1. Your
BVBA Power
Partner
INDUSTRIEWEG 15 B-2390 MALLE ℡ +32(0)3/309.24.24 www.Emrol.com KBC 412-4010001-02
BTW BE 0421.711.656 +32(0)3/311.79.50 Info@Emrol.com RPR Antwerpen
Richtlijnen voor laadruimten
De arbeidsinspectie heeft, met betrekking tot de inrichting van ruimten, bestemd voor het
laden van o.a. tractiebatterijen, richtlijnen opgesteld in documentatieblad nr. 26 van 12 maart
1968, U.D.C. 621.355.
Onderstaand zijn deze richtlijnen vermeld en waar nodig van toelichting voorzien.
1. Tractiebatterijen van minder dan 10.000 VAh moeten worden geladen op een plaats
waar voldoende natuurlijke ventilatie aanwezig is en geen open vuur.
De minimum eisen aan een werklokaal geven in de meeste gevallen voldoende
waarborgen voor een natuurlijke ventilatie. Het verdient aanbeveling op die plaats een
waarschuwingsbord tegen roken en het gebruik van open vuur aan te brengen.
Toelichting
De aanduiding VAh is het product van de batterijspanning en de batterijcapaciteit. Zo
zal een batterij van 24 Volt met een capaciteit van 200 Ah een energie hebben van 24 x
200 = 4800 VAh.
Uit onderstaande tabel is af te lezen welke batterijen er maximaal in een ruimte
geladen mogen worden zonder speciale voorzieningen.
Maximum
Nominale spanning capaciteit in Ah bij
5 urige ontlading
12 Volt 831 Ah
16 Volt 625 Ah
24 Volt 417 ah
30 Volt 333 Ah
36 Volt 277 Ah
48 Volt 209 Ah
72 Volt 139 Ah
80 Volt 125 Ah
2. Tractiebatterijen van 10000 VAh en meer moeten worden geladen in speciaal daarvoor
ingerichte ruimten.
2.1 De ruimte moet voldoende zijn geventileerd op de buitenlucht. De ventilatie
is voldoende, indien het waterstofgehalte in de ruimte niet hoger kan worden
dan 0.8 volume procent (laagste explosiegrens is 4%). Hieraan is voldaan
indien per uur een aantal m³ lucht de ruimte doorstroomt gelijk aan 0,055
het product van het aantal cellen, dat tegelijkertijd kan koken, en de
laadstroomsterkte in ampères.
10/03/2005 G:INFOEMROLServiceDienstAlgemene inforichtlijnen voor laadruimten.doc
2. Your
BVBA Power
Partner
Toelichting
De formule Q = 0,055 x N x A moet als volgt toegepast worden.
Indien voor de lading van de batterijen laders gebruikt worden met een
afnemende laadkarakteristiek (d.w.z., bij toeneming van de lading neemt de
laadstroom af), dan heeft meestal de eindlaadstroom waarbij de meeste
gasontwikkeling optreedt een waarde die ongeveer gelijk aan 30% van de
beginlaadstroom.
Voor een lader van 100 ampère nominaal bedraagt de eindlaadstroom dus
bij benadering 30 ampère bij 2,6 Volt per cel.
Zo zal een lader, type 48V/100 MDA TR, bij het einde van de lading een
dusdanige gastontwikkeling geven, dat de inhoud van de ruimte minstens
bedraagt:
0,055 x 24 x 30 = 39,6 m³
2.2 Indien (om aan het onder 2.1 gestelde te voldoen) een meer dan eenmalige
luchtverversing van de ruimte per uur nodig is, moet tevens kunstmatige
ventilatie worden toegepast. Deze moet zo zijn aangebracht, dat zij de
natuurlijke ventilatie versterkt.
De luchtafvoer zal dus zo hoog mogelijk en de luchtaanvoer laag mogelijk
worden aangebracht.
De af te voeren gassen moeten bij voorkeur de ventilatiemotor niet kunnen
bereiken.
Toelichting
Wordt voor de lading van de batterij een lader gebruikt als vermeld onder
2.1 en is de inhoud van de ruimte meer dan 49,5 m³ dan behoeft men geen
speciale maatregelen te treffen. Is de inhoud van de ruimte kleiner, dan
moet een ventilator gemonteerd worden, die een aantal malen per uur de
inhoud van de ruimte ververst.
2.3 Open verbindingen met aangrenzende ruimten, waarin open vuur aanwezig
kan zijn, moeten vermeden worden.
2.4 De vloer moet bij voorkeur zijn samengesteld uit gemakkelijk te reinigen
materiaal, bestand tegen het toe te passen elektrolyt.
3. Onderdelen van elektrische installaties in de onder punt 2 genoemde ruimten mogen
geen voortdurend vonkende delen bevatten en moeten overigens van een zodanige
constructie zijn, dat ze onder voorhanden omstandigheden geen aanleiding tot
ontploffing kunnen geven.
3.1 Armaturen en de daarbijhorende schakelaars moeten van dichte constructie
zijn en niet zijn aangebracht op plaatsen waar zich een ontplofbaar mengsel
van waterstof en lucht kan verzamelen (d.w.z., niet aanbrengen boven de
bovenste ventilatieopening).
3.2 Smeltveiligheden en maximumschakelaars mogen niet in de laadruimten zijn
aangebracht. Laders bij voorkeur ook niet.
10/03/2005 G:INFOEMROLServiceDienstAlgemene inforichtlijnen voor laadruimten.doc
3. Your
BVBA Power
Partner
Toelichting
Hoewel de voorkeur uitgaat naar opstelling van de laders in afzonderlijke
ruimten, is dat veelal moeilijk te realiseren. De door Emrol geleverde laders
zijn zo uitgevoerd, dat bij een ventilatie overeenkomstig punt 2.1 en punt
2.2 er geen risico’s genomen mogen worden indien de lader in de
acculaadruimte geplaatst wordt geplaatst.
3.3 Voor de vaste elektrische installatie, ten behoeve van de verlichting, de
ventilatie, laders en dergelijke, dient gebruik te worden gemaakt van daartoe
geschikte kabelsoorten, zoals vinylmantelkabel met rubber- of vinylisatie
(RMvK of VMvK) of daarmee onder de voorhanden omstandigheden gelijk te
stellen leidingen.
3.4 Voor zover noodzakelijk mogen ongeïsoleerde leidingen alleen zijn gebruikt
als:
A. Vaste aansluitrelais voor het laadcircuit
B. Aardleidingen
4. Met betrekking tot werkzaamheden in een veilig bedrijf, geldt het volgende:
4.1 Het aan- en afkoppelen van de aansluitdraden van batterijen mag slechts
geschieden als de stroom is uitgeschakeld.
Toelichting
Met door Emrol geleverde laders wordt aan deze eis voldaan:
A. Aankoppelen: eerst de batterij met de lader verbinden, daarna de lader
inschakelen
B. Afkoppelen: dit vindt meestal plaats na het beëindigen van het
laadproces. De lader is dan automatisch uitgeschakeld.
Alleen wanneer de normale lading wordt onderbroken, dient men eerst de
lader uit te schakelen en daarna pas de batterij af te koppelen.
4.2 In de ruimten onder punt 2 genoemd, mogen zich geen onderdelen van
installaties of andere voorwerpen bevinden dan die, welke voor het gebruik,
de bediening en het onderhoud nodig zijn.
4.3 Reparaties aan tractiebatterijen mogen niet in de onder punt 2 genoemde
ruimten plaatsvinden.
4.4 Onbevoegden moet de toegang tot de ruimte, genoemd onder punt 2, zijn
ontzegd. Dit verbod moet bij de toegangen duidelijk zijn aangegeven.
4.5 In de ruimte, genoemd onder punt 2, moet een verbod tegen het gebruik
van open vuur en een rookverbod van kracht zijn. Deze verbodsbepalingen
moeten aan de buitenzijde der toegangen en in de ruimte zelf duidelijk zijn
aangegeven.
Emrol is gaarne bereid u nader te adviseren bij het inrichten van laadruimten voor
tractiebatterijen.
10/03/2005 G:INFOEMROLServiceDienstAlgemene inforichtlijnen voor laadruimten.doc