The University of Groningen Language Centre has developed online language courses for Dutch. They started with a free 3-week MOOC and now offer paid 8-week courses in 6 levels from beginner to advanced. The courses are held 3 times per year with around 18 courses completed so far and over 300 students. The courses use a textbook plus the university's online learning platform for activities like videos, exercises and communication tools. Future plans include expanding the course offerings to other languages and developing intercultural competence courses online based on the European Language Portfolio framework.
The University of Groningen Language Centre has developed online language courses for Dutch. They started with a free 3-week MOOC and now offer paid 8-week courses in 6 levels from beginner to advanced. The courses are held 3 times per year with around 18 courses completed so far and over 300 students. The courses use a textbook plus the university's online learning platform for activities like videos, exercises and communication tools. Future plans include expanding the course offerings to other languages and developing intercultural competence courses online based on the European Language Portfolio framework.
2. Discussie
Heb je al eens een aardbeving meegemaakt?
Zijn er vaak overstromingen in jouw land?
Ga jij wonen aan de voet van een vulkaan?
Komen er orkanen voor in jouw land?
Wat is de dodelijkste natuurramp?
3. Woordvolgorde
Anton heeft vandaag een nieuwe gsm gekocht.
Anton heeft zijn nieuwe gsm meteen betaald.
Hij wast zich vanavond.
Vera geeft Xavier het geld.
Vera geeft het geld aan Xavier.
GEBRUIK en POSITIE
Hoofdzin: subject – werkwoord 1 – rest – werkwoord 2
Onbepaald DO rechts, bepaald DO links in rest
Reflexief pronomen achter werkwoord 1
IO zonder prepositie < DO, IO met prepositie > DO
4. Woordvolgorde
Vera geeft ze (aan) hem.
Anton zegt het (aan) haar.
Xavier heeft hem (aan) ons gevraagd.
Anton zal ons vandaag iets vertellen.
Anton zegt dat hij ons vandaag iets zal vertellen.
GEBRUIK en POSITIE
Hem, het en ze als DO < IO
Bijzin: conjunctie – subject – rest – werkwoord(en)
5. Woordvolgorde
We fietsen.
We fietsen vandaag.
We fietsen vandaag snel.
We fietsen vandaag snel in Leuven.
We fietsen er vandaag snel.
GEBRUIK en POSITIE
Tijd < manier < plaats
Er, daar en hier altijd eerst
Tijd (algemeen) < tijd (specifiek)
Contextspecifiek met nadruk op eerste positie
6. Weet je het nog?
Definitie
Nieuw woord
1. dalen, minder worden
afnemen
2. onzuiver maken
vervuilen
3. zorgen dat je voertuig trager gaat rijden
remmen
4. zien, waarnemen
opmerken
5. het tempo, de mate waarop iets vlug gaat
de snelheid
6. een rij auto’s achter elkaar die traag rijden
de file
7. de beweeglijkheid
de mobiliteit
7. Weet je het nog?
Definitie
Nieuw woord
8. tegenwoordig
vandaag de dag
9. de ruimte tussen twee dingen of plaatsen
de afstand
10. een weg die voor snelverkeer bestemd is
de autosnelweg
11. materie die je gebruikt om een motor te doen werken
de brandstof
12. de keer dat je geweld gebruikt of zou willen gebruiken
de agressie
13. stijgen, sterker worden, vermeerderen
toenemen
14. een brandstof voor auto’s, zware toestellen enz.
de benzine
8. Weet je het nog?
Definitie
Nieuw woord
15. mogelijk, misschien wel
wellicht
16. fenomeen dat leidt tot opwarming van onze planeet
het broeikaseffect
17. plots gebeuren
verrassen
18. licht dat telkens aan en uit gaat
het knipperlicht
19. antoniem van stilte
het lawaai
20. dichterbij komen
naderen
21. blij maken met iets onverwachts en meestal iets prettigs
verrassen
9. Weet je het nog?
Definitie
Nieuw woord
22. iemand hinderen in zijn activiteit
iemand in de weg lopen
23. antoniem van afnemen
toenemen
10. Heb je al eens een tornado gezien?
Ziet er toch maar gevaarlijk uit…