliik, een in de carrosserie opqenomen scheidinqswand. ln die wand bevonden zich enkele doorvoeren voor bedradinq en kabels. Die geconstateerde dooryoeren maken etke verdere conclusie die verband houdt met de afscheiding onmogetijk vot te houden: ik wijs op bijlage X: blz 365 en 364 Kirk's Fire investigation 7" druk (afbeelding 9-3). "De auto's van deze tijd hebben vete ventitatie, verwarmings- en airconditioning leidingen van synthetisch materiaal die hun oorsprong hebben in het motor-compartiment en worden doorgevoerd door de scheidingswand I tussen motor en passagierscompartiment], zoats getoond in figuur 9-3. Deze leidingen zijn, op hun beurt verbonden met kunststof ventilator huizen.( .........) Vuur Ín deze behuizingen en leidingen kan ontstaan door een gebrek aan de [etektrische] ventitatormotors (vergetijk ook: F.J. Suefert, Àutomobite Engine Fires," Fire and Arson lnvestigator45, no 1 (June 19951:2323-26;1. Vuur en vtam kan vervotgens het passagierscompartiment [interieur] binnendringen door de grote openingen die ontstaan, omdat de kunststof afstuitingen deetnemen aan de brand, en dit vuur zal botsen op het ptastic dashboard(onderdeten) en zich gemakketijk kunnen verspreiden in het interieur Ipassagierscompartiment]. . Die doorvoeren bevonden zich. ten opzichte van het eas-reqelhuís dat zich daarbii onder een luchtfilterhuis bevond, op posities die het alles behalve aannemeliík maakten dat brandstof afkomstie uit het easreqelhuis via die doorvoeren in het personencompartiment en ín de voetenruimten van de bestuurder en biiriider terecht waren qekomen. De frase: 39 I
  • 40. "die het alles behalve aannemetijk maken dat brandstof" is -reeds door bijvoorbeetd het openen van de motorkap tijdens de brandbestrijding en het afwezig zijn van de gehete voorruit, het betoog oncontroteerbaar, onverifieerbaar en onwaarachtig. . Een en ander dient noq |os te worden qezíen van de aanzienliike hoeveelheid lícht ontvlambare (vloeilstof waarvan, eelet op de waarneminqen die (zintuiqliikl waren opeedaan tiidens het trekken en veiliqstellen van de brandmonsters. oqenschiinliik sprake moest ziin. Hier vervatt de onderzoeker in demagogie: Het gaat hier om kwalitatieve anatyses, bedoetd om te identificeren en niet om te kwantificeren. Geen verficatoire meting of onderzoeksverstaglegging van gezien. Onmogetijk anders te duiden ats beschutdigende demagogie. Bestist niet te beschouwen ats vaststetting van feiten volgens de normen die bij Forensisch onderzoek gebruiketijk zijn. . Die hoeveelheid kon nimmer alleen ziin veroorzaakt als qevolq van de kleine hoeveelheid brandstof die zich ten tiide van de brand nóq in de daarop of daarin oanweziqe leidinqen van het qasreqelhuis kon-hebben bevonden en die tiidens de brand zou kunnen ziin vriiqekomen. Miskend wordt dat de automobiel is gebouwd in 1981 en vanaf die tijd op Nedertands kenteken heeft rondgereden. Ten tijde van het rijden is, zonder enige twijfet, benzine aan de carburatie kunnen ontsnappen en terechtgekomen in het motorcompartiment. Deze hoeveelheden overtreffen, minstens tientatten keren (maar waarschijntijker honderden keren) de gemeten hoeveetheden door de onderzoeker. Als zodanig is deze etiminatie ongel.dig en doet zelfs de conclusie ongetdig zijn . De reacties die waren verkreqen van de qasdetector konden alleen ziin verkreqen van een licht ontvlambare (vloeilstof . zeer waarschiinliik motorbenzine, die op enie moment en op eniqerlei wiize opzetteliik in de Chevrolet was q,ebracht. Het dikgedrukte volgt niet uit het technisch onderzoek . Gelet op het feit dat die icht ontvlambare (vloei)stof . zeer waarschiinliik motorbenzine, zich alleen in de dreunplaten onder de bodembekledinq en onder de daorop qevallen verbrande restanten van het interieur bevond, moet deze reeds voorafqaande aan het ontstaan van de brand in de Chevrolet aanweziq ziin qeweest. b. Technisch onderzoeker Wansink en tactisch onderzoeker Kuijk maken gebruik van quasi wetenschappetijke taal en ambivatente definities. Zij schromen niet om vermeende onderzoeksresultaten zo uit te leggen dat het past binnen een (vooraf, zo tijkt het) 40 r
  • 41. ingenomen standpunt van brandstichting en in het raamwerk van verdachtmakingen aan het adres van de gedupeerde verzekerde; c. Technisch onderzoeker Wansink en tactisch onderzoeker Kuijk betrekken zaken bij hun rapportage waaryan -zonder nadere toetichting die geheel ontbreekt- niet ingezien kan worden dat deze zaken iets te maken hebben met de gedupeerde vezekerde, de schadegebeurtenis of met prudent forensisch onderzoek; Algemeen commentaar Het ontbreekt in het verslag van l-Tek aan een inzichtetijke, methodische, controteerbare tekst, fotorapportage, of serie van foto's, om haar standpunten m.b.t. het technische brandonderzoek ook aan betanghebbende derden te verduidetijken. Via technisch brandonderzoek worden de fysieke sporen van de brand vastgelegd en beoordeetd. Het is een van de tastigste forensische onderzoeken, omdat tijdens de brand materialen opbranden en daarmee delen van sporen veranderen of verdwijnen. [....] De onderzoeker zal het atgemene brandbeeld en specifieke brandsporen beoordeten. Daarbij anatyseert hij het brandvertoop en herteidt hij de brand naar zijn ontstaansplek en -punt. Daarna kan hij op die locatie via gericht onderzoek zoeken naar de mogetijke oorzaak van de brand.38 En vervotgens -onderbouwde en controteerbare- conclusies trekken uit deze anatyses met betrekking tot gebied van origine en oorzaak van de brand. Zie ook de bijtage D en E. blz. 199 e.v, Brandonderzoek, tevens bijgevoegd al.s bijlage @ bij dit rapport. De anatyse ontbreekt geheet. Het is zo omdat l-Tek zegt dat het zo moet zijn (ipsi dixit). Deze basis voor het trekken van conclusies acht ik te smal nu er geen btijk van wordt gegeven dat er methodisch onderzocht is en de bereikte stetlingen worden ondersteund door (transparant) bewijs. Op basis van de verktaring van de bestuurder ten tijde van de brand en de restanten van het motorvoertuig kan worden geconctudeerd dat de eerste zichtbare vlammen naar buiten traden van achter of onder het dashboard. Het is daardoor niet waarschijntijk dat de brand begonnen is in de kofferbakruimte of (achter)passagiersptaatsen. 38 NFPA 921:15.2.4.1.1 ln fire investigation, a series of photographs shoutd be taken to Portray the structure and contents that remain at the fire icene. The investigator generally takes a series of photographs, working from the outside toward the inside of a structure, as we[[ as from the unburned toward the most heavity burned areas. The conctuding photographs are usually of the area and point of origin, as wett as any elements oí the cause of the fire. 41 I
  • 42. Nu echter de bestuurder at eerder gewag maakte van een "brandtucht" (maar geen vtammen zag) kan op basis van dit gegeven (en de nadien geconstateerde stitle getuigen en mate van vernietiging) niet worden uitgesloten dat de brand (vuur en vlam) is begonnen in een gedeette dat aan het oog van de bestuurder was onttrokken, in casu achter het dashboard of in het motorcompartiment. De mate van verbranding teverde een onmogelijkheid op om dat nog vast te stelten. ln de ruimte achter het dashboard en in het motorcompartiment was etektriciteit aanwezig. Etektriciteit kan licht ontvtambare vloeistofmengsels doen ontbranden. Dergetijke vtoeistoffen zijn, atthans kunnen zeer goed in de auto achter het dashboard en in het motorcompartiment aanwezig zijn. Dat de brand is ontstaan door een technische oorzaak kan niet geheet worden uitgestoten. De National Fire Protection Association (Verenigde Staten) bepaatt voor atte serieuze (inter) nationate organisaties de 'state of the art' voor wat betreft de inspanningen waaraan degetijk en vakkundig brandonderzoek moet votdoen. Dit geldt ook hier te tande: zie bijvoorbeetd hieronder 1.7.3.2. Afwijking van de NFPA onderzoeksnormen is in beginsel mogetijk. ln zo'n geval moet een afwijking van de norm vermetd en verklaard worden. Dit is in casu niet gebeurd door l-Tek. De NFPA Standard voor het onderzoek naar brand en explosies is de: Guide for Fire and Exptosion lnvestigation. Uit de 2008 editie, de standaards zijn het resultaat van periodieke verbeteringen door o.m. voortschrijdend technische en ervaring van onafhanketijke experts, komen onderstaande onderzoeksnormen. Het hanteren van de 'scientific method' door de onderzoeker wordt hierin voorwaardetijk gesteld; het door observeren en logisch redeneren, inductief en deductief, tot objectief controleerbare hypothesen komen. Bij de anatyse van de door partijen ingebrachte gegevens op feiten (bewijsmateriaal) en het controteren van 'conclusies' op logische houdbaarheid, worden onderstaande normen met de 'wetenschappetijke methode' ats bestissende regels voor evatuatie van onderzoek gehanteerd. 1.6 De onderzoeksnormen volgens de NFPA Standard (Passages die extra van betang zijn als anatytisch gereedschap zijn 'vet' 42 Í
  • 43. weergegeven.) 1. Motive indicators should not be included or substituted as analytical elements of the fire scene for the purpose of determining or classifying the fire cause. Ïhe proper use of motive indicators in the fire investigation process is in identifying potential suspects onty after the fire origin and cause has been determined and the fire has been classified as incendiary. 2. In the absence of physical evidence of an incendiary fire, the investigator is strongly cautioned against using the discovery or presence of these other evidentiary factors in developing an hypothesis, forming opinions, or drawing conclusions concerning the cause of a fire.3e 3. The ideal goal of any particutar fire investigation is to come to a correct conctusion about the significant features of a particutar fire or exptosion incident. The significant features can be grouped under four headings, as fotlows: (a) The cause of the fire or explosion. This feature involves a consideration of the circumstances, conditions, or agencies that bring together a fuel, ignition source, and oxidizer (such as air or oxygen), resulting in a fire or a combustion exptosion. (b) The cause of damage to property resutting from the incident. This feature involves a consideration of those factors that were responsible for the spread of the fire and for the extent of the loss, including the adequacy of fire protection, the sufficiency of buitding construction, and the contribution of any products to flame spread and to smoke propagation. (c) The cause of bodity injury or loss of [ife. (d) The degree to which human fault contributed to any one or more of the causal issues described in (a), (b), and (c). lt encompasses acts and omissions that contribute to a [oss, such as incendiarism and negtigence. 4. The determination of the cause of a fire requires the identification of 3e NFPA 921 p.151 43 I
  • 44. those circumstances and factors that were necessary for the fire to have occurred. These circumstances and factors include, but are not limited to, the device or equipment involved in the ignition, the presence of a competent ignition source, the type and form of the material first ignited, and the circumstances or human actions that atlowed the factors to come together to allow the fire to occur. 5. Classification of the cause. The cause of a fire may be classified as accidental, natural, incendiary (arson), or undetermined. Use of the term suspicious is not an accurate description of a fire cause. Mere suspicion is not an acceptabte [eve[ of proof for making the determination of cause within the scope of this guide and shoutd be avoided. Such fires should be ctassified as undetermined. ó. Source and Form of Heat of lgnition. Once the area and possibly the point of origin is identified, the investigator should identify the heat producing device, substance, or circumstance that could have caused the ignition. Heat-producing devices can include fixed and portable heaters, gas-fired or electric appliances, furnaces, water heaters, wood stoves, lamps, internal combustion engines, clothes dryers, and incendiary devices. 7. The investigator should also look for devices that may have malfunctioned. Potential causes should be ruled out only if there is definite evidence that they could not have caused the fire. 8. Opinions. Ul.timatety, the decision as to the level of confidence in data cottected in the investigation or any hypothesis drawn from an anatysis of the data rests with the investigator. The final opinion is onty as good as the quatity of the data used in reaching that opinion. lf the confidence tevel is onty "possibte" or "suspected", 44 T
  • 45. the cause shoutd be listed as undetermined.a0 9. lf the presence of ignitable liquids is suspected, supporting evidence such as the use of a combustible gas indicator, chemical analysis of debris for residues, or the Presence of liquid containers should be sought. lt should be noted that many plastic materials release hydrocarbon fumes when they pyrolize or burn. These fumes may have an odour simitar to that of petroteum products and can be detected by combustibte gas indicators when no ignitabte tiquid acceterant has been used. A "positive" reading shoutd prompt further investigations and the cotlection of samptes for more detaited chemicat analysis. It shoutd be noted that pyrotysis products, inctuding hydrocarbons, can be detected in gas-chromatographic anatysis of fire debris, in the absence of the use of acceterants. 1.6.1 "Kort Nederlands" Het Nedertandstalige boekwerkal "Brandonderzoek, Methodisch onderzoeken van brandoorzaak en brandverloop," verwijst naar de Standaard: NFPA 921 'Guide for Fire and Exptosions lnvestigations. Verwijzing naar de versie 2008 worden aangeduid met NFPA 921. Hoewel in deze rapportage de NFPA 921 wordt gehanteerd ats "meettat", wordt voor transparantie en gemak aanstuiting gezocht met Brandonderzoek voor wat betreft de verwijzingen. Gelet op de omvang van de brand en de daardoor resutterende schade is de hypothese dat de brand laag begonnen is, op de vtoer van de rechter voorstoel (hetgeen een indicatie kan zijn dat er sprake kan zijn van opzettetijk bijbrengen van vuur) stechts te bewijzen door het hanteren van de hiervoor aangehaatde wetenschappetijke methode. l-Tek laat dat na, noch stett een ptausibete wijze van het bijbrengen van vuur vast die duidt op opzet. Vooral ook omdat l-Tek (zie hieronder) kennetijk niet kan duiden waar de brand (ats point of origin) is ontstaan. l-Tek stelt (immers) dat de brand op twee (2) verschittende plaatsen is ontstaan: onder het dashboard in het midden of rechter voorstoet. 40 NFPA 971 p.171-123 a1 Zie het, door SDU uitgegeven: "Brandonderzoek, Methodisch onderzoeken van brandoorzaak en brandvertoop" (november 2008) dit standaardwerk is het eerste Nederlandstatige boek, sedert de in 1988 uitgegeven ';uit de Brand" van drs L. Bijt. ln het woord vooraf van "Brandonderzoek" staat het volgende: ln dit boek staan richttijnen en aanbevetingen om branden veil,ig en systematisch te onderzoeken en er uniform over te rapporteren. De beschreven ondezoeksmethode is afgeteid uit de Amerikaanse standaard NFPA 921 'Guide for Fire and Exptosions lnvestigations 45 Í