Vanaf 2600 v. Chr. inwoners van Griekenland Egeeërs. Vanaf 3000 v. Chr. Kreta minoïsche cultuur.  Bekend om keramiek en fresco’s. Minoïsche architectuur is bekend door paleizenbouw. 1400 v. Chr. Kreta veroverd door Myceners, Doriërs verdreven. Vanaf 1200 v. Chr. verschillende volkstammen in Griekenland (Hellas) werden Hellenen genoemd. 900-700 v. Chr. oude vazen. mens- en dierfiguren. geometrische motieven. (hoeken, cirkels en zigzagmotieven) Vanaf 700 v. Chr. de Dorische stijl. Massief Kapiteel heeft vorm van kussen. Geen voetstuk. Vanaf 570 v. Chr. Ionische Stijl. Sierlijker indruk Kapiteel bestaat uit twee  gekulde vormen. Ranker Staan op voetstuk. 6 e  eeuw v. Chr. Archaïsche periode.  Beelden frontaal weergeven Statisch.  Mannen, vrouwen, Griekse mythologie en sagen uitgebeeld. Starende ogen en bevroren glimlach. 500-350 v. Chr. Klassieke periode.  Contrapost. perfecte vormen en ideale verhoudingen. 400 v. Chr. Korintische stijl.  Kapiteel bestaat uit bladvormen. Architraaf bestaat uit drie lagen boven elkaar. 400 v. Chr. Athene cultureel en maatschappelijk gebied machtigste stadstaat. Griekse kunst bereikt hoogtepunt. 5 e  eeuw v. Chr. Andere schildertechniek op vazen gebruikt.  Mens- en dierfiguren afgebeeld met rode kleuren. Achtergrond zwart. gebruik gemaakt van roodbakkende klei. Geschilderd met dun penseeltje. Voor 350 v. Chr.  Beelden beschilderd. Ogen,lippen en nagels met glas ingelegd. Geeft het beeld levendigheid. 300-50 v. Chr. Hoogte punt expansiedrift. 350-50 v. Chr. Hellenistische periode, laatste fase van ontwikkeling Griekse beeldhouwkunst.  Mensfiguren realistischer en verfijnder. Houding mensfiguren ingewikkeld, beweeglijk. Vormgeving Griekse tempels. Podium, bereikbaar door enkele treden Zuilen die worden bekroond met kapitelen. Tussen ruimte zuilen wordt overbrugd door liggende balken. overdekt door hellend zadeldak. voor- en achterzijde van zadeldak  bedekt door timpaan.

Grieken

  • 1.
    Vanaf 2600 v.Chr. inwoners van Griekenland Egeeërs. Vanaf 3000 v. Chr. Kreta minoïsche cultuur. Bekend om keramiek en fresco’s. Minoïsche architectuur is bekend door paleizenbouw. 1400 v. Chr. Kreta veroverd door Myceners, Doriërs verdreven. Vanaf 1200 v. Chr. verschillende volkstammen in Griekenland (Hellas) werden Hellenen genoemd. 900-700 v. Chr. oude vazen. mens- en dierfiguren. geometrische motieven. (hoeken, cirkels en zigzagmotieven) Vanaf 700 v. Chr. de Dorische stijl. Massief Kapiteel heeft vorm van kussen. Geen voetstuk. Vanaf 570 v. Chr. Ionische Stijl. Sierlijker indruk Kapiteel bestaat uit twee gekulde vormen. Ranker Staan op voetstuk. 6 e eeuw v. Chr. Archaïsche periode. Beelden frontaal weergeven Statisch. Mannen, vrouwen, Griekse mythologie en sagen uitgebeeld. Starende ogen en bevroren glimlach. 500-350 v. Chr. Klassieke periode. Contrapost. perfecte vormen en ideale verhoudingen. 400 v. Chr. Korintische stijl. Kapiteel bestaat uit bladvormen. Architraaf bestaat uit drie lagen boven elkaar. 400 v. Chr. Athene cultureel en maatschappelijk gebied machtigste stadstaat. Griekse kunst bereikt hoogtepunt. 5 e eeuw v. Chr. Andere schildertechniek op vazen gebruikt. Mens- en dierfiguren afgebeeld met rode kleuren. Achtergrond zwart. gebruik gemaakt van roodbakkende klei. Geschilderd met dun penseeltje. Voor 350 v. Chr. Beelden beschilderd. Ogen,lippen en nagels met glas ingelegd. Geeft het beeld levendigheid. 300-50 v. Chr. Hoogte punt expansiedrift. 350-50 v. Chr. Hellenistische periode, laatste fase van ontwikkeling Griekse beeldhouwkunst. Mensfiguren realistischer en verfijnder. Houding mensfiguren ingewikkeld, beweeglijk. Vormgeving Griekse tempels. Podium, bereikbaar door enkele treden Zuilen die worden bekroond met kapitelen. Tussen ruimte zuilen wordt overbrugd door liggende balken. overdekt door hellend zadeldak. voor- en achterzijde van zadeldak bedekt door timpaan.