8. 38 Toen Elisa naar Gilgal terugkeerde was er honger in het land. 8
9. 38 Terwijl de profeten vóór hem gezeten waren, zeide hij tot zijn knecht … Gehazi? 9
10. 38 … Zet de grootste pot op en kook moes voor de profeten. 10
11. 39 Daarop ging er een naar het veld om groenten te plukken… 11
12. 39 … en hij vond een wilde slingerplant … lett. wijnstok van het veld 12
13. 39 … en plukte daarvan wilde kolokwinten , zijn kleed vol… Kolokwint Wijnstok 13
14. 39 … en plukte daarvan wilde kolokwinten , zijn kleed vol… (vrucht-)vlees is zeer bitter 14
15. 39 … Toen hij teruggekomen was, sneed hij die in stukjes in de moespot; want zij kenden ze niet . 15
16. 40 Vervolgens schepte men voor de mannen op om te eten. Maar zodra zij van het moes hadden gegeten, schreeuwden zij het uit: De dood is in de pot, man Gods! En zij konden het niet eten. 16
17. 41 Doch hij zeide: Haal dan meel … = gemalen tarwekorrel 17
18. 41 Doch hij zeide: Haal dan meel … 24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft , blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort . Johannes 12 18
19. 41 … En hij wierp het in de pot en zeide: Schep op voor het volk, opdat zij eten. Toen was er niets kwaads meer in de pot. = de dood is overwonnen! 19
20.
21. 63 De Geest is het, die levend maakt, het vlees (>kolokwint!) doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb (>het meel) , zijn geest en zijn leven. Johannes 6 kolokwinten 21
22. 3 Want onbekend met Gods gerechtigheid en TRACHTENDE hun eigen gerechtigheid te doen gelden, hebben zij zich aan de gerechtigheid Gods niet onderworpen. Romeinen 10 kolokwinten 22
23. … PROBEER sterk te zijn … PROBEER heilig te leven … PROBEER rust te verkrijgen … PROBEER gezegend te worden … enz. kolokwinten werken vlees 23
24. … GIJ ZULT kracht ontvangen … GIJ ZULT heilig zijn … GIJ ZULT rust vinden … we ZIJN gezegend … enz. meel geloof = LEVEN UIT DE DOOD 24
25. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Uit een blinkend stromen,daald' een engel af, heeft de steen genomen van 't verwonnen graf. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft, die mij heeft genezen, die mij vrede geeft . In Zijn Godd'lijk Wezen is mijn glorie groot , niets heb ik te vrezen in leven en dood . U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. 25