2. Tijd & ruimte
• Formuleachtige inleiding: “Er was eens, in een land hier ver vandaan…”
• Tijd en ruimte onbepaald
bepaalde tijd en ruimte belemmert de fantasie
3. Personages
• Magische wezens: kabouters, heksen, tovenaars, feeën, draken, trollen,
prinsessen, sprekende planten, sprekende dieren, …
• De personages zijn vlak
• Het uiterlijk verwijst naar het innerlijk
bv.: een heks is lelijk en slecht, een prinses is mooi en lief
4. Symboliek
• Drieslag: 3 keer een herhaling van iets tot de climax
bv.: drie beproevingen
• Personages:
Schoenlappers, molenaars, wezen, … staan symbool voor de gewone mens
Koningen, prinsen, prinsessen, … vertegenwoordigen wat de mens wil zijn
5. Taalgebruik
• Eenvoudige zinsbouw
Toegankelijk voor kinderen
• Eenvoudige structuur
• Herhalen van sleutelzinnen & oude woorden benadrukt de magie
bv.: "... en weer sprak de toverkol de magische woorden..."
6. Levensles
• Formuleachtig slot: “En ze leefden nog lang en gelukkig.”
• Happy end: het goede wint van het kwade
• Moraal:
Elke mens kan slagen in het leven als hij geluk, wijsheid of goedheid heeft.