2. De Sonate.
• Sonate = letterlijk:
Speelstuk. Een
compositie voor
één tot drie
instrumenten, die
bestaat uit drie of
vier delen en wordt
gerekend tot de
kamermuziek.
• Meestal voor één
solo-instrument en
Basso - continuo.
3. Basso continuo.
• Ook wel: becijferde • Bas: een cello, een
bas. (viola da) gamba,
• De combinatie van een fagot.
akkoordinstrument en • Akkoordinstrument:
basinstrument heet klavecimbel, luit,
continuo. orgel. Ook: theorbe,
• Te vergelijken met een bas-luit.
onze slaggitaar en • Triosonate: Sonate
basgitaar in de voor twee solo-
popmuziek. instrumenten en
basso continuo
(b.c.); dus vier
spelers!
4. Basso continuo 2
De bas is gecomponeerd, de cijfertjes staan
voor akkoorden vergelijkbaar met onze
akkoordsymbolen.
5. Improviseren
Het was de bedoeling dat de toetsenist/luitist op
de akkoorden improviseerde.
Ook de solist voegt naar eigen smaak noten toe
(= versieren).
Inégalité: het bewust ongelijk uitvoeren van twee
gelijk genoteerde noten. (m.n. achtsten).
6. Improviseren
Het was de bedoeling dat de toetsenist/luitist op
de akkoorden improviseerde.
Ook de solist voegt naar eigen smaak noten toe
(= versieren).
Inégalité: het bewust ongelijk uitvoeren van twee
gelijk genoteerde noten. (m.n. achtsten).