In de schilderijen van Rembrandt over het kerstverhaal over de geboorte van Jezus vinden we een enorme diepgang. Veel grote kunstenaars weten het kerstverhaal boeiend en beeldend vast te leggen; het in hun eigen tijd te plaatsen. Maar Rembrandt geeft blijk van een diep begrip van het mystieke geheim, het grote wonder van het innerlijke kerstfeest dat in de natuurlijke mens kan plaatsvinden. Hij gelooft erin. Met hart en ziel. Hij besefte dat het Kind in de kribbe geen romantiek behelsde, maar een felle aanklacht tentoonspreidde tegen onze toestand van zijn waarin er geen levende verbinding meer is met het goddelijke. Een hoogontwikkelde individualiteit incarneerde om op volwassen leeftijd zich te kunnen verbinden met de Christus. Door dat leven kon de christuskracht zich verbinden met de aarde en de mensheid. Als we Maria op een van Rembrandts prenten zien zitten met het Kind Jezus op haar schoot, ontdekt de nauwkeurige toeschouwer de slang onder haar voeten. De belofte van het paradijs wordt vervuld: de kop van de slang wordt –is eigenlijk al– vermorzeld. Bethlehem is voor Rembrandt heilsgeschiedenis. We zien het opnieuw bij de prent van de oprichting van het kruis. Rembrandt portretteert zichzelf daar als een van de soldaten die meehelpen het kruis, dat Jezus de dood aandoet, omhoog te torsen. Wie zich zo afbeeldt, moet zich toch schuldig weten aan de kruisiging van Christus? Dit is de traditie waarin Rembrandt zijn hele leven geworteld was; verzoening door het etherische bloed van de Christus.